Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024 (Kamerstuk 36740-IV)
Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D30492, datum: 2025-06-27, bijgewerkt: 2025-07-01 09:36, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. (Olger) van Dijk, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: L. van der Graaf, adjunct-griffier
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024 (Kamerstuk 36740-IV)
Onderdeel van kamerstukdossier 36740 IV-9 Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024.
Onderdeel van zaak 2025Z13480:
- Indiener: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2025-07-01 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-02 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
Preview document (š origineel)
36 740 IV Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024
Nr. 9 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 juni 2025
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties
over onder meer het Jaarverslag en Slotwet Koninkrijksrelaties en
BES-fonds 2024 (Kamerstuk 36 740 IV, nr. 1). De volledige agenda is
opgenomen aan het einde van het verslag.
De vragen en opmerkingen zijn op 18 juni 2025 aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 27 juni 2025 zijn de vragen, mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Olger van Dijk
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Graaf
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de minister
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de Slotwet 2024 voor de begrotingshoofdstukken Koninkrijksrelaties (IV) en BES-fonds (H). Zij constateren dat er opnieuw sprake is van aanzienlijke slotverschillen tussen begroting en realisatie.
Zo blijkt uit de stukken onder meer dat er sprake is van een wisselkoerstegenvaller van circa ā¬Ā 10,7 miljoen en van ⬠2,9 miljoen aan extra verplichtingen binnen het BES-fonds. Deze verplichtingen zijn veelal meerjarig van aard en zijn aangegaan zonder voorafgaande budgettaire dekking. Daarnaast is de subsidie aan de Omgevingsdienst Nederland (⬠1,7 miljoen) niet op een structureel budget ingepast binnen het jaar 2024. Voornoemde leden vinden het zorgelijk dat dergelijke meerjarige verplichtingen zonder voorafgaande dekking telkens via slotwetten worden rechtgezet, waarmee de begrotingsdiscipline wordt uitgehold.
Aan de ontvangstenzijde valt op dat de inkomsten lager zijn uitgevallen dan geraamd, met als voornaamste oorzaak de herfinanciering van coronaleningen aan CuraƧao en Aruba tegen aanzienlijk lagere rentetarieven. Voor CuraƧao is de rente verlaagd van 5,1% naar 3,4%; voor Aruba van 6,9% naar 5,1%.
De aan het woord zijnde leden merken op dat de renteverlaging voor Aruba reeds is doorgevoerd, terwijl de bijbehorende rijkswet voor financieel toezicht, die uiterlijk op 1 mei 2025 afgerond had moeten zijn, nog altijd niet is vastgesteld. De deadline is inmiddels verstreken, maar tot op heden is er geen bestuurlijk akkoord bereikt en geen afgerond wetsvoorstel ingediend. Deze leden hebben zich altijd uitgesproken tegen het verlenen van financiƫle voordelen zonder voorafgaande wetgeving die toezicht en hervormingen waarborgt. De vraag dringt zich op waarom het kabinet desondanks is overgegaan tot een rentekorting voor Aruba.
Antwoord:
In het herfinancieringsaanbod voor de covidlening in 2023 en in het Bestuurlijk akkoord (BA) van 4 juni 2024 is vastgelegd dat de rente op de covidlening na bereiken van een akkoord om te komen tot een rijkswet zou worden verlaagd van 6,9% naar 5,1%. Uw Kamer is hierover geïnformeerd1. De rente is weer verhoogd, omdat het wetsvoorstel niet vóór de in het BA2 vastgelegde datum van 1 mei 2025 gereed was voor indiening.
Daarnaast maken de leden van de PVV-fractie zich ernstige zorgen over de situatie op CuraƧao. De regering van CuraƧao heeft geen financiƫle voorzieningen getroffen voor de aflossing van de coronalening die op 15 oktober 2025 afloopt, terwijl dit moment al jarenlang bekend is. In plaats van te reserveren voor deze aflossing, heeft de CuraƧaose regering in aanloop naar de verkiezingen van maart 2025 fors uitgegeven, ogenschijnlijk met het doel de kiezer op uiteenlopende manieren te plezieren. Naar het oordeel van deze leden getuigt dit van een gebrek aan financiƫle verantwoordelijkheid en begrotingsdiscipline.
Het is onbestaanbaar dat het Rijk wederom een herfinanciering zou moeten toestaan voor een land dat willens en wetens geen dekking heeft geregeld voor een bekende verplichting, en tegelijkertijd de begroting heeft misbruikt voor verkiezingsdoeleinden. De leden van de PVV-fractie vragen de minister hoe dit gedrag zich verhoudt tot de waarborgfunctie en of het kabinet bereid is, bij een eventueel verzoek tot herfinanciering, keiharde voorwaarden te stellen en politieke consequenties te verbinden aan dit onverantwoordelijke financiƫle beleid.
Tot slot constateren deze leden dat slotwetten meer en meer worden ingezet als structureel correctie-instrument in plaats van als uitzondering. Daarmee verliest het oorspronkelijke begrotingsproces aan betekenis en wordt het parlementaire budgetrecht in de praktijk uitgehold.
Antwoord:
Ik zie bij de herfinanciering geen verband met de waarborgfunctie. De waarborgfunctie verwijst naar de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk der Nederlanden om de fundamentele rechten en vrijheden, rechtszekerheid en behoorlijk bestuur te waarborgen binnen alle landen van het Koninkrijk. Dit betekent dat, hoewel elk land primair verantwoordelijk is voor deze aspecten binnen zijn eigen grenzen, het Koninkrijk als geheel de verantwoordelijkheid heeft om de toepassing van deze basisprincipes in alle landen te verzekeren. Van deze waarborgfunctie is sprake wanneer het land zelf niet in staat is om fundamentele rechten te effecturen. Hiervan is niet snel sprake. Het enkel tekortschieten van een landsorgaan is niet voldoende. Slechts wanneer er geen redres in en door de eigen landsorganen zelf meer mogelijk is, kan ingrijpen van het Koninkrijk worden overwogen. Dit is het ultimum remedium. Zowel om deze reden als het feit dat herfinanciering geen verband houdt met de genoemde basisprincipes uit artikel 43 lid 1 van het Statuut ligt het gebruik van de waarborgfunctie om herfinanciering te voorkomen lag derhalve niet in de rede.
Op grond van de Rijkswet financieel toezicht CuraƧao en Sint Maarten wordt toezicht gehouden op de begroting, de uitvoering daarvan en de verantwoording daarover. In dat kader heeft de Rijksministerraad geen bericht over onverantwoord financieel beleid ontvangen. De herfinanciering is nodig omdat de landen niet in staat zijn terug te betalen, blijkens adviezen van het College financieel toezicht. De (gedeeltelijke) herfinanciering wordt gebaseerd op advies van het College financieel toezicht en daaraan worden de gebruikelijke voorwaarden van het nakomen van rente- en aflossingsverplichtingen verbonden.
Voornoemde leden hebben nog een aantal vragen. Waarom is de renteverlaging voor Aruba doorgevoerd, terwijl de consensusrijkswet voor financieel toezicht nog niet is afgerond? Wanneer verwacht de minister deze rijkswet alsnog ter consultatie of indiening voor te leggen? Is de minister bereid de renteverlaging van 6,9% naar 5,1% terug te draaien totdat de wet is vastgesteld? Hoe beoordeelt de minister het feit dat CuraƧao geen dekking heeft geregeld voor de lening die op 15 oktober 2025 afloopt? Is het kabinet voornemens om opnieuw in te stemmen met herfinanciering voor CuraƧao? Zo ja, onder welke voorwaarden? Is het kabinet bereid renteverlagingen voortaan afhankelijk te maken van wetgeving, toezicht Ć©n resultaatsverplichtingen? Is de minister bereid om in de toekomst af te zien van zogenoemde ābulletleningenā, om te voorkomen dat leningen eindeloos geherfinancierd moeten worden indien er geen of slechts gedeeltelijke aflossing plaatsvindt?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op de eerste vraag van uw fractie.
Wij verwachten de consensusrijkswet na het zomerreces voor internetconsultatie te kunnen publiceren. In het wetgevingsproces volgt daarna nog het voor advies voorleggen aan de Raad van State van het Koninkrijk alvorens tot indiening bij de Tweede Kamer kan worden overgegaan. Zonder vertraging zal dit in de eerste helft van 2026 kunnen plaatsvinden.
Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen3 zie ik geen mogelijkheid of reden de renteverlaging per 1 mei 2024 ongedaan te maken. De renteafspraken zoals vastgelegd in het Bestuurlijk Akkoord worden nagekomen.
Zoals aangegeven in het antwoord op de eerste vraag van uw fractie, beschikt CuraƧao volgens het College financieel toezicht over onvoldoende financiƫle buffer om de lening uit 2010 die in oktober 2025 afloopt volledig af te lossen. Ik kan dit advies volgen.
Het kabinet gaat alleen over tot herfinanciering indien dit noodzakelijk wordt geacht. Voor de in 2030 t/m 2040 aflopende leningen uit 2010 wordt bezien hoe in de toekomst een knellende liquiditeitspositie kan worden voorkomen. De leenvorm wordt in die analyse meegenomen. Overigens is het niet ongebruikelijk dat overheden leningen herfinancieren.
In het algemeen wordt de rente voor de gehele looptijd van een lening vastgelegd. Dat bevordert de financiƫle stabiliteit waardoor het beter mogelijk is bestendig overheidsbeleid te voeren. De renteafspraken zijn bij de herfinanciering van de covidleningen bij uitzondering toegepast, om een aantal voor de overheidsfinanciƫn urgente zaken te regelen.
