[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de motie van het lid Beckerman c.s. over geen nieuwe gaswinning uit het Warffumveld toestaan (Kamerstuk 32849-274) en op de motie van het lid Beckerman c.s. over geen nieuwe gaswinning op land op basis van SodM-adviezen van voor de enquête Groningen (Kamerstuk 32849-275)

Mijnbouw

Brief regering

Nummer: 2025D29874, datum: 2025-06-25, bijgewerkt: 2025-06-25 14:09, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32849 -287 Mijnbouw.

Onderdeel van zaak 2025Z13182:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Op 17 juni 2025 heeft de Tweede Kamer twee moties aangenomen:

  • Een motie waarin de regering verzocht wordt geen nieuwe winning uit het gasveld Warffum toe te staan (Kamerstuk: 32849-274).

  • Een motie waarin de regering wordt verzocht geen nieuwe gaswinning op land te vergunnen op basis van SodM-adviezen die zijn opgesteld vóór de presentatie van de parlementaire enquête Groningen. Voorts wordt de regering verzocht om SodM om een nieuw advies te vragen voor net vergunde locaties waar het beroeps- en bezwaartraject nog loopt (Kamerstuk: 32849-275).

Tijdens de behandeling van deze beide moties (10 juni 2025) heeft het kabinet de beide moties ontraden. Hieronder wordt dat nader toegelicht, en wordt aangeven waarom het kabinet deze moties niet kan uitvoeren.

Winning uit het gasveld Warffum

Op 25 september 2024 en 6 december 2024, vlak voor het publiceren van het ontwerpbesluit, heb ik gesproken met bewoners uit Warffum. Ik kan de zorgen die bewoners hebben met betrekking tot het voortzetten van de gaswinning uit het gasveld Warffum goed begrijpen. Bewoners in dit gebied hebben te maken met schade door bevingen als gevolg van het Groningenveld.

Naar de aanvraag van de NAM om langer gas te mogen winnen, is zeer zorgvuldig gekeken. Zoals gebruikelijk is advies gevraagd aan onder meer TNO, SodM en de Mijnraad. Deze adviseurs hebben aangegeven dat de winning veilig kan plaatsvinden. Alhoewel de adviseurs - vanuit hun rol die zij hebben bij het beoordelen van aanvragen - hebben aangegeven dat de winning technisch veilig kan, heb ik ook recht willen doen aan de zorgen die ik heb gehoord tijdens mijn gesprekken met inwoners van Warffum. Om deze reden is met de NAM afgesproken dat het seismisch risicobeheersplan wordt aangescherpt. De NAM zal de winning uit het gasveld Warffum bij een beving eerder stilleggen dan bij de andere kleine gasvelden in Nederland.1

De Mijnbouwwet is het wettelijke kader op basis waarvan vergunningen worden verleend ten behoeve van activiteiten in de diepe ondergrond, bijvoorbeeld het winnen van gas. Aanvragen voor activiteiten in de diepe ondergrond worden aan de Mijnbouwwet getoetst. Ook is opgenomen op welke gronden aanvragen geheel of gedeeltelijk geweigerd kunnen worden, of daaraan voorschriften of beperkingen verbonden kunnen worden.

De Tweede Kamer stelt, als medewetgever, samen met de regering, dit wettelijke kader op. Het kabinet geeft hieraan uitvoering en is bij de beoordeling van de individuele vergunningen aan het kader van de Mijnbouwwet gebonden. De Kamer kan uiteraard de wettelijke kaders aanpassen door middel van een wetstraject.

Op basis van het geldende wettelijke kader is ingestemd met de aanvraag van de NAM om langer gas te winnen uit het gasveld Warffum. Het kabinet kan voor een individuele aanvraag geen besluiten nemen buiten het wettelijke kader. Dit geldt ook, zoals de motie over de gaswinning uit het gasveld Warffum (Kamerstuk 32849-274) vraagt, voor het intrekken van reeds genomen besluiten. Hiervoor moet een juridische grondslag zijn en die is niet aanwezig. De motie van de Tweede Kamer vraagt daarmee om een onrechtmatig besluit te nemen. Zowel burgers als bedrijven moeten vanuit rechtszekerheid kunnen rekenen op een toetsing op basis van de geldende wetgeving. Een genomen besluit intrekken zonder juridische basis past daar niet in. Burgers en bedrijven ontlenen rechten aan genomen besluiten. Hoewel ik de zorgen begrijp, kan het kabinet de motie om deze reden niet uitvoeren.

Het is aan de rechter om te toetsen of het kabinet de juiste beoordeling heeft gemaakt. Op 5 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State reeds uitspraak gedaan in het kader van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeert dat de NAM, alle belangen afwegende, de gaswinning uit het gasveld Warffum en het gasveld Molenpolder (winningsplan Grijpskerk-Zuid) mag voortzetten2. Daarbij stelt de voorzieningenrechter dat “in de maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid, ondanks dat een hervatting van de gaswinning uit de gasvelden Warffum en Molenpolder de al bestaande en voortdurende maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid kan versterken, op zichzelf een onvoldoende belang is gelegen voor schorsing van de besluiten van 27 maart 2025.” Tevens geeft de voorzieningenrechter in haar afweging aan: “Schorsing van de besluiten van 27 maart 2025 zal een belangrijk deel van de onrust en gevoelens evenwel niet wegnemen, omdat het Groningenveld, ondanks dat de gaswinning uit dat veld inmiddels is beëindigd, nog langere tijd aardbevingen kan veroorzaken.” Op een later moment vindt een zitting plaats over het beroep van onder meer de provincie Groningen en de gemeente Het Hogeland. Deze zitting is op dit moment nog niet ingepland. Mocht de Afdeling bestuursrechtspraak oordelen dat het besluit om in te stemmen met de gaswinning uit het gasveld Warffum niet juist is genomen, dan zal het kabinet uiteraard handelen conform de uitspraak.

