Gewijzigd amendement van het lid Grinwis c.s. ter vervanging van nr. 45 over de mogelijkheid voor infrastructuurbedrijven om actief te zijn op de warmtemarkt als zij niet zijn aangewezen als warmtebedrijf
Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)
Nummer: 2025D30183, datum: 2025-06-26, bijgewerkt: 2025-06-26 23:07, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.A. Grinwis, Tweede Kamerlid (ChristenUnie)
- Mede ondertekenaar: I. Rooderkerk, Tweede Kamerlid (D66)
- Mede ondertekenaar: S.C. Kröger, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van kamerstukdossier 36576 -109 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte).
Onderdeel van zaak 2025Z13359:
- Indiener: P.A. Grinwis, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: I. Rooderkerk, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: S.C. Kröger, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 576 | Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte) | |
Nr. 109 | gewijzigd AMENDEMENT VAN Het lid grinwis c.s. ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 45 | |
Ontvangen 26 juni 2025 | ||
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: | ||
I
Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het vijfde lid wordt toegevoegd â, met uitzondering
van:
a. het aangaan van leveringsovereenkomsten, aansluitovereenkomsten als
bedoeld in artikel 2.24, eerste lid, en overige overeenkomsten over de
levering van warmte aan derden;
b. het aangaan van een overeenkomst met betrekking tot de inkoop van
warmteâ.
2. Na het vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
5a. De overeenkomst waarin het aangewezen warmtebedrijf en de derde,
bedoeld in het vijfde lid, zijn overeengekomen dat de derde
werkzaamheden uitvoert voor het aangewezen warmtebedrijf wordt niet
langer dan voor een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
bepaalde termijn aangegaan.
5b. Het is verboden in een overeenkomst de voorwaarde te stellen dat een
investering in een aangewezen warmtebedrijf afhankelijk is van of het
aangewezen warmtebedrijf de werkzaamheden bedoeld in artikel 2.12,
vijfde lid, laat verrichten door een derde.
3. Aan het slot van het zevende lid wordt toegevoegd â, over de
werkzaamheden en de uitvoering daarvan, bedoeld in het vijfde lid, en de
overeenkomst bedoeld in lid 5a en 5bâ.
II
Na artikel 12.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12.10a overgangsrecht overeenkomsten uitbesteden
taken artikel 2.12
1. Artikel 2.12, vijfde lid, onderdelen a en b, is niet van
toepassing op warmtebedrijven die op grond van artikel 12.2 of 12.3 zijn
aangewezen.
2. Artikel 2.12, lid 5a, is niet van toepassing op een overeenkomst als
bedoeld in 2.12, lid 5a, die geldt op het tijdstip van inwerkingtreding
van dit artikel.
III
Artikel 12.22, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van subonderdeel 2 wordt toegevoegd â, of een
rechtspersoon of vennootschap die werkzaamheden als bedoeld in artikel
2.12, vijfde lid, van de Wet collectieve warmte voor het aangewezen
warmtebedrijf uitvoert en die deel uitmaakt van een groep waartoe ook
een ook een transmissie- of distributiebeheerder hoortâ.
2. Aan het slot van subonderdeel 3 wordt toegevoegd âof een
rechtspersoon of vennootschap die werkzaamheden als bedoeld in artikel
2.12, vijfde lid, van de Wet collectieve warmte voor het aangewezen
warmtebedrijf uitvoertâ.
IV
In artikel 12.22, onderdeel B, subonderdeel 2, onder d, wordt:
a. na âzijn bedrijfâ ingevoegd âof die voortvloeien uit werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.12, vijfde lid, van de Wet collectieve warmte die worden verricht voor het aangewezen warmtebedrijfâ;
b. âde voorwaarde dat het aangewezen warmtebedrijf geen nevenactiviteiten verricht.â vervangen door âde voorwaarde dat het aangewezen warmtebedrijf en het infrastructuurbedrijf dat werkzaamheden verricht voor het aangewezen warmtebedrijf geen nevenactiviteiten verrichten.â.
V
In artikel 12.22, onderdeel C, wordt na het derde lid een lid ingevoegd,
luidende:
3a. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een
infrastructuurbedrijf dat werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.12,
vijfde lid, van de Wet collectieve warmte verricht voor een aangewezen
warmtebedrijf als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet collectieve
warmte.
