Initiatiefnota
Initiatiefnota van de leden Rooderkerk en Vijlbrief over “Lezen voor je leven”
Initiatiefnota
Nummer: 2025D29435, datum: 2025-06-23, bijgewerkt: 2025-06-25 17:02, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I. Rooderkerk, Tweede Kamerlid (D66)
- Mede ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, Tweede Kamerlid (D66)
Onderdeel van kamerstukdossier 36773 -2 Initiatiefnota van de leden Rooderkerk en Vijlbrief over “Lezen voor je leven”.
Onderdeel van zaak 2025Z12986:
- Indiener: I. Rooderkerk, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: J.A. Vijlbrief, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-07-03 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
36 733 | Initiatiefnota van de leden Rooderkerk en Vijlbrief over “Lezen voor je leven” |
Nr. 2 | INITIATIEFNOTA |
Inhoudsopgave p.
Inleiding
Een leescrisis in het onderwijs
Doorbraken voor goed leesonderwijs
Veel meer volwassenen die kunnen lezen en schrijven
Doorbraken voor goed lezen en schrijven
Beslispunten
Financiële gevolgen
1. Inleiding
Onze kinderen verdienen beter. Te veel jongeren in Nederland hebben moeite met lezen en schrijven. Dat raakt ons allemaal. Want kunnen lezen betekent kunnen meedoen. In een samenleving waar informatie overal is, mogen we niet accepteren dat Nederland veruit het laagste scoort op leesvaardigheid in Europa. Maar liefst één op de drie kinderen dreigt laaggeletterd van school te gaan. We zijn een generatie aan het verliezen als de politiek niet nu ingrijpt.
Gelukkig kan het anders. De afgelopen jaren is er gewerkt aan verbetering van het onderwijs, met extra inzet op taal en leesplezier. Dat geeft hoop. Maar juist nu deze positieve beweging op gang komt, dreigt stilstand. De plannen van het demissionaire kabinet hebben een rem gezet op deze vooruitgang, met bezuinigingen die juist de meest kwetsbare kinderen raken. Dat is niet rechtvaardig, en het is ook zeker niet verstandig.
Initiatiefnemers slaan een andere weg in. Zij geloven dat elk kind, waar je ook vandaan komt, het recht heeft om goed te leren lezen en schrijven. Samen met ouders, leraren en scholen kunnen we het tij keren en voor doorbraken zorgen in het onderwijs van onze kinderen.
1.1 Wat is het probleem?
Nederland is een van de weinige landen in Europa waar
laaggeletterdheid niet afneemt, maar toeneemt. En het probleem
begint al op jonge leeftijd. Maar liefst één op de drie 15-jarigen kan
niet goed genoeg lezen en schrijven om mee te komen in de samenleving.
Daarmee scoort Nederland zo ongeveer het slechtste van heel Europa in de
internationale PISA-ranglijst.1 Hoewel ook bij de
rekenvaardigheid de afgelopen jaren een grote daling te zien is, doen we
het daar internationaal gezien nog relatief goed. Elk jaar verlaten
echter duizenden kinderen de basisschool met onvoldoende
taalvaardigheid. In het voortgezet onderwijs verdwijnt vaak ook het
leesplezier. Initiatiefnemers zien een flinke daling van het aantal
kinderen dat buiten school een half uur leest.2
Iedereen weet dat lezen en schrijven van groot belang is voor je hele verdere leven. Om de weg te vinden op straat. Om belastingaangifte te kunnen doen. Om een bijsluiter te lezen. Maar het is niet alleen een praktische vaardigheid: met boeken en teksten leren kinderen over andere werelden en culturen, wat hun empathie en kennis over de wereld versterkt. Daarmee biedt lezen de kans om je talenten te ontwikkelen. Maar doordat jongeren minder lezen en minder begrijpen van wat ze lezen, starten ze hun vervolgopleiding of baan zonder stevige taalbasis. Dat heeft gevolgen voor hun ontwikkeling: kinderen met taalachterstand bouwen minder kennis op, presteren slechter op school, krijgen minder zelfvertrouwen en ontwikkelen zich minder zelfstandig.
En dat zet zich voort na school. Nederland kent een stille crisis. Meer dan 3 miljoen mensen - één op de vijf volwassenen - hebben moeite met lezen, schrijven of rekenen. Dit gaat gepaard met veel schaamte en angst om afwijzing door je omgeving. Veel mensen proberen dit dus te verbergen, maar de problemen stapelen zich daardoor vaak juist op. Probeer het je eens voor te stellen, of misschien kun jij je er al alles bij voor stellen. Je krijgt een brief van je gemeente onder je neus geschoven, je moet via het internet een afspraak maken met je huisarts of je moet een sollicitatiebrief schrijven. En je snapt niet goed wat er staat, maar je durft ook niet om hulp te vragen, want mensen uit je omgeving weten niet dat je moeite hebt met lezen en schrijven. Daardoor worden problemen vaak alleen maar groter of raak je steeds meer geïsoleerd van je omgeving. Alledaagse dingen, zoals een bijsluiter lezen, de weg vinden op het station of een recept volgen, worden een obstakel als je moeite hebt met taal. In een samenleving die draait op tekst, cijfers en digitale communicatie, kan je niet meedoen als je niet goed leest.
De cijfers zijn alarmerend. En het stopt niet bij de schoolpoort. Voor volwassenen die willen bijleren is de weg vaak onduidelijk of onbegaanbaar. Het aanbod is versnipperd, de drempel hoog, en mensen schamen zich. En het is niet alleen een probleem voor de mensen over wie het gaat. Het raakt ons allemaal. Want hierdoor staan Nederlanders langs de kant die een grote bijdrage zouden kunnen leveren aan onze samenleving. Laaggeletterdheid leidt namelijk tot meer werkloosheid, meer armoede en hogere zorgkosten: bij elkaar meer dan een miljard euro per jaar. Alleen al in de gezondheidszorg kost het jaarlijks ruim 250 miljoen euro extra.3
1.2 Kind van de rekening
Initiatiefnemers verzetten zich tegen het demissionaire kabinet
en kiezen ervoor het fundament op te bouwen, in plaats van het af te
breken. Fracties zoals de VVD, NSC, PVV en BBB hebben ervoor
gekozen domme en asociale bezuinigingen door te voeren. Daarmee raken
zij de kinderen met de grootste achterstanden op het vmbo, maar ook
bibliotheken en opleidingen voor volwassenen. Ze kijken weg van de
problemen in het land, waardoor mensen iedere dag geraakt worden. Ze
gebruiken grote woorden over basisvaardigheden, zelfredzaamheid en hard
werken, maar laten Nederlanders in de steek zodra het er echt toe doet.
