Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken 24 juni 2025 (Kamerstuk 21501-02-3162)
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D29560, datum: 2025-06-24, bijgewerkt: 2025-06-30 16:53, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (BBB)
- Mede ondertekenaar: E. Hoedemaker, adjunct-griffier
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken 24 juni 2025 (Kamerstuk 21501-02-3162)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-3177 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2025Z13058:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-06-25 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-03 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
21501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 3177 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 juni 2025
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brieven van:
11 juni 2025 inzake Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 24 juni 2025 (Kamerstuk 21502-02, nr. 3162) en
4 juni 2025 inzake Verslag Raad Algemene Zaken van 27 mei 2025 (Kamerstuk 21501-02, nr. 3161).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 juni 2025 aan de minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 24 juni 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de minister van Buitenlandse Zaken
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 24 juni a.s. en het verslag van de Raad Algemene Zaken van 27 mei jl. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
Tijdens de Raad Algemene Zaken wordt in aanloop naar de Europese Raad gesproken over defensiesamenwerking. Deze leden zijn van mening dat er veel te winnen valt wat betreft samenwerking en met name wat betreft gezamenlijke inkoop. Wat deze leden betreft moet er een nieuwe doelstelling van 50% gezamenlijke inkoop worden vastgesteld. Hoe staat het kabinet hier tegenover? Is het kabinet bereid meer dwingende afspraken te maken over gezamenlijke inkoop van defensiematerieel?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet benadrukt het belang van Europese vraagbundeling, in lijn met de nationale Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie. Dit jaar wordt een Government-to-Government office opgericht om de vraagbundeling vanuit het ministerie van Defensie te organiseren met andere landen. Ook onderzoekt het ministerie van Defensie hoe het meer gebruik kan maken van bestaande internationale instrumenten voor gezamenlijke aanschaf, zoals de NATO Support and Procurement Office (NSPA), het Europees Defensie-agentschap (EDA) en de Organisation Conjointe de Coopération en matière d'Armement (OCCAR). Omdat aanschaf van defensiematerieel de nationale veiligheid betreft, behoudt het kabinet graag de vrijheid om zelf aan te schaffen wat noodzakelijk is. Zie verder over gemeenschappelijke aanschaf ook de beantwoording van vraag 13 en 14.
De aan het woord zijnde leden lezen dat in de Raad Algemene Zaken van 27 mei jl. is gesproken over toetreding. Hier riepen lidstaten op voortgang te maken met de Oekraïense EU-toetredingsonderhandelingen. Hoe heeft Nederland zich in deze discussie opgesteld en is het demissionaire kabinet bereid zich aan te sluiten bij de lidstaten die oproepen voortgang te maken bij de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne?
Antwoord van het kabinet
EU-toetreding stond niet op de agenda van de RAZ van 27 mei jl., evenwel hebben enkele lidstaten het onderwerp onder het agendapunt ‘voorbereiding Europese Raad’ opgebracht. Het kabinet staat kritisch tegenover verdere uitbreiding van de EU, en houdt streng vast aan de eisen voor lidmaatschap van de EU, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria. Het kabinet onderstreept evenwel het EU-perspectief van Oekraïne. De voortgang van het toetredingsproces is afhankelijk van de voortgang van de hervormingen die Oekraïne doorvoert. Het kabinet staat, zoals gecommuniceerd in de kabinetsappreciatie voortgangsrapportage EU-uitbreiding1 constructief-kritisch tegenover openen van cluster 1 in het toetredingsproces met Oekraïne. Dit is de boodschap die Nederland in EU-verband en in gesprek met EU-lidstaten verkondigt. Ondertussen blijft het kabinet bezien hoe het Oekraine kan helpen de hervormingen door te voeren om aan de EU-voorwaarden te voldoen, met name waar het gaat om de Kopenhagencriteria.
