[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen commissie van de V-100 over de Sociale Verzekeringsbank (SVB)

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024

Brief regering

Nummer: 2025D29316, datum: 2025-06-23, bijgewerkt: 2025-06-24 11:47, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36740 XV-9 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024.

Onderdeel van zaak 2025Z12930:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 740 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024

Nr. 9 Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2025

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de V-100 over de Sociale Verzekeringsbank (SVB), gesteld naar aanleiding van het door de commissie voor de Rijksuitgaven in de Tweede Kamer georganiseerde evenement V-100.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Y.J. van Hijum

Vragen van de V-100 over de Sociale Verzekeringsbank (SVB)

Vraag 1
Wat zijn de mogelijkheden om de discretionaire bevoegdheid van de SVB te verruimen in gevallen waarin regels onbedoeld nadelig uitpakken voor individuen?

Antwoord 1
Als de regels nadelig uitpakken voor een individu, kan de SVB gebruik maken van de ‘dringende redenen’ bepalingen in de socialezekerheidswetten. In de praktijk betekent dit dat de SVB een integrale belangenafweging moet maken waarin het belang van het maatschappelijk stelsel voor een rechtmatige verstrekking van overheidsgelden en het belang van het individu worden meegewogen. De uitkomst van deze afweging moet evenredig zijn.

Met het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid1 wordt voorgesteld de discretionaire bevoegdheden van de SVB te verruimen. Het wetsvoorstel verbreedt onder andere de mogelijkheden om af te zien van sanctionering of een waarschuwing op te leggen na een overtreding. Streven is dat dit wetsvoorstel op 1 januari 2027 in werking treedt. Daartoe ontvangt u het wetsvoorstel op korte termijn.

Vraag 2

In hoeverre vindt u het nog proportioneel om iemand die te goeder trouw de inlichtingenplicht heeft overtreden te confronteren met zowel een terugvordering als een boete, die na matiging nog €5.500,- bedraagt? In hoeverre vindt u het überhaupt proportioneel om iemand te beboeten bovenop een terugvordering, vanuit het idee dat mensen een foutje mogen maken (in navolging van het rapport Blind voor mens en recht)?

Antwoord 2

Voor het draagvlak voor de sociale zekerheid is het belangrijk dat mensen krijgen waar ze recht op hebben. Handhaving is daarom noodzakelijk. Hierbij moet er wel altijd oog zijn voor de mens en de omstandigheden van het geval. Met het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid wordt daarom een afwegingskader geïntroduceerd en wordt het handhavingsinstrumentarium uitgebreid. Ook worden op het gebied van terugvorderingen enkele wijzigingen voorgesteld. In het wetsvoorstel is opgenomen dat een bestuursorgaan afziet van sanctionering als er sprake is van een vergissing. Een boete kan worden opgelegd wanneer een overtreding verwijtbaar is en het bestuursorgaan het signaal af wil geven dat misbruik niet toelaatbaar is. Een boete is bovendien voldoende concreet voor veel mensen om in algemene zin te willen vermijden.

Een combinatie van een terugvordering en een bestuurlijke boete blijft mogelijk en gewenst. De terugvordering is hierbij bedoeld om de rechtmatige situatie te herstellen. De boete heeft tot doel de betrokkene te bestraffen en een signaal af te geven dat misbruik niet toelaatbaar is.

Vraag 3

Welke mogelijkheden ziet u in het kader van eenvoud en begrijpelijkheid om een ‘basis-AOW’ voor iedereen in te voeren: één bedrag voor iedereen ongeacht de leefvorm?

Antwoord 3

Individualisering van de AOW betekent dat er maar één uitkeringshoogte van de AOW gehanteerd wordt, ongeacht de leefvorm. Op het eerste gezicht lijkt dit een flinke vereenvoudiging van de AOW, omdat de SVB dan geen beoordeling meer hoeft te doen. Maar individualisering kent grote neveneffecten afhankelijk van de gehanteerde uitkeringshoogte. Wordt er gekozen voor de huidige AOW voor alleenstaanden (70% van wettelijk minimumloon, bruto € 1.580,92), dan leidt dat een toename van de jaarlijkse uitkeringslasten van circa € 15 miljard structureel. De uitkering van alle gehuwden en ongehuwd samenwonenden zal dan namelijk verhoogd worden van 50% van het wettelijk minimumloon (bruto € 1.081,50) naar 70%. Wordt er gekozen voor een uitkeringshoogte lager dan 70% van het minimumloon, dan betekent dit dat alleenstaanden er in inkomen op achteruit gaan en een groep onder het bestaansminimum terecht kan komen. Dit betekent ook dat fors meer AOW-gerechtigden aanspraak moeten doen op de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Het voorstel raakt niet alleen de inkomenspositie van alleenstaanden, er zijn ook gevolgen voor de uitvoering. De uitvoering van de AOW is aanzienlijk eenvoudiger dan de uitvoering van de AIO. Als meer mensen een AIO-uitkering nodig hebben zouden de uitvoeringskosten en de algehele belasting van de uitvoering toenemen.