De Slotwet vermeldt een wisselkoerstegenvaller van circa ⬠10,7 miljoen binnen artikel 6 āApparaatā. Kan de minister toelichten op welke wijze valutaverschillen in de toekomst zoveel mogelijk kunnen worden beperkt? Waarom komen deze tegenvallers structureel ten laste van Europees Nederland, en niet ā althans gedeeltelijk ā voor rekening van de landen waarvoor deze gelden zijn bestemd? Erkent de minister dat het structureel corrigeren van begrotingsfouten via slotwetten het begrotingsproces uitholt? Welke maatregelen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen?
Antwoord:
De meeste budgetten op begrotingshoofdstuk 4 staan in euroās weergeven, maar zijn aan de eilanden in dollars (USD) toegezegd. Omdat het uitgangspunt is dat het bedrag in dollars gelijk blijft, ligt voor deze koersgevoelige budgetten het wisselkoersrisico bij het Rijk en vanaf 2024 is bepaald dat deze generaal gedekt worden. Dit betekent dat eventuele tekorten die voortkomen uit wisselkoersfluctuaties worden gedekt vanuit de generale middelen. Indien er een meevaller is, vloeit deze ook weer terug naar het generale beeld.
Dit betreft geen begrotingsfout omdat er wordt gestuurd op bedragen in dollars. De wisselkoerseffecten daarvan kunnen nooit van tevoren ingeschat kunnen worden. De effecten zijn pas na sluiting van het boekjaar bekend en kunnen daarom niet in de begroting worden opgenomen.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de jaarstukken. Deze leden hebben voor dit moment een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over het feit dat veel mensen in het Caribisch deel van het Koninkrijk in armoede leven en moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Deze leden zouden daarom graag van het kabinet vernemen wat er in 2024 concreet is verbeterd voor de inwoners van het Caribisch deel van het Koninkrijk. Kan het kabinet hierbij concreet aangeven hoe de kosten van het levensonderhoud zich hebben ontwikkeld en hoe de inkomens en uitkeringen zich hebben ontwikkeld? Graag ontvangen deze leden hiervan een concreet overzicht per bijzonder BES-eiland en daarnaast vernemen deze leden graag hoe het kabinet in 2024 concreet heeft samengewerkt met de regeringen van de andere landen binnen het Koninkrijk om ook deze delen van het Koninkrijk hierbij te ondersteunen? Kan het kabinet ook aangeven of zij van oordeel is dat de bestaanszekerheid van de inwoners van de BES-eilanden in 2024 is verbeterd? Zo ja, waar baseert het kabinet deze constatering precies op?
Antwoord:
Het kabinet heeft in 2024 ⬠30 mln. (vanaf 2025 ⬠32 mln. structureel) beschikbaar gesteld voor het ondersteunen van huishoudens op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. In lijn met het advies van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland, zijn deze middelen ingezet om de inkomens te verhogen en kosten van levensonderhoud te verlagen. Met deze middelen is het wettelijk minimumloon verhoogd, zijn de minimumuitkeringen (onderstand, AOV en AWW) en kinderbijslag structureel verhoogd en zijn de werkgeverspremies verlaagd. Ook is de belastingvrije som structureel verhoogd naar het minimumloonniveau van 2024. Tevens is structureel geld uitgetrokken voor OV op de eilanden en voor de voedselbank Bonaire. Tot slot zijn met de middelen in 2024 de subsidies op de nutsvoorzieningen tijdelijk (verder) verlaagd en is er ook in 2024 een energietoeslag voor minimahuishoudens beschikbaar gesteld.4
Het is nog niet mogelijk om de precieze effecten van de in 2024 genomen maatregelen te kwantificeren omdat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) momenteel nog niet over alle gegevens van 2024 beschikt, zoals de inkomensgegevens en koopkrachtcijfers voor het jaar 2024. Die resultaten neemt het CBS mee in volgende publicaties van de āmonitor macro-economische context Caribisch Nederlandā.5 Wel acht het kabinet, gelet op de beperkte inflatieontwikkeling, het zeer aannemelijk dat de inkomensverhogende maatregelen in 2024 een wezenlijke impuls hebben gegeven aan de koopkracht van minimahuishoudens in Caribisch Nederland. Zoals verzocht door de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wordt de ontwikkeling van de inkomens en uitkeringen hieronder per eiland uiteengezet.
De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud is te monitoren aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer (cpi). In 2024 lag het gemiddelde prijspeil op Bonaire 2,6 procent hoger dan in 2023, op Sint Eustatius 2,2 procent hoger en op Saba 2,1 procent hoger.6 Daarnaast maakt het Nibud in hun minimumvoorbeeldbegrotingen jaarlijks inzichtelijk wat huishoudens minimaal nodig hebben om rond te komen en te kunnen participeren. Daaruit blijkt eveneens dat de kosten van levensonderhoud op Bonaire, Sint Eustatius en Saba in 2024 beperkt zijn gestegen ten opzichte van 20237. Tegelijkertijd zijn de minimuminkomens in 2024 fors verhoogd (zie tabel).
Tabel. Ontwikkeling van inkomensbedragen.
|
01/2023 | 10/20238 | 01/2024 | 07/2024 |
---|---|---|---|---|
|
$ 1.236 | $ 1.236 | $ 1.570 | $ 1.750 |
|
$ 1.446 | $ 1.446 | $ 1.555 | $ 1.750 |
|
$ 1.434 | $ 1.434 | $ 1.654 | $ 1.750 |
|
$ 894 | $ 1.031 | $1.334 | $ 1.488 |
|
$1.055 | $ 1.102 | $ 1.321 | $ 1.488 |
|
$1.046 | $ 1.172 | $ 1.406 | $ 1.488 |
|
$ 1.047 | $ 1.047 | $ 1.335 | $ 1.488 |
|
$ 1.113 | $ 1.113 | $ 1.322 | $ 1.488 |
|
$ 1.175 | $1.175 | $1.406 | $ 1.488 |
|
$ 1.446 | $ 1.446 | $ 1.702 | $ 1.702 |
Voor Aruba, CuraƧao en Sint Maarten betreft het verbeteren van de bestaanszekerheid een Landsaangelegenheid van de autonome landen zelf. Middels de Landspakketten biedt het Rijk wel inhoudelijke ondersteuning bij themaās die aan werk en bestaanszekerheid raken. Daarnaast vindt kennisuitwisseling plaats tijdens de periodieke Vierlandenoverleggen Labour en Social.
Voornoemde leden constateren dat het kabinet in reactie op het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer aangeeft dat de aanbevelingen ten aanzien van de knelpunten bij de realisatie van voldoende betaalbare woningen op de BES-eilanden op zal volgen. Deze leden zouden graag een concreet tijdpad zien wanneer de in het commissiedebat d.d. 29 januari jl. toegezegde actielijst en de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op dit punt worden uitgevoerd.
Antwoord:
De Kamer ontvangt, conform toezegging tijdens het debat van 29 januari jl., na de zomer de toegezegde actielijsten, inclusief uitvoeringsplanning, voor het verminderen van knelpunten bij betaalbare woningbouw op de eilanden.
Tot slot ontvangen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog een actuele stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de volgende aangenomen moties: 36600-IV-11, 36600-IV-14, 36600-IV-12 en 36410-IV-61.
Antwoord:
De stand van zaken is als volgt per motie:
Kamerstuk II 2024/25, 36600 IV, nrs. 11 en 12
Uw Kamer is over beide moties geĆÆnformeerd in de brief van 6 december 2024 (Kamerstuk 36600-IV-30). Uw Kamer ontvangt voor het zomerreces nadere informatie over de moties in de voortgangsbrief sociaal minimum.
Kamerstuk II 2024/25, 36600 IV, nr. 14
Deze motie is afgedaan met de brief van de staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 mei 2025, Verzamelbrief
kinderopvang in Caribisch Nederland
(Kamerstuk 31322, nr.556).
Kamerstuk II 2023/24, 36410 IV, nr. 61
Deze motie White c.s. is afgedaan met de brieven van de staatssecretaris van BZK van 18 oktober 2024 (Kamerstuk 36600-IV-5) en van de staatssecretaris van SZW van 10 december 2024 (Kamerstuk 36600-IV-31).
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die geagendeerd zijn voor dit schriftelijk overleg, waaronder een aantal rapportages van C(A)ft en Cft BES. Zij hebben daarover nog een aantal opmerkingen en vragen.
Deze leden merken op dat er sprake is van veel woorden, maar weinig daden. De voormalig staatssecretaris Szabó heeft dat zelf ook aangegeven tijdens de persconferentie op Bonaire (mei 2025). Er wordt te weinig tempo gemaakt met de afspraken met de eilanden. Voor de CAS-eilanden is er te weinig voortgang als gaat om financieel beheer en de afspraken in het kader van de landspakketten. Voor de BES-eilanden ook als het gaat om financieel beheer, maar ook in de uitvoering. Volgens het jaarverslag verbetert het financieel beheer gestaag. Waarop is deze constatering van het kabinet gebaseerd? Want wat de aan het woord zijnde leden betreft is dit nog volstrekt onvoldoende. Er is veel te weinig voortgang geboekt sinds 10-10-2010. Deze leden willen weten waarom het allemaal zo lang duurt. Er wordt fors geïnvesteerd en er wordt veel ondersteuning geleverd, maar de resultaten tot nu toe zijn nog ondermaats. De situatie bij Selibon is nog steeds niet opgelost. Het OV is nog steeds niet geregeld op Bonaire. De kwaliteit van de wegen op de BES is volstrekt onder de maat. Welke verklaring heeft het kabinet hiervoor? Wanneer kunnen deze zaken wel op orde zijn? Wat wordt daaraan gedaan? Graag krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
In dit antwoord ga ik in op de vragen die door de leden van de VVD-fractie zijn gesteld over de afspraken met de eilanden en bestedingen van middelen.