Door het afbraakbeleid van deze coalitie worden niet alleen onze
kinderen geraakt, of de Nederlanders die moeite hebben met lezen. Maar
ook breekt de politiek langzaam maar zeker onze economie af. Want door
te bezuinigen op goed onderwijs, zullen er straks minder kinderen van
school afkomen die kunnen bijdragen aan onze samenleving.
De afgelopen jaren is er door de partij van de initiatiefnemers geïnvesteerd om de grootste achterstanden tegen te gaan. Omdat je op een lege maag niet kunt leren, hebben initiatiefnemers eerder gekozen voor schoolmaaltijden. En als je buiten schooltijd in aanraking komt met straatcriminelen in plaats van met sport en huiswerkbegeleiding, gaat het op school ook slecht. Daarom is er geïnvesteerd in een verlengde schooldag. Dit zijn allemaal noodzakelijke investeringen waarmee we veel leraren iedere dag helpen. Maar tegelijkertijd zien initiatiefnemers dat het niet goed gaat met de onderwijskwaliteit, niet alléén bij de kinderen met de grootste achterstanden, maar bij een groot deel van de kinderen. Daar komt bovenop dat de politiek wekelijks wensenlijstjes debiteert voor wat het onderwijs nu weer moet oplossen: van de Week van het Geld tot biologische moestuinen op school.
Initiatiefnemers vinden het tijd om een duidelijke streep trekken en kiezen voor het fundament: geef leraren de ruimte om geweldig les te geven. Niets meer, niets minder. Daarom zul je in dit plan maatregelen lezen die erop gericht zijn het fundament van het onderwijs op orde te krijgen. Maatregelen die ervoor zorgen dat leraren er alleen maar zijn voor het beste onderwijs en niet voor rompslomp, specialistische zorgtaken en het maatschappelijke proefballonnetje van de week. Maatregelen die vakmanschap centraal stellen en ons onderwijs weer aan de wereldtop brengt.
1.3 Initiatiefnemers willen doorbraken in het
onderwijs
In een wereld die op z’n kop staat, gaan wij niet wanhopen en afbreken,
maar handelen en bouwen. Het is tijd voor doorbraken.
In het onderwijs én in de samenleving. Want iedereen moet kunnen lezen,
schrijven, rekenen én meedoen. Het afgelopen jaar maakten
initiatiefnemers een Voorleestour langs scholen, bibliotheken, met de
Voorleesexpress bij kinderen thuis en bij Stichting lezen en schrijven.
Initiatiefnemers gingen in gesprek met leraren, leerlingen, leesexperts
en laaggeletterden om te zien en horen wat nodig is. Daarmee presenteren
initiatiefnemers een plan dat lezen en schrijven centraal stelt: op
school, op het werk en in het dagelijks leven. Een plan met stevige
ambities en maatregelen die het verschil maken. Geen halve ingrepen,
maar structurele oplossingen. Het doel: de Nederlandse school
heeft het beste leesonderwijs ter wereld. Geen kind
verlaat ongeletterd de school en in tien jaar tijd halveren we de
laaggeletterdheid onder volwassenen.
Om dat te bereiken zijn stevige hervormingen nodig:
Focus op het fundament van het onderwijs. Wij willen leraren weer de ruimte geven om zich met de kern van het onderwijs bezig te houden. Door minder bureaucratie, minder niet-lesgevende taken en minder maatschappelijke opdrachten. Initiatiefnemers stellen paal en perk aan overbodige verslaglegging in leerlingvolgsystemen, zorgtaken en goedbedoelde initiatieven. Initiatiefnemers willen normen voor kleinere klassen, minder administratie en meer ruimte voor ontwikkeling en vakmanschap. Onze kinderen worden zo weer goed opgeleid in lezen en rekenen, doordat leraren hier ook tijd voor hebben.
Elk kind een voldoende voor Nederlands. Initiatiefnemers willen dat elk kind geletterd van school komt, ongeacht achtergrond. Initiatiefnemers willen stoppen met het systeem dat uitgaat van lage verwachtingen. Leerlingen die het niet dreigen te halen helpen we met ondersteuning: met bijles en huiswerkbegeleiding op school of zomerscholen.
Leraren moeten kunnen uitblinken in hun vak. Tegenover de forse werkdrukverlaging staat ruimte voor ontwikkeling en vakmanschap. Leraren moeten zich kunnen specialiseren in hun vak, zonder de klas te hoeven verlaten om manager te worden, zoals nu het geval is.
Minder schermtijd, meer leestijd. Boeken en uitdagende teksten staan centraal, niet mobieltjes. Elke school verdient een schoolbibliotheek als basisvoorziening. Initiatiefnemers willen ervoor zorgen dat schoolboeken langer hergebruikt kunnen worden en niet langer jaarlijks in de container belanden. Lesmethoden worden wetenschappelijk onderbouwd en gekeurd door leraren.
Eén verantwoordelijke voor begrijpelijke taal. Met begrijpelijke communicatie, digitale toegankelijkheid, het recht op onbegrijpelijke brieven terugsturen en een meldpunt voor onbegrijpelijke zaken waar burgers melding kunnen maken van onbegrijpelijke overheidscommunicatie. Eén bewindspersoon krijgt in het kabinet de taak om zijn collega’s aan deze doelen te houden.
Het recht op begrijpelijke taal vanuit de overheid. Initiatiefnemers strijden voor het wettelijke recht op begrijpelijke taal vanuit de overheid. Die wet moet niet alleen op papier werken, maar ook in de praktijk effect hebben.
Klip en klare hulp voor mensen. Eén punt in de gemeente waar je terecht kan voor hulp en publieke basisopleidingen voor wie op latere leeftijd wil leren lezen en schrijven. Kinderen worden automatisch lid van de bibliotheek bij geboorte.
