Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad d.d. 23-24 juni (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D29155, datum: 2025-06-19, bijgewerkt: 2025-06-20 09:21, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-06-19 11:20: Tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad d.d. 23-24 juni (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Landbouw- en Visserijraad d.d. 23-24 juni 2025
Landbouw- en Visserijraad d.d. 23-24 juni 2025
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad
d.d. 23-24 juni 2025.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering voor het tweeminutendebat Landbouw- en
Visserijraad van 23 en 24 juni. Ik heet de staatssecretaris en de
minister van Landbouw, Visserij, Voedselkwaliteit en Natuur van harte
welkom. Ik geef het woord aan mevrouw Van der Plas als eerste spreker
van de zijde van de Kamer. Mevrouw Van der Plas, u heeft het woord.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik ga gelijk van start, want ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een verzoek ligt van meerdere landbouwministers in de
EU om de publicatie van de voorstellen voor het nieuwe GLB
(gemeenschappelijk landbouwbeleid) enkele maanden uit te stellen, tot na
de zomer;
overwegende dat enkele maanden uitstel de kans kan vergroten op een GLB
van voldoende omvang;
overwegende dat hiermee ook de mogelijkheid ontstaat om de aangekondigde
vereenvoudigingen van het GLB goed mee te nemen;
verzoekt de regering het verzoek van de landbouwministers te
ondersteunen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.
Zij krijgt nr. 1712 (21501-32).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie werkt aan
vereenvoudigingsvoorstellen voor milieuwetgeving in de EU;
constaterende dat Luxemburg en Oostenrijk in de Landbouw- en
Visserijraad van 26 mei een oproep hebben gedaan om de
Ontbossingsverordening mee te nemen in deze vereenvoudigingsvoorstellen
en dat ze op dit moment een uitvraag bij alle landbouwministers hebben
gedaan om een brief te ondertekenen die dit bepleit;
overwegende dat met de implementatie van de Ontbossingsverordening
onnodig aanvullende administratieve lasten zullen ontstaan bij het
verhandelen van vee in Nederland en dat het introduceren van een
categorie met landen met verwaarloosbaar risico op ontbossing dit kan
voorkomen;
verzoekt de regering om het pleidooi van Luxemburg en Oostenrijk te
ondersteunen door het ondertekenen van een gezamenlijke brief en in
EU-verband te pleiten voor het meenemen van de Ontbossingsverordening in
een volgend vereenvoudigingspakket,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.
Zij krijgt nr. 1713 (21501-32).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de voorstellen voor aanpassing van de Europese
Transportverordening veel ondernemers en familiebedrijven hard zullen
raken en op onderdelen onwerkbaar dan wel ondoelmatig zijn;
overwegende dat verbeteringen van dierenwelzijn meer kans van slagen
hebben door inzet op een betere handhaving en inzet op een gelijke
interpretatie van normen in heel Europa in plaats van het aanscherpen
van de verordening;
verzoekt de minister tijdens de komende Raad in te zetten op een strikte
handhaving van de huidige Europese Transportverordening in heel Europa
en daar een concrete Europese beleidsagenda voor te vragen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.
Zij krijgt nr. 1714 (21501-32).
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zou mijn Overijsselse collega's willen vragen of ze even
naar de publieke tribune willen zwaaien, want daar zit de Aloysiusschool
uit Weerselo. Die bezoekt ons vandaag. Mooi dat jullie er zijn! Van
harte welkom. De andere collega's betreft dit natuurlijk ook. Heel
goed.
Nu is eigenlijk het woord aan de heer Holman, maar hij is er nog niet.
Dus geef ik het woord aan mevrouw Bromet. Zij is er wel. Mevrouw Bromet,
voor uw termijn.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ook de groetjes uit Noord-Holland van mij. Bij de
VN-oceaantop in Nice laatst was Nederland er niet bij. Nog altijd
wachten we op de plannen van het kabinet om de zeenatuur te beschermen,
zoals is afgesproken voor het zogenaamde Verdrag inzake de volle zee.
Daarover heb ik een paar vragen.
Wanneer deelt het kabinet de wetgeving over het beschermen van de
zeenatuur die nodig is om het verdrag te kunnen ratificeren met de
Kamer? Waarom heeft Nederland er niet voor gekozen om eerst het verdrag
te tekenen en dan pas te komen met wetgeving, net als sommige andere
landen? Wanneer kan Nederland zich voegen bij al die andere landen die
wél de bescherming van de zeenatuur gaan waarmaken? Tot slot, wanneer is
de eerstvolgende mogelijkheid om het formeel te ratificeren?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Meneer Holman, u heeft het woord.