Allereerst een reactie op de vraag over het financieel en begrotingsbeheer van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze is de afgelopen jaren verbeterd. Zo heeft naast Saba ook Bonaire een goedkeurende accountantsverklaring gekregen en is de administratieve organisatie en interne beheersing (AO/IB) op Sint Eustatius sterk verbeterd. Dit blijkt onder andere uit de rapportage van het College financieel toezicht BES (Cft BES) over de voortgang van het financieel beheer van de eilanden (Stand van zaken financieel en begrotingsbeheer Bonaire, Sint Eustatius en Saba - 2021-2023, Kamerstuk 36 600 IV, nr. 38).
Ondanks de recente verbeteringen blijven er uitdagingen op het gebied van het financieel beheer van de eilanden. Ik heb daarom met de eilanden afspraken gemaakt over de verdere verbetering van het financieel beheer. Deze afspraken zijn vastgelegd in de bestuurlijke afspraken met de eilanden waarover uw Kamer op periodieke basis wordt geïnformeerd. Deze afspraken zien onder meer op het versterken van de financiële teams met voldoende expertise en capaciteit, het verbeteren van interne werkprocessen en het optimaliseren van digitale systemen.
Ten tweede ga ik specifiek in op Bonaire. De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd hoe ik de impasse in de samenwerking met het bestuurscollege van Bonaire ga doorbreken en hoe ik samen met hen ga komen tot resultaten. Eind mei heeft de toenmalig staatssecretaris Bonaire bezocht. Hierbij heeft hij aangekaart dat het ontbreekt aan merkbare en zichtbare voortgang voor de inwoners van Bonaire. Dit ging onder andere over de afspraken uit het Bestuursakkoord, zoals over de implementatie van openbaar vervoer, de aanpak van de wegen en de situatie bij Selibon Lagun. De noodzaak voor deze resultaten is onveranderd en blijft op de agenda. Tegelijkertijd zijn dit grote vraagstukken die met een beperkte capaciteit en met alle beperkingen van een eiland (geografische ligging, schaal, omvang) moeten worden aangepakt. De gesprekken daarvoor zijn scherp doch constructief, waarbij onder andere het tekort aan uitvoeringskracht en het financieel beheer ter sprake komt. Deze gesprekken voeren wij dan ook vanuit een gezamenlijke ambitie voor het eiland en die samenwerking zetten we onverminderd door. Zo zijn inmiddels afspraken gemaakt over de inzet van de middelen voor de wegen voor de jaren 2025, 2026, 2027 en 2028 op basis van een plan van het openbaar lichaam Bonaire. Begin mei heeft mijn voorganger de Kamer geĆÆnformeerd over de verdere prioritering die we hebben aangebracht binnen het bestuursakkoord, deze afspraken zien op de realisatie van een containerdepot; de realisatie van een betaalbare en effectieve busverbinding (openbaar vervoer) op het eiland; uitvoering van de eilandelijke aanpak goed bestuur; en de versterking van het VTH-stelsel voor natuur, milieu en bouwen.11 Dit moet in 2025 leiden tot zichtbaar resultaat op het eiland. Verder krijgt de totstandkoming van de Regio Deal voor Bonaire hoge prioriteit. Over de inzet van ā¬24 mln. voor voedselzekerheid voor het Caribisch deel van het Koninkrijk is uw Kamer recent geĆÆnformeerd.12
Voor de situatie bij Selibon Lagun geldt dat dit onderdeel is van het interbestuurlijk toezichttraject van de waarnemend Rijksvertegenwoordiger. Op verzoek van hem heeft het bestuurscollege een aangepast verbeterplan aangeleverd. De verdere aanpak moet dan ook binnen deze kaders plaatsvinden.
Zoals opgemerkt door de leden van de VVD-fractie wordt Bonaire bij de aanpak van deze opgaven ondersteund door het Rijk. Hierbij richt ik mij op het verbeteren van de randvoorwaarden voor het openbaar lichaam Bonaire. Zo is via het IdeeVersa onderzoek āEilandelijke taken en middelen Caribisch Nederlandā en het AEF-onderzoek āKlein gebied, grote opgaveā in kaart gebracht wat de openbare lichamen nodig hebben om hun taken zelfstandig uit te kunnen voeren. De opgaven van Bonaire blijven onverminderd groot en nemen, vooral in het fysieke domein, alleen maar toe door de toenemende groei van het eiland. Dit is onlangs nog eens bevestigd door de Raad voor de fysieke leefomgeving en infrastructuur (Rli) in haar advies āSamen naar beter: aanbevelingen voor het rijksbeleid voor het fysieke domein in Caribisch Nederlandā. Hiernaast bied ik de openbare lichamen verschillende ondersteuningsinstrumenten zoals de VNG-Caribendesk, het VNG-uitwisselingsnetwerk, de Omgevingsdienst NL en het ondersteuningsprogramma voor politieke gezagdragers. Een volledig overzicht van de specifieke maatregelen is als bijlage bij de brief āWaarborgen van het principe 'comply or explain' met uw Kamer gedeeld.13
Vanuit het Rijk blijven we gericht op de samenwerking met het openbaar lichaam Bonaire, zo spreken we per kwartaal op bestuurlijk niveau met het bestuurscollege om de voortgang van het bestuursakkoord te bespreken en eventuele nadere afspraken te maken. In de brief over de voortgang van de bestuursakkoorden hebben we toegezegd om de Kamer voor de zomer nader te informeren. In verband met de recente ontwikkelingen in Den Haag en Bonaire informeren we u na de zomer.
De leden van de VVD-fractie vinden dat ook de verbetering van goed bestuur en integriteit op de CAS te wensen overlaat. Er zijn ook nog te veel gevallen van corruptie en vriendjespolitiek. Zo is enige tijd geleden de Arubaanse minister Croes gearresteerd vanwege mogelijke betrokkenheid bij fraude bij verblijfs- en werkvergunningen. In het verleden was er een veroordeling voor corruptie, witwassen en valsheid in geschrifte van voormalig premier van CuraƧao, Schotte. En in 2020 werd Heyliger, voormalig premier op Sint Maarten, veroordeeld voor het aannemen van steekpenningen en witwassen. Het ging om jarenlange verrijking ten koste van de burgers. En dat in het Koninkrijk der Nederlanden. Voornoemde leden gunnen alle eilanders een goed bestuur dat er is voor hun inwoners in plaats van voor zichzelf. Zij willen een steviger aanpak van ondermijnende criminaliteit, van corruptie, van vriendjespolitiek. Waarom staat hierover weinig tot niets in het jaarverslag? Wat is de aanpak van dit kabinet? Hoe kijkt de minister daarnaar? Welke stappen gaat het kabinet nog zetten op dit terrein? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
Ik onderschrijf het belang van een stevige aanpak van ondermijnende criminaliteit. Daarom waren er ook in 2024 middelen beschikbaar voor capaciteit en expertise bij het Recherche Samenwerkingsteam (RST), de openbare ministeries en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor de strafrechtelijke aanpak van ondermijning. De veroordelingen van vooraanstaande politici, die door de leden van de VVD genoemd worden, zijn mede tot stand gekomen door de rechercheurs, officieren en rechters die vanuit de BZK-begroting bekostigd zijn.
Alleen een strafrechtelijke aanpak is echter niet genoeg om uitdagingen op het gebied van goed bestuur en integriteit aan te pakken. Sinds 2022 zetten de ministeries van BZK en JenV zich samen met de Caribische delen van het Koninkrijk in op het versterken van de bestuurlijke aanpak van ondermijning. Dit gaat onder andere om bewustwordingscampagnes, wetgevingscapaciteit voor de aanpassing van lokale wetgeving voor inzet en de oprichting en ondersteuning van taskforces in de Caribische Landen, die vergelijkbaar zijn met de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECās) in Nederland.
In lijn met de motie van lid Aukje de Vries (Kamerstukken II, 2024/25, 36600-IV, nr. 45) ben ik samen met de minister van JenV bezig om te komen tot een steviger aanpak van ondermijnende criminaliteit en het bevorderen van integriteit. Vanwege de recente politieke ontwikkelingen heeft de reactie op deze motie vertraging opgelopen. Ik verwacht uw Kamer hier na het zomerreces verder over te kunnen informeren.
Ook het financieel beheer op de CAS is gewoon nog niet goed. Het lijkt financieel dweilen met de kraan open. De Rijkswet financieel toezicht Aruba is er nog steeds niet. Gevolg is dat Aruba een veel hogere rente krijgt. Aruba is inmiddels 16% van de begroting kwijt aan rente. Wanneer wordt het wetsvoorstel voor de Rijkswet financieel toezicht Aruba aan de Tweede Kamer voorgelegd? Waarom is dat wetsvoorstel er nog steeds niet? Wat zijn de redenen voor de vertraging? Als de Rijkswet is aangenomen, wat zijn dan de gevolgen voor het rentepercentage van de leningen voor Aruba? Want hierover zijn geen afspraken gemaakt. Graag krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
Zie ook het antwoord op de vraag van de PVV-fractie over de consensusrijkswet en renteverlaging.
