[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de Uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid (Kamerstuk 33835-242) (Kamerstuk 33835-250)

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D29996, datum: 2025-06-25, bijgewerkt: 2025-07-03 14:40, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33835 -253 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Onderdeel van zaak 2025Z13251:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Nr. 253 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 juni 2025

De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de brief van 25 april 2025 over Uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid (Kamerstuk 33 835, nr. 242) (Kamerstuk 33 835, nr. 250).

De vragen en opmerkingen zijn op 4 juni 2025 aan de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 25 juni 2025 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Aardema

Griffier van de commissie,
Jansma

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA–fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

II Reactie van de bewindspersoon


I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA–fractie  

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met diepe teleurstelling kennisgenomen van het besluit van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) om de motie van het lid Ouwehand c.s. (Kamerstuk 33 835, nr. 242) – om af te zien van alle maatregelen, plannen en pilots die leiden tot een hogere slachtsnelheid – niet uit te voeren. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen erop dat deze motie door een grote meerderheid van de Kamer is gesteund. Al eerder is deze wens van de Kamer genegeerd. Het is een kwestie van behoorlijk bestuur om moties serieus te nemen en uit te voeren. Er is hier absoluut geen sprake van zwaarwegende of gemotiveerde redenen om dat niet te doen, maar er is slechts sprake van politieke onwil. Daarom pleiten deze leden ervoor dat de staatssecretaris de motie naar behoren uitvoert en luistert naar de wensen van de Kamer. Dat is zijn democratische plicht. Gaat hij zijn beslissing terugdraaien?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen verder onder andere op het onderzoek door de Wageningen Universiteit (WUR, april 2023, ‘Risico factoren voor dierenwelzijn en voedselveiligheid bij verhogen slachtsnelheid’ (https://open.overheid.nl/documenten/7eb1657d-49f6-4b6e-b6fd-648ff8bbdb59/file )) waaruit blijkt dat de risico’s voor dierenwelzijn en voedselveiligheid groter worden bij een hogere slachtsnelheid. Zo kan het zorgen voor fouten bij bedwelming, extra stress voor dieren en onvoldoende tijd voor inspectie en controle. Kan de staatssecretaris van LVVN reflecteren op deze wetenschappelijke inzichten en elk van deze risico’s? Waarom vindt hij een hogere slachtsnelheid überhaupt wenselijk? Kan hij onderbouwen waarom hij denkt dat het wél verantwoord is om pilots of maatregelen door te voeren die een verhoging van de slachtsnelheid mogelijk maken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben geen vragen of opmerkingen met betrekking tot het de uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben de brief van de staatsecretaris van LVVN over de Uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid met interesse gelezen en hebben daar geen vragen over. 

De leden van de BBB-fractie zien wel de ingewikkelde situatie die ontstaan is doordat de ontijdige motie over het afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid is aangenomen. De motie van het lid Van der Plas (BBB) (Kamerstuk 28 286, nr. 1254) uit 2022 die de regering verzoekt op korte termijn een toetsingskader voor de slachtsnelheid in te stellen, in overleg met betrokken belangenpartijen, en de Kamer daar zo snel mogelijk over te informeren is ten slotte ook aangenomen. De beide moties spreken elkaar bovendien tegen. Beter was natuurlijk geweest als de ontijdige motie van het lid Ouwehand was aangehouden, zodat het onderzoek naar de slachtsnelheid eerst had kunnen worden afgerond.

De leden van de BBB-fractie vinden dat het toch in stemming laten brengen van de motie van het lid Ouwehand natuurlijk een fout is die de staatssecretaris niet kan worden aangerekend, maar slechts diegenen die invloed hadden op de keuze om de motie niet aan te houden. Helaas levert de situatie nu veel werk op en bovendien moet nu veel overheidsgeld worden uitgegeven om deze situatie op te lossen. De waarschuwing van de staatssecretaris tijdens het debat, dat de motie ontijdig was, zien deze leden als helder geformuleerd. De onnodige kosten die nu door de staat worden gemaakt door het indienen van de motie en het schriftelijk overleg dat is aangevraagd naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris die op de motie volgde, zijn dan ook wat deze leden betreft een grove verspilling.

De leden van de BBB-fractie wensen de staatssecretaris veel wijsheid en geduld toe.

