Meerjarenagenda slachtofferbeleid 2025-2028: ‘Meer recht doen’
Slachtofferbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D29907, datum: 2025-06-25, bijgewerkt: 2025-06-26 15:20, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Eindbeeld MJA 2022 2025
- Strategische Evaluatie Agenda Slachtofferbeleid
- Visualisatie huidige en voorgenomen mogelijkheden slachtoffers schade
- Beslisnota bij Kamerbrief Meerjarenagenda slachtofferbeleid 2025-2028: ‘Meer recht doen’
- Beslisnota bij Kamerbrief Meerjarenagenda slachtofferbeleid 2025-2028: ‘Meer recht doen’
Onderdeel van kamerstukdossier 33552 -137 Slachtofferbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z13205:
- Indiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-06-26 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-03 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
33 552 Slachtofferbeleid
Nr. 137 Brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2025
Slachtoffers verdienen erkenning en ondersteuning bij het te boven komen van de gevolgen van een strafbaar feit.1 Deze maatschappelijke opgave is relevant - iedereen kan slachtoffer worden, ongeacht identiteit, opleiding of achtergrond - en actueel.2 De impact van een strafbaar feit kan groot zijn en voor sommige slachtoffers en nabestaanden geldt dat hun leven er blijvend door verandert. Zij kunnen het vertrouwen in de medemens kwijt raken en het geloof in een rechtvaardige samenleving kan onder druk komen te staan. Slachtofferschap wordt mensen aangedaan, maar soms ervaren zij gevoelens van schuld en schaamte. Wij dienen ons als samenleving hiervan bewust te zijn, hen te erkennen en zonder oordeel tegemoet te treden. Tegelijkertijd zijn slachtoffers zoveel meer dan hun slachtofferschap en kunnen behoeften verschillen. Veelal zijn zij veerkrachtig in het te boven komen van de gevolgen en sommigen zetten hun ervaringen in om anderen te helpen.
In deze meerjarenagenda (MJA) presenteer ik achtereenvolgens mijn inzet, beleidsdoelen en maatregelen die uitvoering geven aan slachtofferbeleid. Mijn ambitie is een betere uitvoering van bestaande slachtofferrechten én inzet op versterkingen conform het regeerprogramma van Schoof I, het nieuwe wetboek van Strafvordering en herziene EU-richtlijnen. Met elkaar zorgt dit voor een uitgebreid stelsel van rechten en voorzieningen, waarmee Nederland in Europa voorop loopt. Om mijn ambitie vorm te geven bouw ik voort op de eerdere meerjarenagenda’s waarmee sinds 2013 is ingezet op versterking van de positie van slachtoffers3 en werk ik met concrete maatregelen aan vijf beleidsdoelen:
Slachtofferbewustzijn vergroten
Duidelijke rechtspositie
Betere bescherming
Evenwichtig schadeverhaal
Goede ondersteuning
De inzet daarbij is telkens duidelijk en voorspelbaar te zijn voor slachtoffers en te zorgen dat zij autonomie hebben om van rechten wel of niet gebruik te willen maken.
Meer recht doen aan slachtoffers kan niet zonder de dagelijkse inzet van vele professionals en vrijwilligers die ervoor zorgen dat slachtoffers hun rechten kunnen uitoefenen. En door slachtoffers en nabestaanden die hun ervaringen willen delen. Ik ben allen daar erkentelijk voor.
Inzet voor slachtoffers van strafbare feiten
Slachtoffers wordt vanuit de overheid erkenning geboden door hen een duidelijke positie in het recht te geven, hen waar nodig te beschermen en hen te ondersteunen bij hun herstel. Daarbij zorgt een betrouwbare overheid ervoor dat aan het slachtoffer toegekende rechten in de praktijk worden gerealiseerd, dat gewekte verwachtingen niet worden beschaamd en dat de partners in de strafrechtketen slachtofferbewust werken. Daarvoor is van belang dat duidelijk is voor slachtoffers en samenleving wat van de overheid mag worden verwacht als het gaat om recht en hulp en ook waar de grenzen liggen.
Voor
wie we het doen
Slachtofferbeleid richt zich op slachtoffers van strafbare feiten
(artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dat wil zeggen op
'degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit
vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden’ en de
nabestaande, ofwel familieleden van een persoon wiens overlijden
rechtstreeks veroorzaakt is door een strafbaar feit. Zowel directe
slachtoffers als indirecte slachtoffers (nabestaanden) hebben dus een
aantal rechten.
Binnen het slachtofferbeleid vormen slachtoffers van ernstige gewelds-en zedenzaken een aparte categorie vanwege de ernst van de normschending en de impact die deze delicten hebben op de levens van slachtoffers en hun naasten. Voor hen zijn extra voorzieningen beschikbaar. Veel rechten en voorzieningen zijn van toepassing tijdens het strafproces. Hier krijgt echter een zeer beperkte groep slachtoffers mee te maken. Slachtofferbeleid richt zich via hulp en erkenning daarom ook op het overgrote deel van de slachtoffers die ofwel geen aangifte (willen of durven) doen, waarvan nooit een dader wordt gevonden, de dader niet wordt vervolgd of de dader gedurende of voor het strafproces overlijdt.4
Wat de overheid biedt: recht en hulp
Voor slachtoffers is het voor hun verwerking van groot belang dat
de directe omgeving erkenning geeft en tot steun is. Erkenning en
herstel van rechtvaardigheid dient evenwel ook van de overheid te komen,
omdat een schadeveroorzakende burger (de dader) de normen en regels van
onze samenleving overtreedt. Daarmee wordt niet alleen het slachtoffer
in zijn belangen geraakt, maar de samenleving als geheel. Het
slachtoffer is in de rechtstaat daarnaast afhankelijk van de
mogelijkheden die de overheid biedt om recht te halen. Van de overheid
mag worden verwacht dat zij alles in het werkt stelt om de dader op te
sporen en te berechten als dat opportuun is, zodat de dader tegenover
het slachtoffer en de samenleving verantwoording aflegt en de
veroorzaakte schade vergoedt. Zowel slachtoffers als verdachten en
veroordeelden hebben rechten die moeten worden gerespecteerd. Daar waar
de rechten van slachtoffers en verdachten elkaar kruisen moet een
belangenafweging worden gemaakt. Niet alleen moet voor slachtoffers
duidelijk zijn bij welke beslissingen hun belangen worden meegewogen en
op welke wijze dat gebeurt, tevens moet helder zijn dat dit niet altijd
tot het voor hen gewenste resultaat zal leiden. In de communicatie
richting slachtoffers is het noodzakelijk hierover realistisch te zijn
om extra schade zoals secundaire victimisatie en herhaald
slachtofferschap te voorkomen.
Slachtofferschap kan een negatieve invloed hebben op alle aspecten
van het leven. Van slachtoffers wordt – net als van eenieder in de
samenleving - in beginsel verwacht zelf maatregelen te treffen het
gebeurde – met hulp van de omgeving - te boven te komen. De overheid
heeft een verantwoordelijkheid als een slachtoffer niet op eigen kracht
en met behulp van familie en vrienden weer verder kan met het leven.
Deze verantwoordelijkheid is groter naarmate de ernst van de gevolgen
van een delict groter zijn. Vanuit de overheid is laagdrempelige hulp en
ondersteuning op meerdere gebieden beschikbaar. Voor alle
slachtoffers is kosteloze psychosociale hulp en praktische en juridische
ondersteuning beschikbaar door Slachtofferhulp Nederland (hierna: SHN).
Dit betekent niet dat slachtoffers altijd willen dat hen alles uit
handen wordt genomen. Bij de hulp die aan slachtoffers wordt geboden is
het belangrijk zelf- en samenredzaamheid en kracht aan te boren en te
stimuleren.
Hoe we het doen: duidelijk, voorspelbaar en autonomie bij het
slachtoffer
Op basis van de wetenschap, inzichten van professionals en
gesprekken met slachtoffers en nabestaanden - waaruit duidelijk is
geworden dat slachtoffers en nabestaanden onduidelijkheid ervaren in
procedures en in toeleiding naar hulp en ondersteuning en behoefte
hebben aan regie - onderscheid ik twee belangrijke elementen die ik
hanteer als leidende principes in mijn beleid.
Duidelijk en voorspelbaar
Van primair belang is dat slachtoffers goed geïnformeerd zijn over hun rechten en voorzieningen, weten waar ze aan toe zijn, en zo veel mogelijk op voorhand duidelijkheid krijgen over wat wel kan en wat niet. Onzekerheid over wat er staat te gebeuren - zeker ten aanzien van opsporing, vervolging en tenuitvoerlegging of het gebrek daaraan - vormt een grote belasting, die niet volledig kan worden weggenomen. Slachtoffers kunnen hierin echter wel goed worden meegenomen.Autonomie bij het slachtoffer
Een individueel slachtoffer mag - wanneer goed geïnformeerd - zelf beslissen welke rechten het wil uitoefenen en van welke voorzieningen het in welke mate gebruik wil maken. Dit betekent dat het slachtoffer in staat moet worden gesteld regie te krijgen, juist waar hem of haar dit door het strafbare feit eerder is ontnomen. ‘Het’ slachtoffer bestaat daarbij niet. Slachtoffers die dat wensen moeten ondersteund kunnen worden in de uitoefening van hun rechten. Slachtofferrechten zijn evenwel geen plichten voor slachtoffers, en voorkomen moet worden dat slachtoffers die iets niet willen dat (impliciet) door de overheid of samenleving opgedrongen krijgen. Maatregelen moeten deze ruimte aan slachtoffers bieden, juist om secundaire victimisatie te voorkomen.