2. Een leescrisis in het onderwijs
Steeds minder kinderen in Nederland kunnen goed lezen. Dat is geen incident, dat is een stille ramp. Want wie niet goed kan lezen, mist de sleutel tot zelfstandigheid, verder onderwijs en werk. Jaarlijks verlaten tienduizenden jongeren de school zonder voldoende taalvaardigheid en dat in een van de rijkste landen ter wereld. Het kost de samenleving miljarden. Denk aan de zorgmedewerker die moeite heeft met medicatie-instructies, de mbo-student die vastloopt op theorie, of de jongere die een brief van de belastingdienst niet begrijpt. Laaggeletterdheid begint bij gebrekkig leesonderwijs en het raakt alle lagen van het onderwijs.
We hebben een onderwijsstelsel gebouwd dat zich meer druk maakt om toetsresultaten, dan om echte kennis en vaardigheden. Kinderen krijgen ‘begrijpend lezen’ als apart vak, met strategieën, trucjes en multiplechoicevragen. Ze leren niet lezen om de wereld te begrijpen, maar om een toets goed te maken. Zelfs de bedenker van ‘begrijpend lezen’ heeft zich inmiddels van zijn eigen erfenis afgekeerd.4 Toch blijft het onderwijs gevangen in deze benadering: lesmethoden, toetsinstrumenten en lerarenopleidingen zijn er nog steeds op gebaseerd.
Het gevolg? Een generatie die wel toetsen kan maken, maar steeds minder begrijpt van een samenleving die draait op tekst. Jongeren die vastlopen in het mbo. Werkzoekenden die overheidsbrieven niet begrijpen. Burgers die afhaken omdat ze niet mee kunnen komen. Het is een leescrisis en die begint op school.
2.1 Toetsen die niets zeggen
De doorstroomtoets en het centraal examen Nederlands richten zich vooral op trucjes, zoekvragen, argumentstructuren. Ze meten onvoldoende of leerlingen écht taalvaardig zijn, kunnen schrijven, reflecteren, redeneren. Zelfs het klassieke dictee is in sommige gevallen verworden tot meerkeuzevragen. Bovendien meten ze leerlingen ten opzichte van elkaar, niet op basis van objectieve beheersing.5 De uitslagen geven een vals gevoel van zekerheid: terwijl PISA, metingen van de inspectie en andere internationale toetsen een daling laten zien in leesvaardigheid, blijft het eindexamencijfer Nederlands stabiel. Mbo’s, hogescholen en universiteiten draaien nu op voor extra taaltoetsen en bijlessen en dat terwijl ruim 90% van de leerlingen slaagt voor het examen.6 De variatie tussen doorstroomtoetsen is bovendien groot. De resultaten verschillen per toetsleverancier en ook papieren of digitale versies geven verschillende resultaten. Leerlingen worden door het leerlingvolgsysteem tegen elkaar afgezet, in plaats objectief beoordeeld of ze goed kunnen lezen en schrijven. Daardoor weten we niet goed hoe een leerling zich ontwikkelt.
2.2 Leraren onder druk
Leraren zijn dé sleutel tot beter leesonderwijs. Maar ze worden overvraagd. Nederlandse leraren geven meer lesuren dan hun collega’s in Estland of Finland, en zijn veel tijd kwijt aan administratie en orde houden7 in grote klassen. De grote klassen en extra zorgtaken wegen zwaar mee in de werkdruk van leraren.8 Leraren zijn daarbij per week bijna een dag kwijt aan administratie.9 Tijd voor lesvoorbereiding, professionalisering of teamontwikkeling is schaars.10 Terwijl leraren graag willen werken aan beter onderwijs: 40% van de leerkrachten wil extra dagen werken, zolang deze tijd volledig besteed kan worden aan het verbeteren van de onderwijskwaliteit.11
In Singapore bestaan er aparte loopbaanroutes voor vakinhoudelijke specialisatie, didactiek en leiderschap. In Nederland ontbreekt die infrastructuur vrijwel volledig. Veel leerkrachten verlaten dan ook het onderwijs wegens een gebrek aan doorgroeimogelijkheden.12 Bovendien is nog geen 5% van de leraren in het primair onderwijs academisch geschoold,13 en vaak worden hun vaardigheden niet erkend of benut. We hebben daarmee te weinig leraren die academisch geschoold zijn, terwijl juist zij een brug kunnen slaan tussen de nieuwste wetenschappelijke inzichten en de praktijk.
2.3 Lage verwachtingen, lage uitkomsten
Ons onderwijssysteem rekent op falen. Vooral bij kinderen van ouders zonder diploma, met schulden of een migratieachtergrond wordt uitgegaan van lagere prestaties.14 Dat werkt door in methodes, toetsen en inspectienormen. Zo blijft de lat laag. Sommige scholen laten zien dat het anders kan. Daar haalt het dubbele aantal leerlingen van wat de inspectie eist het streefniveau. Maar dat hóéft dus niet van de inspectie. Zolang de norm afhankelijk blijft van de leerlingenpopulatie, blijft het systeem lage verwachtingen bevestigen. De gevolgen zijn schrijnend. 65% van de vmbo-basis/kader-leerlingen in leerjaar 2 leest onder het niveau dat ze op de basisschool zouden moeten hebben.15 Tegelijkertijd stelt de inspectie dat vmbo-basis het hoogste aandeel ‘voldoende leerresultaten’ heeft van alle schooltypes. Dat betekent: ook met onvoldoende taalvaardigheid kun je slagen.
2.4 Slecht le(e)smateriaal, gesloten markt
Lesmethodes zijn vaak dik, druk en oppervlakkig.16 Ze trainen vooral op toetsen en bevatten weinig rijke teksten. Scholen zijn afhankelijk van een paar grote uitgevers met dure licenties. De boeken worden na een jaar alweer vervangen en hoeven niet wetenschappelijk onderbouwd te zijn. Leraren maken daarom steeds vaker zelf materiaal: goed, maar arbeidsintensief.
Ook de toegang tot goede boeken laat te wensen over. Slechts de helft van de basisscholen en een derde van de middelbare scholen heeft een volwaardige schoolbibliotheek.17 De Bibliotheek op School werkt goed, maar is geen basisvoorziening: deelname is vrijwillig en de financiering beperkt. Zo blijft rijke jeugdliteratuur buiten bereik.
