Tweeminutendebat Hybride dreigingen maatschappelijke weerbaarheid (CD 9/4) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D29152, datum: 2025-06-19, bijgewerkt: 2025-06-20 09:19, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-06-19 12:20: Tweeminutendebat Hybride dreigingen maatschappelijke weerbaarheid (CD 9/4) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Hybride dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid
Voorzitter: Postma
Hybride dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid
Aan de orde is het tweeminutendebat Hybride dreigingen en
maatschappelijke weerbaarheid (CD d.d. 09/04).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat Hybride
dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid. Ik heet welkom de minister
van Defensie, de heer Brekelmans, de minister van Justitie, de heer Van
Weel, en de staatssecretaris van Defensie, de heer Tuinman.
We hebben vandaag een drukke agenda, dus ik wil voorstellen dat we
straks aan de slag gaan en dat de moties worden ingediend, maar dat bij
de appreciatie van de moties alleen de indiener de gelegenheid krijgt
één vraag te stellen over de toelichting van de motie, als dat nodig
is.
De heer Ellian heeft gevraagd of hij als eerste mag. Ik kijk even of de
rest van de leden daarmee akkoord is. Ik zie dat ze daar akkoord mee
zijn. Ik wil u graag naar voren halen. De heer Ellian zal namens de VVD
zijn inbreng leveren. Gaat uw gang.
De heer Ellian (VVD):
Dank, voorzitter. Dank aan de collega's. Het is voor ons allemaal rennen
en vliegen. Ik houd het kort. Ik heb één motie. Ik dank de
bewindspersonen voor het prettige debat dat we met elkaar hebben gehad
over een superbelangrijk onderwerp. Het is prettig dat we met deze
combinatie van bewindspersonen kunnen debatteren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het AIV-advies de complexiteit van hybride dreigingen
en de urgentie van een proactieve en samenhangende strategie om de
nationale weerbaarheid te verhogen, benadrukt;
constaterende dat Nederland zich vanwege hybride dreigingen in een grijs
gebied tussen oorlog en vrede bevindt;
verzoekt de regering om dronedetectie en antidronemaatregelen met
urgentie op te pakken en daarbij onder meer te kijken naar de
mogelijkheid om detectie bij zendmasten toe te passen, om maximaal de
ruimte benutten om te interveniëren bij verdachte acties van of namens
de Russische Federatie op de Noordzee en om offensieve cyberacties
mogelijk te maken indien Nederland door een cyberactie wordt
aangevallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ellian.
Zij krijgt nr. 298 (30821).
De heer Ellian (VVD):
Dank u wel. Nogmaals dank aan de bewindspersonen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan wil ik de heer Van Houwelingen uitnodigen om naar
voren te komen. Hij zal een inbreng leveren namens Forum voor
Democratie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. De debatten over de NAVO-weerbaarheidsdoelen
verlopen altijd heel moeizaam. Ik had vorige week een debat met de
minister van Defensie. Ik had zeventien vragen gesteld en kreeg na heel
veel trekken eindelijk antwoord op vijf vragen. Bij de schriftelijke
beantwoording gaat dat niet beter. Ik heb maar liefst vier maanden
moeten wachten op de beantwoording van mijn vragen hierover. Dat komt
dus — dat zien we ook terug in de beantwoording — doordat de minister
van Defensie, die verantwoordelijk is voor het merendeel van de
beantwoording, weigert om mee te tekenen. Daardoor heb ik daar enkele
maanden extra op moeten wachten. Ik heb dus één vraag voor de minister
van Defensie: waarom weigert de minister van Defensie mee te tekenen bij
antwoorden op vragen die nota bene aan hem gesteld zijn en grotendeels
door hem zijn beantwoord?