Grenzen, uitdagingen en kansen
De strafrechtketen staat onder druk. Dit raakt slachtoffers, want
opsporing, vervolging, berechting en tenuitvoerlegging vormen
belangrijke middelen voor erkenning en herstel. De druk op de keten
leidt er niet toe dat ik heb moeten overwegen om sommige maatregelen
niet uit te voeren, maar wel dat bij de invulling ervan rekening is
gehouden met het absorptievermogen van de uitvoeringsorganisaties, ook
gelet op de beleidsluwe periode die is afgesproken met het oog op de
implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. De inzet vanuit
ketenpartners moet gericht zijn op het naleven van de bestaande normen
op het gebied van slachtofferrechten- en voorzieningen en het aanpakken
van doorlooptijden. De blik moet ook gericht zijn op andere kansrijke
mogelijkheden om het slachtoffer recht te kunnen doen, zoals
vroegtijdige en passende hulp (los van het strafproces of in de periode
daar voorafgaand), herstelrechtvoorzieningen5 en
het betrekken en faciliteren van de directe omgeving van het
slachtoffer.6
Beleidsdoelen en maatregelen 2025-2028
Deze periode wil ik met onderstaande maatregelen – waarvan een
aantal eerder zijn ingezet - invulling geven aan de vijf
beleidsdoelen.
I. Slachtofferbewustzijn vergroten
Beleidsdoel: slachtofferrechten- en voorzieningen zijn stevig en niet vrijblijvend verankerd in het handelen van professionals in de strafrechtketen (bejegening en slachtoffergericht werken). Kwaliteit en uniformiteit van dienstverlening aan slachtoffers zijn op orde. Dit beleidsdoel is leidend voor de realisatie van alle andere beleidsdoelen.
Om te kunnen waarborgen dat slachtoffers hun rechten kunnen waarmaken, is het belangrijk blijvend in te zetten op de in gang gezette cultuuromslag. Het is goed daarbij ook aandacht te hebben voor de communicatie van mens tot mens, die in veel gevallen geen extra tijd of capaciteit vraagt. Het ziet op een welkom in de rechtszaal, waarmee slachtoffers en nabestaanden zich gezien voelen. Het ziet op het serieus nemen van slachtoffers die aangifte komen doen en deze zonder oordeel opnemen, zodat gevoelens van schuld en schaamte niet worden aangewakkerd. En het ziet op het zorgvuldig en duidelijk antwoord geven op vragen over het strafproces of de tenuitvoerlegging. Ook in de beleidsvorming dienen steeds de belangen van slachtoffers in ogenschouw te worden genomen, en niet alleen die van verdachte of dader. Verdere verbetering wil ik bewerkstelligen door in te zetten op het vergroten van de wetenschappelijke kennisbasis, (bij)scholing en het instellen van onafhankelijk toezicht, waar dat nog niet aan de orde is. Ook vind ik het van belang dat wij ons - gezien het uitgebreide en op onderdelen unieke stelsel - in Europa blijven inzetten om het slachtofferbeleid voor alle Europese slachtoffers te beïnvloeden door het bevorderen van samenwerking en het uitwisselen van kennis. Dat gebeurt - als één van de grondleggers - via het European Network for Victim Rights (ENVR), waarvoor in 2026 een congres in Nederland wordt georganiseerd.
Maatregelen
Meerjarig onderzoeksprogramma 2024-2029
Om effectief beleid voor slachtoffers te waarborgen, is meer inzicht nodig in de doeltreffendheid en doelmatigheid. Het WODC is op mijn verzoek een meerjarig onderzoeksprogramma gestart naar de behoeften van slachtoffers (start Q2 2025), naar de omvang van de doelgroep en diens gebruik van bestaande rechten en voorzieningen (start Q3 2025) en de impact en ervaringen op weg naar herstel voor slachtoffers (start Q4 2026 en Q1 2028). De uitkomsten worden gebruikt om in de toekomst beleidsdoelen aan te scherpen en waar nodig het huidige beleid te herijken. Daarnaast lopen er onderzoeken op specifieke onderzoeksgebieden waar relevante aanbevelingen zullen worden betrokken bij de beleidsvorming en in de uitvoering. Een overzicht (SEA) treft u in bijlage II.
Investeren slachtofferbewustzijn strafrechtketen
Het afgelopen jaar heb ik geïnvesteerd in de ontwikkeling van de e-learning ‘Recht door de keten’. Deze e-learning komt voor alle organisaties en professionals beschikbaar en moet ertoe leiden dat er een groter slachtofferbewustzijn komt onder professionals over de rechten, belangen en bejegening van slachtoffers.
Onafhankelijk toezicht slachtofferorganisaties
Een slachtoffer is voor de naleving van rechten afhankelijk van de verschillende actoren in de strafrechtketen. Onafhankelijk toezicht is één van de instrumenten die leidt tot inzicht in de kwaliteit van de taakuitvoering en in de naleving van wet- en regelgeving. Tevens kunnen risico’s vroegtijdig worden gesignaleerd, worden organisaties aangezet tot verbetering (lerend effect) en kan een ketenbreed beeld ontstaan van de kwaliteit van de dienstverlening en de onderlinge samenwerking tussen organisaties in de keten. De motie Bruyning/Palmen (NSC)7 roept op tot het creëren van een wettelijke grondslag voor toezicht door de Inspectie van Justitie en Veiligheid (IJenV) op het naleven van slachtofferrechten. De IJenV houdt binnen de strafrechtketen al onafhankelijk toezicht op politie, de reclasseringsorganisaties, DJI en het CJIB. De procureur-generaal van de Hoge Raad zorgt voor onafhankelijk toezicht op het Openbaar Ministerie (OM) en heeft afgelopen jaren periodiek gerapporteerd over de naleving van slachtofferrechten door het OM. Tevens heeft de Algemene Rekenkamer recent onderzoek gedaan naar het OM en in haar verantwoordingsonderzoek knelpunten benoemd in de informatieverstrekking aan slachtoffers.8 Bij de Rechtspraak is toezicht intern belegd. Gezien voornoemde effecten van onafhankelijk toezicht werk ik ook voor Slachtofferhulp Nederland (SHN) en het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) een wettelijk basis voor toezicht door de IJenV uit. Omdat dit nog tijd kost, zet ik in de tussenliggende periode in op afspraken tussen SHN, SGM en de IJenV die een vorm van onafhankelijk toezicht mogelijk maken.
Instellen leerstoel slachtofferrechten
Met een bijzondere leerstoel slachtofferrechten wil ik de kennisontwikkeling over slachtoffers van strafbare feiten bevorderen en richting geven aan verdere verbeteringen. Dit zorgt voor specifieke aandacht voor de positie van het slachtoffer in het hoger onderwijs, waardoor het bewustzijn wordt vergroot bij studenten die later in de strafrechtspraktijk aan de slag gaan. Daarnaast kan een bijzonder hoogleraar kennis verspreiden onder professionals die slachtofferrechten dagelijks in de praktijk brengen en biedt het de mogelijkheid om gedurende een langere periode specifieke kennis te genereren. Ik streef ernaar, uiteraard in samenspraak met de wetenschap, dat deze leerstoel in 2026 wordt ingesteld.
II. Duidelijke rechtspositie
Beleidsdoel: slachtoffers hebben als procesdeelnemer een
duidelijke positie in het recht. Duidelijk ten opzichte van de andere
procespartijen en -deelnemers én duidelijk voor het slachtoffer
zelf.
De Wet uitbreiding slachtofferrechten is nagenoeg volledig geïmplementeerd9, waarmee de positie van het slachtoffer in het strafproces is versterkt. De geëvolueerde positie van het slachtoffer in de afgelopen decennia komt ook tot uiting in het nieuwe wetboek van strafvordering, waarin een artikel wordt geïntroduceerd (1.1.4) dat bepaalt dat “strafvordering plaats heeft op een wijze die recht doet aan de belangen van het slachtoffer”. Daarnaast wordt in het nieuwe wetboek de rechtspositie van het slachtoffer verder verduidelijkt. Op Europees niveau wordt op dit moment de EU Richtlijn minimumnormen slachtoffers herzien10, waarbij ook wordt ingezet op een verdere versterking - waaronder de afdwingbaarheid in de praktijk - van de rechten van en ondersteuning aan het slachtoffer.
Maatregelen
Meewegen beschermingsbehoefte en belangen van slachtoffers bij gratiebeslissingen
De belangen en beschermingsbehoeften van slachtoffers zullen conform het regeerprogramma standaard onderdeel uitmaken van beslissingen in gratieprocedures. Bij andere sancties dan de levenslange gevangenisstraf gebeurt dit nu nog niet. Indien het verlenen van gratie aan de orde komt, zal het CJIB slachtoffers – die dat wensen – bevragen over hun beschermingsbehoeften. Hierdoor kunnen de gerechten (en indien aan de orde ook het openbaar ministerie) in hun advies over het gratieverzoek nadrukkelijk aandacht besteden aan de te stellen bijzondere voorwaarden, die de bescherming van slachtoffers tot doel hebben (contact- en locatieverboden). De implementatie hiervan is beoogd in 2027.