Als vereenvoudiging onderzoekt SZW op dit moment een partnerbegrip met objectieve criteria zoals in de fiscaliteit en toeslagen. Hiervan zijn de neveneffecten waarschijnlijk beperkt en wordt de AOW voorspelbaarder, eenvoudiger en beter uitvoerbaar.

Momenteel wordt een maatschappelijke kosten baten analyse uitgevoerd naar de effecten van wijziging van het partnerbegrip in de AOW op het terrein van wonen en zorg. Naar verwachting wordt dit onderzoek binnenkort aan de Kamer aangeboden.

Vraag 4

Welke mogelijkheden ziet u om in de verdere toekomst (uitgaande van het principe dat eenieder een adequate pensioenvoorziening kan opbouwen) één pensioenstelsel in te voeren met betrekking tot pijler 1 en pijler 2?

Antwoord 4

Het pensioenstelsel heeft twee doelen: armoede voorkomen en zorgen dat mensen hun levensstandaard kunnen behouden. De eerste pijler betreft het basispensioen van de AOW. De AOW zorgt ervoor dat de meeste mensen niet in armoede terecht komen als ze met pensioen gaan. Samen met een aantal belastingvoordelen en verplichte pensioenregelingen vanuit de tweede pijler, zorgt dit ervoor dat de meeste mensen genoeg pensioen opbouwen en hun levensstandaard kunnen behouden na hun pensionering.

De twee pijlers verschillen ook op het punt van de financiering van elkaar. De AOW wordt gefinancierd door de huidige premiebetalers (omslagstelsel) en het aanvullende pensioen wordt gefinancierd door eerder opgebouwde reserves (kapitaaldekking). Hierdoor is het stelsel beter bestand tegen demografische ontwikkelingen en veranderingen op de kapitaalmarkt.

Uit het "IBO Pensioenopbouw in balans’’ blijkt dat het Nederlandse pensioenstelsel in de huidige vorm in grote mate erin slaagt om een adequaat pensioen te kunnen bouwen. En dankzij de hybride financiering is het pensioenstelsel beter beschermd tegen demografische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de kapitaalmarkt.

Vraag 5

In hoeverre is het mogelijk om een AOW-gat als gevolg van verblijf in het buitenland te verkleinen door, net als bij het pensioen, de AOW later in te laten gaan en dus langer AOW op te bouwen, zeker aangezien we steeds gezonder oud worden?

Antwoord 5

Het is op dit moment al mogelijk om het AOW-gat, dat kan ontstaan door verblijf in het buitenland, te verkleinen door middel van een vrijwillige verzekering voor de AOW voor de jaren dat iemand niet in Nederland woonde of werkte. Dit noemen we inkoop. De jaren buiten Nederland tellen dan mee voor de opbouw van uw AOW. Inkoop is alleen mogelijk voor mensen die voor het eerst naar Nederland komen en ten minste 5 jaar verzekerd zijn voor de AOW.

De mogelijkheid om het AOW-gat te verkleinen door de AOW later in te laten gaan is erg complex. Er is eerder verkend of het mogelijk is om op verzoek de AOW (eerder of) later in te laten gaan (flexibele AOW-leeftijd). Het loslaten van een vaste AOW-ingangsdatum (bijvoorbeeld voor mensen met een AOW-gat) vergroot de complexiteit van de AOW voor zowel burgers als de uitvoering (SVB én Belastingdienst). Voor burgers zal het bovendien moeilijk te overzien zijn hoe uitstel van de AOW doorwerkt op andere regelingen (zoals toeslagen, AIO, inkomstenbelasting en eigen bijdragen Wlz). Vraag is ook of in de uitstelperiode recht op ouderenkorting bestaat naast de arbeidskorting en of nog AOW-premie verschuldigd is. Voor de Belastingdienst is het noodzakelijk dat voor de fiscaliteit er sprake is van één bepaalde leeftijd waarop geen AOW-premie meer is verschuldigd.