Voorzitter. Ik heb ook een vraag voor de minister van Justitie. We weten
inmiddels dat de NAVO-weerbaarheidsdoelen geheim zijn. Mijn vraag aan de
minister van Justitie is: klopt het dat ze ook geheim zijn geweest — ik
denk dat dat niet anders kan — voor de onderhandelaars die het
hoofdlijnenakkoord hebben vastgesteld? Als dat zo is, als dat achteraf
moet worden bijgesteld, dan maakt dat het heel moeilijk om in de
toekomst een regeerakkoord uit te onderhandelen. Dat geldt niet alleen
op het terrein van Defensie, maar dit kan op alle beleidsterreinen
voorkomen, bijvoorbeeld bij pandemische paraatheid. Dat is wat er is
gebeurd. Hoe kunnen we in de toekomst nog een regeerakkoord
uitonderhandelen tussen coalitiepartners als dat achteraf, onder druk
van de NAVO, onder druk van geheime verplichtingen, op allerlei
terreinen moet worden bijgesteld? Dat betreft dus niet alleen Defensie;
dat benadruk ik even. Dat zijn mijn twee vragen.
Tot slot heb ik één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat, zoals de regering heeft toegegeven in antwoord op
Kamervragen:
de NAVO-doelstellingen, de zogenaamde "NATO Resilience Objectives", voor deze regering "politiek bindend" zijn;
deze doelstellingen geheim zijn, ook voor de Tweede Kamer;
de Tweede Kamer daar nooit mee heeft ingestemd;
deze doelstellingen niet alleen op Defensie maar op allerlei beleidsterreinen van toepassing zijn;
overwegende dat in een democratie het parlement, en daarmee de
bevolking, de baas is;
spreekt uit dat de Tweede Kamer zich politiek niet gebonden acht aan
geheime NAVO-doelstellingen waar de Kamer geen weet van heeft,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.
Zij krijgt nr. 299 (30821).
De heer Van Houwelingen (FVD):
Punt vier uit de motie betreft het grote zwarte gat in onze
democratie.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik graag de heer Olger van Dijk uitnodigen. Hij
spreekt namens Nieuw Sociaal Contract. Excuses. Ik heb de heer Boswijk
overgeslagen, maar ik zie dat hij ermee akkoord is dat hij na de heer
Van Dijk gaat spreken.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Kijk! Dank, voorzitter. Ik heb ook geen moties. Dat laat ik aan
collega's. Maar het is toch een belangrijk thema. Nog een enkel woord
vanuit Nieuw Sociaal Contract.
Het is alweer even geleden dat we dit commissiedebat hadden. Er zijn
veel ontwikkelingen geweest. We hebben een aantal toezeggingen gekregen
in dat debat, waaronder het juridisch kader voor het optreden op zee.
Dat hebben we inmiddels gekregen. Er komt ook nog een briefing over. Het
is een belangrijk onderwerp.
We hebben ook gesproken met onder andere minister Van Weel over de
handreikingsflyer voor de lokale gezagen. Het ging over hoe we kunnen
werken aan maatschappelijke weerbaarheid. Vanuit Nieuw Sociaal Contract
waren we blij met het vervolg dat de minister hieraan gaf. Er wordt niet
alleen op het individuele niveau gekeken, maar juist naar die
steunpunten in de buurt. Misschien kan de minister aangeven of daar al
een stap is gezet. We vinden het namelijk heel belangrijk dat je ook
echt naar de samenleving zelf kijkt. Met elkaar ben je gewoon
weerbaarder. Op die manier zou je ook de hele samenleving weerbaarder
kunnen maken.
Tot slot is er een toezegging geweest aan Nieuw Sociaal Contract voor
een aangepaste cyberstrategie voor de zomer, met wat meer aandacht voor
die offensieve insteek. De vraag die wij daarbij hebben, is eigenlijk
vrij eenvoudig: wanneer kunnen we die ontvangen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan is nu wél de beurt aan de heer Boswijk, namens het
CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed debat gevoerd over een
onderwerp dat met de dag belangrijker wordt. Ik heb nog wel een vraag en
een motie.
Zou de minister van JenV de stand van zaken kunnen geven van de
toezegging die hij heeft gedaan tijdens het commissiedebat Nationale
veiligheid, brandweer en crisisbeheersing van 4 juni 2024? Daarin heeft
hij toegezegd om per brief in te gaan op de opschaling van de leergang
nationale veiligheid. De AIV heeft in zijn advies veel aandacht aan deze
leergang besteed. Wat ons betreft is het een redelijke manier om dit
over te nemen van Finland. De reacties daarop zijn ook erg positief. Wat
ons betreft is het laaghangend fruit. We missen het nu alleen in de
kabinetsreactie op het AIV-advies. Zou de minister daar nog apart op
kunnen ingaan?