Tijdens de Raad Algemene Zaken heeft een hoorzitting plaatsgevonden over de artikel 7-procedure tegen Hongarije. De voornoemde leden hebben aan de minister gevraagd zich ervoor in te zetten een gekwalificeerde meerderheid te bereiken om de procedure verder te brengen en bilaterale gesprekken te voeren met lidstaten die zich nog niet hebben aangesloten bij de lidstaten die hier voor zijn. Op welke manier heeft de minister dit opgenomen met deze lidstaten? Zijn er gesprekken gevoerd en zo ja, hoe vaak?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet staat in nauw contact met andere gelijkgezinde lidstaten en informeert onder meer in bilaterale contacten naar hun inzet in de artikel 7-procedure tegen Hongarije. Over posities van individuele lidstaten doet het kabinet geen uitspraken. Bij wijziging in het krachtenveld die mogelijk een verdere stap in de artikel 7-procedure tegen Hongarije in beeld zou brengen, zal het kabinet uw Kamer daarover informeren. Voor het kunnen ontnemen van het stemrecht dienen de lidstaten met unanimiteit minus 1 (de lidstaat in kwestie) te constateren dat sprake is van een ernstige en voortdurende schending van de waarden van de Unie. Het kabinet blijft de lidstaten wijzen op het belang van de artikel 7-procedure.
Er worden nu geen verdere stappen gezet. Wat heeft Nederland volgens de minister uit deze hoorzitting gehaald? Hoe gaat de minister zich inspannen om hier toch binnenkort voortgang op te boeken?
Antwoord van het kabinet
De bespreking van de rechtsstaatproblematiek tijdens deze hoorzitting van de Raad leverde, opnieuw, een belangrijk politiek signaal richting Hongarije op. Nederland blijft terzake actief, houdt het krachtenveld voor de artikel 7-procedure goed in de gaten en blijft in nauw contact met andere gelijkgezinde lidstaten staan aangaande deze procedure.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken van 24 juni 2025. Zij willen in dit kader enkele specifieke aandachtspunten benadrukken en verzoeken het kabinet om nadere toelichting.
Met betrekking tot de aanbeveling om het fiscaal beleid te hervormen, constateren de leden dat de Commissie opnieuw wijst op het afbouwen van de hypotheekrenteaftrek. Hoe beoordeelt het kabinet deze aanbeveling, en deelt het kabinet de opvatting dat dit soort nationale keuzes primair bij lidstaten zelf horen te blijven?
Antwoord van het kabinet
In het Europees Semester hebben lidstaten afgesproken hun economisch beleid te coördineren. Onderdeel van het Europees Semester zijn landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten. Nederland hecht hier waarde aan. Lidstaten worden hiermee gewezen op mogelijkheden om het financieel-economisch beleid te versterken. Tegelijkertijd zijn het aanbevelingen en wordt over beleid op een groot aantal economische thema’s, waaronder de hypotheekrenteaftrek, op nationaal niveau besloten.
Gezien de demissionaire status van het kabinet wordt niet inhoudelijk ingegaan op de beleidsvoornemens van individuele aanbevelingen uit het Europees Semester. Voor een overzicht van de aanbevelingen verwijs ik u naar de nazending geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 19 en 20 juni 2025.2
Ten aanzien van de aanbevelingen op het terrein van defensie en begrotingsbeleid, constateren de leden dat de Commissie ruimte biedt voor extra investeringen in defensie binnen de nieuwe uitgavenkaders. De VVD-fractie juicht dit toe, en roept het kabinet op om met gelijkgezinde lidstaten te pleiten voor verdere benutting van Europese fondsen voor defensiegerelateerde infrastructuur, zolang dit gepaard gaat met robuuste toetsing op doelmatigheid en proportionaliteit. Hoe beoordeelt het kabinet in dit verband de huidige bereidheid binnen de Raad om defensie als prioritaire uitgavenpost te erkennen in het Meerjarig Financieel Kader?
Antwoord van het kabinet
Aangezien de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader nog niet zijn begonnen, is er nog geen volledig beeld van het krachtenveld in de Raad. Het voorstel van de Commissie voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader vormt het startschot voor de onderhandelingen en wordt verwacht op 16 juli a.s. Uw Kamer wordt over de Nederlandse inzet via de geëigende weg geïnformeerd.