Overeenkomstig het Bestuurlijk Akkoord (BA) van 4 juni 2024 wordt sinds de zomer samen met Aruba gewerkt aan het voorstel voor de consensusrijkswet houdbare overheidsfinanciƫn Aruba. Dit voorstel is gebaseerd op advies van het Internationaal Monetair Fonds dat pas eind maart 2025 is ontvangen.
Overeenkomstig het BA zal de rente op de covidlening na inwerkingtreding van de rijkswet worden verlaagd naar de Nederlandse rente met een opslag van 0,2 procentpunt. Nederland zal conform het BA na inwerkingtreding ook een deel van de aflopende buitenlandse leningen herfinancieren. Beide stappen zullen een significant neerwaarts effect op de rentelasten van Aruba hebben.
Daarnaast heeft de verantwoording op Aruba grote achterstanden en er zijn verborgen schulden in PPS-constructies. De leden van de VVD-fractie willen weten wanneer de achterstanden op Aruba zijn ingehaald. En kan een overzicht gegeven worden van de verborgen schulden van Aruba in PPS-constructies? En hoe wordt eraan gewerkt om dit meer transparant te maken en op te lossen?
Antwoord:
In het kader van het Landspakket wordt Aruba ondersteund bij het wegwerken van de achterstanden in het opstellen en vaststellen van de jaarrekeningen. De jaarrekeningen over 2020 en 2021 zijn inmiddels aan de Algemene Rekenkamer Aruba aangeboden. Verwachting is dat de achterstanden bij het opstellen van de jaarrekeningen dit jaar volledig zijn ingelopen.
In de PPS-constructies liggen mogelijk schulden besloten die volgens de huidige inzichten tot de overheidsschuld moeten worden gerekend. Een overzicht daarvan kan pas worden gegeven na beoordeling van de onderliggende contracten. Dit wordt bij het ontwerp voor de nieuwe rijkswet meegenomen.
De aan het woord zijnde leden lezen in de media dat het kabinet-Wever-Croes roekeloos heeft gehandeld in de casus rioolafvalwaterzuivering en dat dat Aruba zoān 190 miljoen gulden kost en misschien nog wel meer. Dit vanwege de omstreden overdracht van de rioolafvalwaterzuivering aan de speciaal daarvoor opgerichte Aruba Waste Water Solutions NV. Kan de brief van het C(A)ft (formeel) openbaar worden gemaakt? Wat vindt het kabinet van de handelwijze van Aruba? Kan het kabinet uitgebreid aangeven wat er precies speelt rondom dit onderwerp en de Tweede Kamer daarover informeren (bij voorkeur via antwoorden in dit schriftelijk overleg, maar anders zo spoedig mogelijk)? Zo ja, wanneer kan dat gebeuren? Klopt het dat er een onderzoek naar de gang van zaken rond de privatisering van de rioolwaterzuiveringsinstallatie loopt? Zo ja, wat voor onderzoek? Wie is de opdrachtgever? Hoe is Nederland daarbij betrokken? Welke gevolgen heeft deze constructie voor de prijzen op Aruba? Klopt het dat de directeur AWSS sinds enige tijd is geschort? Wat is de reden? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
De afweging over de verzelfstandiging van het afvalwaterzuiveringsbedrijf is een landsaangelegenheid van Aruba. Nederland is hier niet bij betrokken en de brief van het CAft is niet aan mij gezonden. De Staten en de regering van Aruba zullen dit moeten bespreken en dat wil ik afwachten. Uw vragen kan ik binnen het korte tijdsbestek van de schriftelijke behandeling niet beantwoorden.
Voornoemde leden vinden het opmerkelijk dat Sint Maarten sinds 2010 geen enkele begroting tijdig heeft vastgesteld. Hoe kan dit? Wanneer is dit probleem wel opgelost? Wat is er vorig jaar gedaan om dit te verbeteren?
Antwoord:
Sint Maarten heeft sinds het ontstaan als zelfstandig land in 2010 voortdurend te maken gehad met bestuurlijke en technische vertragingen bij de begrotingsvaststelling: onvolledige amendementen, inconsistenties in cijfers en wetskundige onduidelijkheden. De onjuiste verwerking van amendementen heeft ertoe geleid dat ook de begroting 2025 pas in juni is ingediend ter behandeling in de staten.
Sint Maarten neemt wel stappen in de goede richting. In 2025 heeft Sint Maarten de ontwerpbegroting volgens planning ingediend bij het Cft. De Rijksministerraad heeft Sint Maarten, op advies van het Cft, verzocht om ook voor de 2026 begrotingscyclus een planning te delen, zoals dat ook voor de 2025 begrotingscyclus is gedaan. Tevens wordt Sint Maarten via de Landspakketten ondersteund bij het verbeteren van haar begrotingscyclus.
Klopt het dat er tekorten op de zorgfondsen zijn? Zo ja, hoe groot zijn die? Hoe wordt dat opgelost? Wat zijn daarvan de gevolgen?
Antwoord:
Ja, er zijn aanzienlijke tekorten op de zorgfondsen van Sint Maarten. Eind 2023 bedroeg het cumulatieve tekort circa XCG 418 mln. Voor de periode 2024ā2030 wordt een aanvullend tekort van ongeveer XCG 174 mln. verwacht.
De huidige tekorten worden tijdelijk gefinancierd via leningen uit het Algemene Ouderdomsverzekeringsfonds. Bij ongewijzigd beleid zullen zowel de zorg- als de pensioenfondsen vanaf 2030 structurele tekorten vertonen.
Om deze ontwikkeling te keren zijn structurele hervormingen noodzakelijk. Het College financieel toezicht heeft Sint Maarten herhaaldelijk gewezen op de urgentie van maatregelen, waaronder de invoering van een algemene zorgverzekering, herziening van het zorgpakket en kostenbeheersing binnen het zorgstelsel. De invoering van de algemene zorgverzekering staat voor nu gepland voor 1 januari 2027.
Er zijn wel meer belastinginkomsten. Kan daarvan een overzicht worden gegeven?
Antwoord:
Sint Maarten heeft verschillende belastingen opgenomen in de ontwerpbegroting 2025, waaronder:
Loonbelasting;
Inkomstenbelasting;
Belasting op Bedrijfsomzetten;
Winstbelasting;
Overdrachtsbelasting:
Het gehele overzicht aan belastingen en respectievelijke inkomsten kunt u vinden in de begroting van Sint Maarten, zoals gepubliceerd op de website van de overheid van Sint Maarten.
Volgens het College financieel toezicht heeft Sint Maarten geen ruimte voor aflossing van de lening van Nederland (⬠73,5 miljoen). En daarom moet er worden geherfinancierd. Waarom is dat absoluut noodzakelijk volgens het kabinet? Wanneer valt daarover de beslissing? En welke voorwaarden gaat het kabinet aan een eventuele herfinanciering stellen? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
Het klopt dat het College financieel toezicht heeft geoordeeld dat Sint Maarten op dit moment geen financiƫle ruimte heeft om de in oktober 2025 aflopende obligatielening van Cg. 73,5 mln. af te lossen. Dat oordeel is gebaseerd op de actuele begrotingspositie en beperkte liquide reserves, mede als gevolg van de nasleep van de COVID-pandemie en de financiƫle gevolgen van het reddingsplan voor pensioenverzekeraar ENNIA. Hierdoor beschikt Sint Maarten in 2025 niet over een minimum aan liquiditeitsbuffer, zoals geadviseerd door het Internationaal Monetair Fonds.
Herfinanciering is daarom nodig om de financiƫle stabiliteit van Sint Maarten te waarborgen en om abrupt bezuinigingsbeleid te voorkomen, dat ten koste zou gaan van essentiƫle publieke investeringen en diensten.
De beslissing over een eventuele herfinanciering valt medio 2025. Hierbij worden afspraken gemaakt die ertoe moeten leiden dat Nederland de volledige hoofdsom inclusief rentevergoeding terugkrijgt. Nederland ondervindt bij een mogelijke herfinanciering geen financieel nadeel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Curaçao volgens het College financieel toezicht deels ruimte voor aflossing van de lening van Nederland (⬠139,7 mln.) heeft, maar deels ook niet en ook deze moet geherfinancierd worden. Het is duidelijk dat Curaçao financiële problemen met het Curaçao Medical Center (CMC) heeft. Hoe groot is dat probleem? Wat doet het bestuur van Curaçao daaraan? Hoe wordt het probleem opgelost? En wanneer is het volledig opgelost? Deze leden vinden het onbegrijpelijk dat het Cft aangeeft dat er geen ruimte is voor aflossing, maar dat de minister van Financiën van Curaçao wel 3 miljard gulden aan belastingschulden niet meer gaat innen. Hoe is dit meegewogen door het Cft? Welke ratio zit daarachter volgens het kabinet? Wanneer valt over de eventuele herfinanciering een beslissing? En welke voorwaarden gaat het kabinet aan een eventuele herfinanciering stellen? Graag krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
Het CuraƧao Medical Center (CMC) kampt inderdaad al jaren met financiƫle problemen. In de afgelopen jaren is er een structureel tekort ontstaan, mede door gebrek aan financiering, achterstallig onderhoud en ongedekte kosten voor onverzekerde patiƫnten. De overheid van CuraƧao heeft in mei een meerjarig investeringspakket gepresenteerd, waaronder:
Een investering van XCG 87 mln. in apparatuur en infrastructuur;
Een structurele verhoging van het zorgbudget met XCG 58 mln. per jaar in 2025 en 2026, oplopend tot XCG 68 mln. vanaf 2027;
XCG 3 mln. voor de verbetering van personeelsbeleid, waaronder werving en compensatie voor overuren.