Voorzitter. Een andere aanbeveling van het AIV was om een burgerberaad
te organiseren waarin wordt besproken hoe de maatschappij weerbaarder
kan worden gemaakt. Tijdens het commissiedebat heb ik daarnaar gevraagd.
Helaas ben ik niet heel tevreden met het antwoord. Daarom heb ik de
volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat er gewerkt moet worden aan maatschappelijke weerbaarheid
en nationale bewustwording ten aanzien van hybride dreigingen;
overwegende dat het hierbij noodzakelijk is een gezamenlijk
dreigingsbeeld te creëren en handelingsperspectieven aan te reiken in
het kader van weerbaarheid;
constaterende dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseert
dat versterking van burgerparticipatie hierbij essentieel is en dat
hiertoe het organiseren van een burgerberaad verstandig kan zijn;
verzoekt de regering een burgerberaad of een nationale conferentie
weerbaarheid te organiseren, gericht op het versterken van zowel
zelfredzaamheid als samenredzaamheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Boswijk.
Zij krijgt nr. 300 (30821).
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Nordkamp, namens
GroenLinks-PvdA.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Wat betreft maatschappelijke weerbaarheid wil ik
namens mijn fractie nogmaals benadrukken dat we moeten waken voor een te
individualistische benadering. Er is meer aandacht nodig voor sociale
samenhang, een gedeeld veiligheidsbewustzijn en een maatschappelijk
verhaal dat mensen verbindt. Niet zelfredzaamheid, maar
samenredzaamheid, en niet alleen ieder voor zich noodpakketten, maar
elkaar half staan: dat is wat nodig is.
Daarnaast is het nu tijd voor serieuze coördinatie en een integrale
aanpak van maatschappelijke weerbaarheid, in nauwe samenwerking met
lokale overheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.
Daarom heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat hybride dreigingen onze samenleving op vele fronten
kunnen raken en daarmee een groeiend risico vormen voor de nationale
veiligheid;
constaterende dat de huidige aanpak van maatschappelijke weerbaarheid te
versnipperd is en verschillende ministeries en bestuurslagen
raakt;
constaterende dat er op dit moment geen centrale coördinatie is die
toeziet op een integrale, maatschappijbrede veiligheidsaanpak en het
versterken van het collectieve veiligheidsbewustzijn;
overwegende dat maatschappelijke weerbaarheid een gezamenlijke
verantwoordelijkheid is van de rijksoverheid, lokale overheden, burgers,
het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld;
overwegende dat de maatschappelijke weerbaarheid van Nederland versterkt
kan worden door een structurele en interdepartementale aanpak waarin
samenwerking centraal staat;
verzoekt de regering om de mogelijkheid te verkennen tot het instellen
van een nationaal coördinator maatschappelijke weerbaarheid, deze
coördinator te positioneren als interdepartementale en interbestuurlijke
spil in de aanpak van hybride dreigingen en maatschappelijke
weerbaarheid, waarbij expliciet de samenwerking wordt gezocht met lokale
overheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven, en de
Kamer over de uitkomsten van deze verkenning te informeren voor het
einde van dit jaar,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nordkamp, Boswijk en
Dassen.
Zij krijgt nr. 301 (30821).
Dank u wel. De ministers hebben aangegeven vijf minuten nodig te hebben voor de beantwoording. In de tussentijd worden de moties rondgedeeld. Ik schors deze vergadering voor vijf minuten en dan gaan we verder.
De vergadering wordt van 12.48 uur tot 12.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de termijn van de regering,
waarin appreciaties gaan komen op de moties. Er waren ook nog enkele
vragen gesteld. Ik geef als eerste het woord aan de minister van
Defensie, de heer Brekelmans.
Minister Brekelmans:
Dank, voorzitter. De motie op stuk nr. 298 van de heer Ellian geef ik
graag oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 298 van de heer Ellian: oordeel Kamer.