Positie van slachtoffers en nabestaanden in het kader van de levenslange gevangenisstraf
In het regeerprogramma is opgenomen dat de positie van slachtoffers en nabestaanden in het kader van de levenslange gevangenisstraf wordt versterkt en verduidelijkt. Ik heb laten nagaan hoe hierbij een zwaarwegende stem voor slachtoffers en nabestaanden een plaats kan krijgen. Hiervoor heb ik extern advies gevraagd op zowel juridisch als victimologisch vlak. Deze adviezen bestudeer ik en betrek ik bij het wetsvoorstel ‘herbeoordeling van de veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf’. Afhankelijk van verdere besluitvorming, is de verwachting dat het wetsvoorstel medio 2026 in consultatie wordt gebracht. Per 1 april jl. draagt het Slachtofferinformatiepunt van het CJIB zorg voor het informeren van slachtoffers over besluiten in het kader van de tenuitvoerlegging en herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf. Ook gaat het CJIB de beschermingsbehoefte bij slachtoffers na, zodat desgewenst voorwaarden ter bescherming van het slachtoffer worden gesteld als er mogelijk vrijheden aan de orde zijn voor de levenslanggestrafte.
Afdwingbaarheid slachtofferrechten
Het staat niet ter discussie, dat een slachtoffer zijn rechten (desgewenst) moet kunnen uitoefenen. Slachtofferrechten zijn geen gunsten. De motie Ellian (VVD)11 vraagt aandacht voor de afdwingbaarheid van slachtofferrechten en verzoekt effectieve remedies te introduceren in de tweede aanvullingswet van het nieuwe wetboek van strafvordering en daarbij als uitgangspunt te hanteren dat het toekennen van een remedie evenredig moet zijn aan de ernst van de niet-naleving van het betreffende wettelijke voorschrift en toegevoegde waarde moet hebben voor slachtoffers. Voor een aantal slachtofferrechten is reeds sprake van remedies of worden deze geïntroduceerd in het nieuwe Wetboek van strafvordering. Voor de overige slachtofferrechten zal ik een verkenning uitvoeren en hier in de tweede aanvullingswet, welke naar verwachting in het eerste kwartaal van 2026 in formele consultatie zal gaan, voorstellen toe doen. De motie Mutluer (GL-PvdA)12 over het waarborgen van het oproepen van slachtoffers zal in deze verkenning betrokken worden.
Positie slachtoffers bij OM-strafbeschikking
Slachtofferrechten moeten in beginsel kunnen worden uitgeoefend, ook als een zaak wordt afgedaan met een OM strafbeschikking. Het OM heeft aangegeven in samenspraak met SHN de positie van het slachtoffer bij de OM-strafbeschikking te gaan versterken.13 Hierbij wordt de motie Lahlah (GL-PvdA)14 betrokken, die verzoekt te onderzoeken hoe de positie van slachtoffers, inclusief spreekrecht, informatievoorziening en erkenning beter kan worden geborgd bij strafbeschikkingen. Ik zal daarbij ook mijn licht opsteken bij de slachtofferadvocatuur en zal u in het vierde kwartaal van 2025 over de uitkomsten informeren. Voorts wordt – conform het Regeerprogramma – een onderzoek gedaan naar de ervaringen van procesdeelnemers, waaronder slachtoffers, bij het opleggen van een strafbeschikking. Het onderzoek zal in 2026 worden afgerond. De minister van Justitie en Veiligheid zal u dan nader informeren.
Kennisneming van processtukken door slachtoffers
Slachtoffers hebben op grond van artikel 51b Sv het recht om te verzoeken om kennisneming van de processtukken bij het OM of, nadat het onderzoek ter terechtzitting is gestart, bij de strafrechter. Het OM en de rechter moeten het belang dat het slachtoffer bij kennisneming heeft, afwegen tegen andere belangen, zoals het onderzoeksbelang en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. In het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt het wetsartikel over kennisneming door het slachtoffer verduidelijkt en wordt voorzien in de mogelijkheid voor het slachtoffer om een bezwaarschrift in te stellen bij de rechter-commissaris tegen een afwijzende beslissing van het OM.15 Dit kan de uniformiteit van de beslissingen op deze verzoeken bevorderen en zal de positie van het slachtoffer verduidelijken. Ik heb het WODC verzocht een onderzoek te starten teneinde zicht te krijgen op hoe in de praktijk met de verzoeken van slachtoffers tot kennisneming wordt omgegaan. Het onderzoek wordt naar verwachting in Q2 2026 opgeleverd.
Aanvullend is in de motie Eerdmans (JA21)16 verzocht om de mogelijkheden te bezien voor slachtoffers om ook de rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC-rapportage) te kunnen in zien. In de verkenning ten hoeve van deze motie is naar voren gekomen dat slachtoffers vooral informatie willen over een (mogelijke) psychische stoornis en de invloed daarvan op het gedrag van de verdachte. Dit kan een (gedeeltelijke) verklaring geven voor de gebeurtenissen en bijdragen aan herstel van het slachtoffer. Ook is het voor slachtoffers relevant deze informatie voorafgaand aan de zitting te ontvangen, zodat zij zich daarop kunnen voorbereiden en in verband met het uitoefenen van het spreekrecht. Inzage in dergelijke rapportages vormt evenwel een inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, niet alleen van de verdachte, maar ook van derden die bijvoorbeeld meewerken aan een zogenaamde milieurapportage. Op dit moment ben ik in gesprek met een aantal betrokken ketenorganisaties over de mogelijkheden voor inzage door het slachtoffer in PBC rapportages. Ik informeer uw Kamer over de uitkomsten van deze gesprekken in het vierde kwartaal van 2025.
Afschrift vonnis voor slachtoffers die dat wensen
Slachtoffers die zich als benadeelde partij in het strafproces hebben gevoegd zullen met het nieuwe Wetboek van Strafvordering het vonnis actief en in zijn geheel verstrekt krijgen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het nieuwe wetboek, heb ik middelen beschikbaar gesteld zodat de Rechtspraak het vonnis vanaf 1 juli 2025 reeds actief en integraal kan verstrekken aan deze groep slachtoffers. Bij gelegenheid van de tweede aanvullingswet op het nieuwe Wetboek van Strafvordering zal erin worden voorzien dat ook andere slachtoffers desgewenst zo spoedig mogelijk kunnen beschikken over een afschrift van het vonnis. De wijze waarop dit zal worden vormgegeven zal nog nader worden bezien. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Ellian (VVD).17
Actieve benadering door slachtofferadvocaat bij EGZ-misdrijven
Slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven (EGZ) hebben recht op kosteloze bijstand door een slachtofferadvocaat. Er is in de afgelopen jaren een werkwijze beproefd om de drempel voor slachtoffers om hiervan gebruik te maken te verlagen. Hierbij neemt een slachtofferadvocaat desgewenst actief contact op met het slachtoffers na hun eerste contact met de politie. De beproefde werkwijze wordt landelijk geïmplementeerd. Hierdoor hoeven slachtoffers niet zelf op zoek te gaan naar een advocaat en wordt rechtsbijstand in een vroeg stadium gefaciliteerd. Beoogd wordt om hiervoor een automatische koppeling in te richten tussen de politie en een slachtofferadvocaat (via de Raad voor Rechtsbijstand).
Slachtoffer blijft deelnemer in het strafproces
Het slachtoffer is in het strafproces een deelnemer met rechten en geen procespartij met een eigen vervolgingsrecht. Deze keuze is recent door de Tweede Kamer bevestigd door aanneming van de eerste vaststellingswet van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Een positie van het slachtoffer als procespartij past niet in ons strafrechtstelsel en ik zie geen reden om die kant op te bewegen en tot een stelselwijziging over te gaan. In dat kader ben ik kritisch op drie suggesties om de rol van het slachtoffer binnen het strafproces uit te breiden, waarover ik het lid Eerdmans heb toegezegd daarop nader in te gaan in deze meerjarenagenda.18
Ten eerste wil ik slachtoffers geen rol geven bij de vervolging of het strafrechtelijk onderzoek, zoals de figuur van de “action directe” of “Nebenklager”. Ik vind het Nederlandse stelsel evenwichtig: het OM maakt een onafhankelijke belangenafweging, mede aan de hand van de belangen van slachtoffers, die leidt tot objectiveerbare keuzes bij de inzet van schaarse capaciteit. Dit stelsel zou worden doorkruist als de wensen van het slachtoffer hier leidend zouden worden. Verder kan het secundaire victimisatie in de hand werken doordat het slachtoffer meer rechtstreeks tegenover de verdediging van de verdachte wordt geplaatst, bijvoorbeeld als de verdediging het zelfstandig klagende slachtoffer aan een verhoor onderwerpt met als doel de aanklacht te weerleggen. Daarnaast loopt het slachtoffer in andere landen een financieel risico, ofwel omdat hij kosten moet maken voor de procedure ofwel omdat hij, wanneer blijkt dat hij ten onrechte vervolging heeft ingesteld, een schadevergoeding moet betalen. Ervaringen uit andere landen wijzen ook uit dat weinig slachtoffers van mogelijkheden zoals een privaat vervolgingsrecht gebruikmaken.19
Ten tweede wil ik geen extra beroepsmogelijkheid introduceren tegen de beslissing van het gerechtshof in de beklagprocedure. Het slachtoffer heeft in Nederland, als belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv, de mogelijkheid om beklag in te dienen tegen de beslissing van de officier van justitie om geen vervolging in te stellen. Het slachtoffer heeft hiermee een beroepsmogelijkheid en kan zo alsnog vervolging afdwingen. Ik vind het onwenselijk een extra beroepsmogelijkheid toe te voegen, waarin het eindoordeel van het gerechtshof ter discussie kan worden gesteld. Dit zou het doel van de beklagprocedure voorbijschieten. Bovendien zou dit voor alle betrokkenen leiden tot een langere periode van onzekerheid over een mogelijke strafvervolging en langere doorlooptijden.