Deze middelen zijn afkomstig uit het budget van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Land CuraƧao. Deze maatregelen dragen bij aan het versterken van het lokale zorgstelsel.
Voor het advies over de gedeeltelijke herfinanciering van de in 2025 aflopende obligatielening heeft het Cft zich gebaseerd op de huidige liquiditeitspositie van CuraƧao. Daarbij heeft het Cft onder meer gebruikgemaakt van de door CuraƧao aangeleverde liquiditeitsprognose voor de periode 2025-2028, alsook de norm die het IMF hanteert voor minimaal noodzakelijk beschikbare liquiditeit voor een land als CuraƧao. Een betrouwbare inschatting van welk deel van de openstaande belastingschulden eventueel daadwerkelijk invorderbaar was, als ook het effect op de huidige belastingcompliance, is door het Cft niet mogelijk gebleken. Recente belastingschulden zijn over het algemeen beter invorderbaar dan oude schulden. De belastingdienst maakt de afweging van de inzet van de beschikbare invordercapaciteit.
De beslissing over eventuele herfinanciering van de lening volgt medio 2025.
Aan de herfinanciering worden de gebruikelijke voorwaarden van het nakomen van rente- en aflossingsverplichtingen gesteld.
Voor de leden van de VVD-fractie is herfinanciering van de leningen van Sint Maarten en CuraƧao nog geen uitgemaakte zaak. Deze leden willen sowieso dat er in de toekomst aflossing van leningen in de begrotingen van de landen wordt opgenomen. Kan dat worden toegezegd? En voornoemde leden willen dat voorstellen zoals 3 miljard gulden aan belastingschulden niet innen worden meegewogen. Hoe gaat het kabinet dat doen?
Antwoord:
Het Cft heeft in zijn adviezen aan beide landen aangegeven dat herfinanciering wenselijk is, opdat de landen over een voldoende liquiditeitsbuffer blijven beschikken. De verwerking van de aflossingsverplichtingen in de begrotingen worden in het financieel toezicht meegenomen. In het antwoord op de vraag van de PVV-fractie over de consensusrijkswet en renteverlaging staat dat het kabinet alleen overgaat tot herfinanciering indien dit noodzakelijk wordt geacht. Voor de in 2030 t/m 2040 aflopende leningen uit 2010 wordt bezien hoe een knellende liquiditeitspositie in de toekomst kan worden voorkomen. De leenvorm wordt in die analyse meegenomen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de halfjaarrapportages van het College financieel toezicht BES dat wordt gesteld dat het beter gaat met het financieel beheer. Er zijn wel kleine verbeteringen, maar structureel is het nog steeds niet op orde sinds 10-10-2010. Waarop is dit gebaseerd? Welke verbeteringen zijn er? Wat moet er allemaal nog gebeuren? En wanneer zijn de problemen opgelost? Graag krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording rapporteert het Cft BES ieder half jaar over de stand van het financieel beheer van de eilanden. Uit de laatste rapportage blijkt dat verbetering van het financieel beheer van de eilanden gestaag zichtbaar is (brief van 9 januari 2025, Stand van zaken financieel en begrotingsbeheer Bonaire, Sint Eustatius en Saba - 2021-202314). Begrotingen worden bijvoorbeeld op tijd vastgesteld en zijn in evenwicht of tonen een verwacht overschot. Aanbevelingen van het Cft BES worden opgevolgd en de financiƫle rapportages zijn kwalitatief verbeterd.
Er blijven echter ook uitdagingen op het gebied van financieel beheer op de eilanden. Deze uitdagingen zien enerzijds op capaciteit (het versterken van de financiƫle teams met voldoende expertise en capaciteit) en anderzijds op het verbeteren van interne werkprocessen en het optimaliseren van digitale systemen. Gelet op de planningen van de eilanden verwacht ik dat wij hier eind 2025 weer concrete stappen in hebben gezet. Op periodieke basis informeer ik uw Kamer over de voortgang van de bestuurlijke afspraken. In deze rapportages zal ook worden ingegaan op de verbetering van het financieel beheer op de eilanden.
De leden van de VVD-fractie hebben gelezen dat de staatssecretaris recent op Bonaire ook heeft aangegeven dat hij geen woorden maar daden wil zien. Maar de vraag is wel: wat doet het kabinet zelf? Er wordt veel ruzie gemaakt met de bestuurders op de eilanden. Het financieel beheer is nog steeds onder de maat, er wordt niet geleverd. Daarvoor kijken deze leden toch echt naar beide partijen, de bestuurders op de eilanden, maar ook naar het kabinet. Er moeten gewoon goedkeurende accountantsverklaringen zijn, de interne controle moet gewoon goed zijn. Ook hier duurt het allemaal veel te lang. Deze leden willen weten welke acties het kabinet neemt om nu eindelijk eens orde op zaken te stellen. Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
De verantwoordelijkheid voor het financieel beheer ligt bij het openbaar lichaam. Ik merk dat de eilanden deze verantwoordelijk ook voelen en nemen. Bonaire heeft mede naar aanleiding van kritische adviezen van het Cft BES over de kwaliteit van de vierde uitvoeringsrapportage van 2024 bijvoorbeeld een borgingsplan voor het financieel beheer opgesteld. Onderdeel van dit plan zijn het versterken van de financiƫle teams met voldoende expertise en capaciteit, het verbeteren van interne werkprocessen, het opzetten van maandelijkse liquiditeitsprognoses en risicobeheersing, het professionaliseren van het beheer van bijzondere uitkeringen en het optimaliseren van digitale systemen.
Omdat het financieel beheer ook een belangrijke pijler is voor solide overheidsfinanciën heb ik met de eilanden afspraken gemaakt over de verdere verbetering van het financieel beheer. Deze afspraken zijn vastgelegd in de bestuurlijke afspraken met de eilanden waarover uw Kamer op periodieke basis wordt geïnformeerd. Waar nodig ondersteun ik de eilanden met incidentele middelen en werk ik nauw samen met het Cft BES om deze afspraken te realiseren.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat alles veel te versnipperd is, ook als het gaat om de uitvoering. Elk ministerie houdt zich met zijn eigen zaken bezig. Er moet meer daadkracht worden getoond en regie genomen worden. Budgetten moeten ook tijdig beschikbaar worden gesteld door het ministerie. Zowel het kabinet als de bestuurders op de eilanden moeten het belang van de gewone mensen en bedrijven voor ogen houden. Zet die op ƩƩn! Wat gaat het kabinet doen om de problemen van versnippering en het ontbreken van daadkracht en uitvoeringskracht op te lossen?
Antwoord:
Als staatssecretaris belast met het portefeuille Koninkrijksrelaties
ga ik het Rijksbeleid voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de grote
opgaven op de eilanden de komende tijd steviger coƶrdineren. Dat doe ik
vanuit het principe ācomply or explainā langs de bestuurlijke en
economische lijn en in het sociaal en fysiek domein. Met name in de
fysieke leefomgeving herken ik uw punt dat elk ministerie zich vooral
bezighoudt met zijn eigen zaken. De komende tijd ga ik daarom ook werken
aan een integrale aanpak fysieke leefomgeving, in samenwerking met de
ministeries van VRO, IenW, KGG, EZ, LVVN en OCW en met de
eilandsbesturen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Met deze aanpak wil
ik een basis leggen voor meerjarige samenwerking waar we minder
gesnipperd en meer integraal gaan samenwerken aan het faseren en
oplossen van (domeinoverstijgende) opgaven in het fysieke domein.
Ik zie ook dat de voortgang op Bonaire, Sint Eustatius en Saba inderdaad
belemmerd wordt door het gebrek aan beschikbare uitvoeringscapaciteit op
de eilanden. Belangrijke factoren hier bij zijn de bijzondere positie en
ligging van de eilanden, kleinschaligheid en omvang van de
beroepsbevolking. Het is de verantwoordelijkheid van de eilanden om de
uitvoeringskracht op orde te brengen. Daarbij is het mijn rol om hierbij
te ondersteunen en te faciliteren. Het versterken van de
uitvoeringskracht is daarom een belangrijke prioriteit van de
bestuurlijke afspraken en zijn er in de afgelopen jaren extra middelen
beschikbaar gesteld. Daarbij realiseer ik mij dat dit tijd kost. Vanuit
dat perspectief neem ik ondersteunende maatregelen met behulp van onder
andere de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Omgevingsdienst
Nederland, beroepsverenigingen, het projectenbureau bij de Rijksdienst
Caribisch Nederland en andere organisaties. In mijn recente Kamerbrief
van 20 juni jl.15 ga ik nader in op de generieke en
specifieke maatregelen die ik tref om de uitvoeringskracht op de
eilanden te verhelpen. Voor meer informatie hierover verwijs ik uw Kamer
naar deze brief.