Minister Brekelmans:
De motie op stuk nr. 299 is een spreekt-uitmotie en de moties op de
stukken nrs. 300 en 301 zal de minister van Justitie en Veiligheid
appreciëren.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Brekelmans:
Dan zijn er nog twee vragen aan mij gesteld. De eerste vraag was van de
heer Van Dijk: wanneer we de cyberstrategie kunnen verwachten. Dat wordt
in het najaar, na het zomerreces. Mijn doelstelling is om dat spoedig na
het zomerreces te doen.
De heer Olger van Dijk (NSC):
De toezegging was natuurlijk om dat voor de zomer te doen. Ik begrijp
dat dat niet gaat lukken. Dat kan natuurlijk, om allerlei redenen. Maar
het gaat wel om iets heel urgents, waar ook heel veel spoed op zit en
waar we een scherpere en offensievere strategie op zouden willen. Zou de
minister het toch wat scherper neer kunnen zetten, zodat we die
strategie in ieder geval kunnen hebben, laten we zeggen, voordat het
verkiezingsreces ingaat? Dat is dus begin oktober.
Minister Brekelmans:
Dat zeg ik toe. Ik begrijp het ongeduld van de heer Van Dijk heel goed,
maar ook de wens om ervoor te zorgen dat het een scherpe strategie is.
Dat is ook de reden waarom het wat langer duurt, zeg ik in alle
transparantie. We zijn aan het bekijken hoever we kunnen gaan als we het
wat scherper en offensiever willen maken. Dat vraagt meer onderlinge
discussie en afstemming. We bekijken ook wat juridisch mogelijk is. Dat
leidt ertoe dat we iets meer tijd nodig hebben dan we voor het
zomerreces hebben. Maar laat ik toezeggen dat het voor het
verkiezingsreces naar de Kamer komt.
De heer Van Houwelingen vroeg nog waarom wij eerdere vragen niet hebben
meegetekend. Dat was omdat het met name ging om vragen over de
uitspraken van de toenmalige minister van VWS, dus heeft zij die vragen
ondertekend. Er waren ook andere ministers bij betrokken, maar zij heeft
dat gedaan. Maar het is wel gebeurd in afstemming met departementen.
Alle vragen die naar de Kamer gaan, gaan altijd namens het kabinet. Dus
wat dat betreft zit daar niet zo heel veel achter.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Maar waarom schrijft de minister van VWS dan dat het ministerie van
Defensie zorg heeft gedragen voor het merendeel van de vragen? Andere
ministers hebben wel meegetekend, waaronder de premier. Dit heeft ervoor
gezorgd dat we maanden extra hebben moeten wachten. Dat is toch heel
vreemd?
Minister Brekelmans:
Wel of niet meetekenen is niet iets waardoor het vertraging oploopt. Het
is wat ik net zei: het zag met name op beantwoording van de minister van
VWS, dus dat is de reden waarom zij als eerste heeft ondertekend. Daar
zit niet heel veel meer achter dan dat.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel kort nog even, voorzitter.
De voorzitter:
Nee, nee.
De heer Van Houwelingen (FVD):
We hebben van VWS …
De voorzitter:
De heer Van Houwelingen, tot slot.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u wel. We hebben van VWS begrepen dat zij het maandenlang niet
konden doorsturen, omdat ze wachtten op ondertekening door deze minister
van Defensie. En het merendeel van de beantwoording kwam van dit
ministerie van Defensie. Mijn laatste vraag is dus sinds wanneer het zo
is dat als een ministerie het merendeel van de antwoorden aanlevert, de
minister van dat ministerie weigert mee te tekenen? Is daar een ander
voorbeeld van? Dit is heel vreemd.