De heer Holman (NSC):
Voorzitter. We zien dat er veel discussie is over de ontwikkeling van
het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarom heb ik twee vragen aan de
minister. Het GLB moet gemoderniseerd worden, mede gezien de grote
administratieve lasten en beperkte doelmatigheid in het bijdragen aan
milieudoelstellingen. Maar dit kan effectief plaatsvinden binnen
Europees verband. Wat vindt de minister hiervan?
Twee. De kracht van het GLB is dat het gemeenschappelijk is. Nieuw
Sociaal Contract is bezorgd dat er mogelijk oneerlijke concurrentie
ontstaat door grote verschillen in nationale subsidiesystemen. Hoe gaat
de minister dat voorkomen? Wat is haar inbreng hierin?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Holman. Het woord is aan mevrouw Ouwehand, Partij
voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Zwaarbevochten stappen voor de verbetering van
dierenwelzijn, waar de Kamer jarenlang voor heeft gestreden, strandden
toen deze minister aantrad. De Kamer moest haar dwingen tot het verbod
op stroomstootwapens in de veehouderij, dat de Kamer wilde en de
voorganger van deze minister uitgebreid had voorbereid. Eindelijk heeft
ze het genotificeerd bij de Europese Commissie, maar de minister heeft
het wetsvoorstel niet gelijktijdig naar de Raad van State gestuurd, wat
makkelijk gekund had. Er is dus onnodige vertraging opgetreden en dat
neem ik de minister kwalijk, want de Kamer vraagt hier al heel erg lang
om.
Dan het andere, wat nog kwalijker is. De Kamer wil ook al sinds 2021 —
dat is vier jaar, hè — een verlaging van de maximumtemperatuur waarmee
dieren op transport mogen worden gezet. Het aantal hete dagen neemt
alleen maar toe en de minister vertraagt, vertraagt, vertraagt. We
hebben motie op motie gezegd dat we dit willen. Nu zegt de minister:
nou, ik ga eerst met de sector spreken. Dat is haar voorganger al gaan
doen, toen de Kamer in 2021 zei: wij willen een verlaging van de
maximumtemperatuur. Er is al vier jaar met de sector gesproken. De zomer
staat voor de deur, dus de minister kan niet langer wachten. Ik heb daar
een motie over.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het nog altijd is toegestaan om dieren op snikhete
dagen op transport te zetten naar het slachthuis, met ernstig dierenleed
tot gevolg;
constaterende dat de Tweede Kamer de regering al vier jaar lang oproept
om over te gaan tot het verlagen van de maximumtemperatuur en dat de
beleidsregel in augustus of september 2024 definitief in werking had
moeten treden;
constaterende dat de beleidsregel helemaal klaarligt en is genotificeerd
bij de Europese Commissie en dat niets een snelle inwerkingtreding in de
weg staat;
overwegende dat we moeten voorkomen dat dieren ook deze zomer weer in
snikhete transportwagens worden gestopt;
verzoekt de regering om de beleidsregel voor het verlagen van de
maximumtemperatuur voor diertransporten op zeer korte termijn in werking
te laten treden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand.
Zij krijgt nr. 1715 (21501-32).
Dank u wel. Ik schors tot enkele minuten over 11.30 uur voor de appreciatie van de zijde van het Kamer van de vier moties.
De vergadering wordt van 11.26 uur tot 11.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister van LVVN
voor de appreciatie van de moties en de beantwoording van de vragen. Ja,
we hebben de wind eronder, excellentie. Gaat uw gang.
Minister Wiersma:
Ik ben niet anders van u gewend, voorzitter. Er zijn een aantal moties
en twee vragen. Ik begin met de eerste motie, de motie op stuk nr. 1712
van de BBB. Die verzoekt de regering het verzoek van de
landbouwministers te ondersteunen. Ik wil daarbij wel de aantekening
maken dat ik natuurlijk niet vooruit kan lopen op de besluitvorming over
het MFK, maar ik ben natuurlijk wel voorstander van initiatieven die een
degelijk en zorgvuldig gemeenschappelijk landbouwbeleid bevorderen. In
dat licht: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1712: oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 1713.
Minister Wiersma:
Ik heb hier de motie op stuk nr. 1714 over de Transportverordening.
De voorzitter:
We hebben nu eerst het verzoek van mevrouw Van der Plas om het pleidooi
van Luxemburg en Oostenrijk te ondersteunen. Dat is de motie op stuk nr.
1713.
Minister Wiersma:
Die is voor de staatssecretaris.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we nu naar de motie op stuk nr. 1714, ook van
mevrouw Van der Plas.
Minister Wiersma:
Yes, over de Transportverordening. Ook die motie krijgt oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1714: oordeel Kamer.
Minister Wiersma:
Dan heb ik de motie op stuk nr. 1715. Dat is de motie van mevrouw
Ouwehand over de transporttemperatuur. Ik geef deze motie "ontijdig",
want ik heb al met de Kamer gedeeld dat ik de zorgen zo veel mogelijk
wil wegnemen vanwege de te verwachten impact van een lagere
maximumtemperatuur. Daarnaast heeft de Europese Commissie ons verzocht
om dit nu niet te doen. Dat zijn allemaal overwegingen die ik meeneem.
