Halfjaarlijkse rapportage uitreizigers
Terrorismebestrijding
Brief regering
Nummer: 2025D29458, datum: 2025-06-23, bijgewerkt: 2025-06-26 11:45, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Aantallen uitreizigers
- Aantallen intrekken Nederlanderschap
- Beslisnota bij Halfjaarlijkse rapportage uitreizigers
Onderdeel van kamerstukdossier 29754 -753 Terrorismebestrijding.
Onderdeel van zaak 2025Z12996:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-06-25 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-03 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 753 Brief van de minister van Justitie en Veiligheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2025
De terroristische dreiging vanuit het jihadisme blijft onverminderd
hoog. Recente aanslagen in Europese landen en meerdere arrestaties van
personen die de intentie hadden om vanuit een jihadistisch motief een
aanslag te plegen, zijn illustratief voor deze dreiging. In 2024 is
zowel het aantal aanslagen als het aantal arrestaties binnen Europa
toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Geopolitieke
veranderingen, waaronder de oorlog in Gaza en de ontwikkelingen in
Syrië, worden in deze context nauwlettend in de gaten gehouden vanwege
het mogelijk aanjagende effect op extremisme en terrorisme. Ook binnen
Nederland blijven relevante signalen aanleiding geven tot alertheid. Zo
vond er in maart 2025 in Apeldoorn een aanhouding plaats van een
20-jarige man op verdenking van deelname aan een terroristische
organisatie en het voorbereiden van een terroristische aanslag.1 Het kabinet blijft zich, in nauwe
samenwerking met de betrokken (veiligheids-)partners, onverminderd
inspannen om de terroristische dreiging te mitigeren en de nationale
veiligheid te waarborgen.
Conform de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Michon-Derkzen (VVD) en Bikker (CU) bied ik uw Kamer, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Asiel en Migratie en de staatssecretaris Rechtsbescherming, de achtste rapportage uitreizigers aan.2 Ter invulling van deze motie is uw Kamer halfjaarlijks geïnformeerd over de stand van zaken op het terrein van uitreizigers en ontwikkelingen over de aanpak van jihadisme.
Zoals aangekondigd in de vorige halfjaarlijkse rapportage3 zal ik vanaf dit najaar uw Kamer informeren door middel van een bredere periodieke rapportage over terrorisme. Voornoemde geopolitieke ontwikkelingen, in combinatie met het veranderde speelveld maken het wenselijk om breder te kunnen rapporteren dan enkel over uitreizigers. Deze wijze van rapporteren stelt mij in staat om u te informeren over ontwikkelingen aangaande de aanpak van terrorisme, zoals lopende strafzaken, ontwikkelingen rond Nederlandse uitreizigers en vrijkomende terrorismeveroordeelden die een gevaar kunnen vormen voor de nationale veiligheid. Daarnaast constateert de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) dat de dreiging vanuit Nederlandse uitreizigers die zich in de regio Syrië in detentie bevinden momenteel beperkt is, zolang zij zich daar bevinden.
De meest impactvolle verandering van het aantal Nederlandse uitreizigers die zich in de regio Syrië bevonden, werd in het verleden veroorzaakt door repatriëringen van vrouwelijke uitreizigers ten behoeve van strafzaken in Nederland. Relevante wijzigingen in de dreiging die uitgaat van de groep Nederlandse uitreizigers zullen, indien mogelijk, ook in deze rapportage worden opgenomen.
Opbouw brief
In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de ontwikkelingen in Syrië, lopende strafzaken, de stand van zaken betreffende het intrekken van het Nederlanderschap en de uitstroom van terrorismeveroordeelden zonder rechtmatig verblijf uit detentie.
Ontwikkelingen Syrië
Op 10 maart jl. heeft de Syrische overgangsregering een overeenkomst gesloten met de Koerdische Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF). Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe de overeenkomst geïmplementeerd zal worden, noch welke impact deze heeft op de lange termijn situatie in de kampen in Syrië.