2.5 Mobieltjes en afleiding in de klas
Overmatige schermtijd en het gebruik van mobieltjes in de klas vormen een groeiend probleem voor de concentratie en leerprestaties van jongeren. De constante beschikbaarheid van digitale prikkels ondermijnt hun vermogen om zich langere tijd te focussen en verdiepend te lezen, wat essentieel is voor kennisopbouw en kritisch denken. Steeds meer leraren signaleren dat afleiding door sociale media, notificaties en multitasking een directe negatieve impact heeft op het leerklimaat en de ontwikkeling van diepe leesvaardigheid. Het vermogen tot deep reading dreigt te verschralen doordat we gewend raken aan oppervlakkige, vluchtige informatie via mobieltjes, tablets en computers.18 Vooral kinderen die opgroeien in een drukke omgeving vol met constante afleiding ontwikkelen minder vaak het geduld en de concentratie die nodig zijn voor goed tekstbegrip. Dit is niet zonder gevolgen: verminderde aandacht, minder vermogen tot empathie en een afname van analytisch denken raken de kern van democratisch burgerschap.
2.6 Wat werkt wel?
We weten wat wél werkt. Leerlingen leren beter lezen als ze veel lezen en als ze rijke, inhoudelijke teksten lezen, zoals jeugdliteratuur, geschiedenisverhalen en biologie-inhoud.19 Deze teksten vergroten hun woordenschat, algemene ontwikkeling en begrip. Steeds meer scholen stappen daarom af van het vak begrijpend lezen en integreren lezen in alle vakken. Ze hebben daarbij ook aandacht voor schrijfvaardigheid, spelling en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid.20 Het is in dit digitale tijdperk toenemend van belang dat leerlingen ‘dubbel’ geletterd zijn: diep kunnen lezen gericht op reflectie en analytisch denken én vluchtig kunnen lezen gericht op snelheid, grote hoeveelheden informatie, omgaan met veel stimuli en verschillende media. Daarom zijn doorbraken nodig.
3. Doorbraken voor goed leesonderwijs
3.1 Een hogere lat: geen kind laaggeletterd van school
We moeten alles op alles zetten om onze kinderen beter te laten lezen en schrijven. We mogen deze jonge generatie niet in de steek laten. Alleen als we nu met serieuze doorbraken komen en de bezem door het onderwijs halen, kunnen we ervoor zorgen dat de leesvaardigheid onder kinderen weer omhooggaat. Daarom willen initiatiefnemers de volgende doorbraken realiseren:
Initiatiefnemers willen meer focus in het onderwijs. Minder aandacht voor allerlei goedbedoelde maatschappelijke initiatieven. We houden onszelf en anderen aan een politiek moratorium op het uitdelen van extra projecten en hobby’s aan scholen. De nadruk komt te liggen op daadwerkelijke leesvaardigheid, schrijfvaardigheid, woordenschat, kennisopbouw en reflectie. Op vakmanschap, niet op trucjes of strategieën.
Initiatiefnemers schrappen begrijpend lezen. Lezen wordt geïntegreerd in andere vakken en gekoppeld aan kennisopbouw. Leerlingen leren pas echt goed lezen als ze veel lezen, met verschillende rijke en uitdagende teksten die kennis en woordenschat opbouwen. Naast het vak Nederlands, wordt iedere les een taalles. Lezen en schrijven moet daarom veel meer verweven worden met andere vakken: geschiedenis, biologie, burgerschap, maar ook economie of techniek. Zeker in het voortgezet onderwijs vraagt dit om ondersteuning en ruimte voor samenwerking binnen lerarenteams.
Initiatiefnemers halen een kapmes door het oerwoud aan toetsen. Initiatiefnemers willen minder trucjes en meer inhoudelijke reflectie en schrijfopdrachten. Er komt één landelijke doorstroomtoets, met nadruk op echte taalvaardigheid, schrijven, reflectie en kennis. Ook maken we de prestaties van leerlingen beter zichtbaar. Scholen worden niet langer beoordeeld op relatieve scores of slagingspercentages, maar op de feitelijke beheersing van taal en rekenen.
Extra hulp voor leerlingen die achterblijven. Het huidige streefniveau voor taal aan het einde van de basisschool wordt de norm, en niet meer afhankelijk van de schoolweging, oftewel de achtergrond van de ouders van een kind. Leerlingen die het niet dreigen te halen krijgen ondersteuning: met bijles en huiswerkbegeleiding op school of zomerscholen. Wij willen dat elk kind geletterd van school komt, ongeacht achtergrond. We stoppen met het systeem dat uitgaat van lage verwachtingen.
Alleen een diploma met een voldoende voor Nederlands. Nadat het leesonderwijs is hervormd, wordt een voldoende aan het einde van de middelbare school een voorwaarde voor een diploma. Voor de kinderen die moeite hebben om een voldoende voor Nederlands te halen, moet de overheid haar verantwoordelijkheid nemen en middelen beschikbaar stellen voor extra lestijd en ondersteuning. Dat doen ze op school en is niet afhankelijk van de mogelijkheden van de ouders om dure bijles te betalen. Elk kind verdient een goede basis.
3.2 Doorbraken voor leraren: elke leraar een leesexpert
Als we het onderwijs voor onze kinderen op orde willen brengen, dan moeten we ervoor zorgen dat onze leraren daar ook toe in staat zijn. Leraren maken het verschil. Te vaak hebben leraren te maken met een hoge werkdruk, grote klassen en weinig tijd voor lesontwikkeling. Daar willen wij iets aan doen. Leraren staan aan de lat voor goede lessen, goede lesvoorbereiding en professionele ontwikkeling. Niet voor allerlei extra taken.
Leraarschap terugbrengen naar het fundament: goed lesgeven. Leraren zijn te veel tijd kwijt aan administratie en niet-lesgevende taken. Zonde, want deze tijd wordt niet in de beste lessen aan onze kinderen gestoken. Dit kan en moet anders. Daarom willen initiatiefnemers met de bezem door alle taken die niet gerelateerd zijn aan lesgeven. Initiatiefnemers willen ervoor zorgen dat leraren minder tijd kwijt zijn aan randzaken, zorgtaken en bureaucratie. Er komt een norm voor het terugdringen van niet-lesgevende taken, zoals bijvoorbeeld administratie in leerlingvolgsystemen, surveilleren in de pauze en extra functies zoals mentoraten. Maar ook voor zorgtaken moet de leraar ontlast worden. Overal moet de afweging gemaakt worden: moet de leraar dit doen, of kan iemand anders het ook? Denk bijvoorbeeld aan extra ondersteuning voor zorgleerlingen, het invoeren van cijfers, of gym- of cultuurlessen in het basisonderwijs. Dat geeft meer tijd en ruimte om de beste lessen te bedenken.