 
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben met ongeloof kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van LVVN waarin hij aangeeft dat hij de motie van het lid Ouwehand c.s. over het afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid niet gaat uitvoeren en in plaats daarvan toestaat dat slachthuizen hun slachtsnelheid gaan verhogen. Deze leden hebben hier verschillende vragen over.

De leden van de PvdD-fractie vinden het onwerkelijk dat de staatssecretaris het prima vindt dat slachthuizen hun slachtsnelheid nóg verder verhogen terwijl er nu al, op moordend tempo, tot wel 675 varkens, 130 runderen, 245 kalveren en zelfs 13.5000 kippen per slachthuis per uur(!) worden gedood (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2024/5, nr. 28). De Kamer heeft heel duidelijk verzocht dat de slachtsnelheid naar beneden moet. In februari 2020 werd al door de toenmalig minister geconcludeerd dat “de druk op het slachtproces, ingegeven door economische overwegingen (…) te groot [is] geworden om belang van dierenwelzijn en voedselveiligheid, maar ook van toereikend toezicht, op een adequate manier te borgen” (Kamerstuk 33 835, nr. 138). Onderschrijft de staatssecretaris deze vaststelling van de toenmalig landbouwminister? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de Kamer datzelfde jaar een motie aannam waarmee de regering werd verzocht om slachthuizen per direct op te dragen de slachtsnelheid te verlagen (Kamerstuk 28 286, nr. 1118). De toenmalig minister besloot, ter uitvoering van deze motie en in afwachting van een uitgezet onderzoek, om in ieder geval geen verdere verhogingen van slachtsnelheden toe te staan (Kamerstuk 28 286, nr. 1201). Uit het hierop volgende onderzoek van Wageningen University & Research bleek dat risico’s voor dierenwelzijn en voedselveiligheid groter worden bij een hogere slachtsnelheid (WUR, april 2023, ‘Risico factoren voor dierenwelzijn en voedselveiligheid bij verhogen slachtsnelheid’ (https://open.overheid.nl/documenten/7eb1657d-49f6-4b6e-b6fd-648ff8bbdb59/file )). Naar aanleiding van dat onderzoek nam de Kamer opnieuw een motie aan waarmee de minister werd verzocht om de slachtsnelheid te verlagen (Kamerstuk 33 835, nr. 219).

De leden van de PvdD-fractie constateren dat de huidige landbouwminister Wiersma eerder al liet weten weinig op te hebben met de wens van de Kamer en met het welzijn van dieren. Toen haar werd gevraagd of zij er kennis van heeft genomen dat de Kamer verschillende keren heeft verzocht om de slachtsnelheid te verlagen, antwoordde ze kortweg “Ja.” Op de daaropvolgende vraag of ze de slachtsnelheid in slachthuizen gaat verlagen, antwoordde ze “Nee.” (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2023/4, nr. 2159). “Nee”: zonder enige context. Een grote schoffering van de Kamer. Dat werd ook gezien door het lid Graus (PVV). Bij het commissiedebat Dieren in de veehouderij van 25 september 2024 (Kamerstuk 28 286, nr. 1354) stelde hij: “De slachtsnelheid moet omlaag. Het was allemaal al afgetikt. Ik vind het heel erg dat ik allemaal dingen moet gaan herhalen waar we ons de afgelopen achttien jaar de tering voor hebben gewerkt. Alles wordt langzamerhand weer teruggedraaid. Daar heb ik echt geen zin in.” Heeft de staatssecretaris hiervan kennisgenomen? Wat bewoog hem ertoe om deze heldere woorden volledig te negeren?