Ook in het licht van de veranderende situatie in Syrië is het terughalen van Nederlandse uitreizigers niet aan de orde. Om te kunnen beslissen over repatriëring weegt het kabinet in iedere casus de verschillende omstandigheden en factoren. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de nationale veiligheid, internationale betrekkingen en de veiligheidssituatie in het gebied en de veiligheid van betrokkene(n).
Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat de terroristische dreiging voor Nederland is toegenomen naar aanleiding van de ontwikkelingen in Syrië. Desalniettemin houdt het kabinet de ontwikkelingen in Syrië nauwlettend in de gaten. Het blijft van groot belang om te zorgen dat het Nederlandse stelsel voldoende is uitgerust om, wanneer de dreiging toeneemt als gevolg van de veranderende situatie in Syrië, deze dreiging te mitigeren. We blijven hierover in gesprek met alle betrokken partijen.
De motie van het lid Omtzigt (NSC)4 verzoekt de regering om op zo kort mogelijke termijn aan te geven hoe zij samen met de Europese partners passende acties onderneemt om te zorgen dat mensen met een EU-paspoort die momenteel in kampen in Syrië verblijven indien mogelijk berecht worden voor misdaden. Ook verzoekt de motie de regering om actie te ondernemen zodat deze personen geen gevaar vormen voor de Nederlandse, Europese en Syrische samenleving. In reactie hierop kan ik u melden dat veiligheidspartners alert blijven en voortdurend kijken waar en op welke wijze eventuele aanvullende maatregelen nodig zijn. Internationale samenwerking en informatie-uitwisseling zijn daarbij van groot belang. Nederland is co-lead van de Terrorist Travel Working Group van de Anti-ISIS Coalitie (AIC) samen met Interpol, Turkije en de Verenigde Staten en speelt internationaal een leidende rol om te kijken hoe het internationale stelsel verbeterd kan worden om reisbewegingen van IS-strijders tijdig en goed te blijven onderkennen. Met betrekking tot de berechting van deze personen kan ik u melden dat uw Kamer conform de motie Omtzigt op de hoogte gehouden zal worden door de minister van Buitenlandse Zaken over de Nederlandse inzet ten aanzien van de berechting van ISIS-strijders.
Rechterlijke uitspraken
Strafzaken uitreizigers
Het Hof Den Haag heeft in een aantal recente uitspraken5 in strafzaken van vrouwelijke uitreizigers geoordeeld dat het enkel voeren van een gemeenschappelijke huishouding met een IS-strijder onvoldoende is om deelname aan een terroristische organisatie bewezen te achten. In eerste aanleg werd door de rechtbank Rotterdam in deze zaken het afreizen naar Syrië en het voeren van een gezamenlijke huishouding met een IS-strijder wél als voldoende bewijs gezien voor de deelname aan een terroristische organisatie. Ook werden voorbereidingshandelingen aan een terroristisch misdrijf aangenomen, gelet op de uitreis, de planning daarvan en hun faciliterende rol bij de terroristische activiteiten van hun echtgenoot.
Het Hof Den Haag oordeelde in de hierboven genoemde zaken echter dat de handelingen van de verdachten, het met man en kinderen afreizen naar Syrië, het verblijf in IS-gebied en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding, niet gezien kunnen worden als deelnemingshandelingen of als oogmerk om de terroristische misdrijven voor te bereiden of te bevorderen. Het Hof geeft aan dat om een dergelijke conclusie te trekken, er meer informatie nodig is over de beweegredenen van de verdachte, bijvoorbeeld dat zij een bepaalde versie van de jihad aanhing en/of naar Syrië vertrok om op enigerlei wijze deel te nemen of bij te dragen aan de gewapende strijd. Er dient volgens het Hof een aantoonbare relatie te bestaan tussen de deelnemingsgedraging en het oogmerk van de organisatie. Verder wordt de deelneming voor de verdachte op zichzelf beoordeeld.
In een zaak waarin het Hof wel tot een veroordeling kwam, konden volgens het Hof meer feiten vastgesteld worden dan enkel in IS-gebied verblijven en een gemeenschappelijke huishouding voeren met iemand van IS. Het Hof stelde in die zaak vast dat de verdachte zich het radicaal extremistisch gedachtegoed eigen heeft gemaakt en dat zij vervolgens is uitgereisd naar het kalifaat waar zij getrouwd is met een IS-strijder met wie zij samen een huishouding heeft gevoerd, zij heeft de verdachte verzorgd en samen een bomgordel voorhanden gehad.