De AOW-leeftijd wordt al geleidelijk verhoogd in verband met de stijgende levensverwachting. Het ontvangen van een AOW-uitkering vormt geen belemmering om door te werken na de AOW-leeftijd. Doorwerken na AOW-leeftijd wordt bovendien al bevorderd door het lichtere arbeidsrechtelijk regime. De AOW wordt niet gekort wanneer iemand besluit om door te werken na de AOW-leeftijd.

Vraag 6

Welke mogelijkheden ziet u om de communicatie naar burgers te verbeteren over een AOW-gat door verblijf in het buitenland? Dit gaat om communicatie aan:

  • Nieuwkomers en inburgeraars tijdens hun inburgering in Nederland;

  • Vertrekkers (op het moment van uitschrijving) en terugkomers (op het moment van inschrijving);

  • Ouderen die niet computervaardig zijn of mindergeletterd zijn.

Antwoord 6

De informatie op de website van de SVB moet goed te begrijpen zijn. Daarom zijn de teksten zoveel mogelijk op taalniveau B1 geschreven. De SVB communiceert standaard op B1 niveau. De SVB is naast digitaal ook telefonisch en per post bereikbaar en mensen kunnen een afspraak maken voor een gesprek op een SVB-kantoor.

Burgers die vertrekken uit Nederland kunnen zich vrijwillig verzekeren voor de AOW en Anw. De SVB informeert burgers hierover via de website svb.nl. Daarnaast is informatie over vrijwillige voortzetting van de verzekering opgenomen op de website nederlandwereldwijd.nl. De SVB heeft op verzoek van SZW in de periode 2012-2014 burgers die zich uitschreven uit de basisregistratie personen (BRP) benaderd en geïnformeerd over de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de verzekering. Aangezien veel post retour kwam en het niet tot een toename van deelnemers heeft geleid is de SVB hiermee in 2014 gestopt. Een van de voorwaarden van voortzetting van verzekering is dat deze binnen 1 jaar na vertrek dient te zijn aangevraagd. Het is wettelijk niet mogelijk om na terugkomst uit het buitenland nog een verzekering af te sluiten over de periode dat iemand in het buitenland is verbleven.

Mensen die voor het eerst in Nederland komen wonen kunnen zich bij de SVB vrijwillig voor de AOW verzekeren over de periode dat men niet in Nederland verzekerd is geweest. De voorwaarden voor de inkoop van AOW-verzekering zijn dat de inkoop wordt aangevraagd binnen 10 jaar nadat iemand voor het eerst in Nederland is komen wonen of werken, en dat iemand al ten minste 5 jaar in Nederland woont of werkt en daardoor ook 5 jaar verzekerd is voor de AOW. In 2014 zijn de voorwaarden voor inkoop gewijzigd. Naast de minimale termijn van 5 jaar verzekering in Nederland is de premie kostendekkend geworden. Hierdoor is inkoop financieel minder aantrekkelijk geworden. Voor de SVB is deze wijziging van voorwaarden ook aanleiding geweest om de mailing waarin mensen werden geïnformeerd over inkoopmogelijkheden te stoppen.

Vraag 7

Hoeveel AOW-gerechtigden maken geen gebruik van loonheffingskorting terwijl ze er wel recht op hebben, en wat gaat u daar aan doen? En hoeveel mensen krijgen te maken met een terugvordering omdat ze loonheffingskorting aanvragen op meerdere bronnen van inkomsten, en wat kunt u doen om die aantallen terug te brengen?

Antwoord 7

Het komt maar in heel weinig gevallen voor dat AOW-gerechtigden geen gebruikmaken van loonheffingskorting terwijl ze er wel recht op hebben. Wel is het zo dat AOW-gerechtigden met meerdere inkomens (bijvoorbeeld AOW én aanvullend pensioen) slechts op één inkomen de loonheffingskorting mogen toepassen. In sommige gevallen wordt dan te veel belasting ingehouden, die een AOW-gerechtigde vervolgens terug kan krijgen door aangifte inkomstenbelasting te doen. De Belastingdienst identificeert actief gevallen waarbij mogelijk sprake is van een teruggaaf. Deze mensen worden geïnformeerd via een zogenaamde geldteruggaafbrief. In 2023 zijn er ruim 420.000 van deze brieven verstuurd, waaronder ruim 90.000 brieven naar AOW-gerechtigden. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 40% van de AOW-gerechtigden aangifte doet na het ontvangen van de geldteruggaafbrief (en de herinneringsbrief).