De leden van de PvdD-fractie zien dat de minister en staatssecretaris een paar maanden later namelijk nóg een stap verder gingen. Ze weigeren niet alleen de slachtsnelheid te verlagen, maar gaan er zelfs mee akkoord dat slachthuizen hun slachtsnelheid verder verhogen (Kamerstuk 28 286, nr. 1380). Bij het commissiedebat Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 24 maart 2025 werd de motivatie van de bewindspersonen bekend. De staatssecretaris liet namelijk weten dat slachthuizen investeringen hebben gedaan en hij het daarom “unfair” vindt als ze de slachtsnelheid niet mogen verhogen (onder het mom van een pilot) (Kamerstuk 33835, nr. 248). Dus terwijl de Kamer heel helder stelt dat de slachtsnelheid omlaag moet, kiezen de bewindspersonen voor het verdienmodel van de agro-industrie, ten koste van het welzijn van de dieren en volledig in strijd met de wens van de Kamer. Deze leden vinden dat ongehoord. Vervolgens nam de Kamer nóg een motie aan, ingediend door de Partij voor de Dieren, PVV, D66 en GL/PvdA waarmee de regering werd verzocht “af te zien van alle maatregelen, plannen en pilots die leiden tot een hogere slachtsnelheid”. Een heldere opdracht van de Kamer. Een staatssecretaris die de wens van de Kamer ook maar enigszins zou respecteren, zou een dergelijke motie hebben uitgevoerd. Maar wat doet deze staatssecretaris? Hij stuurt een kort briefje naar de Kamer waarin hij expliciet maakt deze aangenomen motie niet te gaan uitvoeren (Kamerstuk 33 835, nr. 250).

De leden van de PvdD-fractie lezen in de beslisnota die door ambtenaren is opgesteld dat de staatssecretaris zélf heeft aangegeven dat hij de motie niet wil uitvoeren (Bijlage 2025D19428 bij Kamerstuk 33 835, nr. 242). Als een van de hoofdargumenten wordt genoemd dat de slachthuizen te maken hebben met concurrentie vanuit het buitenland. Dit bevestigt het beeld dat de staatssecretaris toestaat dat slachthuizen hun slachtsnelheid verhogen om zo het verdienmodel te beschermen. Kan de staatssecretaris dat bevestigen?

De leden van de PvdD-fractie vragen de staatssecretaris aan te geven welke gesprekken hij en/of zijn ambtenaren, na het aannemen van de motie van het lid Ouwehand c.s. tot het versturen van de Kamerbrief waarin hij schrijft dat hij deze motie niet gaat uitvoeren, hebben gevoerd over dit onderwerp en met wie. Is de staatssecretaris bereid om alle adviezen en brieven die hij hierover heeft ontvangen, zowel vanuit de sector als van ambtenaren, naar de Kamer te sturen?

De leden van de PvdD-fractie lezen in de beslisnota tevens dat de pluimveesector heeft aangegeven dat de slachtsnelheden in sommige andere landen hoger zijn dan in Nederland. Kan de staatssecretaris aangeven van welke organisatie en/of welk individu hij, of zijn ambtenaren, deze informatie hebben ontvangen? Kan de staatssecretaris aangeven of hij en/of zijn ambtenaren tussen het aannemen van de motie van het Ouwehand en het versturen van de brief over dit onderwerp hebben gesproken met de belangenorganisatie van de pluimveeslachterijen, Nepluvi, en/of Nepluvi-voorzitter en tevens BBB-senator Gert-Jan Oplaat? Kan hij aangeven wat hierbij is besproken? Kan hij alle input en/of factsheets die over dit onderwerp door Nepluvi naar het ministerie en/of naar de staatssecretaris persoonlijk zijn verstuurd naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie vragen de staatssecretaris of hij zich kan voorstellen dat de eerdergenoemde beslisnota het beeld opwerpt dat hij de wens van de Kamer negeert, omdat hij niet wil tornen aan het verdienmodel van de slachthuizen, dat onder meer wordt vertegenwoordigd door een senator van de BBB? Zo nee, waarom niet? Kan de staatssecretaris aangeven waarom in zijn Kamerbrief met geen woord wordt gerept over het beschermen van het verdienmodel van de slachthuizen, terwijl uit de beslisnota heel duidelijk naar voren komt dat dit een zwaarwegend argument is geweest voor zijn besluit?

De leden van de PvdD-fractie vragen de staatssecretaris ten slotte wat voor hem zwaarder weegt: de hele heldere wens van de Kamer die verzoekt om af te zien van alle maatregelen, plannen en pilots die leiden tot een hogere slachtsnelheid of het verdienmodel van de slachthuizen? Wat is er voor deze staatssecretaris nodig om hem af te laten zien van zijn besluit om toe te staan dat de slachtsnelheid verder wordt verhoogd, aangezien een hele heldere Kamermeerderheid, vertaald in verschillende aangenomen moties, er voor hem blijkbaar niet toe doet?