Voorheen hanteerde de rechtbank Rotterdam in zaken met vrouwelijke uitreizigers de lijn dat het enkel voeren van een gezamenlijk huishouden met een strijder in het voormalig IS-gebied voldoende is om deelname aan te nemen van een terroristische organisatie. Met de vrijspraken zet het Hof Den Haag een afwijkende lijn neer. Het OM is in de meeste strafzaken tegen de uitspraak van het Hof in cassatie gegaan.
Op dit moment lopen verschillende strafzaken rondom mannelijke uitreizigers. Deze uitreizigers bevinden zich momenteel in detentie in Noordoost Syrië. Indien er relevante ontwikkelingen zijn, zal ik uw Kamer hierover separaat informeren.
Intrekken Nederlanderschap
Personen die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf hebben ernstige schade toegebracht aan de essentiële belangen van ons Koninkrijk. Het gaat hier om personen die de fundamenten van onze rechtsstaat niet accepteren - en alles waar zij voor staat - geweld aandoen.
Door de onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf hebben deze personen hun aanspraak op het Nederlanderschap verspeeld. Daarom kán het kabinet op grond van artikel 14.2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), het Nederlanderschap van hen intrekken. Daarbij wordt in iedere zaak een individuele afweging gemaakt op basis van alle omstandigheden van het geval.
Zoals in het regeerprogramma verwoord, zal het kabinet de mogelijkheden tot uitbreiding van het intrekken van het Nederlanderschap naar andere ernstige misdrijven voor zover het Europees Verdrag inzake Nationaliteit (EVN) dit toelaat, onderzoeken. Dit onderzoek is inmiddels door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum in het onderzoeksprogramma opgenomen.6
Het Nederlanderschap kan ook worden ingetrokken op grond van artikel 14, vierde lid RWN, indien deze personen zich nog in het buitenland bevinden en uit hun gedragingen is gebleken dat zij zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie die een dreiging vormt voor de nationale veiligheid. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wet. De aantallen omtrent intrekken Nederlanderschap zijn opgenomen in bijlage 2.
Veiligheidsrisico’s als gevolg van onrechtmatig verblijf
In het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) van december 2024 wordt gesteld dat vanaf 2025 terrorismeveroordeelden vrijkomen uit detentie die, vergeleken met veel van de eerder vrijgelaten veroordeelden voor terrorisme, een hoger dreigingsprofiel hebben.7 Van een deel van deze terrorismeveroordeelden is het Nederlanderschap ingetrokken, of heeft nooit de Nederlandse nationaliteit gehad.
Indien terrorismeveroordeelden die vrijkomen uit detentie niet (langer) over rechtmatig verblijf beschikken, al dan niet als gevolg van het intrekken van de Nederlandse nationaliteit, verblijven zij na het einde van hun detentie illegaal in Nederland. Ten aanzien van terrorismeveroordeelden die een hoger dreigingsprofiel hebben, brengt dit risico’s voor de nationale veiligheid met zich mee, aangezien het instrumentarium om toezicht te houden, zoals de persoonsgerichte aanpak van gemeenten of reclasseringstoezicht, niet tot nauwelijks inzetbaar is.
Met het oog hierop heeft uw Kamer op 19 december jl. de motie van het lid Boswijk (CDA) aangenomen waarin de regering wordt verzocht om in kaart te brengen wat de knelpunten zijn bij het intrekken van het Nederlanderschap en veroordeelde terroristen die vervolgens het land weigeren te verlaten.8
Knelpunten
Het doel van de wetgever bij intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid, RWN is geweest om uitdrukking te geven aan het feit dat iemand, die een terroristisch misdrijf heeft gepleegd, de essentiële belangen van het Koninkrijk heeft geschaad.