Ten derde ben ik geen voorstander van de suggestie dat het slachtoffer ten overstaan van de rechter zou moeten kunnen reflecteren op de rechterlijke uitspraak. Hiervoor heb ik ook een reactie gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak. Er zijn geen signalen dat er behoefte is bij slachtoffers om, naast het spreekrecht tijdens de zitting, een reflectie te geven nadat het vonnis is gewezen. Bezwaarlijk acht ik eraan dat het de verwachting kan wekken bij slachtoffers dat een reflectie invloed heeft, terwijl het vonnis dan vaststaat. Een rechter spreekt via zijn vonnis en moet zich onthouden van uitlatingen achteraf over een door hem berechte zaak. Verder leidt een mogelijkheid die alleen voor het slachtoffer openstaat tot ongelijkheid ten opzichte van de verdachte. Een gelegenheid voor reflectie in besloten setting zou indruisen tegen het beginsel van openbaarheid van rechtspraak. Naast de principiële bezwaren zou een gelegenheid tot reflectie een beslag leggen op schaarse zittingscapaciteit. Wel acht ik het van belang dat slachtoffers ondersteuning kunnen krijgen nadat het vonnis is gewezen. Hiervoor kunnen zij terecht bij SHN en/of een slachtofferadvocaat.
III Betere bescherming
Beleidsdoel: slachtoffers worden waar nodig beschermd
De overheid moet zich ervoor inzetten om slachtoffers veilig te houden en voorkomen dat leed groter wordt door een onheuse bejegening van slachtoffers instanties of door de samenleving. Slachtoffers kunnen bescherming nodig hebben tegen bedreiging en intimidatie, tegen herhaald slachtofferschap en secundaire victimisatie (zie beleidsdoel I). Maar ook bescherming van privacy tegenover de verdachte, veroordeelde of de samenleving is van groot belang voor slachtoffers. Bij dat laatste spelen de media een grote rol. Slachtoffers willen zelf kunnen beslissen wat zij in de openbaarheid willen delen. Met name bij online delicten is de privacy van slachtoffers vaak in het geding.
Bescherming tegen herhaald slachtofferschap
De belangrijkste maatregel om herhaald slachtofferschap te voorkomen, is voorkomen dat de dader (opnieuw) een strafbaar feit pleegt. Daarom zijn generale en speciale preventie belangrijke strafdoelen, naast vergelding en strafdreiging zoals vastgelegd in de wet. Generale preventie heeft tot doel om door het straffen van daders mogelijke toekomstige daders af te schrikken. Speciale preventie beoogt een dader dusdanig te beïnvloeden tijdens het ondergaan van zijn straf of behandeling, dat hij zich in de toekomst niet opnieuw zal schuldig maken aan een strafbaar feit. Omdat nooit kan worden voorkomen dat daders strafbare feiten plegen, worden maatregelen getroffen om het slachtoffer indien nodig (fysiek) te beschermen.
Zelfstandig gebiedsverbod
In het Regeerprogramma is opgenomen dat de mogelijkheden voor een zelfstandig gebiedsverbod worden uitgewerkt. Het doel is dat slachtoffers en nabestaanden niet ongewenst in hun eigen woonomgeving met de dader worden geconfronteerd na het einde van de straf of in angst moeten leven voor een dergelijke confrontatie. Daarbij zou de individuele wens of behoefte van het slachtoffer leidend moeten zijn, ook als geen sprake is van recidivegevaar of belastend gedrag van de dader jegens het slachtoffer20. Ik heb geconstateerd dat er mogelijkheden zijn om een gebiedsverbod vorm te geven dat uitgebreider is dan de huidige verboden. Hoe dit er precies uit komt te zien en wat de financiële consequenties zijn, werk ik de komende periode concreet uit. Uit eerder WODC-onderzoek21 blijkt dat met name de duur van de huidige locatie- en gebiedsverboden door slachtoffers als ontoereikend wordt ervaren en niet zozeer de inhoud en de reikwijdte daarvan. Ik verken daarom in ieder geval de mogelijkheden voor uitbreiding van de duur. Daarbij betrek ik ook de uitkomsten van het WODC-onderzoek dat op dit moment wordt uitgevoerd naar de afweging van belangen van veroordeelden en slachtoffers in relatie tot de gebiedsverboden in de Wet langdurig toezicht, dat naar verwachting in het najaar van 2025 wordt opgeleverd. Ik zal u in de volgende voortgangsbrief Slachtofferbeleid nader informeren over de concrete uitwerking hiervan.
Informeren en raadplegen van slachtoffers in de tenuitvoerlegging
Per 1 januari 2026 wordt de laatste tranche van de Wet Straffen en Beschermen geïmplementeerd, waarmee ook bij beslissingen over re-integratieverlof tijdens de gevangenisstraf de slachtofferbelangen worden meegewogen op basis van actuele slachtofferinformatie.22 Dit betekent een omvangrijke uitbreiding van het raadplegen door het CJIB van slachtoffers over hun beschermingsbehoefte, zodat een mogelijk rauwelijkse confrontatie met de dader kan worden voorkomen. Daarnaast treedt per 1 juli 2025 de Verzamelwet JenV en AenM 2025 in werking, waarmee een formele stap wordt gezet in de taakoverdracht van het OM naar de minister van Justitie en Veiligheid voor informeren en raadplegen van slachtoffers in de fase van de tenuitvoerlegging. Het CJIB wordt hiermee het Slachtoffer Informatiepunt voor de tenuitvoerlegging, wat de uniformiteit van de dienstverlening aan slachtoffers ten goede zal komen. Het CJIB zal in de komende jaren deze taak geheel overnemen. Als onderdeel van dit traject wordt ook ingezet op de doorontwikkeling van MijnSlachtofferzaak, zodat slachtoffers overzicht kunnen houden over hun strafzaak door makkelijk informatie tot zich te kunnen nemen over de voortgang van de strafzaak, de schadevergoeding die de dader moet betalen, de rechten die je als slachtoffer hebt en de mogelijkheden voor hulp.
Bescherming van de privacy van slachtoffers
In het strafdossier
Het is onwenselijk dat de verdachte, veroordeelde of andere partijen die beschikking hebben over het strafdossier, zonder noodzaak kunnen beschikken over slachtoffergegevens zoals een adres. Per 1 juli 2025 treedt, naar aanleiding van het amendement Van Wijngaarden en Van Toorenburg, een Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit bescherming slachtoffergegevens in processtukken, hierna: de AMvB)23 in werking. Op 11 juli 2025 worden hiervoor ook alle benodigde ICT-aanpassingen bij de politie doorgevoerd. In het besluit is geregeld dat een groot aantal slachtoffergegevens niet langer zullen worden opgenomen in de processtukken, tenzij ze noodzakelijk zijn voor de rechter om een beslissing te kunnen nemen. De AMvB wordt na 3 jaar geëvalueerd om te toetsen of een verbetering in de bescherming van de privacy van slachtoffers wordt bereikt. Ook door de organisaties in de strafrechtketen die niet direct geraakt worden door de AMvB, wordt gewerkt aan het vergroten van het bewustzijn van hun professionals om de privacy van slachtoffers in het strafproces te beschermen. Zo zorgt SHN ervoor dat slachtoffergegevens worden weggelaten bij vorderingen tot schadevergoeding. Slachtoffers worden hier zelf ook op gewezen in het schadeformulier.
Tijdens de zitting (openbaarheid)
Het grondwettelijk uitgangspunt is dat rechtszittingen openbaar zijn. Ter bescherming van zijn privacy kan het slachtoffer op grond van art. 269, tweede lid Sv verzoeken om een zitting achter gesloten deuren. In de motie Krul (CDA)24 wordt overwogen dat dergelijke verzoeken zelden worden toegewezen en wordt verzocht om te onderzoeken of en hoe een geldig verzoek tot behandeling van een strafproces achter gesloten deuren vaker gehonoreerd kan worden, met name voor slachtoffer van seksuele misdrijven gezien de belasting die het kan geven details in de openbaarheid te moeten bespreken. Ter uitvoering van de motie wordt op dit moment een WODC-onderzoek uitgevoerd naar de beoordeling van verzoeken voor een zitting achter gesloten deuren in de praktijk en de mogelijkheden om de privacy van slachtoffers te borgen. Daarbij wordt ook gekeken naar minderjarige slachtoffers en slachtoffers van andere feiten dan seksuele misdrijven. De uitkomsten van dit onderzoek worden in het Q1 2026 verwacht, op basis waarvan ik zal bezien of en zo ja welke mogelijkheden bestaan om privacy van slachtoffers op de terechtzitting beter te waarborgen.