II Reactie van de bewindspersoon

Inleiding

Hierbij stuur ik de Tweede Kamer mijn reactie op het schriftelijk overleg van 4 juni 2025 over mijn brief van 25 april 2025 (Kamerstuk 33 835, nr. 250), betreffende de uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid (Kamerstuk 33 835, nr. 242).

Op basis van artikel 68 Grondwet stuur ik u de door de leden van de PvdD-fractie gevraagde documenten als bijlage bij deze bief. Enkele juridische adviezen in deze stukken zijn onleesbaar gemaakt vanwege het belang van de Staat.

Vragen en antwoorden

Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA–fractie en Reactie van de bewindspersoon

  1. Daarom pleiten deze leden ervoor dat de staatssecretaris de motie naar behoren uitvoert en luistert naar de wensen van de Kamer. Dat is zijn democratische plicht. Gaat hij zijn beslissing terugdraaien? 

Nee. Deze motie is in de uitvoering tegenstrijdig met de aangenomen motie van het lid Van der Plas (BBB)1 uit 2022,die mij vraagt om op korte termijn een toetsingskader voor de slachtsnelheid in te stellen. Hiervoor wil ik dat het vernieuwde toetsingskader van de NVWA wordt getest in een pilot. Indien nodig, kan dan een bijstelling van het concept-toetsingskader plaatsvinden. Daarom wil ik graag afwachten hoe deze pilot verloopt. Door de motie van Ouwehand c.s. uit te voeren, zou dat niet mogelijk zijn.
Gezien de controversieelverklaring van mijn brief2 van 25 april 2025 over de uitvoering van de motie Ouwehand over afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid, zal ik na de afronding van de reeds gestarte pilot geen vervolgbesluit nemen over dit onderwerp. Dit laat ik over aan mijn opvolger.

 

  1. Kan de staatssecretaris van LVVN reflecteren op deze wetenschappelijke inzichten en elk van deze risico’s? 

    Het rapport “Risico factoren voor dierenwelzijn en voedselveiligheid bij verhogen slachtsnelheid” van Wageningen Livestock Research3 concludeert: 

  • Bij hogere slachtsnelheid nemen de risico’s voor dierenwelzijn, voedselveiligheid en de kwaliteit van keuren toe maar deze risico’s leiden niet per definitie tot consequenties.

  • De risico’s kunnen worden ondervangen door specifieke maatregelen te nemen. Opleiding en inzet van voldoende personeel en voldoende toezicht speelt een belangrijke rol in het verlagen van de consequenties van risicofactoren.

 

De aanbevelingen uit dit rapport zijn:  

  • Voor het verlenen van toestemming tot het verhogen van de slachtsnelheid zou een bedrijf op dierenwelzijn aspecten, voedselveiligheid en keurproces moeten worden beoordeeld.  

  • Waar dit niet het geval is, zou een specifiek toetsingskader moeten worden opgesteld waarmee de verschillende risicofactoren en consequenties kunnen worden getoetst. Hiervoor dienen eisen waaraan moet worden voldoen te worden opgesteld.  

  • Een toetsingskader zou moeten worden opgesteld vanuit beleid en toezicht in samenspraak met belangenpartijen.  

  • Indien een bedrijf laat zien dat aan de eisen van een toetsingskader kan worden voldaan voor dierenwelzijn, voedselveiligheid en keurproces hoeft verhogen van de slachtsnelheid niet per definitie te worden beperkt. 

 

Daarnaast geeft het rapport risicofactoren voor dierenwelzijn, voedselveiligheid en het keurproces met daarbij specifieke acties die bedrijven kunnen ondernemen om deze risicofactoren te ondervangen. Voor dierenwelzijn zijn dat bijvoorbeeld de wachttijd voor het uitladen, mogelijkheden voor inspectie van de dieren, het uitladen en opdrijven, verdoven en de mogelijkheden voor controle op bewusteloosheid. Deze risico’s kunnen ondervangen worden door onder andere een juiste planning, goede lay-out van aanvoerhal, slachtruimtes en/of slachtbanden en een juiste opleiding en training van het personeel.  