De leden van de VVD-fractie vinden het overkoepelend overzicht van de rijksuitgaven Caribisch Nederland in het jaarverslag ook nog te mager. Er staan alleen bedragen, maar er staat geen inhoudelijke toelichting. Kan de minister toezeggen dat dit in de toekomst beter en uitgebreider wordt gedaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De inhoudelijke toelichting op de uitgaven van departementen, niet zijnde Koninkrijksrelaties, is terug te vinden in de jaarverslagen van de desbetreffende departementen. Hiervoor is bewust gekozen omdat de ministeriƫle verantwoordelijkheid voor deze uitgaven niet bij de minister van BZK is belegd maar bij de desbetreffende vakminister. Deze uitgaven worden dan ook op de desbetreffende begrotingen verantwoord.
Ik acht het om die reden onwenselijk om deze verantwoordingsinformatie op te nemen in het jaarverslag van Koninkrijksrelaties en BES-fonds. Volledigheidshalve merk ik op dat de toelichting op de Rijksuitgaven die voor Caribisch Nederland op (departementale) begrotingen staan ook terug te vinden is in bijlage 3 van het jaarverslag Koninkrijksrelaties en BES-fonds.
De leden van de VVD-fractie lezen dat gedeputeerde van Financiƫn Abraham van Bonaire vasthoudt aan zijn omstreden plan lokale belastingen weer door de eigen organisatie te laten innen. Hij slaat daarmee het dringende advies van zowel het College financieel toezicht als het ministerie van BZK in de wind. Wat vindt het kabinet daarvan? Hoe beoordeelt het kabinet deze actie mede in het licht van de punten die hierna in deze inbreng aan de orde komen? Mag Bonaire dit zelfstandig besluiten? Wat gaat het kabinet hieraan doen?
Antwoord:
Bonaire heeft aangegeven dat zij voornemens is om zelf de lokale belastingen te gaan innen. Dit is een besluit dat het openbaar lichaam Bonaire zelfstandig kan nemen. Het Cft BES heeft Bonaire geadviseerd om deze extra taak voorlopig niet uit te voeren vanwege de personeelstekorten. Het risico bestaat dat het openbaar lichaam hierdoor minder belastingen int dan nu door de Belastingdienst Caribisch Nederland.
Ik deel de zorgen van het Cft BES en heb zowel het bestuurscollege als de eilandsraad van Bonaire opgeroepen terughoudend te zijn met deze stap. Dit ook gelet op de doorontwikkeling die in 2025 en 2026 plaats zal moeten vinden in de gehele belastingadministratie van het openbaar lichaam, de grote uitdaging die er reeds ligt op het inhalen van achterstallige vorderingen en de verbeteringen die moeten worden doorgevoerd in het financieel beheer van Bonaire. Deze werkzaamheden zouden prioriteit moeten krijgen.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de begroting van Bonaire sinds 2019 is verdubbeld in omvang. Kan een totaaloverzicht gegeven worden van de bedragen voor de BES-eilanden sinds 2010 en de ontwikkeling daarin in de afgelopen jaren (per jaar)?
Antwoord:
De eilanden ontvangen vanuit het BES-fonds middelen om de tussen het Rijk en de eilanden overeengekomen taakverdeling naar behoren uit te kunnen voeren. Zie hieronder een overzicht van de ontwikkeling van de vrije uitkering van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
(bedragen x $ 1.000.000) | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 |
---|---|---|---|---|---|
Bonaire | 27,3 | 27,4 | 28,1 | 27,6 | 33,6 |
Sint Eustatius | 10,8 | 10,8 | 11,2 | 11,1 | 13,6 |
Saba | 9,0 | 9,3 | 9,7 | 9,4 | 11,1 |
(bedragen x $ 1.000.000) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
---|---|---|---|---|
Bonaire | 33,5 | 38,9 | 52,2 | 63,7 |
Sint Eustatius | 14,8 | 13,0 | 18,8 | 26,7 |
Saba | 12,7 | 18,3 | 22,8 | 26,3 |
Uit de concept-jaarrekening van Bonaire blijkt dat dat er 73,7 miljoen dollar in kas zit. Dat is een gevolg van uitblijvende investeringen. Van de ontvangen 85 miljoen dollar in 2024 is maar 32 miljoen dollar besteed. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat het geld voor de mensen en bedrijven op de eilanden ook daadwerkelijk daar snel wordt besteed en niet op de plank blijft liggen? Wat is daarvoor nodig?
Antwoord:
Zie gebundeld antwoord op de eerste vraag van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie zien dat de eilandsraden en bestuurscolleges van de BES zijn verbolgen over het proces rondom de WolBES/FinBES. In tegenstelling tot wat is besproken in een werkconferentie met de BES door staatssecretaris van Huffelen, wilde staatssecretaris Szabó de Rijksvertegenwoordiger voor de BES behouden. Welk mandaat had staatssecretaris Van Huffelen zo vlak voor het aantreden van het nieuwe, volgende kabinet? Overigens zijn deze leden van mening dat een nieuw kabinet een andere beslissing kan nemen over hoe een wet eruit moet komen te zien. Het is wel goed dat de communicatie hierover goed plaatsvindt. Bonaire noemt de handelwijze van Szabó disrespectvol, koloniaal en wantrouwend. Staatssecretaris Szabó noemt in een brief hun toon ongepast. Hoe gaat de demissionair minister verder met dit proces? Wanneer kan het wetsvoorstel voor de wijzigingen van de Wol/BES/FinBES in de Tweede Kamer liggen? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
Ik ben het met de leden van de fractie van de VVD eens dat er goede communicatie moet plaatsvinden als een nieuw kabinet een andere beslissing neemt over hoe een wet eruit moet komen te zien. Ik heb kennisgenomen van het feit dat mijn voorganger ervoor heeft gekozen om de functie van Rijksvertegenwoordiger te behouden. Daarbij heb ik vernomen dat er over deze keuze meermaals met de eilandsbesturen is gesproken en dat mijn voorganger de eilandsbesturen nadrukkelijk heeft uitgenodigd om mee te denken over de inrichting van de functie. Het is aan de eilandsbesturen om hier ook gebruik van te maken. Dit betekent voor mij wel iets ten aanzien van de planning van het wetsvoorstel. Hoewel ik het besluit van mijn voorganger om de functie van Rijksvertegenwoordiger te behouden overneem, vind ik wel dat de eilandsbesturen voldoende gelegenheid moeten hebben om op het wetsvoorstel te kunnen reageren en zo nodig over de inzet van het eilandsbestuur met de eilandsraad te spreken. Dit betekent dat ik er voor kies de nieuwe consultatie zo vorm te geven dat de eilandsraden na hun zomerreces nog voldoende tijd hebben om over het wetsvoorstel te spreken, ik kies er dus net als mijn beide voorgangers voor verder te gaan met dit wetsvoorstel en daarmee met de consultatie. Ik vind ook dat ik de gelegenheid moet bieden aan de bestuurscolleges om een bestuurlijk overleg met mij te voeren tijdens de consultatie. Zoals het er nu naar uit ziet ben ik voornemens om de consultatie te starten direct na de recesperiode van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 augustus aanstaande voor 8 weken, waarmee de consultatie naar verwachting zal eindigen op 13 oktober aanstaande. Na de consultatie zijn nog verschillende stappen nodig voordat ik een voorstel kan indienen bij de Tweede Kamer.
Bij de persconferentie na het laatste bezoek in mei 2025 van staatssecretaris Szabó ging het ook mis. Er werd extra geld voor de BES aangekondigd: ⬠24 miljoen voor de landbouw en ā¬Ā 16 miljoen voor de infrastructuur/wegen. De staatssecretaris sprak zijn teleurstelling uit dat er onvoldoende voor de burgers merkbare, resultaten worden geboekt, ondanks de miljoenen van het ministerie van BZK. Geld blijft op de plank liggen, de staatssecretaris wilde geen woorden maar daden. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat en hebben dat hiervoor ook aangegeven. Daarop heeft het bestuurscollege weer gereageerd met een persbericht, er werd geklaagd over het uitblijven van het overmaken van geld en wil administratieve voortvarendheid van het Rijk en zegt dat Nederland de daadkracht van Bonaire ondermijnt. Hoe gaat de demissionair minister deze impasse oplossen? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
Zie gebundeld antwoord op de eerste vraag van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie hebben eerder een punt gemaakt van het betalen door Nederland van beleid en onderwerpen die een taak zijn van de zelfstandige, autonome landen (CAS). Nederland is voor de zelfstandige landen alleen verantwoordelijk voor defensie en buitenlandbeleid. Dus waarom gebeurt er dan (buiten de landspakketten) meer dan dat? Het gaat dan om de Borgstellingsregeling MKB (betaald door het ministerie van EZ) en 150 miljoen euro voor de energietransitie (SDE++, betaald door het ministerie van KGG). Welke extra geldstromen zijn er naar de CAS (buiten de landspakketten)? Het geld voor de SDE++ is opgebracht door de Nederlandse belastingbetaler. Waarom is het volgens het kabinet logisch dat zelfstandige landen daaruit geld kunnen krijgen? En waarom betalen die landen daar dan niet aan mee? Eerder is toegezegd dat de minister van KGG daar nog op zou reflecteren. Dat is nog niet gebeurd. Wanneer kan de Tweede Kamer de toegezegde reflectie ontvangen?
Antwoord:
Ik vind het belangrijk dat ondernemers kunnen groeien en innoveren. Dit vergroot ook de zelfredzaamheid van Aruba, CuraƧao en Sint Maarten. Daarom acht ik het van belang dat de Subsidieregeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, CuraƧao en Sint Maarten (BMKB ACS) wordt opengesteld in deze landen. Er wordt naar gestreefd de BMKB ACS na de zomer 2025 beschikbaar te stellen, zodat deze vanaf dan kan worden aangeboden door de banken op Aruba, CuraƧao en Sint Maarten.