De verkenning met de sector loopt op dit moment ook nog. Zoals gezegd is
dit voor mij wel een voorwaarde om de beleidsregel in werking te laten
treden. Dat is de reden waarom ik dat afwacht.
De voorzitter:
Bij het ontijdig verklaren van deze motie is allereerst het verzoek van
de minister aan mevrouw Ouwehand of ze bereid is de motie aan te houden.
Ik weet niet of zij dat doet. Als zij dat niet doet dan wordt het
oordeel "ontijdig". Dat is de volgordelijkheid.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vind het nogal wat om de motie ontijdig te verklaren, terwijl dieren
gewoon al vier jaar wachten op een verlaging van de temperatuur. De
Kamer vraagt daar al vier jaar om. Volgens mij klopt het niet wat de
minister zegt. De Europese Commissie heeft volgens mij, en dat blijkt
ook uit haar eigen informatie, gezegd dat het beter zou zijn als we het
in heel Europa doen, maar dat Nederland het wel mág doen. Dus laten we
als Nederland de eerste stap zetten. De Kamer vraagt hier al vier jaar
om.
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vraag hiernaar omdat de minister zojuist de motie van mevrouw Van der
Plas, waarin heel sneaky wordt gesuggereerd dat we alles alleen maar
Europees moeten doen en niks Nederlands, oordeel Kamer geeft. Maar over
deze motie, over het verlagen van de maximumtemperatuur — dat is iets
wat de Kamer al vier jaar vraagt — zegt de minister: u wil dat wel en
het is allemaal voorbereid, maar ik weet eigenlijk nog niet of ik het ga
doorvoeren.
Minister Wiersma:
Ik kan mijn antwoord herhalen. Volgens mij heb ik dat antwoord zojuist
al gegeven. Ik denk dat een gelijk speelveld in Europa voor mij
vooropstaat, of het nu gaat over dit soort verordeningen of over hoe wij
met transport of andere zaken omgaan binnen Nederland. Ik zie ook dat
deze Kamer het gemeenschappelijk landbouwbeleid belangrijk vindt. Ik
vind dat in principe op al die gebieden belangrijk. Er loopt een
verkenning om te kijken hoe we met de sector die bezwaren weg kunnen
nemen. Dat heb ik met de Kamer gedeeld. In dat kader is de motie
ontijdig.
De voorzitter:
Houdt mevrouw Ouwehand de motie aan? Een non-verbaal signaal volstaat.
We gaan geen tweede interruptie doen, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik houd de motie niet aan. De minister is niet ingegaan op …
De voorzitter:
De minister gaat zelf over haar antwoord.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dan heb ik een punt van orde, want de minister staat de
Kamer hier iets voor te houden waarover we geen stukken hebben gezien.
We hebben gezien dat de Europese Commissie heeft gezegd dat het beter
zou zijn als we het in heel Europa doen …
De voorzitter:
Ja, maar dit gaan we niet doen, mevrouw Ouwehand. De minister heeft
gevraagd de motie aan te houden. Dat doet u niet en daarmee wordt het
oordeel "ontijdig". We gaan naar de staatssecretaris.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nee, voorzitter. Dan wil ik als punt van orde wel benoemen dat …
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Ouwehand, want we moeten echt verder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, maar de minister vertelt hier iets aan de Kamer wat niet klopt. Op
basis daarvan komt zij tot haar oordeel. Dan zou ik het wel goed vinden
als de minister daar in ieder geval even op ingaat en dat u als
voorzitter daar scherp op bent.
De voorzitter:
Wenst de minister daar nog op te reflecteren, tot slot?
Minister Wiersma:
Het is niet de doorslaggevende factor voor dit oordeel. Ik heb gezegd
dat we inderdaad zaken met de Transportverordening in Europees verband
oppakken. Maar dat is niet de doorslaggevende factor voor dit oordeel.
Dat is namelijk dat ik al eerder gezegd heb dat we een verkenning hebben
en dat die loopt.
De voorzitter:
We zullen het hiermee moeten doen. De motie is ontijdig als hij niet
wordt aangehouden.