Initiatiefnemers willen een einde aan uitpuilende klassen. Zo ontstaat er ruimte voor lesvoorbereiding, professionele ontwikkeling en bijscholing. De overheid gaat weer regie nemen op de arbeidsvoorwaarden van leraren, met een norm voor de klassengrootte.
Initiatiefnemers willen dat leraren kunnen uitblinken in hun vak. Bijvoorbeeld als lees- of rekenexpert, met bijbehorende loopbaanpaden en beloning. Om je te specialiseren, ben je op dit moment vrijwel verplicht om de klas te verlaten als decaan, zorgcoördinator of bovenschoolse medewerker. Allemaal functies waarbij je je minder bezighoudt met het fundament. Terwijl leraren ook graag willen doorgroeien in hun vak: lesgeven. Met meer specialisatiemogelijkheden houden we ambitieuze leraren in het onderwijs en verbeteren we de leskwaliteit en ondersteuning voor leerlingen.
Nederlandse scholen weer voorop met leesonderwijs. Initiatiefnemers zijn van mening dat we de nieuwste wetenschappelijke inzichten moeten gebruiken in het onderwijs. Daarvoor moeten we de kloof tussen praktijk en theorie dichten. Daarom willen initiatiefnemers minimaal één academisch opgeleide leraar per school. Dat geldt ook voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Zo zorgen we ervoor dat de nieuwste wetenschappelijke inzichten over hoe kinderen leren lezen toegepast worden in de praktijk.
De zaag scherp houden door lessen continu te verbeteren. Schoolteams moeten volgens initiatiefnemers meer tijd krijgen om in teamverband te werken aan de leskwaliteit. De beste scholen werken als een team samen om de onderwijskwaliteit hoog te houden. Ze gaan bij elkaar op lesbezoek, gebruiken data en observaties om innovaties te meten en spreken elkaar aan op hun verantwoordelijkheden. Per 8 fulltimebanen krijgen scholen 40 dagen per jaar om in teamverband te werken aan leskwaliteit en vakmanschap. Iedere school krijgt hiermee een ontwikkelcultuur.
3.3 Lezen in het digitale tijdperk: minder schermtijd, meer leestijd
In het digitale tijdperk is onze manier van lezen drastisch veranderd. Deze tijd vereist dat kinderen niet alleen in staat zijn om te scrollen en snel oppervlakkige informatie te verwerken, maar ook de concentratie, rust en ruimte hebben om langere teksten te lezen en hierop kritisch te reflecteren.
Boeken op tafel, mobieltjes in de kluis én mediabewustzijn. Om deze ontwikkeling te keren, is het nodig om kinderen van jongs af aan vertrouwd te maken met beide leesvormen: digitaal en gedrukt. Telefoons horen thuis of in de kluis, ook in de pauzes. Door diepe leesvaardigheden eerst via boeken te ontwikkelen en kinderen vervolgens bewust te leren schakelen tussen leesmedia. En door gericht onderwijs, door bijvoorbeeld elke schooldag te beginnen met een half uur samen lezen.
Schoolboeken worden gekeurd en zo nodig afgekeurd. Om de kwaliteit van lesmethoden te verhogen gaan leraren en wetenschappers lesmethoden keuren op basis van wetenschappelijke onderbouwing, aansluiting bij het curriculum en inhoudelijke kwaliteit. Open platforms, zoals WikiWijs, waarbij leraren zelfgemaakt materiaal kunnen delen moeten gestimuleerd worden.
De markt voor schoolboeken gaat op de schop. Enkele grote uitgeverijen domineren de markt. Veel boeken zijn bedoeld voor eenmalig gebruik: slecht voor de inhoud én het milieu. Initiatiefnemers willen een einde aan dit wegwerpmodel: stevige methodes die jaren meegaan, gecombineerd met een schrift.
Initiatiefnemers willen een goede schoolbieb op élke school. Slechts de helft van de basisscholen en een derde van de middelbare scholen heeft een Bibliotheek op School. Dat moet anders. Elke school verdient een actuele, diverse schoolbibliotheek als basisvoorziening, in samenwerking met de lokale bibliotheek.
4. Veel meer volwassenen die kunnen lezen en schrijven
Laaggeletterdheid onder volwassenen is een groot probleem. In Nederland hebben 3,3 miljoen mensen moeite met lezen, schrijven en/of rekenen.21 Opvallend is dat de meerderheid van deze groep Nederlands als moedertaal heeft (NT1). Zij spreken vloeiend Nederlands, maar vermijden geregeld situaties waarin lezen of schrijven nodig is. Deze groep blijft vaak onder de radar.22 Gemeenten, werkgevers en instanties herkennen het probleem niet of weten niet hoe het bespreekbaar te maken.
De gevolgen zijn ingrijpend. Laaggeletterden hebben vaker moeite met werk vinden of houden, met geldzaken of met het begrijpen van medische informatie. Ze lopen inkomsten mis, maken minder gebruik van toeslagen of regelingen, terwijl ze hier wel recht op hebben, en ervaren vaker gezondheidsproblemen. Voor de samenleving leidt dit tot hogere zorgkosten, meer schuldenproblematiek en lagere arbeidsparticipatie. De kosten lopen op tot meer dan een miljard euro per jaar, blijkt uit onderzoek van PWC.23
Initiatiefnemers zien ook dat digitalisering het probleem vergroot. Steeds meer overheidsdiensten, werkgevers en zorginstellingen zijn alleen nog digitaal bereikbaar. Formulieren, brieven en apps zijn niet altijd toegankelijk of begrijpelijk. Voor mensen die moeite hebben met lezen of digitale vaardigheden, betekent dit extra drempels. Wie hulp zoekt, komt vaak in een doolhof terecht.
4.1 Schaamte
Veel mensen die moeite hebben met lezen en schrijven laten zich niet zien. Niet omdat ze geen hulp willen, maar omdat schaamte hen tegenhoudt. Juist de mensen die hier geboren zijn en Nederlands als moedertaal spreken, verbergen hun moeite met lezen en schrijven vaak zo goed als mogelijk. Als je moeite hebt met lezen en schrijven, vermijd je formulieren, zeg je dat je je bril bent vergeten of vraag je je partner of kinderen om hulp. In gesprekken met instanties of werkgevers durf je je problemen meestal niet te benoemen. Daardoor wordt laaggeletterdheid zelden herkend, en weten mensen vaak niet dat er hulp bestaat. Laat staan dat die hulp voor hen bedoeld is. Het gevolg is dat mensen met Nederlands als moedertaal ondervertegenwoordigd zijn in het cursusaanbod, terwijl ze juist de grootste groep laaggeletterden vormen. Om deze mensen te bereiken, is meer nodig dan een cursusaanbod: we moeten schaamte doorbreken, herkenbare trajecten bieden en mensen actief op weg helpen.