Voor voedselveiligheid is de bandsnelheid een van vele andere parameters binnen het slachthuis die invloed heeft op de voedselveiligheid. Andere zijn bijvoorbeeld de kwaliteit van de aangevoerde dieren, de kundigheid van het personeel, de kwaliteit van de apparatuur, gerealiseerde slacht-hygiëne en controle van dieren. Wanneer de bandsnelheid wordt verhoogd, terwijl de andere parameters op peil blijven of worden verbeterd door bijvoorbeeld meer mensen aan de lijn te zetten, apparatuur optimaal af te stellen en dieren beter te standaardiseren, kan de voedselveiligheid op hetzelfde niveau blijven of mogelijk zelfs verbeteren.

De kwaliteit van de post-mortem keuring kan negatief worden beïnvloed door het opvoeren van de bandsnelheid. Ook voor deze risico’s kunnen bedrijven maatregelen treffen door de arbeidsomstandigheden op de keurbordessen te optimaliseren, aldus het rapport.

 

Ik onderken dat bij het verhogen van de bandsnelheid risico’s kunnen ontstaan. Bedrijven kunnen deze risico’s ondervangen. Het advies vanuit het rapport van Wageningen Livestock Research is dat een toetsingskader opgesteld moet worden waarmee de verschillende risicofactoren en consequenties worden getoetst. Met het uitvoeren van de pilot wordt dit inzicht ook in de praktijk uitgevoerd.

 

  1. Waarom vindt hij een hogere slachtsnelheid überhaupt wenselijk?
     
    De Europese regelgeving stelt kwalitatieve eisen aan het slachtproces, als daaraan wordt voldaan is het juridisch gezien mogelijk om de bandsnelheid in slachthuizen te verhogen. Er zijn ook praktische handvatten voor slachthuizen om risico’s van een hogere bandsnelheid te beheersen. Indien slachthuizen kunnen aantonen de risico’s naar behoren te kunnen beheersen, heb ik geen bezwaren tegen de verhoging van de bandsnelheid. 

  1. Kan hij onderbouwen waarom hij denkt dat het wél verantwoord is om pilots of maatregelen door te voeren die een verhoging van de slachtsnelheid mogelijk maken?
     
    Het in vraag 2 genoemde wetenschappelijk onderzoek beveelt aan om een toetsingskader op te stellen vanuit beleid en toezichthouder. De Kamer heeft dit ook aan mij opgedragen middels de motie van het lid Van der Plas1. Zowel het wetenschappelijk onderzoek als de praktijktoets tonen aan dat het verantwoord is om de bandsnelheid te verhogen indien het bedrijf voldoet aan de eisen van het toetsingskader.  

Deze pilots geven mij de mogelijkheid om het toetsingskader grondig te toetsen en waar nodig te optimaliseren. Daarbij komt dat ik wettelijk gezien geen basis heb om een aanvraag van bedrijven tot bandsnelheidverhoging – met inachtneming van het beleids- en toetsingskader – te weigeren als met die verhoging aan de wettelijke eisen wordt voldaan. 

 

Vragen van de leden van de PvdD- fractie en Reactie van de bewindspersoon

In februari 2020 werd al door de toenmalig minister geconcludeerd dat “de druk op het slachtproces, ingegeven door economische overwegingen (…) te groot [is] geworden om belang van dierenwelzijn en voedselveiligheid, maar ook van toereikend toezicht, op een adequate manier te borgen” (Kamerstuk 33 835, nr. 138). Onderschrijft de staatssecretaris deze vaststelling van de toenmalig landbouwminister? Zo nee, waarom niet? 
 
Nee, omdat er sinds deze uitspraak nieuwe inzichten zijn over het borgen van risico’s in het slachtproces. De toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft na deze uitspraak opdracht gegeven om onderzoek uit te voeren naar de risico’s die kunnen ontstaan, en wat hiermee gedaan kan worden. Uit dit onderzoek2 bleek, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, dat de risico’s goed geborgd kunnen worden. Vervolgens is de NVWA aan de slag gegaan met het ontwikkelen van een vernieuwd toetsingskader om bedrijven te toetsen op deze geïdentificeerde risico’s en de adequate borging hiervan.

  1. Bij het commissiedebat Dieren in de veehouderij van 25 september 2024 (Kamerstuk 28 286, nr. 1354) stelde hij: “De slachtsnelheid moet omlaag. Het was allemaal al afgetikt. Ik vind het heel erg dat ik allemaal dingen moet gaan herhalen waar we ons de afgelopen achttien jaar de tering voor hebben gewerkt. Alles wordt langzamerhand weer teruggedraaid. Daar heb ik echt geen zin in.” Heeft de staatssecretaris hiervan kennisgenomen? Wat bewoog hem ertoe om deze heldere woorden volledig te negeren? 