Ook op het gebied van innovatie en strategische technologieën steunen de leden de oproep van de Commissie om sterker in te zetten op de doorgroei van startups naar scale-ups, en op het verkleinen van de Europese innovatiekloof. Tegelijkertijd vragen zij aandacht voor de administratieve druk die Europese subsidieprogramma’s veroorzaken. Op welke wijze zet het kabinet zich concreet in om toegang tot Europese financieringsinstrumenten, zoals STEP en de toekomstige Spaar- en Investeringsunie, te vereenvoudigen, met name voor MKB-bedrijven?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet zet in op een moderne en toekomstbestendige EU-begroting. Het kabinet is in dat kader onder andere voorstander van vereenvoudiging van de Europese begroting, om toegang tot EU-subsidies voor onder andere het mkb te vergemakkelijken. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door het aantal fondsen en programma’s te verminderen, waar sprake is van overlap door fondsen en programma’s in gedeeld beheer samen te voegen in bredere landenenveloppen, en door vereenvoudiging van de programma’s zelf. Daarnaast kan worden ingezet op verminderde rapportagedruk, waar passend en mogelijk, en meer synergiën tussen de noodzakelijke audits in de uitvoering. Het kabinet wacht verder het voorstel van de Commissie voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader op 16 juli a.s. af en zal daarna een nadere appreciatie over de concrete Commissievoorstellen ook op dit punt aan uw Kamer doen toekomen.
Tot slot willen de leden van de VVD-fractie weten hoe het kabinet de bredere inzet van de Commissie op het gebied van concurrentievermogen beoordeelt. Zij verwelkomen de horizontale notitie die stelt dat minder regeldruk en een beter functionerende interne markt cruciaal zijn voor Europese weerbaarheid. De VVD-fractie verzoekt het kabinet om zich actief uit te spreken voor concrete vermindering van Europese regelgeving en vereenvoudiging van rapportageverplichtingen, vooral voor innovatieve bedrijven in de technologische sector. Is het kabinet bereid om dit punt tijdens de komende RAZ expliciet te agenderen?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet spreekt zich in het kader van de vereenvoudigingsagenda van de Commissie actief uit voor het verminderen van onnodige regeldruk en vereenvoudiging van rapportageverplichtingen. De Commissie geeft ook prioriteit aan dit thema. Dit blijkt uit de verschillende omnibusvoorstellen die in de afgelopen maanden gepubliceerd en aangekondigd zijn, de toepassing van het “One In One Out”-beginsel en de doelstelling om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven met 25%, en voor het mkb zelfs met 35%, te hebben verminderd aan het eind van de zittingstermijn van de huidige Commissie. Het kabinet steunt de aanpak van de Commissie en zal tijdens de besprekingen benoemen dat versimpeling essentieel is voor het concurrentievermogen van de EU.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 24 juni 2025. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De Europese Commissie heeft de landspecifieke ontwerpaanbevelingen gepubliceerd, waarin onder meer wordt ingegaan op het effectief implementeren van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) vóór eind 2026. De voorgenoemde leden constateren dat Nederland momenteel het risico loopt miljarden euro’s mis te lopen uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF), onderdeel van het Europese herstelpakket NextGenerationEU, ook wel bekend als het coronaherstelfonds. Dit komt mede door de val van het kabinet en mogelijke controversieelverklaringen in de Kamer waardoor bepaalde wetgeving niet tijdig kan worden doorgevoerd. Het mislopen van deze miljarden zou bijzonder schadelijk zijn, temeer daar Nederland slechts €5,4 miljard uit het coronaherstelfonds van circa €750 miljard ontvangt, terwijl het voor ongeveer €45 miljard garant staat. Daarmee kan dit fonds wat deze leden betreft worden gezien als de slechtste deal in de geschiedenis van het Nederlandse EU-lidmaatschap. Welke stappen onderneemt het kabinet momenteel om de resterende €2,9 miljard van de €5,4 miljard veilig te stellen?
De aan het woord zijnde leden horen daarnaast graag of het kabinet bereid is bij de Europese Commissie te bepleiten om reeds ingediende plannen desgewenst te herzien en (deels) aan te passen ten behoeve van dual-use infrastructuur of andere defensiegerelateerde projecten, zoals Polen dat inmiddels succesvol heeft gedaan. Is het kabinet van mening dat de Nederlandse defensiegerelateerde inspanningen onder de HVF kunnen worden versterkt binnen de kaders van artikel 21 van de HVF-verordening? Zo ja, is het kabinet voornemens om bij voldoende steun uit de Kamer dergelijke stappen te ondernemen?
Antwoord van het kabinet
De leden Kahraman en Idsinga van NSC hebben op 2 juni jl. soortgelijke vragen gesteld aan de minister van Financiën en de minister van Buitenlandse Zaken. De beantwoording van deze vragen ontvangt u op korte termijn van de minister van Financiën.