In de media
SHN ondersteunt slachtoffers en nabestaanden die vanwege een strafbaar feit het middelpunt van het nieuws zijn geworden. “Namens de familie” (als onderdeel van SHN) kan hier desgewenst als onderdeel van casusregie bij ondersteunen. Dit doen zij door middel van de inzet van media-adviseurs, zodat slachtoffers en nabestaanden meer grip ervaren en krijgen op de beeldvorming in de media. SHN zal hier de komende jaren op blijven investeren. Het vermelden van namen van slachtoffers of het tonen van beelden in de media kan pijnlijk zijn voor slachtoffers en nabestaanden en leed toevoegen. Sinds 2019 voert Fonds Slachtofferhulp een (vervolg)traject uit om bewustwording bij de media over de impact van berichtgeving op slachtoffers te verstevigen en te borgen. Met de website “Slachtoffers in de Media” worden mediaprofessionals zeven handreikingen voor het omgaan met slachtofferschap aangeboden. Deze handreikingen zijn ontstaan vanuit dilemma’s uit de beroepspraktijk. Gedurende het traject vinden sessies plaats op landelijke en regionale nieuwsredacties waar de handreikingen worden besproken met behulp van praktijkvoorbeelden. Tevens vinden er gesprekken plaats om te verkennen hoe de handreikingen verankerd kunnen worden in de curricula van journalistieke opleidingen door het hele land. Het traject loopt tot eind 2025. Hiermee krijgt de ingezette lijn van bewustwording een stevige verankering in het handelen en denken van journalisten.
IV Schadeverhaal
Beleidsdoel: slachtoffers krijgen hun schade zoveel als mogelijk vergoed en ontvangen vanuit de overheid een financiële tegemoetkoming.
Er is een ruim en uitgebreid (en op onderdelen in Europa uniek) schadestelsel voor slachtoffers van strafbare feiten, met mogelijkheden binnen en buiten het strafproces (zie bijlage III voor een overzicht hiervan). In het schadeverhaal geldt als uitgangspunt dat de dader verantwoordelijk is voor het herstellen of vergoeden van de schade. De overheid - zo stelt ook commissie Donner in haar adviesrapport ‘Op verhaal komen’ - is op zichzelf niet aansprakelijk voor schade als gevolg van strafbare feiten die door derden worden gepleegd. Slachtoffers van een strafbaar feit zijn voor wat de gevolgen betreft primair aangewezen op eigen (hulp)middelen en algemene maatschappelijke voorzieningen25. Er zijn desalniettemin drie gronden die rechtvaardigen dat de overheid slachtoffers die als gevolg van een strafbaar feit schade hebben geleden wel beleidsmatig ondersteunt:
Als slachtoffers bij de toegang of het gebruik van algemene voorzieningen belemmeringen of nadelen ondervinden vanwege hun slachtofferschap van een strafbaar feit.
Als de aard en ernst van een op de persoon gericht misdrijf en de ernst van de gevolgen daarvan, maken dat van slachtoffers in redelijkheid niet te verwachten is dat zij zich geheel op eigen kracht herstellen. Dit berust op de uitgangspunten van solidariteit, erkenning en weer op weg helpen.
Ter ondersteuning van slachtoffers in hun schadevergoedingsaanspraak op de dader via het strafproces. Dit berust op het algemene uitgangspunt dat de dader aansprakelijk is voor de schade en op het publieke belang van een goede strafrechtspleging.
Het stelsel is in de loop van de jaren organisch gegroeid en uitgebreid. De afgelopen jaren zijn, onder andere naar aanleiding van de voorstellen van de commissie Donner en de nieuwe Wet seksuele misdrijven, verdere verbeteringen doorgevoerd. Het is belangrijk, ook in het kader van verwachtingen van slachtoffers en samenleving, te onderstrepen dat met het schadestelsel niet door de overheid wordt voorzien in een volledige schadeloosstelling van slachtoffers. Het is nadrukkelijk een vorm van erkenning, hulp en het weer op weg helpen van slachtoffers en nabestaanden. Deze meerjarenperiode worden langs drie lijnen nog aanvullende verbeteringen gerealiseerd. Daarnaast is wil ik deze periode verkennen welke oplossingsrichtingen er zijn voor de resterende onevenwichtigheden in het stelsel.
Maatregelen
Uitbreiden aantal slachtoffers dat recht heeft op compensatie
Binnen het huidige stelsel is er een groep slachtoffers, waaronder broers en zussen en slachtoffers van bepaalde ernstige gewelds en zedendelicten, die niet in aanmerking komt voor compensatie. Dit levert in de praktijk soms schrijnende gevallen op. Om die reden wordt de komende periode het aantal slachtoffers dat in aanmerking komt voor compensatie uitgebreid. Relevant in dit kader is ook het in opdracht van SGM uitgevoerde doelgroepen onderzoek, waarin wordt ingegaan op het bereiken van slachtoffers die in aanmerking zouden kunnen komen. In het najaar kom ik met een reactie op dit onderzoek, in samenhang met de 5-jaarlijkse zbo-evaluatie van het SGM.
Affectieschade
Conform het regeerprogramma zal eind 2025 een wetsvoorstel in consultatie worden gegeven dat de kring der gerechtigden in de Wet affectieschade uitbreidt met broers en zussen. Broers en zussen hebben op dit moment geen recht op vergoeding van affectieschade, terwijl ook zij een diep gevoelde behoefte aan erkenning van hun verdriet hebben als hun naaste iets vreselijks is aangedaan. Daarnaast zullen in het wetsvoorstel de bedragen voor affectieschade worden herijkt en wordt geregeld dat er ook in Caribisch Nederland affectieschade kan worden gevorderd.
Stelselmatig psychisch geweld
In het regeerprogramma is aangekondigd dat slachtoffers van stelselmatig psychisch geweld in 2025 in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM). Er is sprake van een groeiend aantal situaties waarin aan personen ernstig psychisch leed en schade worden toegebracht, zonder dat daarbij sprake is van een fysieke geweldshandeling jegens het slachtoffer. Dit terwijl de (psychische) gevolgen voor het slachtoffer groter kunnen zijn dan in geval van fysiek geweld. Dit wordt op dit moment door SGM nader uitgewerkt in relatie tot de strafbaarstelling van psychisch geweld die op dit moment wordt verkend26.
Uitbreiding ongemaximeerde voorschotregeling
De afbakening van de gewelds- en zedenmisdrijven waarvoor een ongemaximeerd voorschot geldt, zorgt soms voor schrijnende situaties in de praktijk, omdat een aantal ernstige geweldsmisdrijven hier op dit moment buiten valt. Ik zal - conform de eerdere toezegging aan uw Kamer27 - het aantal geweldsdelicten dat onder de ongemaximeerde voorschotregeling valt uitbreiden. Eind 2025 zal de concept- AMvB hiervoor gereed zijn en in consultatie worden gegeven.
Evenwichtigere verdeling onder slachtoffers en beheersing overheidsgelden
Plafond ongemaximeerde voorschotregeling
De Commissie Donner heeft geconstateerd dat de huidige ongemaximeerde voorschotregeling een verschil creëert tussen verschillende categorieën slachtoffers van strafbare feiten en bovendien het risico in zich bergt dat de Staat voor ongecontroleerde uitgaven komt te staan. Dit risico neemt toe door de voornoemde uitbreiding van de categorieën slachtoffers. In het regeerprogramma is opgenomen dat er een plafond in de ongemaximeerde voorschotregeling zal worden geïntroduceerd teneinde de financiële risico’s voor de Staat te beperken, en het onderscheid tussen slachtoffers die wel en geen strafproces of veroordeling krijgen en als gevolg daarvan wel of geen beroep kunnen doen op de ongemaximeerde voorschotregeling te verkleinen. De introductie van een plafond is tevens een aanbeveling uit het rapport Doen wat kan (zie onder). De motie Mutluer/Ellian28 heeft verzocht in de uitwerking te bezien op welke wijze een hardheidsclausule kan worden ingebouwd in de voorschotregeling met plafond ten einde ook in het geval van uitzonderlijk hoge letselschades een voorschot te kunnen uitkeren dat recht doet aan de toegewezen schadevergoedingsmaatregel. Deze motie zal worden betrokken bij het wetsvoorstel tot introductie van een plafond dat in de tweede helft van 2026 in consultatie zal worden gegeven.
Vergroten kans op verhalen van schade in het strafproces
Normeren en standaardiseren
In het regeerprogramma is opgenomen dat normbedragen worden geïntroduceerd in het strafproces, om het voor rechters makkelijker te maken om de hoogte van schadevergoeding vast te stellen zodat minder slachtoffers met schade blijven zitten. De Raad voor de rechtspraak heeft– met financiering van JenV - een onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden van normeren en standaardiseren van de behandeling van de vordering benadeelde partij. Het eerste deel van dit onderzoek Doen wat kan29 betreft een breed verkennend onderzoek naar de vraag hoe normering kan bijdragen aan een betere behandeling van schadevorderingen in het strafproces. In het rapport worden aanbevelingen gedaan op drie terreinen:
Verheldering van materieelrechtelijke kaders
Dit betreft onder meer het opstellen van oriëntatiepunten voor schadevaststelling en het expliciteren van de eisen voor rapportages over geestelijk letsel bij shockschade.
Verbetering van de behandeling van schadevorderingen in het strafproces
Hierbij wordt onder andere gedacht aan een concrete beschrijving van de werkwijze voor de behandeling van de schadevordering en het opstellen van checklists en best practices voor verschillende schadeposten.