Aangezien de intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14 lid 2 RWN in de regel samengaat met het opleggen van een terugkeerbesluit en inreisverbod, krijgen betreffende terrorismeveroordeelden de status ‘vreemdeling zonder rechtmatig verblijf’. Uit de Vreemdelingenwet 2000 volgt dat – als betrokkene niet in aanmerking komt voor een nieuw verblijfsrecht – hij in beginsel door de IND een terugkeerbesluit krijgt opgelegd en Nederland dient te verlaten. Aanvullend daarop kan een zogeheten ‘zwaar inreisverbod’ worden opgelegd, wat wil zeggen dat betrokkene na vertrek uit het Schengengebied voor een periode van 20 jaar niet (meer) naar het Schengengebied mag reizen.
In de praktijk lukt het in veel gevallen echter niet om terrorismeveroordeelden zonder verblijfsrecht te laten vertrekken naar het land van overgebleven nationaliteit of het land van herkomst, of blijkt dit een tijdrovend en complex proces. De betreffende terrorismeveroordeelde verblijft dan na het uitzitten van zijn straf, onrechtmatig in Nederland. Veelal komt dit doordat het land van de overgebleven nationaliteit of het land van herkomst niet meewerkt aan vertrek.
Ondanks dat dit uitvoeringsknelpunt al langer speelt, neemt de urgentie voor een oplossing en/of mitigerende maatregelen toe omdat vanaf dit jaar terrorismeveroordeelden vrijkomen uit detentie die, in vergelijking met andere eerder vrijgelaten terrorismeveroordeelden, een hoger dreigingsprofiel hebben. Door het illegale verblijf dat in veel gevallen volgt op het intrekken van het Nederlanderschap vervalt de toegang tot voorzieningen en hiermee ook de meeste contactmomenten met de overheid. Hierdoor is het reguliere toezichts- en monitoringsinstrumentarium bij illegaal verblijf van terrorismeveroordeelden op dit moment niet of zeer beperkt inzetbaar. Dit zorgt er binnen de veiligheidsketen voor dat de uitvoering van maatregelen die erop gericht zijn (toe)zicht te houden op de terrorismeveroordeelden ernstig wordt bemoeilijkt. Dat belemmert een goede monitoring en informatiepositie bij de betrokken organisaties en een tijdige onderkenning van signalen.
Dit is zorgelijk omdat juist het illegale verblijf van terrorismeveroordeelden kan leiden tot een verhoogde afhankelijkheid van hun bestaande jihadistische netwerk. Daarmee beperkt de illegale verblijfsstatus, die volgt op intrekking van het Nederlanderschap, het handelingsperspectief en zicht op deze groep terrorismeveroordeelden en draagt het bij aan de instandhouding van de dreiging voor de nationale veiligheid die van hen uitgaat. Om dit risico zoveel als mogelijk te beperken, zijn aanvullende maatregelen nodig. Momenteel ben ik samen met de betrokken collega bewindspersonen in overleg om tot risico-mitigerende maatregelen te komen.
Daarnaast kijk ik naar de mogelijkheden om, conform de motie van het lid Boswijk9, de maatregel van het intrekken van het Nederlanderschap gerichter uit te voeren waarbij overeenkomstig staande praktijk in iedere casus een afzonderlijke beoordeling plaatsvindt. Ondertussen blijft het kabinet zich maximaal inzetten om vertrek van de doelgroep (alsnog) te realiseren en het zicht op de vreemdeling tot aan dit vertrek te houden.
Ik informeer uw Kamer in het vierde kwartaal over de voortgang.
Update Landelijk Afstemmingsoverleg Vertrek en de motie ketenmarinier
Het Landelijk Afstemmingsoverleg Vertrek (LAOV) is op 6 juni 2024 formeel van start gegaan als pilot gericht op het versterken van de inzet op de aanpak van terrorismeveroordeelden zonder rechtmatig verblijf. Het doel van het LAOV is het inzetten op het realiseren van vertrek van deze doelgroep en het zicht houden op dit vertrek, na uitstroom uit strafrechtelijke detentie tot aan dit vertrek. Een evaluatie heeft recent plaatsgevonden, waaraan zowel leden van het LAOV10, als niet-leden11 hebben deelgenomen. De evaluatie laat zien dat het overleg de samenwerking tussen ketenpartners bevordert en bijdraagt aan het beter zicht hebben op de doelgroep tot aan vertrek en het afstemmen van de benodigde stappen. Het bevorderen van vertrek blijft in de praktijk moeilijk realiseerbaar gezien de beperkte invloed op daadwerkelijke vertrekmogelijkheden. Om het LAOV nog effectiever te laten zijn, biedt de evaluatie ook aanknopingspunten voor de leden om vervolg aan te geven.