Uit het SDE++-budget zijn tot op heden nog geen middelen uitgekeerd aan de Caribische landen. De minister van Klimaat en Groene Groei, onder wiens verantwoordelijkheid de SDE++ valt, werkt momenteel samen met de nutsbedrijven van de landen aan een verkenning van mogelijke bestedingen van SDE++-middelen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. De SDE++-regeling is bedoeld als stimulans, niet als volledige financiering. Daarom is het logisch en noodzakelijk dat de landen zelf ook substantieel moeten bijdragen aan de realisatie van hun verduurzamingsopgave met inzet van eigen financiƫle middelen en capaciteit. Alleen op die manier kan de transitie naar een duurzame energievoorziening in het Caribisch deel van het Koninkrijk daadwerkelijk duurzaam en toekomstbestendig worden ingericht. Met deze toelichting is ook breder ingegaan op de rolverdeling en verantwoordelijkheden bij verduurzaming in de autonome landen en beschouw ik de toezegging vanuit het debat Economische Ontwikkeling en Zelfredzaamheid Caribische delen van het Koninkrijk d.d. 16 april j. als afgedaan.
Voor 2025 hebben de leden van de VVD-fractie met enkele andere fracties de bezuiniging op de Koninklijke Marechaussee (KMar) teruggedraaid met een amendement. Deze was ingeboekt om de taakstelling op subsidies in te vullen. De KMar is echter helemaal geen subsidie, zoals bedoeld in de taakstelling. De KMar heeft een belangrijke rol op de eilanden. Deze leden vinden dit niet alleen in 2025 niet uitlegbaar, maar ook voor de komende jaren. Volgens de staatssecretaris is er geld over vanwege personele bezetting. Voornoemde leden vinden dan ook dat dit probleem opgelost moet worden, in plaats van te bezuinigen. Hoe gaat het kabinet dit oplossen? Hoe gaat het kabinet de bezuiniging op de KMar terugdraaien in de begroting 2026 en daarna? Graag krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
Onder het protocol versterking grenstoezicht zet Nederland sinds 2021 met de Landen in op het tegengaan van transnationale criminaliteit. Nederland heeft middelen beschikbaar gesteld voor de plaatsing van functionarissen van de Koninklijke Marechaussee (KMar) in de Landen in het kader van twinning. In de afgelopen jaren is er sprake geweest van onderuitputting van deze middelen, onder meer door uitdagingen bij de werving van specialistisch personeel. Daarnaast heeft een reorganisatie binnen de KMar geleid tot een vertraagde invulling van enkele functies. Hierdoor is de personele bezetting in de Caribische landen niet conform planning gerealiseerd. Bij de subsidietaakstelling is gekozen om dit deels te dekken uit subsidies en deels uit KMar programmageld. Dit vanwege de jarenlange onderuitputting op dit dossier. De onderuitputting neemt echter jaarlijks af, naarmate de KMar erin slaagt meer personeel te werven. De KMar zet zich maximaal in om de gemaakte afspraken na te komen en verwacht begin 2026 elf van de dertien openstaande FTE ingevuld te hebben. Hoewel er op dit moment sprake is van een taakstelling op het programmageld, wordt de beloofde inzet nagekomen en blijft de continuĆÆteit van het werk van de KMAR en de beoogde doelstellingen gewaarborgd.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er de afgelopen maanden terecht veel is gesproken over de afvalstort Selibon op Bonaire met gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van omwonenden en voor het milieu en de natuur. Een situatie die in Nederland misstaat. Er moet nog een verantwoording komen van de ⬠6 miljoen die is verstrekt aan Selibon en het openbaar lichaam Bonaire. Die komt medio juli 2025 definitief. Maar toegezegd is eerder een voorlopige uitkomst te delen met de Tweede Kamer. Wanneer kan dit plaatsvinden? En waarom staat er weinig tot niets over Selibon in het Jaarverslag 2024? De leden van de VVD-fractie krijgen graag een reactie.
Antwoord:
Het openbaar lichaam Bonaire (OLB) werkt momenteel aan de verantwoording over de middelen die in het kader van het programma āAfvalbeheer op maatā zijn verstrekt. De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zal uw Kamer hierover informeren.
De waarnemend Rijksvertegenwoordiger is een zelfstandig bestuurder met een aantal wettelijke taken en bevoegdheden die zijn vastgelegd in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES), waaronder de artikelen die raken aan interbestuurlijk toezicht en indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Deze bevoegdheid stelt de waarnemend Rijksvertegenwoordiger in staat om namens het Bestuurscollege van Bonaire te handelen als het college nalaat door de wet gevorderde beslissingen te nemen. Deze bevoegdheid voert hij eigenstandig uit, daarnaast loopt de financiƫle ondersteuning van het OLB op het gebied van afval via het ministerie van IenW. Dit verklaart waarom er in het jaarverslag 2024 Koninkrijksrelaties relatief weinig terug te vinden is over Selibon.
Inbreng leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het jaarverslag en de slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds voor het jaar 2024. Over deze stukken hebben zij een aantal vragen aan de minister.
Deze leden lezen in de memorie van toelichting terug dat er sprake is van structurele onderuitputting, als gevolg van bijvoorbeeld arbeidskrapte. De onderuitputting is naar mening van deze leden aanzienlijk, zeker gezien de forse investeringen die bedoeld zijn om onder andere de bestuurskracht en sociaaleconomische structuur van de Caribische delen van het Koninkrijk te versterken. Voornoemde leden willen aan de minister vragen wat de verklaring is voor de aanhoudende onderuitputting binnen de begroting Koninkrijksrelaties en in hoeverre acht de minister deze ontwikkeling problematisch in het licht van de urgente maatschappelijke uitdagingen in de Caribische delen van het Koninkrijk?
Antwoord:
In 2024 is op de begroting van Koninkrijksrelaties de grootste onderuitputting te vinden in de budgetten van de Tijdelijke Werkorganisatie TWO). Het gaat hier om in totaal ⬠4 mln. op de subsidie- en opdrachtenbudgetten. Deze onderuitputting wordt niet veroorzaakt door krapte op de arbeidsmarkt, noch is deze structureel. De oorzaak is dat minder subsidies en opdrachten zijn vertrekt dan aanvankelijk verondersteld. Dit komt met name door de regeringswissel op Sint Maarten en de vervroegde verkiezingen op Aruba. Meerdere trajecten moesten hierdoor worden getemporiseerd. Een andere oorzaak is dat de facturen van een aantal verstrekte opdrachten niet tijdig ontvangen zijn en daardoor niet meer voor de jaarafsluiting verwerkt konden worden.
Ik heb begrip voor het feit dat sommige trajecten door de regeringswisselingen op Sint Maarten en Aruba vertraging hebben opgelopen. Het is aan de autonome landen zelf om hier de juiste afwegingen in maken, ook als dit betekent dat een deel van de TWO-middelen hierdoor terugvloeit naar de Nederlandse staatskas.
Verder lezen de aan het woord zijnde leden dat het jaarverslag het belang van het versterken van de uitvoeringskracht bij zowel de openbare lichamen van Caribisch Nederland als bij de autonome landen benadrukt. Tegelijkertijd blijkt uit de praktijk dat beperkte ambtelijke capaciteit bureaucratische belemmeringen en onvoldoende projectmanagement leiden tot een lage realisatiegraad. Deze leden willen aan de minister vragen welke concrete maatregelen worden getroffen om de structurele uitvoeringsproblematiek op de eilanden aan te pakken, zodat de toegezegde middelen in de toekomst daadwerkelijk besteed worden aan de beoogde doelen? Nu onderuitputting kennelijk een jaarlijks terugkerend fenomeen is, willen deze leden vragen of de minister bereid is met een periodiek mechanisme te gaan werken waarin beschikbare middelen bij niet-benutting worden herverdeeld naar projecten met een aantoonbare uitvoeringsslagkracht. Is het mogelijk hierbij daadkrachtig samen te werken met het ministerie van Financiƫn en overige instellingen of departementen om de doelmatigheid van uitgaven structureel te verhogen?
Antwoord:
De problematiek ten aanzien van uitvoeringskracht op Bonaire, Sint Eustatius en Saba verschilt per eiland. In samenwerking met de eilanden treft het kabinet generieke en specifieke maatregelen om de uitvoeringskracht te bevorderen. Dit gaat bijvoorbeeld om de verhoging van de vrije uitkering om meer balans te brengen tussen de beschikbare middelen en het takenpakket van de eilanden. Daarbij worden de eilanden een aantal specifieke ondersteuningsinstrumenten aangeboden, dit doe ik onder andere in samenwerking met de VNG en Omgevingsdienst NL. Een overzicht hiervan heb ik recent met uw Kamer gedeeld bij de brief over het waarborgen van het principe ācomply or explainā 16.
Het versterken van de uitvoeringskracht op Aruba, CuraƧao en Sint Maarten is een van de prioritaire doelstellingen van de Landspakketten. Het gaat enerzijds om tijdelijke capaciteitsversterking ten behoeve van het wegwerken van achterstanden, of het kunnen doorvoeren van noodzakelijke hervormingen, en anderzijds om duurzame versterking. Zo lopen op Aruba, CuraƧao en Sint Maarten diverse trajecten om de financiƫle functie, de wetgevingsfunctie, de IT functie of de HR functie duurzaam te versterken. In sommige gevallen vindt gerichte organisatorische versterking plaats, zoals bijvoorbeeld de transformatie van de Belastingdienst op Sint Maarten. Ook worden opleidingstrajecten aangeboden, bijvoorbeeld op het gebied van project- en programmamanagement.