Toelichting
Dit amendement regelt dat infrastructuurbedrijven, voorheen netwerkbedrijven, ook actief mogen worden op de warmtemarkt als zij niet zijn aangewezen als warmtebedrijf. Zij kunnen hierdoor een warmteservicebedrijf oprichten. Momenteel is dit op grond van de Energiewet uitgesloten.
Steeds meer gemeenten en regioâs nemen het initiatief tot het oprichten van een eigen warmtebedrijf. Zeker in een fase waarin het warmtebedrijf nog relatief klein is, kan het interessant zijn om diensten in te kopen bij een warmteservicebedrijf waar centraal kennis en uitvoeringskracht wordt opgebouwd. Vanuit een gedeelde dienstverlener kan logischerwijs makkelijker doorgegroeid worden naar een regionaal warmtebedrijf. Indieners zien dat infrastructuurbedrijven publieke partijen zijn die kennis, expertise en uitvoeringskracht met zich meebrengen en op deze manier de meest geschikte partijen zijn om lokale warmtebedrijven te ondersteunen bij de aanleg en het onderhoud van collectieve warmtevoorzieningen, zonder dat dit ten koste gaat van hun inzet op het vergroten van de capaciteit op het elektriciteitsnet.
De Wcw voorziet er reeds in dat infrastructuurbedrijven mogen deelnemen in lokale en regionale aangewezen integrale warmtebedrijven, door een aanpassing van het groepsverbod en de lijst met toegestane nevenactiviteiten in de Energiewet (wijziging van respectievelijk artikel 3.10 en 3.19 van de Energiewet in artikel 12.22 van het wetsvoorstel). Door dit amendement mogen infrastructuurbedrijven ook als warmteservicebedrijf werkzaamheden verrichten voor een aangewezen warmtebedrijf. Daartoe wordt de lijst met toegestane nevenactiviteiten in het bestaande artikel 12.22 verder verruimd (onderdeel IV).
Door een aanvullende aanpassing van het groepsverbod mag een infrastructuurbedrijf deelnemen in een warmteservicebedrijf waarin ook een onderneming deelneemt die actief is als producent of leverancier op de gas en elektriciteitsmarkt (onderdeel III). Aan deze verruiming zijn dezelfde voorwaarden verbonden zoals die reeds gelden op grond van artikel 12.22, onderdeel C (onderdeel V).
Op dit moment is er al een markt voor warmteservicebedrijven. Om verstoring van de gezonde marktwerking voor warmteservicebedrijven te voorkomen worden in het amendement aanvullende maatregelen voorgesteld. In de eerste plaats wordt verboden dat de investering in een warmtebedrijf afhankelijk wordt gemaakt van afname van diensten bij het warmteservicebedrijf (onderdeel I, punt 2). Dit heeft als doel om de keuzevrijheid van warmtebedrijven en daarmee de concurrentie zoveel mogelijk te bevorderen. Met datzelfde oogmerk wordt ook een maximumtermijn verbonden aan de overeenkomst waarmee werkzaamheden worden uitbesteed aan een warmteservicebedrijf (onderdeel I, punt 2).
Ook dient geborgd te worden dat aangewezen warmtebedrijven voldoende autonomie houden richting het regionale warmteservicebedrijf. Voorgesteld wordt daarom om het aangaan van leverings- en aansluitovereenkomsten alsook de inkoop van warmte verplicht bij het aangewezen warmtebedrijf zelf te leggen (onderdeel I, punt 1). Zo wordt voorkomen dat het warmteservicebedrijf feitelijk de rol van het aanwezen warmtebedrijf overneemt.
Om de doorontwikkeling van gemeentelijke warmtebedrijven met een gedeeld warmteservicebedrijf naar integrale regionale warmtebedrijven niet te belemmeren, ligt het voor de hand om onderzoek te doen naar het gewenste eindbeeld ten aanzien van organisatiemodellen. Zo nodig kan op basis van de uitkomsten van dit onderzoek, bijvoorbeeld via voorwaarden aan de samenwerking met de nationale deelneming warmte, worden bijgestuurd. Ook zal dit onderwerp onderdeel uitmaken van de evaluatie van de Wcw na zeven jaar. Als tegen die tijd blijkt dat aanvullende maatregelen nodig zijn om bij te sturen, kunnen deze worden genomen.
Grinwis
Kröger
Rooderkerk