Voorts vragen deze leden of het kabinet de recente inzet van Duitsland onderschrijft om de toekenning van EU-middelen in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (2028–2034) afhankelijk te maken van nationale hervormingen. De leden van de NSC-fractie plaatsen kanttekeningen bij deze benadering. Hoewel hervormingen op zich wenselijk kunnen zijn, constateren zij dat een dergelijk model de Europese Unie te veel directe invloed geeft op binnenlandse politieke processen van lidstaten. Daar komt bij dat recente rapporten van onder meer de Europese Rekenkamer waarschuwen voor gebrekkige controle op de besteding van EU-gelden binnen het coronaherstelfonds, een instrument dat eveneens gebaseerd is op nationale plannen met hervormingsvoorwaarden.
De leden van de NSC-fractie onderstrepen in plaats daarvan het belang van naleving van bestaande Europese begrotingsregels, zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Want hoewel landen als Italië (3,7% begrotingstekort en 137,7% staatsschuld t.o.v. het bbp) en Spanje (2,8% tekort, 107,7% schuld) op grote schaal EU-gelden ontvangen, voldoen zij structureel niet aan de SGP-normen van maximaal 3% begrotingstekort en 60% staatsschuld. Tegelijkertijd worden er slechts beperkte hervormingen doorgevoerd op het gebied van fiscaliteit, pensioenen en vermogensbelasting. Zo kent Italië een erfbelasting met een vrijstelling van €1 miljoen, ontbreekt daar een algemene vermogensbelasting, en ligt de pensioenleeftijd in veel Zuid-Europese landen relatief laag, terwijl Fransen bijvoorbeeld gemiddeld ouder worden dan Nederlanders. Deze landen kunnen dus wel hervormen om zich aan de financiële afspraken te houden, maar kiezen er voor om dit niet te doen. Hiermee neemt het risico op een nieuwe schuldencrisis toe.
In het licht van deze cijfers pleiten deze leden ervoor om bij de toekenning van Europese middelen sterker te sturen op aantoonbare naleving van de normen uit het Stabiliteits- en Groeipact. Hoewel zij erkennen dat tijdelijke afwijkingen in uitzonderlijke omstandigheden mogelijk moeten blijven, denk hierbij aan tijdelijk verhoogde defensie-uitgaven, achten zij structurele en langdurige schendingen van begrotingsregels onwenselijk. Het huidige systeem dreigt landen die hun financiën op orde hebben, zoals Nederland, relatief te benadelen ten opzichte van lidstaten die al jarenlang niet aan de afgesproken normen voldoen.
Is het kabinet bereid het steviger verbinden van EU-middelen aan structurele naleving van het SGP, expliciet op te nemen in de Nederlandse inzet voor de onderhandelingen over het aankomende Meerjarig Financieel Kader?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft zich in de brief van 28 maart jl. met de inzet op hoofdlijnen voor de onderhandelingen voor het volgend MFK uitgesproken voor het verbinden van conditionaliteiten aan het toekennen van publiek geld.3 Het is van belang om een sterke en effectieve relatie met het Europees Semester op te nemen, met inachtneming van de nationale beleidsvrijheid en een proportionele verhouding tussen het ambitieniveau van beoogde hervormingen en ontvangsten door lidstaten. Er is nog veel onduidelijk over de precieze invulling van de resultaatgericht begroten werkwijze. Het kabinet wacht het voorstel van de Commissie voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader op 16 juli a.s. af en zal daarna een nadere appreciatie over de concrete Commissievoorstellen op dit punt aan uw Kamer doen toekomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 24 juni. Naar aanleiding hiervan hebben zij nog enkele vragen.
Tijdens deze Raad Algemene Zaken zullen de voorbereidingen worden getroffen voor de Europese Raad van 26 en 27 juni, de eerste na de NAVO-top in Den Haag. Aangezien tijdens die top waarschijnlijk een nieuwe NAVO-norm wordt vastgesteld, hebben de leden de volgende vragen:
Op welke wijze zal het kabinet opvolging geven aan de NAVO-top tijdens de Europese Raad van 26 en 27 juni?