Ook de verkenning conform de motie Michon-Derkzen12 naar de mogelijke effectiviteit van de inzet van een ketenmarinier is meegenomen in de evaluatie van het LAOV. Voorafgaand hieraan zijn gesprekken gevoerd met ketenmariniers, die worden ingezet bij de aanpak van overlastgevende asielzoekers, de Dienst Terugkeer en Vertrek, het ministerie van Asiel en Migratie, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de G4. In aanvulling hierop zijn ook gesprekken gevoerd met de gemeente Arnhem. Uit de verkenning kwam unaniem een beeld naar voren dat het aanstellen van een coördinator of ketenmarinier op terrorismeveroordeelden die onrechtmatig in Nederland verblijven niet tot extra effecten zal leiden. Hoewel het aanstellen van een afzonderlijke ketenmarinier momenteel in de ogen van de betrokken partijen geen toegevoegde waarde heeft, is de gedachte achter de motie nadrukkelijk meegenomen bij de voortzetting van het LAOV. De motie sluit dan ook nauw aan bij de primaire doelstellingen van het LAOV, namelijk inzetten op realiseren van vertrek en het zicht houden op deze doelgroep met het oog op vertrek. De grondslagen die de Wet Coördinatie Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid (hierna: Wcotnv) biedt aan de NCTV om een coördinerende rol op zich te kunnen nemen, dragen ook bij aan een versterkte aanpak van terrorismeveroordeelden zonder rechtmatig verblijf. Met het afronden van de verkenning is invulling gegeven aan de motie van het lid Michon-Derkzen (VVD).1314
Coördinatie terrorismeveroordeelden uit detentie zonder rechtmatig verblijf
Het feit dat er vanaf 2025 terrorismeveroordeelden vrijkomen uit detentie die een hoger dreigingsprofiel hebben dan terrorismeveroordeelden die eerder zijn vrijgekomen15 vraagt om een intensivering van de coördinatie op terrorismeveroordeelden zonder rechtmatig verblijf. In dit kader is er een aantal moties aangenomen in de Tweede Kamer, die ik hieronder toelicht.
Motie van het lid Van Der Plas (BBB) over ruimte bieden aan AIVD, NCTV en organisaties uit de migratieketen en motie van de leden Boswijk (CDA) en Diederik van Dijk (SGP) over coördineren casuïstiek
De motie van het lid Van Der Plas (BBB)16 verzoekt de regering zo veel mogelijk ruimte te bieden aan de AIVD, organisaties uit de migratieketen en de NCTV om terrorismeveroordeelden die zijn vrijgekomen uit detentie in de gaten te houden en risico’s voor de nationale veiligheid te minimaliseren. Daarnaast verzoekt de motie van de leden Boswijk en van Dijk17 de regering de NCTV opdracht te geven om te coördineren bij en de regie te voeren op casussen van terrorismeveroordeelden die vrijkomen uit detentie met een hoog risicoprofiel, ten behoeve van het borgen van de nationale veiligheid. Beide moties sluiten aan op de Wcotnv. Er wordt gebruikgemaakt van processen die hiervoor zijn ontwikkeld. Binnen deze processen behoudt elke partner zijn of haar eigen rol en verantwoordelijkheid. Met het oog op de motie en de inwerkingtreding van de Wcotnv kan de NCTV een coördinerende rol op zich nemen indien terrorismeveroordeelden zonder rechtmatig verblijf vrijkomen uit detentie en er sprake is van een hoog dreigingsprofiel. Doel is zicht te houden op vrijgekomen terroristen en risico’s voor de nationale veiligheid te minimaliseren. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan deze moties.