4.2 Mensen weten niet waar ze moeten zijn voor hulp
De huidige aanpak is vooral afhankelijk van de inzet van vrijwilligers, bibliotheken, taalaanbieders en gemotiveerde gemeenten die er prioriteit aan geven. Hoewel er de afgelopen jaren is geïnvesteerd in het programma Tel mee met Taal, ontbreekt het aan structurele oplossingen. Gemeenten hebben enkel de taak om onderwijs in te kopen, niet om in de eigen dienstverlening laaggeletterdheid bij mensen te herkennen en ze verder te helpen naar passende cursussen. Terwijl gemeenten juist daar een belangrijke rol kunnen spelen om laaggeletterdheid te herkennen. In de dagelijkse praktijk van dienstverlening, thuiszorg of schuldhulpverlening komen zij mensen tegen die worstelen met lezen en schrijven en die niet zo snel een bibliotheek binnenlopen. Bovendien hebben sommige gemeenten Taalhuizen in hun lokale bibliotheek, waar mensen terecht kunnen voor hulp, begeleiding en cursussen. Maar de kwaliteit, dienstverlening en precieze functie wisselt per gemeente en lang niet iedere gemeente heeft bibliotheken met een Taalhuis.
De rol van de rijksoverheid is beperkt. Er is geen landelijke doelstelling, geen kwaliteitsnorm voor commercieel aanbod, en onvoldoende samenwerking tussen overheidslagen. Publieke communicatie is vaak niet afgestemd op mensen met beperkte taalvaardigheid. Wie een brief van de Belastingdienst of het UWV niet begrijpt, krijgt zelden hulp op maat. Zo ontbreekt er vaak een telefoonnummer op overheidsbrieven,24 kan de brief niet worden teruggestuurd in ruil voor een begrijpelijke variant of bieden overheidsapps of -websites geen gemakkelijke voorleesfunctie aan zonder allerlei extra apps in te schakelen. Daarmee draagt de overheid bij aan het probleem in plaats van de oplossing te bieden.
4.3 De overheid moet aan de bak
Naast het gebrek aan Taalhuizen en het gebrek aan signalering en begeleiding, is er geen stevige basisinfrastructuur voor het aanbieden van opleidingen en cursussen. Er is een groot en verschillend aanbod per gemeente: cursussen zijn gericht op een diploma of om alleen wat bij te spijkeren, op mensen met Nederlandse als tweede taal of als moedertaal, zijn betaald of gratis en gericht op specifieke vaardigheden of op de volledige basis. Dat is op zichzelf niet slecht: de behoeften van mensen lopen uiteen. Toch ervaren veel mensen dat taallessen niet aansluiten bij hun behoefte of weten ze niet dat het aanbod bestaat.25 Dat het aanbod zo versplinterd is, komt doordat gemeenten financiering krijgen om onderwijs in te kopen en dit vrij mogen besteden via aanbestedingen. Dat kan een mbo-school (Regionaal Opleidingscentrum, ROC) in de buurt zijn, maar ook een commerciële partij. Elke paar jaar treden hierdoor wisselingen op in aanbieders en zijn er in Nederland wel meer dan 150 aanbieders die relatief weinig mensen bereiken.26 Een groot contrast met Vlaanderen, waar met 13 heldere en herkenbare centrale organisaties drie keer zoveel mensen worden bereikt.
Ook in de samenwerking tussen werkgevers en het taalaanbod zit een kloof. Werkgevers signaleren geregeld dat medewerkers moeite hebben met taal of rekenen, bijvoorbeeld bij het invullen van werkbonnen, het lezen van instructies of het volgen van bijscholing. Tegelijkertijd vinden veel bedrijven het lastig om passende ondersteuning te organiseren. Het bestaande aanbod sluit vaak onvoldoende aan bij de praktijk op de werkvloer. Cursussen zijn te algemeen of richten zich vooral op mensen die Nederlands als tweede taal leren, terwijl veel werkenden met taalproblemen Nederlands als moedertaal hebben. Bovendien is de samenwerking tussen taalaanbieders, ROC’s en werkgevers vaak ad hoc en afhankelijk van lokale contacten. Dit terwijl uit onderzoek blijkt dat in de regio’s waar de meeste mensen bereikt worden, er vooral samenwerking is met ROC’s. Er is ook geen structurele samenwerking tussen het UWV en aanbieders van leertrajecten.27
5. Doorbraken voor goed lezen en schrijven
Niet goed kunnen lezen en schrijven is een groot probleem in Nederland. Het demissionaire kabinet doet te weinig om hier serieuze oplossingen voor aan te dragen. Om laaggeletterdheid echt aan te pakken, moet de politiek leiderschap en ambitie tonen. Initiatiefnemers willen de laaggeletterdheid onder volwassenen in tien jaar tijd halveren, zodat mensen meer zelfredzaam zijn, meer zelfvertrouwen hebben en kunnen meedoen. Dat vergt lef en keuzes:
Meer oog voor mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. Gemeenten staan het dichtst bij de mensen. Daarom willen initiatiefnemers een heldere wettelijke taak voor gemeenten om laaggeletterdheid te herkennen en mensen te begeleiden naar passend aanbod. Daarbij hoort structurele financiering, zodat iedere gemeente haar verantwoordelijkheid kan nemen. Gemeenten gaan daarvoor medewerkers trainen binnen hun dienstverlening. Dat gaat om bijvoorbeeld de schuldhulpverlening, wijkteams en consultatiebureaus, maar ook de medewerkers achter de balie van de afdeling burgerzaken. Zij moeten moeite met lezen en schrijven kunnen herkennen en kunnen doorverwijzen naar één herkenbaar punt waar mensen geholpen kunnen worden. Ook bij het UWV moeten medewerkers hierin worden geschoold, aldus de initiatiefnemers. In de volle breedte moet het sociale domein laaggeletterdheid kunnen herkennen en weten waar mensen terecht kunnen, van de huisarts tot het gemeenteloket.