Minister Brekelmans:
Nee, het heeft niet te maken met wel of niet meetekenen. Dat kost
sowieso niet veel tijd, want dat is een heel simpele vraag. Het gaat
natuurlijk om de inhoudelijke afstemming en de coördinatie van de
antwoorden op de vragen. Het zou kunnen dat dat in de
interdepartementale afstemming enige tijd heeft gekost, maar alle
insinuaties die de heer Van Houwelingen daar weer over wekt, laat ik
verder aan hem. Ik vind het allemaal niet zo heel erg spannend en de
beantwoording is altijd namens het kabinet.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik graag het woord geven aan de minister van
Justitie, de heer Van Weel.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Dank aan de leden. Laat ik beginnen met de
appreciaties van de twee moties. De motie op stuk nr. 300 van de heer
Boswijk geef ik oordeel Kamer als ik 'm zo mag lezen dat wij gaan
stimuleren dat er actieve burgerparticipatie gaat plaatsvinden in het
kader van de weerbaarheid. Ik wil dat niet meteen vastleggen in een
vorm, omdat we daarover ook in overleg zijn met de veiligheidsregio's en
lokale overheden om dit te doen op een manier die ook lokaal gedragen
kan worden. Ik kom dus terug op de vorm, maar als u hiermee instemt, kan
ik 'm oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 300 van de heer Boswijk krijgt oordeel Kamer. Ik
zie dat hij instemmend geknikt heeft bij de interpretatie die u daarvan
heeft gegeven.
Minister Van Weel:
Dat doet mij deugd.
Dan de motie op stuk nr. 301 van de heer Nordkamp. Ik kan alle
overwegingen van harte ondersteunen. Daar ben ik het volledig mee eens.
Alleen hebben we al een nationaal coördinator maatschappelijke
weerbaarheid; daar spreekt u nu mee. Namens mij hebben we op ambtelijk
niveau de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Zij
geven eigenlijk invulling aan alle overwegingen die u in deze motie
noemt. We hebben interdepartementaal overleg. Daar zult u de tweede
vrucht van zien in de brief die de collega van Defensie en ik nog voor
de zomer aan de Kamer doen toekomen. We hebben separate overleggen met
sectoren en de private sector. We hebben overleg met lokale overheden.
Dat doen we met de VNG, met het Veiligheidsberaad, met de regio's zelf
in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie, dat ik zelf voorzit. De
gremia zijn er dus. Het onderwerp is duidelijk. Nu is het zaak om gewoon
uitvoering te gaan geven aan alle concrete maatregelen, waarvan ik er zo
nog een paar zal noemen, die we onszelf hebben voorgenomen. De motie is
dus overbodig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 301 van de heer Nordkamp krijgt als oordeel:
overbodig.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Daar verschillen we toch over van mening, zonder dat ik de kwaliteiten
van de minister tekort wil doen. Het is niet alleen interbestuurlijk. Ik
begrijp best dat u interbestuurlijk uw zaken kunt doen. Het
adviesrapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken roept op om
dit interdepartementaal te doen. U bent wel de vertegenwoordiger van één
departement, terwijl dit een aanpak is die breder zou moeten zijn dan
het departement dat u vertegenwoordigt. De Adviesraad Internationale
Vraagstukken zegt in het rapport dat er een minister of staatssecretaris
moet zijn voor maatschappelijke weerbaarheid. Dat gaat mij te ver, want
u bent inderdaad in de lead. Maar hoe kijkt u dan naar de conclusies van
dat rapport? Zou er, dat in overweging nemende, niet een nationaal
coördinator tussen de departementen moeten komen? Die kan dan, als u
wellicht niet beschikbaar bent vanwege uw andere belangrijke
werkzaamheden, het land ingaan en verbinding leggen. Hoe reflecteert u
daarop?
De voorzitter:
Een korte reactie.
Minister Van Weel:
Nogmaals, alle overwegingen deel ik, net als de vragen die u nu stelt.
Alleen heet hij niet voor niks de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding en Veiligheid. Hij is al een entiteit. Die valt
weliswaar organisatorisch en hiërarchisch onder mij, maar heeft een
functie die rijksbreed is. De Nationaal Coördinator, is nationaal
coördinator voor alles aangaande terrorismebestrijding,
rampenbestrijding, crisisbeheersing en veiligheid. Hij is tevens degene
die, als er iets aan de hand is, in de lead is. Daar hangt een heel
interdepartementaal netwerk onder. Dat is ook gebruikt voor het
opstellen van deze brief. Vandaar dat ik zeg dat we dit hebben ingevuld.
Volgens mij is de Nationaal Coördinator daarvoor de goede persoon.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Van Weel:
Dan een aantal korte vragen. Waren de resilience objectives geheim? Nee,
de objectives zijn op hoofdlijnen helemaal niet geheim. Die zijn in
Vilnius afgesproken en daar is over gecommuniceerd in meerdere lagen.