Motie van de leden Diederik van Dijk (SGP), Boswijk (CDA), Michon-Derkzen (VVD) en Eerdmans (JA21) over de inzet Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding
In lijn met de hierboven benoemde motie van de leden Boswijk (CDA) en Diederik van Dijk (SGP) over coördineren casuïstiek, verzoekt de motie van het lid Diederik van Dijk (SGP) c.s. van 19 december 2024 de regering de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (hierna: Twbmt) in te zetten om zicht te houden op vrijgekomen terrorismeverdachten met een hoog dreigingsprofiel die een gevaar vormen voor onze nationale veiligheid.18 De Twbmt kan ingezet worden in situaties waar het strafrecht (nog) geen handelingsperspectief biedt en heeft tot doel het beschermen van de nationale veiligheid tegen terroristische dreigingen. De Tijdelijke wet biedt de mogelijkheid tot het opleggen van een meldplicht, contactverbod, uitreisverbod, gebiedsverbod en/of het intrekken of weigeren van beschikkingen inzake subsidies, vergunningen, erkenningen of ontheffingen. De motie van het lid Diederik van Dijk c.s. over de inzet van de Twbmt is geheel in lijn met de uitgangspunten en grondslagen van de Twbmt en de wet kan dan ook als zodanig worden ingezet op zowel terrorismeverdachten, als terrorismeveroordeelden die vrijkomen uit detentie en door hun verhoogde dreigingsprofiel nog steeds een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. Hiermee geef ik ook invulling aan deze motie. Daarnaast kijk ik samen met betrokken partners hoe deze bestuurlijke maatregelen - na het van rechtswege aflopen van deze wet op 1 maart 2027 - een bijdrage kunnen blijven leveren aan terrorismebestrijding, ook gegeven de veranderlijke dreiging. De conclusies en aanbevelingen uit het evaluatierapport van medio 2024 naar de werking van deze wet, worden hierin meegenomen.19 Hiermee werken we verder aan het toekomstbestendig houden van ons instrumentarium met oog op de huidige en toekomstige terroristische dreiging. Uw Kamer zal nader worden geïnformeerd over de vervolgstappen.
Tot slot
De dreiging van het jihadisme blijft onverminderd hoog en manifesteert zich op meerdere manieren. De onverminderd hoge dreiging vraagt om continue alertheid en het kabinet blijft zich dan ook, samen met alle veiligheidspartners, voortdurend inzetten voor de bescherming van onze samenleving tegen deze aanhoudende dreiging.
De minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Kamerstukken II, 2024-2025, 29 754, nr. 748.↩︎
Kamerstukken II, 2020–2021, 29 754, nr. 597.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29 754, nr. 745.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 21 501-20, nr. 2241.↩︎
Zie onder meer vonnis Gerechtshof Den Haag, d.d. 30 januari 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:99↩︎
Hiermee wordt de toezegging die de minister van Justitie en Veiligheid op 25 maart jl. aan uw Kamer deed afgedaan.↩︎
Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, december 2024.↩︎
Kamerstukken II, 2024-25, 29 754, nr. 743.↩︎
Kamerstukken II, 2024-25, 29 754, nr. 743.↩︎
Dienst Terugkeer en Vertrek, Immigratie- en Naturalisatiedienst, Dienst Justitiële Inrichtingen, Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel, Koninklijke Marechaussee.↩︎
Gemeente Amsterdam, Gemeente Den Haag, Gemeente Rotterdam, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Politie.↩︎
Kamerstukken II, 2022-23, 29 754, nr. 685.↩︎
Kamerstukken II, 2022-23, 29 754, nr. 685.↩︎
Hiermee wordt tevens de toezegging (TZ202406-034) aan uw Kamer van 19 juni 2024 volbracht. De overige onderwerpen uit de toezegging zijn in de zevende halfjaarlijkse rapportage uitreizigers al aan bod gekomen (Kamerstuk 29 754, nr. 727).↩︎
Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, december 2024.↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 29 754, nr. 672.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29 754, nr. 742.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29 754, nr. 744.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025 29 754, nr. 730.↩︎