 

Ik heb van deze uitspraak kennisgenomen. Er is nooit sprake geweest van een algemene verlaging van de bandsnelheid, omdat dit wettelijk niet mogelijk is. Ook is er geen wetenschappelijke onderbouwing voor het verlagen van de bandsnelheid. Er is in 2022 een aanwijzing aan de IG van de NVWA gegeven waarin de NVWA is opgedragen alle aanvragen voor bandsnelheid te weigeren, totdat het bovengenoemde onderzoek was afgerond en de resultaten van dit onderzoek in een vernieuwd beleidskader (met als onderdeel daarvan een vernieuwd toetsingskader van de NVWA) waren vastgesteld. Hierover is de Kamer in 2022 per brief geïnformeerd3

Aan dit vernieuwde toetsingskader is de afgelopen jaren hard gewerkt, en het concept wordt getoetst in een pilot om, onder andere, te evalueren of de risico’s adequaat kunnen worden geborgd. Ik neem de risico’s voor dierenwelzijn, voedselveiligheid en keuringsmogelijkheid zeer serieus. Ik ben ook trots dat Nederland vergeleken met andere lidstaten extra stappen zet om deze risico’s te beheersen. 

 

  1. Dit bevestigt het beeld dat de staatssecretaris toestaat dat slachthuizen hun slachtsnelheid verhogen om zo het verdienmodel te beschermen. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? 

Als een van de hoofdargumenten wordt genoemd dat de slachthuizen te maken hebben met concurrentie vanuit het buitenland. Dit bevestigt het beeld dat de staatssecretaris toestaat dat slachthuizen hun slachtsnelheid verhogen om zo het verdienmodel te beschermen. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? 
 
Nee. Mij gaat het niet om het verdienmodel van slachthuizen, maar om een eerlijk speelveld in Europa. Het is onze taak om te behoeden dat bedrijven in ons land niet onbedoeld benadeeld worden door beleid, ten opzichte van andere lidstaten. 
 

  1. De leden van de PvdD-fractie vragen de staatssecretaris aan te geven welke gesprekken hij en/of zijn ambtenaren, na het aannemen van de motie van het lid Ouwehand c.s. tot het versturen van de Kamerbrief waarin hij schrijft dat hij deze motie niet gaat uitvoeren, hebben gevoerd over dit onderwerp en met wie. Is de staatssecretaris bereid om alle adviezen en brieven die hij hierover heeft ontvangen, zowel vanuit de sector als van ambtenaren, naar de Kamer te sturen? 
     
    Er zijn geen gesprekken gevoerd met de sector tussen het aannemen van de motie en het versturen van de Kamerbrief die specifiek over deze motie gingen. De sector is wel tijdens een ambtelijk overleg op de hoogte gebracht dat er in een ophanden zijnde Kamerbrief toegelicht zou worden hoe met deze motie zou worden omgegaan. Op de dag van het versturen van de Kamerbrief, zijn de betrokken brancheverenigingen per e-mail geïnformeerd over de Kamerbrief. Deze e-mails zijn bijgevoegd.

Ik ben bereid adviezen en brieven die ik hierover heb ontvangen te delen. In de bijlage vindt u de adviesnota die ik heb ontvangen van mijn ambtenaren. Er zijn geen adviezen of brieven ontvangen over deze motie van de sector.

  1. De leden van de PvdD-fractie lezen in de beslisnota tevens dat de pluimveesector heeft aangegeven dat de slachtsnelheden in sommige andere landen hoger zijn dan in Nederland. Kan de staatssecretaris aangeven van welke organisatie en/of welk individu hij, of zijn ambtenaren, deze informatie hebben ontvangen?  
     
    Dit kan ik aangeven. Mijn ambtenaren hebben om deze informatie gevraagd bij Nepluvi, als het om de cijfers van de pluimveesector gaat. 

  2. Kan de staatssecretaris aangeven of hij en/of zijn ambtenaren tussen het aannemen van de motie van het Ouwehand en het versturen van de brief over dit onderwerp hebben gesproken met de belangenorganisatie van de pluimveeslachterijen, Nepluvi, en/of Nepluvi-voorzitter en tevens BBB-senator Gert-Jan Oplaat?  Kan hij aangeven wat hierbij is besproken?
     