Initiatiefnemers willen een wettelijk recht op begrijpelijke taal. De initiatiefnemers willen dat de overheid zelf het goede voorbeeld geeft. Dat betekent dat alle communicatie van de overheid begrijpelijk moet zijn: in taal en in vorm. Het wettelijke recht op begrijpelijke taal, waar naar aanleiding van een motie28 van het lid Hans Teunissen c.s. (D66) nu een wetsvoorstel in voorbereiding is, moet ook in de praktijk gaan werken. Om dit te handhaven komt er een meldpunt voor onbegrijpelijke zaken, waar mensen onbegrijpelijke zaken naartoe kunnen sturen. Het schrijven van begrijpelijke teksten is dankzij AI een stuk gemakkelijker geworden. Websites van de overheid moeten digitaal toegankelijk zijn, bijvoorbeeld met een ingebouwde voorleesfunctie, en altijd een alternatief bieden: telefonisch, op papier of aan de balie. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat mensen voorafgaand aan een afspraak gemakkelijk kunnen aangeven dat zij moeite hebben met lezen en schrijven.
Initiatiefnemers willen laagdrempelige plekken in de buurt waar mensen naartoe kunnen met een hulpvraag. Taalhuizen, in bibliotheken, worden in iedere gemeente dé herkenbare en toegankelijke plek waar mensen hulp krijgen met lezen en schrijven. Ze bieden informatie, oefenmogelijkheden en begeleiding naar passend aanbod. Iedere gemeente krijgt daarom de zorgplicht én de middelen om een taalhuis in te richten. Er komen daarbij landelijke minimumeisen voor professionaliteit, bereik en dienstverlening.
Initiatiefnemers zetten in op een bekend en vertrouwd gezicht en een stevige basis. Daarom willen initiatiefnemers afstappen van de regelmatige aanbestedingen die leiden tot veel wisselingen en veel aanbieders, maar weinig bereik. Er komt naar Vlaams voorbeeld een publieke basiseducatie vanuit ROC’s, om de basis op orde te krijgen en afstemming met werkgevers te verbeteren. Hier worden landelijke kwaliteitseisen aan gesteld. Het aanbod valt onder het toezicht van de Onderwijsinspectie. Er blijft ruimte voor commercieel aanbod als aanvulling, voor specifieke behoeften.
Iedereen lid van een bibliotheek. Mede dankzij door D66 voorgestelde investeringen heeft iedere gemeente weer een volwaardige bibliotheek vanaf 2026. De drempel om de bibliotheek te bezoeken moet zo laag mogelijk zijn. Daarom wordt ieder kind automatisch lid van de bibliotheek bij geboorte. Zo hebben ouders met een kleine beurs gemakkelijk en goedkoop toegang tot een groot aanbod van kinderboeken om voor te lezen. Projecten zoals de VoorleesExpress, waarbij vrijwilligers komen voorlezen bij kinderen wiens ouders dat niet kunnen, moeten volgens de initiatiefnemers gestimuleerd worden.
Initiatiefnemers willen een recht op terugsturen. Mocht er ondanks het recht op begrijpelijke taal, een onbegrijpelijke brief zijn gestuurd, dan willen initiatiefnemers dat mensen die kunnen terugsturen naar de afzender, zodat die de mogelijkheid krijgt om het nog een keer beter te doen. Ook moeten er meer telefoonnummers op overheidscommunicatie staan, zodat mensen gemakkelijker kunnen bellen.
Eén minister houdt de collega’s scherp. In het kabinet wijzen we een bewindspersoon aan die verantwoordelijk is voor het aanjagen en zo nodig versnellen van de aanpak van laaggeletterdheid, ervoor te zorgen dat het hele kabinet begrijpelijk communiceert en het rapporteren over de voortgang. Er komt een jaarlijkse Staat van Lezen en Schrijven waarin hierover gerapporteerd wordt.
Initiatiefnemers willen dat de overheid het goede voorbeeld geeft, door te investeren in eigen personeel. Ook de overheid heeft te maken met laaggeletterdheid, denk bijvoorbeeld aan de mensen die namens of voor de overheid werken in de schoonmaakbranche, in de bouw of de logistiek.29 Overheden moeten investeren in de lees- en schrijfvaardigheid van hun personeel en samen met de bedrijven werken aan het terugdringen van laaggeletterdheid. Daar heeft iedereen baat bij.
6. Beslispunten
De initiatiefnemers verzoeken de Kamer:
uit te spreken dat het bestrijden van laaggeletterdheid en het versterken van leesvaardigheid een kernverantwoordelijkheid van de overheid is;
zich ten doel te stellen dat:
a. geen kind de basisschool of middelbare school verlaat zonder voldoende geletterd te zijn;
b. in 2035 het aantal laaggeletterde volwassenen ten minste gehalveerd is;de regering te verzoeken hiertoe de volgende maatregelen te nemen:
Onderwijs en toetsing
het curriculum Nederlands in het primair en voortgezet onderwijs te herzien, gericht op leesvaardigheid, schrijfvaardigheid, woordenschat en kennisopbouw;
de doorstroomtoets en het centraal examen Nederlands te vervangen door toetsen die taalbeheersing objectief en criterium gerelateerd meten, en terug te gaan naar één doorstroomtoets;
hogere verwachtingen in het onderwijs te verankeren door het streefniveau taal tot norm te maken, ongeacht schoolweging;
na deze hervormingen een voldoende voor het vak Nederlands te verplichten voor het behalen van een VO-diploma en maatregelen te nemen zodat leerlingen die het niet dreigen te halen voldoende ondersteuning krijgen;
Leraren en schoolteams
de werkdruk van leraren te verlagen en ruimte te creëren voor vakmanschap en lesvoorbereiding, door het stellen van normen op het gebied van lesuren, taakuren en klassengrootte;
middelen uit te trekken voor schoolontwikkeling in teamverband;
doelen te stellen voor de aanstelling van academisch geschoolde leraren ten behoeve van de kennisinfrastructuur;
leraren ruimte te geven voor specialisatie, met bijbehorende loopbaanpaden en beloning;
Schoolboeken en bibliotheken
een verbod in te stellen op wegwerpboeken en een keurmerk voor lesmethoden te introduceren, in handen van de beroepsgroep en de wetenschap;
iedere school structureel te voorzien van een volwaardige schoolbibliotheek in samenwerking met lokale bibliotheken;
te onderzoeken hoe leraren beter ondersteund kunnen worden bij het delen en verspreiden van eigen lesmateriaal;
Publieke infrastructuur laaggeletterdheid
onderzoek te doen naar een verplicht Taalhuis in de bibliotheek, in iedere gemeente als centraal knooppunt voor laaggeletterdheid, met landelijke minimumeisen en structurele financiering;
te verkennen hoe de aanbestedingsstructuur vervangen kan worden met publieke basisopleidingen zoals in Vlaanderen, aan te bieden via ROC’s onder toezicht van de Onderwijsinspectie;
een verkenning te starten naar een wettelijke taak en bijbehorende kosten voor gemeenten en andere dienstverleners om laaggeletterdheid te kunnen signaleren en mensen door te verwijzen;
ieder kind bij geboorte lid maken bij de bibliotheek en te onderzoeken hoe voorleesinitiatieven beter gestimuleerd kunnen worden;
Overheidscommunicatie en digitale toegankelijkheid
zo snel mogelijk met het wetsvoorstel voor een recht op begrijpelijke taal te komen;
een meldpunt in te stellen voor onbegrijpelijke overheidscommunicatie en een bewindspersoon aan te wijzen met verantwoordelijkheid voor begrijpelijke overheidscommunicatie en de brede aanpak van laaggeletterdheid;
een recht op terugzending van onbegrijpelijke overheidsbrieven te realiseren;
te onderzoeken hoe dienstverlening op concrete wijze toegankelijker gemaakt kan worden, bijvoorbeeld met voorleesfuncties, betere telefonische beschikbaarheid en het kunnen aangeven van moeite met lezen en schrijven bij afspraken;
het goede voorbeeld geven door te investeren in vaardigheden van eigen personeel in sectoren met veel laaggeletterdheid.