Antwoord van het kabinet
Tijdens de NAVO-top zullen de bondgenoten met elkaar spreken over de trans-Atlantische veiligheidssamenwerking en over de grote geopolitieke veiligheidsuitdagingen waarmee we te maken hebben. Een van de belangrijkste agendapunten is het verhogen van defensie-investeringen. De EU kan een ondersteunende en faciliterende rol spelen bij het verhogen van defensie-uitgaven en het omzetten daarvan in capaciteiten ter ondersteuning van de NAVO-doelstellingen. Tijdens de Europese Raad zullen de EU-lidstaten spreken over het ontwikkelen en versterken van de Europese defensie-industrie en de daartoe benodigde investeringen. Ook zal de Europese Raad naar verwachting kennisnemen van het Defence Omnibus Simplification-voorstel en vooruitblikken op het Military Mobility Package van de EU. Daarnaast zal de Europese Raad naar verwachting spreken over EU-NAVO samenwerking en partnerschappen met belangrijke EU-partners zoals Canada en het VK. Over de kabinetsinzet voor de Europese Raad bent u geïnformeerd in de geannoteerde agenda.
Welke rol ziet het kabinet voor Europese samenwerking bij het realiseren en invullen van de nieuwe NAVO-norm?
Antwoord van het kabinet
Om te voldoen aan de nieuwe NAVO-norm zullen de EU-lidstaten die ook NAVO-bondgenoot zijn komende jaren veel meer financiële middelen vrij gaan spelen voor defensie. Het verdient aanbeveling dat deze middelen zoveel mogelijk gezamenlijk worden uitgegeven, omdat dit zorgt voor meer (kosten)efficiëntie en interoperabiliteit. Europese instrumenten zoals het Security Action for Europe-instrument (SAFE) en het Europees Defensie-Industrie Programma (EDIP), nog in ontwikkeling, stimuleren het gezamenlijk aanbesteden van defensiematerieel. Ook stuurt EDIP aan op het gezamenlijke opzetten van grote grensoverschrijdende projecten waar meerdere EU-lidstaten profijt van hebben. Dit alles ter ondersteuning van de capaciteitsdoelstellingen van de NAVO.
Hoe wordt concreet voorkomen dat het verhogen van de NAVO-norm leidt tot nog meer verschillende wapensystemen en verdere fragmentatie?
Deelt u de opvatting van de leden van de D66-fractie dat gezamenlijke inkoop door slechts twee of drie landen geen oplossing biedt voor de huidige versnippering en de beperkte gezamenlijke inzetbaarheid van de Europese krijgsmachten?
Antwoord van het kabinet
Nederland zet pro-actiever in op gezamenlijke ontwikkeling van militaire vermogens (capabilities) en vraagbundeling. Gezamenlijke aanschaf wordt ook gestimuleerd door EU-instrumenten zoals SAFE en het EDIP. Ook gezamenlijke aanschaf met een kleiner aantal landen helpt al om versnippering tegen te gaan en interoperabiliteit te verbeteren. Een grotere groep deelnemende landen heeft de voorkeur, maar dit is niet altijd haalbaar met oog op nationale planningsprocessen. NAVO inkoopagentschap NATO Support and Procurement Office (NSPA) kan gezamenlijke aanschaf faciliteren. Dit agentschap heeft ruime ervaring met het bundelen van behoeftes en het aangaan van multilaterale contracten.
Daarnaast hebben de leden met interesse kennisgenomen van het 18e sanctiepakket tegen Rusland, dat de Europese Commissie vorige week heeft gepresenteerd. De leden willen de druk op Rusland en de Russische economie zo hoog mogelijk opvoeren en hebben hierover nog enkele vragen:
Hoe beoordeelt het kabinet dit 18e pakket?
Ziet het kabinet aanvullende mogelijkheden voor sancties tegen Rusland?
Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie presenteerde voorstellen voor het achttiende sanctiepakket. Op het moment van schrijven zijn de onderhandelingen daarover in de Raad nog gaande en zijn nog niet alle lidstaten aan boord. De contouren van het achttiende sanctiepakket zoals gepresenteerd door de Europese Commissie bevatten onder meer maatregelen tegen Russische banken, schepen en bedrijven uit de schaduwvloot en bedrijven in derde landen die Rusland helpen sancties te omzeilen. Dit pakket laat zien dat de EU gecommitteerd blijft aan het verder opvoeren van de economische druk op Rusland en vormt hierin een belangrijke stap. Tegelijkertijd is het van belang om ook na de aanname van dit pakket de druk op Rusland op te blijven voeren. Hierbij liggen voor het kabinet in principe alle opties op tafel. Bijzondere aandacht van het kabinet gaat hierbij uit naar maatregelen die het Russische verdienvermogen op mondiale oliemarkten raken, en die meer druk zetten op derde landen die de Russische oorlogsinspanning ondersteunen met wapenleveranties en sanctie-omzeiling.