    Mijn ambtenaren hebben tijdens het aannemen van de motie en het versturen van de Kamerbrief contact gehad met Nepluvi als vertegenwoordiging van de pluimveesector in een ambtelijk overleg waarbij meerdere sectorvertegenwoordigers aanwezig waren. Tijdens dit overleg is kort besproken dat de motie van het lid Ouwehand c.s. was aangenomen, dat ik geadviseerd zou worden over de motie en dat mijn besluit naar aanleiding van dit advies gedeeld zou worden met de Kamer. Toen de Kamerbrief werd verstuurd, zijn sectorvertegenwoordigers, waaronder Nepluvi, per mail geïnformeerd. Met de heer Oplaat heb ik niet over dit onderwerp gesproken in zijn functie als Nepluvi-voorzitter.

  3. Kan hij alle input en/of factsheets die over dit onderwerp door Nepluvi naar het ministerie en/of naar de staatssecretaris persoonlijk zijn verstuurd naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet? 
     
    Er is geen input en er zijn geen factsheets over de motie van het lid Ouwehand c.s. door Nepluvi gedeeld met mij of mijn ambtenaren tussen het aannemen van de motie en het versturen van de Kamerbrief.

  4. De leden van de PvdD-fractie vragen de staatssecretaris of hij zich kan voorstellen dat de eerdergenoemde beslisnota het beeld opwerpt dat hij de wens van de Kamer negeert, omdat hij niet wil tornen aan het verdienmodel van de slachthuizen, dat onder meer wordt vertegenwoordigd door een senator van de BBB? Zo nee, waarom niet?  
     
    Nee dit kan ik mij niet voorstellen. In de brief heb ik onderbouwd waarom ik de motie niet uitvoer tegen de achtergrond van twee tegenstrijdige moties van de Kamer, zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 1 van de leden van de fractie GL-PvdA. 

  5. Kan de staatssecretaris aangeven waarom in zijn Kamerbrief met geen woord wordt gerept over het beschermen van het verdienmodel van de slachthuizen, terwijl uit de beslisnota heel duidelijk naar voren komt dat dit een zwaarwegend argument is geweest voor zijn besluit?  
     
    De argumenten zoals weergegeven in de Kamerbrief zijn voor mij belangrijk en zwaarwegend geweest in de overweging om de motie niet uit te voeren. Om een gedegen beslissing te kunnen nemen, is het echter ook belangrijk voor mij om kennis te nemen van alle voor de beslissing relevante context. Daarom word ik geïnformeerd over de impact van het onderwerp op de sector waar het om gaat. Volgens de Nederlandse slachthuizen heeft de jarenlange stilstand op de verhoging van de bandsnelheid impact op hun concurrentiepositie binnen Europa.  

  1. De leden van de PvdD-fractie vragen de staatssecretaris ten slotte wat voor hem zwaarder weegt: de hele heldere wens van de Kamer die verzoekt om af te zien van alle atregelen, plannen en pilots die leiden tot een hogere slachtsnelheid of het verdienmodel van de slachthuizen?  
     
    Ik verwijs hiervoor naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van GL-PVDA-fractie, en de eerdere vragen van de leden van PvdD-fractie. 

  2. Wat is er voor deze staatssecretaris nodig om hem af te laten zien van zijn besluit om toe te staan dat de slachtsnelheid verder wordt verhoogd, aangezien een hele heldere Kamermeerderheid, vertaald in verschillende aangenomen moties, er voor hem blijkbaar niet toe doet?  

Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van vraag 1 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, is er een Kamermeerderheid voor zowel de motie van het lid Van der Plas als voor de motie van het lid Ouwehand c.s. en werken deze elkaar tegen. Ik zal daarom een keuze moeten maken. Daarnaast is er op basis van het eerder genoemd wetenschappelijk onderzoek van Wageningen Livestock Research geen reden voor mij om anders te beslissen.


  1. Kamerstuk 28 286, nr. 1254↩︎

  2. Kamerstuk 33 835, nr. 250 ↩︎

  3. Openbaar rapport 1348 B: Risicofactoren voor dierenwelzijn en voedselveiligheid bij verhogen slachtsnelheid. Wageningen Livestock Research, april 2023 ↩︎