Minister Wiersma:
Ik had ook nog twee vragen te beantwoorden.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Wiersma:
De heer Holman van NSC had een tweetal vragen over het GLB. Een ging
over het feit dat het GLB geactualiseerd moet worden voor het milieu en
hij vroeg hoe ik daarin sta. Dat loopt inderdaad op dit moment. In 2028
moet er een nieuwe periode ingaan. Het huidige GLB is natuurlijk
hervormd. Dat hebben we gedaan door middel van een Nationaal Strategisch
Plan, waaraan allerlei andere doelen dan initieel onder het
gemeenschappelijk landbouwbeleid vielen, zijn toegevoegd. Ik ben
uiteraard voor een effectief GLB. Al die doelen die binnen het GLB
benoemd zijn, zoals klimaat en biodiversiteit, worden bediend. Dat zal
uiteindelijk ook meegenomen worden in de inzet voor het toekomstige GLB,
dat vanaf 2028 gaat lopen en waar mijn opvolger verdere invulling aan
zal geven.
De heer Holman vroeg ook naar het gezamenlijke karakter van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat kan ook zorgen voor oneerlijke
concurrentie door verschillen in de subsidiesystemen, zegt hij. Mijn
uitgangspunt is natuurlijk dat het zo veel mogelijk gemeenschappelijk en
gelijkwaardig moet zijn. Dat is waar ik mij voor inzet. Ik heb net ook
al iets over het gelijke speelveld gezegd. Dat is altijd mijn streven en
inzet. Die punten draag ik dagelijks uit en neem ik zeker ook mee bij de
inzet voor het nieuwe GLB.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor de appreciaties en voor de beantwoording van de
vragen bij dit tweeminutendebat en geef het woord aan de
staatssecretaris voor de appreciatie van de motie op stuk nr. 1713 van
mevrouw Van der Plas.
Staatssecretaris Rummenie:
Dank u wel, voorzitter. Ik geef 'm oordeel Kamer, maar wel met een
interpretatie. Ik ben, en ook Nederland is, voor lastenverlichting
binnen de Europese bossenwetgeving. Daar zijn ook mogelijkheden voor. Ik
geef de Kamer mee dat het bedrijfsleven klaar zit en ook al veel
investeringen heeft gedaan. Het bedrijfsleven is dus wel gebaat bij
duidelijkheid en consistentie en niet bij plotselinge wijzigingen. Ik
begrijp de motie zo dat, als er wordt gepleit voor een volgend
vereenvoudigingspakket, dit wel met inachtneming van de WTO-normen zal
zijn. Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Ik kijk naar mevrouw Van der Plas. Kunt u leven met die interpretatie?
Ook voor u geldt: één interruptie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik hou 'm heel even aan, want ik wil dit eventjes goed bespreken voordat
we fouten maken. Ik wil dit even goed in overweging nemen. Ik houd de
motie dus aan, maar de kans ik groot dat ik de motie gewoon weer opnieuw
indien voor de stemmingen. Hoe laat is dat, voorzitter? Hoe laat wordt
er gestemd?
De voorzitter:
Ik denk bij aanvang van de middagvergadering. Wat zal dat zijn? Ergens
rond tweeën, ergens na tweeën.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, dat geeft me even de kans om dit goed te overwegen.
De voorzitter:
Akkoord. Ik kijk nu even naar de staatssecretaris, want anders wordt de
motie ontraden, dus als mevrouw Van der Plas niet ...
Staatssecretaris Rummenie:
Ja, anders wordt die ontraden. Wij gaan geen dingen doen die in conflict
zijn met de WTO-normen, om maar één van de onderdelen te noemen.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van der Plas stel ik voor haar motie (21501-32,
nr. 1713) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen ... Ah, u heeft nog een
vraag. De staatssecretaris.
Staatssecretaris Rummenie:
Ja, er is nog een vraag van mevrouw Bromet over de bescherming van de
zeenatuur. Mevrouw Bromet, Nederland ratificeert altijd door wetgeving.
Wetgeving wordt voorbereid. Verwacht wordt dat die in het najaar in
consultatie gaat. Dan is de wetgeving uiteraard ook openbaar. In
Nederland is het de normale procedure om te ratificeren via regelgeving.
We vonden geen aanleiding om daar deze keer van af te wijken, want we
willen dit zorgvuldig doen.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, één vraag. Eén interruptie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik kan er dus van uitgaan dat het kabinet wel voornemens is om de
handtekening uiteindelijk te zetten?
Staatssecretaris Rummenie:
Ja, ik had nog niet al uw vragen beantwoord. Zodra de benodigde
regelgeving van kracht is, ratificeert Nederland uiteraard dit verdrag.
Naar verwachting is dat begin 2027. Mevrouw Bromet, er ligt bij de
minister van IenW ook een brief klaar met nadere informatie. Die krijgt
u voor de zomer, maar zoals u weet, hadden we daar een wisseling.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris. Tegen mevrouw Van der Plas zeg ik over de
motie op stuk nr. 1713 dat die in principe ontraden is, tenzij mevrouw
Van der Plas voor de stemmingen bij de Griffie plenair aangeeft dat zij
kan leven met de appreciatie van de staatssecretaris.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat, maar
niet getreurd, want u blijft bij ons voor het volgende
tweeminutendebat.