Ordening en explicitering van wat in het strafproces niet kan worden behandeld
Deze aanbevelingen zien op het instellen van een maximumbedrag voor vorderingen die binnen het strafproces worden behandeld, het uitsluiten van complexe schadeposten, het instellen van een plafond in bij de voorschotregeling en een extra categorie voor hoge schades bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Het rapport biedt goede aanknopingspunten om de behandeling van de vordering benadeelde partij duidelijker, voorspelbaarder en eenvoudiger te maken. De Rechtspraak heeft aangeven dat zij uitvoering zal geven aan de aanbevelingen om een werkbeschrijving voor de behandeling van de vordering van de benadeelde partij en een checklist en best practices voor verschillende schadeposten op te stellen. Er wordt naar gestreefd om dit in de eerste helft van 2026 gereed te hebben. Na de zomer van 2025 wordt het tweede deel van onderzoek opgeleverd over het normeren van immateriële schade (de zgn. Rotterdamse schaal) waarin per gevalstype een indicatie voor een passend smartengeldbedrag wordt gegeven. In de praktijk wordt in gevallen al gebruik gemaakt van een eerste versie van deze schaal. De komende periode zal ik de aan mij gerichte (onder 3 genoemde) aanbevelingen nader verkennen en uitwerken (zie ook hieronder ‘resterende onevenwichtigheden’). Ik zal de Kamer hierover nader informeren in de eerstvolgende voortgangsbrief Slachtofferbeleid.
Verbeteringen nieuw Wetboek van Strafvordering
In het nieuwe Wetboek van Strafvordering (2029) wordt een aantal aanvullende verbeteringen voorgesteld die betrekking hebben op de behandeling van de vordering van de benadeelde partij in het strafproces. Er wordt voorzien in de mogelijkheid om de vordering tot schadevergoeding te vermeerderen in hoger beroep.30 Daarnaast wordt het mogelijk om zelfstandig hoger beroep31 of cassatie in te stellen bij een (gedeeltelijke) afwijzing indien de vordering meer dan 1.750 euro beloopt.32 Via de eerste aanvullingswet wordt er daarnaast in voorzien dat de benadeelde partij kan verzoeken om, en wordt betrokken in een voorbereidend overleg of een schriftelijke ronde voorafgaand aan de terechtzitting over de schadevergoedingsvordering.33 Vooral de mogelijkheid van een schriftelijke ronde voor de terechtzitting kan de kans vergroten dat de vordering inhoudelijk kan worden behandeld in het strafproces, omdat hiermee meer ruimte voor partijdebat wordt geboden en meer invulling kan worden gegeven aan het beginsel van hoor en wederhoor.
Vereenvoudiging schadeformulier
Slachtoffers die schade hebben geleden kunnen zich in het strafproces voegen als benadeelde partij en daarbij gebruik maken van het formulier ‘Verzoek tot schadevergoeding’. In de praktijk blijkt dat het invullen daarvan niet altijd makkelijk is en vaak tot vragen en niet volledig ingevulde formulieren leidt. Om die reden wordt het schadeformulier vereenvoudigd en toegankelijker gemaakt voor slachtoffers. De verwachting is dat slachtoffers het formulier hierdoor beter begrijpen en juister en vollediger zullen invullen. Dit bevordert een goede behandeling van de vordering benadeelde partij in het strafproces. Het streven is om het vernieuwde formulier medio 2026 in gebruik te nemen.
Moment van uitbetaling schadevergoeding en voorschot
In het huidige stelsel geldt dat in het geval er door de rechter een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd en de dader acht maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de schade nog niet (volledig) heeft betaald, de Staat het restantbedrag uitkeert aan slachtoffers (artikel 6:4:2, zevende lid, Sv). Op basis van het eerdere voorstel van de commissie Donner, zal ik bezien welke mogelijkheden er zijn om deze termijn te verkorten. Het CJIB zal tevens verkennen of slachtoffers meer regie kunnen krijgen over het uitkeren van bedragen, omdat er slachtoffers zijn die het onprettig vinden steeds geconfronteerd te worden met wat hen is overkomen door periodieke stortingen. Op basis van de wet moeten de opbrengsten van de inning door het CJIB bij de veroordeelde onverwijld worden uitgekeerd. De uitwerking zal worden meegenomen bij het wetsvoorstel dat ziet op de voorschotregeling en in de tweede helft van 2026 in consultatie wordt gebracht.
Versterken uitgangspunt de dader betaalt
Bevorderen toepassing van artikel 14c Wetboek van Strafrecht
De motie Van Nispen (SP) en Knops (CDA)34 roept op tot het instellen van een landelijk fonds waarmee het mogelijk wordt dat rechters als bijzondere voorwaarde kunnen opleggen dat daders een bedrag moeten storten in dat fonds om de schade van gedupeerden te vergoeden. Ik vind het belangrijk dat daders de schade betalen die zij hebben aangericht, maar zal hiervoor geen apart fonds oprichten. Ik heb er, ter uitvoering van deze motie en de Initiatiefnota over de aanpak van illegaal vuurwerk van de leden Michon-Derkzen en Haverkort (beiden VVD)35, voor gekozen om de bestaande mogelijkheid van artikel 14c tweede lid, onderdeel 4 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) nadrukkelijker onder de aandacht te brengen bij OM en ZM. Op grond van dit artikel heeft de rechter reeds de mogelijkheid om als bijzondere voorwaarde op te leggen een verplichte storting van een geldbedrag in het Schadefonds Geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen. Daarnaast zal de Rechtspraak een (niet limitatieve) lijst beheren waarop een aantal instellingen staat vermeld. Dit bevordert de duidelijkheid over aan welke instellingen kan worden gestort, de relatie met het bewezenverklaarde feit en daarmee mogelijk de toepassing van art. 14c Sr. De uiteindelijke beslissing over het opleggen daarvan in concrete gevallen is uiteraard voorbehouden aan de rechter.36
Resterende onevenwichtigheden
De hierboven genoemde verbeteringen aan het schadestelsel zijn betekenisvolle maatregelen voor de slachtoffers en nabestaanden die dit aangaat. Desondanks blijft er een aantal onevenwichtigheden in het stelsel bestaan. Deze zijn eerder door de Commissie Donner en recent ook in het rapport Doen wat kan geconstateerd. Dit betreft de onvoorspelbaarheid, willekeur en ongelijkheid in compensatie voor slachtoffers van ernstig geweld en zeden die in dezelfde mate zijn geraakt. Deze onevenwichtigheden hebben een relatie met de keuze om als overheid bij ernstige gewelds- en zeden misdrijven via de voorschotregeling ongemaximeerd garant te staan voor de schadevergoedingsplicht van de dader die in het strafproces kan worden vastgesteld. Tegelijkertijd kent de behandeling van een vordering benadeelde partij in het strafproces voordelen voor het slachtoffer en ook voor de verdachte. Er komt relatief snel duidelijkheid over de vordering door deze procedure binnen het strafproces te behandelen. Voor het slachtoffer geldt bij een toegewezen vordering daarnaast het voordeel van inning van de schadevergoedingsmaatregel door het CJIB en voorschotregeling. Een lang en potentieel complex civiel traject wordt hen daarmee bespaard. Dit geldt echter niet voor alle slachtoffers:
Ongelijke behandeling EGZ-slachtoffers binnen en buiten het strafproces
Er is ongelijkheid in compensatie tussen slachtoffers van ernstige gewelds- en zedendelicten die zich kunnen voegen in het strafproces, en slachtoffers van diezelfde delicten die nooit een strafproces bereiken (geen verdachte, verdachte overleden, sepot). Het gevolg is dat de (potentiële) compensatie die de overheid biedt, sterk verschilt bij vergelijkbaar getroffen slachtoffers. Slachtoffers en nabestaanden die zich kunnen voegen in het strafproces en wier vordering wordt toegewezen, ontvangen de volledige schadevergoeding die de strafrechter vaststelt omdat voor deze categorie slachtoffers de ongemaximeerde voorschotregeling van toepassing is. Slachtoffers die zich alleen tot SGM kunnen wenden, ontvangen alleen een financiële tegemoetkoming die vaak lager is dan de geleden schade.
Ongelijke uitkomsten voor EGZ-slachtoffers binnen het strafproces
Binnen het strafproces is sprake van verschillen in uitkomst van de vordering benadeelde partij tussen slachtoffers in vergelijkbare gevallen. Strafrechters oordelen uiteenlopend over de vordering die benadeelde partijen kunnen ontvangen, en de mogelijkheden die zij hebben om binnen de beperkingen van het strafproces de schade vast te stellen. Daarnaast bepalen ‘toevallige’ kenmerken van de zaak mede of een vordering zich leent voor behandeling in het strafproces. Bijvoorbeeld de complexiteit van de vordering ten opzichte van de strafzaak, de timing (op welk moment de vordering wordt ingediend) het verweer van de verdachte, de civielrechtelijke kennis en bereidheid bij de strafrechter etc.37 Toeval en willekeur bepalen in grote mate of de vordering van het slachtoffer inhoudelijk wordt behandeld, en daarmee of (en voor welk bedrag) het slachtoffer voordeel heeft van de ongemaximeerde voorschotregeling.