Adviezen van SodM opgesteld voor de presentatie van de parlementaire enquête Groningen

Op 17 juni 2025 is tevens een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om geen nieuwe gaswinning op land te vergunnen op basis van adviezen van SodM die zijn opgesteld vóór de presentatie van de parlementaire enquête Groningen. Voorts wordt de regering verzocht om SodM om een nieuw advies te vragen voor net vergunde locaties waar het beroeps-en bezwaartraject nog loopt.

Het kabinet interpreteert deze motie zo dat gevraagd wordt om niet in te stemmen met winningsplannen voor gaswinning op land waarover SodM voor de parlementaire enquête advies heeft gegeven en in deze gevallen nieuw advies aan SodM de vragen. De uitkomsten van de parlementaire enquête zijn gepresenteerd op 24 februari 2023. Bij het ministerie van Klimaat en Groene Groei liggen geen aanvragen voor instemming met een winningsplan waarover nog een besluit moet worden genomen, waarvoor geldt dat SodM alleen advies heeft gegeven voor de parlementaire enquête. Aan dit onderdeel van de motie wordt dus al voldaan.

Het tweede deel van de motie betreft vergunningen waar het bezwaar -en beroepstraject nog loopt. De motie geeft daarbij aan dat de locaties “net” vergund moeten zijn. Dit interpreteert het kabinet als besluiten op winningsplannen voor gaswinning op land die dit jaar (vanaf 1 januari 2025) zijn genomen. Op basis van deze interpretatie geldt alleen voor het winningsplan Warffum dat SodM een advies heeft uitgebracht vóór de uitkomsten van de parlementaire enquête en dat het definitieve besluit op het winningsplan na 1 januari 2025 is genomen.

Zoals eerder in deze brief aangegeven heeft het kabinet dit besluit zorgvuldig genomen. SodM om een nieuw advies vragen, terwijl het besluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak ligt, past niet binnen het uitgangspunt van rechtszekerheid. Het is nu aan de rechter om te toetsen of het kabinet een juist besluit heeft genomen . Mocht de Afdeling bestuursrechtspraak oordelen dat het besluit om in te stemmen met de gaswinning uit het gasveld Warffum niet juist is genomen, dan zal het kabinet uiteraard handelen conform de uitspraak. Ook aan deze motie kan om deze reden geen uitvoering worden gegeven.

Het kabinet constateert dat het gas uit de kleine velden op dit moment nog hard nodig is. Ruim een derde van het primair energieverbruik van Nederland wordt nog ingevuld door aardgas. Dit gas is nodig voor huishoudens om te koken, douchen en huizen in de winter te verwarmen. Ook de Nederlandse industrie kan nog niet zonder. Er is op dit moment nog niet voldoende duurzame energie beschikbaar om helemaal te stoppen met het gebruik van aardgas. Stoppen met gaswinning uit kleine velden vergroot de Nederlandse afhankelijkheid van de import van gas van buiten Europa, waarbij geldt dat Nederland na jarenlang een netto exporteur gas te zijn geweest inmiddels al enkele jaren netto importeur van gas is. Ook is de CO2-uitstoot van de winning en transport van gas dat wordt gewonnen uit Nederlandse kleine velden enkele malen lager dan de uitstoot van geïmporteerd aardgas.

Tegelijkertijd begrijpt het kabinet de zorgen die er zijn met betrekking tot het winnen van gas en bekijkt aanvragen hiervoor dan ook zorgvuldig. Op dit moment wordt gewerkt aan de herziening van de Mijnbouwwet en het programma gebruik diepe ondergrond. Hiermee beoogt het kabinet ook voor de toekomst duidelijke kaders te bieden voor activiteiten in de diepe ondergrond.

Sophie Hermans

Minister van Klimaat en Groene Groei


  1. Het kabinet heeft met de NAM afgesproken dat de NAM de winning uit het gasveld Warffum stillegt bij een beving van het Warffumveld groter dan 2,5 op de schaal van Richter. Pas na akkoord van de Minister van Klimaat en Groene Groei kan de NAM de winning eventueel hervatten. Bij een beving groter dan 3,0 in het gasveld Warffum sluit de NAM het veld definitief in. Deze afspraken zijn vastgelegd in het seismisch risicobeheersplan (SRB) van de NAM, specifiek voor Warffum. Het SodM ziet toe op de naleving van het SRB. Met de aanpassing in het SRB legt de NAM het gasveld Warffum dus nu stil bij een beving groter dan 2,5 op de schaal van Richter, waar dat voorheen was bij een beving groter dan 3,0. De NAM heeft deze afspraak vrijwillig gemaakt (Kamerstuk: 33 529, nr. 1281).↩︎

  2. Uitspraak van 5 juni 2025 (202501962/2/R4 en 202502194/2/R4; ECLI: NL:RVS:2025:2569)↩︎