7. Financiële paragraaf
Een groot deel van de voorstellen hebben geen budgettaire consequenties, bijvoorbeeld omdat onnodige taken in het onderwijs geschrapt worden waardoor er extra ruimte ontstaat voor lesgeven. Het terugbrengen van onderwijs naar het fundament is bijvoorbeeld budgetneutraal, omdat er op andere plekken weer taken verdwijnen en we dit ten kosten laten gaan van onder andere de administratieve lasten. Ook zitten er een aantal investeringen in de nota, bijvoorbeeld een investering in leesbevordering, uitbreiding van de bibliotheek op school, meer tijd voor schoolontwikkeling van onderwijsteams en de aanpak laaggeletterdheid via Taalhuizen en gemeenten. Onderzoeken laten zien dat investeringen in onderwijs30 leiden tot economische groei. Daarnaast zorgt laaggeletterdheid ervoor dat een grote groep van Nederlanders langs de kant staan, meer gebruik maken van zorg, aangewezen zijn op een uitkering en zich vaker tot gemeenten moeten wenden, bijvoorbeeld voor een aanpak van schulden. Dit kost de samenleving meer dan een miljard euro per jaar.31 Dit zijn onnodige kosten die we als samenleving maken. Door deze Nederlanders wel weer mee te laten doen, hebben ze deze voorzieningen niet meer nodig, wat tot een besparing leidt, waarmee deze maatregelen gedekt worden.
Rooderkerk
Vijlbrief
https://www.lezen.nl/nieuws/resultaten-pisa-2022-leesvaardigheid-nederlandse-jongeren-opnieuw-drastisch-gedaald/↩︎
63% van de tienjarigen leest minder dan een half uur per dag, terwijl dit in 2016 op 52% lag. Leestijd daalt bovendien met leeftijd. https://www.lezen.nl/onderzoek/leestijd-daalt-met-leeftijd/↩︎
https://www.lezenenschrijven.nl/sites/default/files/2021-09/Kennisblad_Laaggeletterdheid_2021_0.pdf↩︎
Wat er misgaat met begrijpend lezen, volgens de grondlegger ervan: ‘Kennis is een absolute voorwaarde. Dat zijn we vergeten’ | de Volkskrant↩︎
Van de kat en de bel: Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs - Tilburg University Research Portal↩︎
Grote, veeleisende klas jaagt leraar het onderwijs uit | AOb↩︎
Onderzoek wijst uit: basisschoolleraar is bijna dag kwijt aan administratie↩︎
Rapport Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid IBO Sturing op kwaliteit van onderwijs | Rapport | Rijksoverheid.nl p. 94↩︎
https://arbeidsmarktplatformpo.nl/dossier/landelijke-aanpak-personeelstekort/maatregelen/verbeteren-arbeidsomstandigheden/↩︎
Rapport De Staat van het Onderwijs 2025 | Rapport | Inspectie van het onderwijs↩︎
‘Wie is hier nou de baas?’ – De Groene Amsterdammer, https://neerlandistiek.nl/2023/06/hoe-kijken-leraren-nederlands-aan-tegen-de-methodes-nederlands/↩︎
https://www.lezen.nl/onderzoek/de-bibliotheek-op-school-steeds-meer-in-zwang↩︎
https://www.harpercollins.com/products/reader-come-home-maryanne-wolf?variant=32128334594082↩︎
Didactief | Door een hoepeltje springen voor de eindtoets?↩︎
https://www.lezenenschrijven.nl/over-laaggeletterdheid/informatie-over-laaggeletterdheid-nederland↩︎
https://www.toezichtsociaaldomein.nl/actueel/nieuws/2025/03/18/laaggeletterdheid-vaak-slecht-herkend-bij-mensen-met-nederlands-als-moedertaal↩︎
https://www.lezenenschrijven.nl/sites/default/files/2020-08/Maatschappelijke%20kosten%20laaggeletterdheid.pdf↩︎
Nationale ombudsman | Zorg voor goede telefonische toegankelijkheid↩︎
https://www.toezichtsociaaldomein.nl/actueel/nieuws/2025/03/18/laaggeletterdheid-vaak-slecht-herkend-bij-mensen-met-nederlands-als-moedertaal↩︎
Rapport De Staat van het Onderwijs 2025 | Rapport | Inspectie van het onderwijs↩︎
De staat van de Nederlandse Volwasseneneducatie 2024_VUB-2.pdf↩︎
Kamerstukken II, 2023/2024, 36 410 VII, nr. 60↩︎
https://esb.nu/cpb-moet-stoppen-met-het-negeren-van-de-economische-opbrengsten-van-onderwijs/↩︎
Maatschappelijke kosten laaggeletterdheid | Stichting Lezen en Schrijven↩︎