Beperkingen strafproces om complexe schadevorderingen te kunnen behandelen
De koppeling van de ongemaximeerde ‘voorschotregeling’ aan oplegging van een schadevergoedingsmaatregel zorgt voor veel druk op strafrechters om de vordering inhoudelijk te behandelen in het strafproces. Dit terwijl het strafproces zich in beperkte mate leent voor behandeling van de meer complexe schadevergoedingsvorderingen. Strafrechters moeten daardoor vaak beslissen op basis van relatief beperkte informatie die alleen van de benadeelde partij afkomstig is.38 Bij die beslissing staat er voor slachtoffers veel op het spel. Zij hebben er groot belang bij dat hun vordering in het strafproces wordt behandeld, omdat dit door de voorschotregeling vaak de enige mogelijkheid is om een substantiële schadevergoeding te krijgen.39 De Hoge Raad heeft in zijn 23 april-arresten uit 2024 het signaal afgegeven dat de strafrechter meer oog moet hebben voor de positie van de verdachte (in het licht van art. 6 EVRM).40 De verwachting is dat deze arresten tot gevolg (gaan) hebben dat de benadeelde partij bij hoge(re) en complexe vorderingen vaker niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.41
Mede op basis van voornoemde rapporten zijn er oplossingsrichtingen die deze aandachtspunten zouden kunnen wegnemen en kunnen zorgen voor een eerlijkere en evenwichtigere verdeling van overheidsmiddelen voor slachtoffers, een gelijkere behandeling van slachtoffers van ernstig geweld en zeden, meer duidelijkheid en voorspelbaarheid voor slachtoffers (en verdachten) en snellere beschikbaarheid van financiële middelen voor slachtoffers, waartoe ook de motie Mutluer/Van Wijen-Nass42 oproept. Te denken valt aan een grotere rol voor het Schadefonds Geweldsmisdrijven door een verhoging van de (maximale) tegemoetkoming voor EGZ-slachtoffers en nabestaanden (en daarmee het verkleinen van het verschil tussen de voorschotregeling (strafproces) en de bedragen bij het Schadefonds). Dit heeft ook een relatie met de hierboven aangekondigde introductie van een plafond in de voorschotregeling. Ook kan duidelijkheid over welke vorderingen wel en niet in het strafproces behandelend kunnen worden een rol spelen in de gewenste duidelijkheid voor slachtoffers. Daarnaast is een verkenning naar een mogelijk grotere rol van verzekeraars – ook met het oog op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid - op zijn plaats. Ik ga daarvoor met het verbond van verzekeraars in gesprek. Ik wil onder andere deze oplossingsrichtingen – ook in samenhang en met het effect op het gehele stelsel – in de komende periode nader verkennen. Daarbij wil ik duidelijk zijn dat financiële middelen (met een voorzichtige inschatting van tientallen miljoenen euro’s) om aan de resterende onevenwichtigheden invulling te geven nu niet voorhanden zijn.
Tot slot heeft het lid Koops (NSC) tijdens de parlementaire behandeling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (eerste vaststellingswet), het idee naar voren gebracht van een verwijzingsbevoegdheid van de strafrechter naar de civiele rechter. De (kanton) rechter zou de zaak dan kunnen ‘overnemen’, zonder dat daar nog een dagvaarding voor nodig is. De civiele rechter zou dan ook de mogelijkheid moeten hebben om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de voorschotregeling zou moeten gelden. Daarmee stuit dit voorstel op dezelfde bezwaren die ook gelden ten aanzien van de introductie van een afgesplitste procedure bij een schadevergoedingskamer. Deze richt zich immers alleen op slachtoffers die het strafproces bereiken, en versterkt daarmee het verschil met slachtoffers voor wie dit geen optie is. Zonder toepassing van de voorschotregeling is het slachtoffer er maar beperkt mee geholpen, terwijl met toepassing van de voorschotregeling dit voorstel zeer kostbaar is. Uit het onderzoek van CEBEON uit 2022 blijkt dat de geschatte extra kosten van de voorschotregeling ten minste Euro 30 miljoen bedragen43. En het gewenste effect (zie voornoemde oplossingsrichtingen) kan mogelijk zonder het vergroten van de ongelijkheid tussen slachtoffers en zonder meer druk op de strafrechtketen worden bereikt.
V Ondersteuning
Beleidsdoel: Slachtoffers die dat nodig hebben krijgen
goede ondersteuning bij het omgaan met van de gevolgen van het strafbare
feit
Voor slachtoffers moet duidelijk zijn waar zij terecht kunnen voor goede hulp en ondersteuning. Zij moeten - zonder dat zij onnodig hun verhaal hoeven doen en waar zij zich ook melden – goed worden geholpen en waar nodig warm en snel doorgeleid. In ons land zet een indrukwekkend aantal grote en kleine (publieke en private) organisaties zich als hulp, steun en meldpunt in voor slachtoffers van strafbare feiten. De inzet van al deze organisaties is te prijzen, maar het risico bestaat dat slachtoffers hierdoor niet weten waar zij terecht kunnen en dat niet altijd kan worden ingestaan voor de kwaliteit en continuïteit van de hulp die wordt geleverd.44 Daarom is in het regeerprogramma opgenomen dat verdere versnippering van het hulplandschap wordt tegengegaan. Dit betekent ook dat steeds wordt bezien waar nieuwe hulp- en expertisevragen binnen het bestaande professionele hulpaanbod het beste kunnen worden ondergebracht en waar de samenwerking moet worden versterkt.
Het is belangrijk dat ervaringen van slachtoffers en nabestaanden worden betrokken bij de ontwikkeling van beleid en vormen van dienstverlening. Zij hebben een belangrijke signaalfunctie of de uitvoering van de slachtofferrechten adequaat verloopt of welke hiaten er bestaan. In dat kader bestaat een goede relatie met onder andere de Federatie Nabestaanden Geweldsslachtoffers en kunnen slachtoffers zo mogelijk ook worden bevraagd via het slachtofferpanel van SHN. Steeds vaker melden zich ook slachtoffers die hun ervaring willen omzetten in een constructieve bijdrage voor de hulp en ondersteuning aan andere slachtoffers. Zij kunnen het onderwerp bespreekbaar maken, een brug vormen tussen het professionele hulpaanbod en slachtoffers, een gidsfunctie vervullen in de mogelijkheden die er zijn en bijdragen aan het verlagen van de drempel die slachtoffers soms ervaren in hun zoektocht naar hulp en ondersteuning. Ook kunnen zij een rol spelen bij lotgenotencontact. Zodra er sprake is van een hulpvraag, dient te worden doorverwezen naar professionele hulpverlening. Een ervaring van een individueel slachtoffer – zonder een opleiding tot professional -mag immers niet leidend zijn voor de hulp aan andere slachtoffers.
Voor de hulp en ondersteuning van sommige groepen slachtoffers is – vanwege de specifieke context waarin zij zich bevinden – specifieke kennis en expertise nodig. Om die reden worden voor onderstaande groepen extra voorzieningen getroffen. In dat kader zijn ook de EU richtlijnen die zien op seksueel kindermisbruik (met specifieke aandacht voor de online dimensie van seksueel geweld) en geweld tegen vrouwen (wat ook een uitgebreid kader biedt voor preventie, effectieve bestrijding en hulp) relevant. Beide richtlijnen volgen een eigen tijdspad voor implementatie en zullen in de komende periode aan uw Kamer worden verzonden. Eind september 2025 zal ik uw Kamer tevens informeren over de uitkomsten van het WODC-onderzoek naar de behoeften van getroffenen van de schoolgijzeling in Bovensmilde, waar door uw Kamer eerder aandacht voor is gevraagd (zie ook bijlage II voor een stand van zaken).
Maatregelen
Slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties, specifiek seksueel geweld
JenV en VWS werken samen met ketenpartners en hulporganisaties aan een betere organisatie van de hulp en ondersteuning voor slachtoffers in afhankelijkheidsrelaties. In het kader van het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP) wordt met actielijn vijf beoogd goede en makkelijk vindbare hulp te bieden aan slachtoffers van seksueel geweld. Samen met politie, OM, CSG, SHN, Veilig thuis en Perspectief Herstelbemiddeling en met betrokkenheid van slachtoffers is een nieuwe manier van samenwerken ontwikkeld binnen het traject 'Een Goed Georganiseerd Landschap van Hulp-, Meld- en Steunpunten’, die bestaat uit drie elementen:
Slachtoffers of melders ontvangen een goed afgestemd en georganiseerd eerste contact met één van de organisaties. Het maakt niet uit waar zij zich melden (één entree);
Slachtoffers komen snel op de juiste plek door doorlopende multidisciplinaire weging en triage (MDT) van casuïstiek;
Slachtoffers worden gekoppeld aan een regiehouder die het vaste aanspreekpunt is voor het slachtoffer en zijn/haar (in)directe omgeving en zorgt voor warme overdracht richting instanties.
De werkwijze wordt vanaf Q3 2025 getest in de regio’s Den Haag en Oost- Brabant, zodat kan worden vastgesteld of dit ook de gewenste verbetering oplevert voor slachtoffers. Op basis van de resultaten wordt in de eerste helft van 2026 een besluit genomen over landelijke uitrol. Simultaan wordt bezien voor welke andere groepen slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties deze manier van samenwerken kan worden doorgevoerd, te beginnen met slachtoffers van (ex-partner) stalking.
Om slachtoffers van georganiseerd en gewelddadig kindermisbruik beter te ondersteunen, richt het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) ter uitvoering van de motie Uitermark (NSC)45 in 2025 een landelijke expertisetafel in, waar professionals van bestaande gespecialiseerde organisaties samenkomen. Op basis van deze specialistische kennis kunnen dilemma’s en best practices worden besproken en de verkregen inzichten regionaal beschikbaar worden gesteld om deze slachtoffers te helpen.