Wat daaronder hangt aan uitwerking vindt na nationale besluitvorming
allemaal zijn beslag in begrotingen van departementen. Dat is dus gewoon
openbare informatie.
De voorzitter:
Een momentje. Meneer Van Houwelingen, we gaan niet een heel debat
opnieuw overdoen, maar u krijgt wel de mogelijkheid voor een
interruptie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Het is schandalig dat de minister weer hetzelfde spelletje gaat spelen
en zich van de domme houdt. Hij weet drommels goed waarover ik het heb.
In antwoorden op Kamervragen staat letterlijk: de resilience objectives
zijn niet openbaar. De minister heeft ook in een debat gezegd dat ze
NAVO-gerubriceerd zijn. Dat kan iedereen nakijken. En nu doet hij net
alsof het wel openbaar is. Dat is toch ongelofelijk? De minister zegt
klip-en-klaar iets wat niet waar is. De doelen zijn geheim. Dat staat in
de beantwoording en dat heeft de minister zelf gezegd. Konden de
onderhandelaars dat weten? Dat was net mijn vraag. Dat konden ze niet
weten. En als ze dat niet kunnen weten, hoe kunnen ze dan
onderhandelen?
Minister Van Weel:
Hoe kan ik uw tijd zo goed mogelijk invullen, voorzitter, en toch
antwoord geven op deze vraag? Nogmaals, aan de uitwerking van de
resilience objectives hangt een classificatie. Die zijn dus niet
openbaar. Voor zover daar invulling aan wordt gegeven, gebeurt dat
gewoon via de rijksbegroting. Er is niet een soort geheime begroting
waar u geen weet van heeft en waar al die NATO resilience objectives in
landen. Ze staan ook gewoon genoemd in het regeerprogramma. Dat is voor
alle ministers te zien. Elke minister die ze wil zien, krijgt ze te
zien. Sterker nog, die verwerkt dat vervolgens in een begroting die hier
wordt behandeld. Daar is niks geheims aan. Ik kan het echt niet mooier
maken. Ik weet dat de heer Van Houwelingen nog tien keer door kan gaan
op dit onderwerp, maar het zet echt geen zoden aan de dijk.
De voorzitter:
Dit is een tweeminutendebat, meneer Van Houwelingen. Het is dus een
afronding van een debat dat al gevoerd is. Daar is dit onderwerp ook aan
de orde gekomen. U heeft een motie ingediend. Dat betekent dat we nu
verdergaan met de andere openstaande vragen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan heb ik een punt van orde.
De voorzitter:
Hierna gaan we verder met de andere debatten, want we hebben een volle
Kameragenda en nog veel andere debatten te doen. Ik wil het hierbij
laten.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Een punt van orde, voorzitter, als dat mag. Er wordt geen antwoord
gegeven op de vraag en u laat de regering daar nu ook mee wegkomen.
De voorzitter:
U heeft volgens mij een antwoord gekregen op uw vraag. Nogmaals, dit
debat heeft u al eerder in commissieverband gevoerd. U heeft
schriftelijke vragen gesteld. Er is een antwoord gegeven. Ik wil nu
graag verder met de beantwoording van de overige vragen. Volgens mij
staan er nog twee andere vragen open. Het woord is aan de minister.
Minister Van Weel:
Ik heb er nog twee en die kunnen wat korter, denk ik. De vraag van de
heer Olger van Dijk ging over de noodsteunpunten. De laatste stand
daarvan komt in de weerbaarheidsbrief die nog voor het zomerreces
gestuurd wordt.
Tegen de heer Boswijk zeg ik: we staan sympathiek tegenover de leergang
nationale veiligheid. Dat heb ik ook eerder gezegd. De stand van zaken
daarover zult u ook vinden in de weerbaarheidsbrief die nog voor de
zomer komt.
Dat waren alle vragen aan mij, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de regering. Volgens mij zijn alle moties
en alle vragen beantwoord. Ik wil u hierbij hartelijk dank voor het
debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de moties zal dinsdag gestemd worden. Hiermee wil ik deze
vergadering schorsen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.