Het European Union Institute for Security Studies (EUISS) heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar aanvullende sanctiemogelijkheden en daarover een rapport gepubliceerd met aanbevelingen onder de titel UNPOWERING RUSSIA.
Hoe beoordeelt het kabinet de aanbevelingen in dit rapport? Graag ontvangen de leden een reactie op elk van de 22 voorgestelde acties (zie pagina 83 van het rapport).
Antwoord van het kabinet
Het kabinet verwelkomt het rapport Unpowering Russia. Beleidsaanbevelingen van externe partijen kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan het verder aanscherpen en van bestaand beleid. Gezien het korte tijdspad voor beantwoording is een uitgebreide appreciatie niet mogelijk. Veel van de door het rapport aangedragen aanbevelingen, waaronder op sanctie(naleving), communicatie, diplomatieke inzet en Europese samenwerking, worden reeds in de praktijk gebracht. Overige aanbevelingen zullen zorgvuldig worden meegenomen in verdere beleidsafwegingen.
De leden maken zich nog steeds grote zorgen over de rechtsstaat in Hongarije die wordt afgebroken door Premier Orban. In het verslag van de RAZ van 27 mei lezen de leden dat de artikel 7-procedure tegen Hongarije zal worden voortgezet. Naar aanleiding van de motie Paternotte/van Campen (Kamerstuk 21501-02 nr. 3079) is bij andere landen geïnventariseerd of zij openstaan voor vederen stappen in de artikel 7-procedure. Op basis daarvan concludeert het Kabinet dat er nog geen meerderheden in zicht zijn.
Wat betekent het concreet dat de artikel 7-procedure wordt “voortgezet”?
Kunt u aangeven welke landen dwarsliggen bij het verder brengen van de artikel 7 procedure tegen Hongarije?
Op welke manier gaat het Kabinet zich blijven inspannen voor het verder brengen van de artikel 7-procedure tegen Hongarije en het ontnemen van hun stemrecht zoals verzocht in de motie Paternotte/van Campen?
Antwoord van het kabinet
De artikel 7-procedure tegen Hongarije bevindt zich momenteel in de fase van artikel 7, lid 1, van het EU-Verdrag en bestaat uit het horen van Hongarije tijdens RAZ-vergaderingen. Voortzetting van de artikel 7-procedure houdt in dat de Raad Hongarije zal blijven horen. Dat kan in de vorm van een hoorzitting of stand van zaken-bespreking. Tijdens deze besprekingen spreekt het kabinet zich, in Benelux-verband, telkens uit over de ernstige rechtsstatelijke zorgen met betrekking tot Hongarije. Daarnaast staat het kabinet in nauw contact met andere gelijkgezinde lidstaten en informeert onder meer in bilaterale contacten naar hun inzet in de artikel 7-procedure tegen Hongarije om te bezien of de artikel 7-procedure verder kan worden gebracht. Het kabinet blijft terzake actief en blijft de lidstaten wijzen op het belang van de artikel 7-procedure. Over posities van individuele lidstaten doet het kabinet geen uitspraken. Bij wijzigingen in het krachtenveld aangaande de Artikel 7-procedure tegen Hongarije, informeert het kabinet uw Kamer daarover.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-Fractie
De leden van BBB willen graag een paar thema's aansnijden betreffende de Raad Algemene Zaken van 24 juni 2025. Onze grootste zorg gaat uit naar de geringe controle die op gelden uit de Herstel- en veerkrachtfaciliteit (het coronaherstelfonds) wordt uitgeoefend en de slordige werkwijze die hierbij is geconstateerd. Dit moet beter kunnen, helemaal als het om zulke grote bedragen gaat. Hoe kan dit in de toekomst worden voorkomen, zeker nu de EU de begrotingsregels voor defensie uitgaven deels laat vieren?