Slachtoffers van onveiligheid en dwingende controle in gesloten groeperingen
In 2025 wordt bij expertisecentrum Fier een herkenbaar punt voor hulp en doorverwijzing voor slachtoffers van onveiligheid en dwingende controle in (gesloten) groeperingen ingericht. Zeer gesloten groepen brengen door hun hiërarchie, geslotenheid en overmatige toewijding een verhoogd risico op systematisch en onbestraft misbruik en schendingen van rechten met zich mee. Het delen van ervaringen en het zoeken naar hulp kan bemoeilijkt worden door sterke loyaliteit, geheimhouding, machtsstructuren en een hoge mate van (dwingende) controle. Het hulppunt zal met de politie, meer specifiek met politiemedewerkers met de kenniscompetentie sektes en gesloten gemeenschappen, samenwerken. Najaar 2026 evalueer ik de pilot bij Fier en bekijk ik de mogelijkheid tot het borgen van de hulpverlening. Ook wordt momenteel een wetsvoorstel voorbereid dat strekt tot een aparte strafbaarstelling van psychisch geweld. Ik bekijk in dit licht hoe het beschermen van slachtoffers tegen onveiligheid en dwingende controle binnen groeperingen beter kan worden vormgegeven.46
Slachtoffers van criminaliteit in een gedigitaliseerde wereld
Om de preventie en weerbaarheid van slachtofferschap van online criminaliteit te verbeteren, financier ik samen met het Fonds Slachtofferhulp een vierjarig onderzoeksprogramma (2025-2028) van het consortium Cyber Weerbaar.nl. Het is van belang zicht te krijgen en te houden op de veranderende vormen van online criminaliteit en de behoeften aan hulp, bescherming en ondersteuning. Juist omdat de ontwikkelingen ten aanzien van online criminaliteit – zeker op het gebied van fraude en seksueel geweld - heel snel gaan en er een toename is van zichzelf rapporterende slachtoffers.47 De impact op slachtoffers van deze vormen van online criminaliteit is vaak even groot en soms zelfs groter dan bij de fysieke variant. Veel slachtoffers gaan gebukt onder schuld en schaamtegevoelens. Ook zien zij zichzelf niet altijd als slachtoffer, terwijl zij dit wel degelijk zijn. Daarnaast wordt in het kader van het NAP de aanpak van online seksueel grensoverschrijdend gedrag versterkt door expliciete aandacht voor de online dimensie hiervan. Ook werken diverse (private) partijen48 samen voor efficiëntere en effectievere hulp voor slachtoffers van online fraude.
Pilot nazorg
In 2025 start SHN een pilot waarin, in eerste instantie ten aanzien van verkeersslachtoffers, wordt onderzocht of en hoeveel zij zich geholpen voelen met een langer nazorgtraject door een of meerdere extra contactmomenten nadat de dienstverlening is afgesloten. Op deze manier kan worden geïnventariseerd of nieuwe hulpvragen zijn ontstaan.49 Medio 2026 zal op basis van de resultaten worden bezien of en welke vervolgstappen genomen kunnen worden.
Ook heb ik ook oog voor nabestaanden en achterblijvers van cold case zaken. Zij kunnen behoefte hebben aan extra of langduriger contactmomenten, omdat er voor hen geen ‘einde’ bestaat in de zin van een strafzaak. Het onopgelost blijven van ernstige misdrijven kan ingrijpende gevolgen voor hen hebben. De reguliere dienstverlening van SHN staat open voor deze groep slachtoffers, waarbij SHN al zo veel mogelijk afstemt op de behoeften van individuele nabestaanden en een langere tijd van begeleiding mogelijk is. Tevens werkt SHN intensief samen met de politie (de familierechercheurs) en de Federatie Nabestaanden Geweldslachtoffers.
Slachtofferwijzer
Slachtofferwijzer.nl is, een website die (naasten van) slachtoffers helpt de weg naar de juiste hulp te vinden. Op de website kunnen slachtoffers informatie vinden over relevante hulporganisaties en over praktische, juridische, emotionele en financiële hulp of een veilige opvangplek. Ik heb in maart 2025 (opnieuw) middelen beschikbaar gesteld aan Fonds Slachtofferhulp ten behoeve van de doorontwikkeling en optimalisatie van Slachtofferwijzer, zowel inhoudelijk als technisch gezien het primaire belang van goede informatievoorziening aan slachtoffers.
Tot slot
Met deze meerjarenagenda wil ik meer recht doen aan slachtoffers van strafbare feiten en geef ik invulling aan hun erkenning en ondersteuning. Over de voortgang zal ik uw Kamer jaarlijks informeren.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Regeerprogramma, hfdst 8.↩︎
In 2024 werd één op de vijf mensen slachtoffer van traditionele criminaliteit en één op circa zes mensen slachtoffer van criminaliteit in de gedigitaliseerde wereld.↩︎
In bijlage I bij deze brief is een eindbeeld opgenomen van de voortgang in het kader van de MJA 2022-2025. Een aantal maatregelen duurt voort en komt terug in deze nieuwe MJA.↩︎
Nota bene: onder de slachtoffers waarvan het strafproces tot veroordeling komt vallen ook de slachtoffers waarvan de officier van justitie besluit om aan de dader een strafbeschikking op te leggen.↩︎
Herstelrechtvoorzieningen (herstelbemiddeling en mediation in strafzaken) kunnen bijdragen aan erkenning voor slachtoffers en herstel. Niet alle slachtoffers (daders) hebben behoefte aan herstelbemiddeling. Bij het toepassen van herstelrecht staat de behoefte van het slachtoffer daarom centraal. Tegelijkertijd wil ik de toegang tot herstel waarborgen, zodat iedereen die dat wil het kan verzoeken. Voor mijn inzet op herstelrecht verwijs ik naar mijn brief die voor het zomerreces naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.↩︎
Een groot deel van de slachtoffers is veerkrachtig genoeg om met hulp van naasten te herstellen. Om de omgeving van het slachtoffer te faciliteren heeft Slachtofferhulp Nederland op hun website een platform ingericht ‘voor de helpers’.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 33 552, nr. 131.↩︎
Uitvoering slachtofferrechten door het Openbaar Ministerie | Rapport | Algemene Rekenkamer.↩︎
Nota bene: met uitzondering van de verschijningsplicht bij uitspraakzittingen want die treedt vooralsnog niet in werking.↩︎
Richtlijn 2012/29/EU, Kamerstukken II 2023-2024, 22 112, nr. 3799.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 36 327, nr. 65.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 36 327, nr. 70.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 29 279, nr. 930.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 29 279, nr. 936.↩︎
Zie het voorgestelde nieuwe artikel 1.5.5 Sv en 1.5.15 Sv.↩︎
Kamerstukken II 2024-25, 24587, nr. 984.↩︎
Kamerstukken II 2021-2022, 33 552, nr. 97.↩︎
Stenografisch verslag CD Slachtofferbeleid 16 oktober 2024.↩︎
Mevis en Verrest: ‘Rechtsvergelijkende inzichten voor de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (pag. 469 e.v.), 2018.↩︎
Kamerstukken II 2022-2023, 33 552, nr. 107.↩︎
Kamerstukken II 2022-2023, 33 552, nr. 107.↩︎
Dit gebeurt al bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling van een gevangenisstraf, deelname aan het penitentiair programma en de voorwaardelijk beëindiging van een tbs of pij maatregel.↩︎
Stb. 2025, nr. 29.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 33 552, 125.↩︎
Commissie Donner, Op verhaal komen, pag. 76.↩︎
Brief gaat naar verwachting voor het zomerreces uit. Nog geen verwijzing mogelijk.↩︎
Kamerstukken II 2021-2022, 33552, nr. 111.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 33 552, nr. 126.↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 33 552, nr. 136.↩︎
Art. 5.4.34 lid 3 Sv.↩︎
Art. 5.4.35 Sv.↩︎
Art. 5.5.17 Sv.↩︎
Art. 4.1.3 Sv jo. art. 4.1.5 Sv.↩︎
Kamerstukken II 2022-2023, 36 200 VI, nr. 68.↩︎
Kamerstukken II 2022-2023, 36251, nr. 2.↩︎
Zie bijlage IV: Beslisnota uitwerking motie Van Nispen en Knops inzake landelijk fonds.↩︎
Doen wat kan, par. 6.3.1.↩︎
NJB-artikel Hebly & Lindenbergh, onder 1.↩︎
J.L. Smeehuijzen, noot bij HR 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:646, NJ 2024/356.↩︎
HR 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:644 en HR 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:646 NJ 2024/356 m.nt. J.M. Reijntjes en J.L. Smeehuijzen (23 april-arresten). Zie eerder HR 28 mei 2019, CLI:NL:HR:2019:793, NJ 2019/379 m.nt. W.H. Vellinga (Overzichtsarrest vordering benadeelde partij), r.o. 2.1.↩︎
Zie A-G Hartlief onder 3.39 in zijn conclusie in de Mallorcazaak; zinloos en excessief uitgaansgeweld door een groep Nederlandse jongeren (ECLI:NL: PHR:2025:481).↩︎
Kamerstukken II 2024-2025, 33552, nr. 127.↩︎
Onderzoek van CEBEON Varianten Voorschotregeling Afzonderlijke behandeling vordering benadeelde partij; Financiële consequenties voor de Staat van toepassing Voorschotregeling’, 2022.↩︎
Onderzoek van het Verweij-Jonker instituut ‘Laagdrempelige hulp voor slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties’, 2021.↩︎
Kamerstukken II 2023-2024, 34 843, nr. 104.↩︎
Deze brief wordt voor het zomerreces verzonden (nog geen verwijzing mogelijk).↩︎
CBS, “Online veiligheid en criminaliteit, 2024”.↩︎
Waaronder Politie, Slachtofferhulp Nederland, de Fraudehelpdesk, het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, de Autoriteit Financiële Markten en de Consumentenbond.↩︎
Dit op basis van WODC-onderzoek What works naar de door SHN geboden psychosociale ondersteuning aan slachtoffers en nabestaanden waaruit blijkt dat sommige slachtoffers hier behoefte aan hebben.↩︎