Het is niet toegestaan om tegelijkertijd de loonheffingskorting te laten toepassen bij meerdere bronnen van inkomsten. Als uit de beschikbare gegevens van een belastingplichtige blijkt dat te weinig belasting is betaald doordat twee keer loonheffingskorting is toegepast, dan krijgt deze persoon een uitnodiging van de Belastingdienst om aangifte inkomstenbelasting te doen. Uit cijfers van de Belastingdienst blijkt dat in 2023 ruim 2,4 miljoen AOW-gerechtigden meer dan één bron van inkomen hadden (bijvoorbeeld een AOW-uitkering én aanvullend pensioen). Binnen deze groep werd in ruim 140.000 gevallen tegelijkertijd de loonheffingskorting toegepast bij meerdere bronnen van inkomen.

Het voorkomen van terugvorderingen bij deze groep vraagt om een goede informatievoorziening en dienstverlening. Zo is er, in afstemming met partijen zoals de SVB en pensioenuitvoerders, sinds oktober 2024 een speciale “AOW-pagina” op de Belastingdienst-website waarbij de relevante informatie overzichtelijk wordt gepresenteerd. Op die pagina staat ook informatie over toepassing van de loonheffingskorting bij meerdere inkomstenbronnen.

Vraag 8

Hoe kunt u het aantal mensen verkleinen dat geen toeslagen of aanvullende regelingen aanvraagt, terwijl ze daar wel recht op hebben?

Antwoord 8

Het terugdringen van het niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen en voorzieningen blijft belangrijk. Inspanningen worden geleverd op proactieve dienstverlening en het vereenvoudigen van regelingen gericht op het verkleinen van het niet-gebruik en het beter bereiken van mensen.

Vraag 9

Wat zijn de mogelijkheden om de termijn van een jaar na terugkomst uit het buitenland voor vrijwillige verzekering Anw te verruimen?

Antwoord 9

Iedereen die rechtmatig in Nederland woont of werkt is automatisch verzekerd voor de Algemene nabestaandenwet (Anw). Als men buiten Nederland gaat wonen of werken stopt de verzekering. Wanneer men wil dat deze verzekering na vertrek uit Nederland doorgaat kan men zich vrijwillig verzekeren voor de Anw. Deze vrijwillige verzekering moet binnen een jaar na het vertrek uit Nederland worden afgesloten. De gewezen verzekerde kan zich vrijwillig verzekeren over een periode van maximaal tien jaar, met ingang van de dag na de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd. Dit kan alleen indien de gewezen verzekerde direct voorafgaande aan de periode van vrijwillige verzekering ten minste een jaar verplicht verzekerd is geweest in Nederland.

De gedachte hierachter is dat de vrijwillige verzekering alleen geboden wordt aan personen met een band met Nederland.

Als sprake is van een korte onderbreking van de vrijwillige verzekering van korter dan een jaar doordat men weer verplicht verzekerd is geraakt, dan kan de vrijwillige verzekering daarna worden voortgezet voor de rest van de duur van 10 jaar.

Als sprake is van een langere onderbreking van de vrijwillige verzekering en men weer langer dan een jaar verplicht verzekerd is geweest, gaat de periode van 10 jaar opnieuw tellen.

Er is in het verleden een weloverwogen keus gemaakt wat betreft de termijnen van de vrijwillige verzekering Anw en daarbij grenzen gesteld waar de verantwoordelijkheid ligt jegens degenen die Nederland definitief hebben verlaten. Langdurige tewerkstelling elders dient aansluiting bij het socialezekerheidsstelsel van de staat waar men werkzaam is tot gevolg te hebben.

Vraag 10

Welke mogelijkheden zijn er om bij verblijf in het buitenland de vrijwillige Anw-verzekering beter onder de aandacht te brengen zodat nabestaanden bij overlijden een nabestaanden- of wezenuitkering kunnen ontvangen?

Antwoord 10

Informatie over de vrijwillige Anw verzekering is te vinden op de SVB site: Buiten Nederland | Vrijwillige verzekering | SVB en de voorwaarden staan ook op de SVB site Voorwaarden | Vrijwillige verzekering | SVB waarbij genoemd wordt om binnen 1 jaar de Anw vrijwillige verzekering aan te vragen nadat de burger buiten Nederland is gaan wonen of werken.


  1. Recent heeft de Raad van State advies uitgebracht op dit wetsvoorstel: Wet houdende regels met betrekking tot de handhaving in de sociale zekerheid. - Raad van State↩︎