Antwoord van het kabinet
De Europese Rekenkamer (ERK) heeft in haar syntheserapport dat op 6 mei jl. werd gepubliceerd kritische opmerkingen geplaatst bij de controlemechanismen van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (HVF). Het kabinet vindt het van belang dat EU-geld zorgvuldig wordt besteed. Daarbij is het van belang dat er lessen worden getrokken uit de implementatie van de HVF. De rapporten van de ERK zijn daarin waardevol. Het is echter niet het geval dat lidstaten zomaar geld uit de HVF kunnen krijgen. In de HVF-verordening zijn diverse bepalingen opgenomen om de financiële belangen van de EU te beschermen. Het gaat dan om het voorkomen, opsporen en corrigeren van fraude, corruptie, dubbele financiering en belangenverstrengeling. Daarbij staan lidstaten primair aan de lat om de financiële belangen van EU te beschermen. Dit vertaalt zich in diverse verplichtingen. Zo moeten lidstaten controlesystemen opzetten, en er moeten eerst mijlpalen en doelstellingen worden behaald voordat een lidstaat middelen uit het HVF kan krijgen. Zonder een goed werkend controlesysteem hebben lidstaten geen recht op uitbetaling. Bovendien moeten lidstaten bijvoorbeeld verkeerd uitbetaalde of incorrect bestede middelen terugvorderen. Daarnaast heeft de Commissie tijdens de looptijd van de HVF aanvullende richtsnoeren gepubliceerd om lidstaten te ondersteunen bij het tegengaan van bijvoorbeeld dubbele financiering. Het kabinet hecht er groot belang aan dat de financiële belangen van de EU worden beschermd. Mocht de werkwijze van resultaatgericht begroten, met uitbetaling op basis van het bereiken van mijlpalen en doelstellingen, een vervolg krijgen onder het volgend MFK dan zijn de observaties van de ERK op dit punt van belang.
De ontwerpaanbevelingen voor Nederland van de EC verdienen van de leden van BBB een paar nuanceringen. Als men investeringen in een betaalbare particuliere huurmarkt wil stimuleren, dan zal het kabinet de de-stimulerende fiscale maatregelen in BOX 3, net als andere maatregelen die investeren in deze sector onaantrekkelijk maken, moeten aanpakken. Kan de minister aangeven waarom de staatssecretaris van financiën hierin stug blijft en niet open staat voor de ook door de EC gewenste stimulans?
Antwoord van het kabinet
In het Europees Semester hebben lidstaten afgesproken hun economisch beleid te coördineren. Onderdeel van het Europees Semester zijn landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten. Nederland hecht hier waarde aan. Lidstaten worden hiermee gewezen op mogelijkheden om het financieel-economisch beleid te versterken. Tegelijkertijd zijn het aanbevelingen en wordt over beleid op een groot aantal economische thema’s, waaronder fiscale maatregelen in BOX 3, op nationaal niveau besloten.
Gezien de demissionaire status van het kabinet wordt niet inhoudelijk ingegaan op de beleidsvoornemens van individuele aanbevelingen uit het Europees Semester. Voor een overzicht van de aanbevelingen verwijs ik u naar de nazending geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 19 en 20 juni 2025.4
De leden van BBB nemen kennis van de wens om minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen maar hebben daar wel een opmerking bij. Als Draghi de Europese industrie en ondernemers wil stimuleren, dan werken de huidige hoge energieprijzen in Nederland niet. Kan de minister hierop reflecteren?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet acht toegang tot betaalbare en schone energie van groot belang voor het concurrentievermogen van de Europese en Nederlandse industrie en voor het draagvlak voor de energietransitie. De Europese Commissie heeft op 26 februari jl. een actieplan voor betaalbare energieprijzen gepresenteerd. In het BNC-fiche dat uw Kamer is toegegaan wordt nader in gegaan op de Nederlandse positie ten aanzien van dit onderwerp.5
De EC wil graag extra stappen op het gebied van duurzame landbouw. De leden van BBB vragen zich af hoe de EC dit in de praktijk ziet?
Antwoord van het kabinet
Op 19 februari jl. heeft de Europese Commissie de ‘Visie op Landbouw en Voedsel’ gepubliceerd. Zoals vermeld in het BNC fiche, dat op 28 maart naar uw Kamer is verzonden, worden daarin vier beleidsprioriteiten benoemd, waaronder ‘een toekomstbestendige agrovoedingssector die hand in hand met de natuur werkt’.6 Onder deze beleidsprioriteit wil de Commissie inzetten op prikkels voor verduurzaming, onder andere door beloningen voor duurzame praktijken en een benchmarkingsysteem voor duurzaamheidsbeoordelingen op het boerenbedrijf. Op deze manier kan ook de agrovoedingsector een belangrijke bijdrage leveren aan de EU-doelstellingen om klimaatneutraal te worden in 2050.
De leden van BBB vinden dat de EC ook zelf een flinke duit in het zakje kan doen door versneld werk te maken van deregulering. Kan de minister daar extra op aandringen?
Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie heeft verminderen van regeldruk en administratieve lasten tot prioriteit bestempeld. Op 12 februari jl. publiceerde de Commissie een mededeling waarin tal van maatregelen zijn aangekondigd om bestaande regelgeving aan te pakken en regeldruk te verminderen.7 Sindsdien zijn meerdere omnibus-voorstellen gepubliceerd, onder andere voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.8 Het kabinet steunt deze inzet van de Commissie en draagt actief voorstellen aan.
Kan de minister aangeven aan onze leden wat bedoeld wordt (en hoe dat vormgegeven moet worden) met een evenwichtige belastingmix en de fiscale behandeling van verschillende soorten inkomen op één lijn te brengen? Is dit een Europese of nationale keuze?
Antwoord van het kabinet
In het Europees Semester hebben lidstaten afgesproken hun economisch beleid te coördineren. Onderdeel van het Europees Semester zijn landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten. Nederland hecht hier waarde aan. Lidstaten worden hiermee gewezen op mogelijkheden om het financieel-economisch beleid te versterken. Tegelijkertijd zijn het aanbevelingen en wordt over beleid op een groot aantal economische thema’s, waaronder fiscale maatregelen, op nationaal niveau besloten.
Gezien de demissionaire status van het kabinet wordt niet inhoudelijk ingegaan op de beleidsvoornemens van individuele aanbevelingen uit het Europees Semester. Voor een overzicht van de aanbevelingen verwijs ik u naar de nazending geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 19 en 20 juni 2025.9
De leden van BBB zouden het op prijs stellen als de minister de boodschap kan overbrengen dat het bouwen van betaalbare woningen niet mogelijk is als tegelijkertijd allerlei Europese normen aangescherpt blijven worden, net als door de stikstof problematiek? Op deze vlakken voert de EC een contraproductief beleid. Daar zouden de leden van BBB graag verbetering in zien.
Antwoord van het kabinet
Er is eind 2024 voor het eerst een Eurocommissaris voor Huisvesting benoemd, hij werkt aan een actieplan voor betaalbare huisvesting. Het kabinet verwelkomt de extra aandacht die dit thema krijgt in Brussel en zal actief meedenken over de verdere uitwerking van deze agenda, waaronder ten aanzien van de stikstofproblematiek. U zult hierover door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening nader geïnformeerd worden.
Tot slot volgt de BBB-fractie met veel interesse of het Hof de redenering van advocaat-generaal Capeta overneemt dat er grenzen zijn aan de nationale interpretatie van EU-wetgeving in de context van Hongarije. Wat zou dit in dat geval concreet voor Hongarije betekenen?
Antwoord van het kabinet
De conclusie van de advocaat-generaal is een gezaghebbend, niet-bindend advies aan het EU-Hof. Het EU-Hof is vrij om daarvan af te wijken. Het is nog niet bekend wanneer de uiteindelijke bindende uitspraak van het EU-Hof zal verschijnen. Het kabinet kan dan ook nu nog niet op de gevolgen voor Hongarije ingaan.
Kabinetsappreciatie uitbreidingspakket 2024 (Kamerstuk 23987, nr. 397)↩︎
Nazending geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 19 en 20 juni 2025 (Kamerstuk 21501-07, nr. 2119)↩︎
Nederlandse inzet hoofdlijnen MFK 2028 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2245)↩︎
Nazending geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 19 en 20 juni 2025 (Kamerstuk 21501-07, nr. 2119)↩︎
Beoordeling Mededeling Actieplan betaalbare energieprijzen | Publicatie | Rijksoverheid.nl (Kamerstuk 22112, nr. 4021)↩︎
Beoordeling Mededeling: Visie voor Landbouw en Voedsel | Publicatie | Rijksoverheid.nl (Kamerstuk 22112, nr. 4016)↩︎
Zie BNC-fiche over dit voorstel: Beoordeling Mededeling Betere Regelgeving | Publicatie | Rijksoverheid.nl (Kamerstuk 22112, nr. 4015)↩︎
Zie BNC-fiche over dit voorstel: Fiche 1 Omnibusvoorstel vereenvoudiging gemeenschappelijk landbouwbeleid | Publicatie | Rijksoverheid.nl (Kamerstuk 36749, nr. 2)↩︎
Nazending geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 19 en 20 juni 2025 (Kamerstuk 21501-07, nr. 2119)↩︎