Gedurende het begrotingsjaar vindt structureel overleg plaats met de besturen van de Caribische eilanden om te bezien of uitvoering binnen de jaargrens haalbaar is. Indien blijkt dat uitvoering niet binnen de jaargrens haalbaar is, wordt gekeken indien dat nodig is voor de uitvoering of de middelen via kasschuiven naar latere jaren doorgeschoven kunnen worden. Indien dit niet mogelijk is, wordt gekeken of de beschikbare middelen met goedkeuring van het ministerie van Financiƫn effectief ingezet kunnen worden op andere onderdelen binnen DGKR.
De leden van de NSC-fractie lezen in het jaarverslag dat eind 2024 een overeenkomst is gesloten voor de bouw van een nieuwe gevangenis op Sint-Maarten, een voorziene oplevering in 2028. De geschiedenis van infrastructuurprojecten op Sint-Maarten, waaronder eerdere fases van de wederopbouw, het vliegveld en eerdere plannen rondom het gevangeniswezen, laat echter zien dat structurele obstakels zoals bestuurlijke zwakte, ontoereikende projectcoƶrdinatie en beperkte toezichtcapaciteit de voortgang ernstig kunnen vertragen. Deze leden willen vragen hoe de minister het risico beoordeelt dat de bouw van een nieuwe detentiefaciliteit wederom wordt vertraagd of onvoldoende wordt gerealiseerd, gezien de bestuurlijke en uitvoeringsproblemen? Kan de minister toelichten welke concrete afspraken er zijn gemaakt over de planning, kwaliteitsbewaking en tussentijdse verantwoordingsmomenten voor dit project? En op welke wijze kan worden geleerd van eerdere fouten om deze opnieuw te voorkomen?
Antwoord:
Bij grote en complexe infrastructuurprojecten wereldwijd is altijd een risico van vertragingen aanwezig. Eerdere ervaringen hebben ons geleerd dat de door de vraagsteller beschreven risicoās gemitigeerd kunnen worden door het inschakelen van externe expertise en capaciteit. Voor de gevangenis is daarom gekozen een overeenkomst aan te gaan met de United Nations Office for Project Services (UNOPS). Hiermee is adequate projectcoƶrdinatie door UNOPS gewaarborgd. Een projectteam van UNOPS is aanwezig op Sint Maarten, waarmee de afhankelijkheid van de beschikbare capaciteit en expertise bij de overheid van Sint Maarten sterk is verkleind. Binnen de overeenkomst is een solide governance structuur ingericht, met duidelijke richtlijnen over verantwoordelijkheid en verantwoording en gericht op eigenaarschap van Sint Maarten, waarmee Nederland (als observant) en Sint Maarten op basis van vooraf vastgestelde deliverables kunnen monitoren op de voortgang. Daarnaast werkt UNOPS met in- en externe kwaliteitsbewakingsmethodieken, waaraan alle opgeleverde producten worden onderworpen. Gedurende de afgelopen periode heeft UNOPS ervaring opgedaan met werken in de Sint Maartense context tijdens de eerste fase van het project waarin een programma van eisen, een ontwerp en het aanbestedingstraject is voorbereid. Het mitigeren van risicoās is een continue proces en onderdeel van de periodieke verantwoording van UNOPS richting de contractpartijen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat in het jaarverslag wordt erkend dat er sprake is van aanzienlijke achterstand in de implementatie van mensenrechtenverdragen in Aruba, CuraƧao en Sint-Maarten. Tegelijkertijd blijkt dat sinds het AIV-advies uit 2018 nauwelijks voortgang is geboekt: meerdere verdragen zijn nog niet geratificeerd of worden slechts āwenselijkā geacht voor medegelding. Deze verdragen betreffen onder meer de bestrijding van mensenhandel, bescherming tegen gedwongen verdwijning en rechten van personen met een handicap. Deze leden vragen hoe de minister het beoordeelt dat er anno 2025 nog steeds zeven mensenrechtenverdragen zijn die niet of slechts deels van toepassing zijn op (delen van) het Caribisch deel van het Koninkrijk, terwijl deze verdragen voor het Europese deel van Nederland al jaren gelden. Acht de minister het aanvaardbaar dat inwoners van het Caribisch deel van het Koninkrijk niet of slechts beperkt kunnen rekenen op bescherming door verdragen die elders in het Koninkrijk wĆ©l gelden? Deze leden vragen of de minister een overzicht kan geven van alle internationale verdragen die in Europees Nederland wĆ©l gelden, maar in het Caribisch deel van het Koninkrijk nog niet zijn geĆÆmplementeerd, alsmede een overzicht per verdrag wat de huidige stand van zaken is. Heeft de minister de intentie zich in te zetten om al deze verdragen wel geldig te laten zijn in de Caribische delen van het Koninkrijk? Verder lezen deze leden dat het jaarverslag meldt dat een commissie met vertegenwoordigers van de vier landen toezicht houdt op implementatie, maar dat concrete doelstellingen, deadlines en een transparante planning ontbreken. Het is niet duidelijk wat prioriteit heeft.
Antwoord:
Ik herken mij niet in het beeld dat er sinds het AIV-rapport van 2018 nauwelijks voortgang is geboekt door de landen. De term āwenselijkā is de standaardbewoording in deze context. De autonome landen mogen namelijk binnen ons staatsrechtelijk kader zelf beslissen of zij medegelding wensen. Dit wordt door het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de autonome landen voorgelegd door middel van de zogenaamde medegeldingsvraag. Sinds het AIV-rapport is, met resultaat, door de autonome landen hard gewerkt aan de implementatie van verschillende mensenrechtenverdragen. Deze implementatie is noodzakelijk voordat tot bekrachtiging kan worden overgegaan. Het wettelijk stelsel en beleidskader moet immers de bekrachtiging van het verdrag kunnen dragen. Dit heeft de afgelopen jaren geleid tot de bekrachtiging van meerdere verdragen. Momenteel wordt door de landen gewerkt aan de implementatie van de meer complexe en omvangrijke verdragen op de lijst die bij het jaarverslag gevoegd is, zoals het Verdrag van Istanbul. Deze implementatie vergt veel capaciteit en kennis en biedt bovendien specifieke uitdagingen voor landen met bijvoorbeeld kleine gemeenschappen of een insulair karakter, zoals de autonome landen. Ik onderschrijf het belang van de gelding van mensenrechten in alle delen van het Koninkrijk en ben daarom blij dat de gelding van deze verdragen als wenselijk wordt gezien en dat hieraan gewerkt wordt door de regeringen van de autonome landen.
Voor een overzicht van de internationale verdragen die reeds gelden in Nederland maar nog niet in de Caribische delen van het Koninkrijk verwijs ik u graag naar de Verdragenbank, waarin hiervan per verdrag een volledig overzicht is opgenomen. Het is verder niet aan mij of het wenselijk is of verdragen gelding hebben in de autonome landen. Die vraag is, zoals reeds genoemd, binnen ons staatsrechtelijk stelsel in de meeste gevallen voorbehouden aan de regeringen van de autonome landen van het Koninkrijk. Tot slot verwijst de NSC-fractie naar de subcommissie implementatie mensenrechtenverdragen van het Ambtelijk Wetgevingsoverleg Koninkrijksrelaties (AWOK). Deze subcommissie houdt geen toezicht, maar is een samenwerkingsverband waarbinnen ambtelijk kennis en beste praktijken gedeeld worden ten behoeve van de implementatie van mensenrechtenverdragen.
Voortbordurend op een eerder gestelde vraag, kan de minister aangeven waarom in het jaarverslag een concreet tijdpad of implementatieagenda ontbreekt? Heeft de minister de intentie alsnog een dergelijk overzicht te verstrekken en toe te sturen aan de Kamer?
Antwoord:
De implementatie van verdragen is een landsaangelegenheid en verschilt zodoende per land. Gezien dit binnen ons staatsrechtelijk stelsel een bevoegdheid van de autonome landen binnen ons Koninkrijk betreft beschik ik niet over concrete tijdspaden of een implementatieagenda.
De leden van de NSC-fractie hebben meerdere malen gehamerd op het tegengaan van versnipperde departementale verantwoordelijkheid wat betreft het bestuur op de Caribische delen van het Koninkrijk. Het nemen van regie door de verantwoordelijke bewindspersoon en een effectieve samenwerking zijn van groot belang voor de eilanden en landen. In het jaarverslag wordt gesteld dat het implementatietraject wordt geĆÆntegreerd in een breder traject van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Kan de minister aangeven of er bij deze keuze sprake is van gedeelde verantwoordelijkheid of juist afschuiving van regie? Is dit niet in tegenspraak met de toezegging van het kabinet aan de Kamer om jaarlijks te rapporteren over de voortgang? Kan de minister overwegen het traject alsnog te beleggen bij een zelfstandige programmatische aanpak onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke bewindspersoon van Koninkrijksrelaties? Mocht dit niet wenselijk zijn, om wat voor redenen dan ook, zou de minister bereid zijn samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken een structurele rapportageverplichting aan de Kamer te voeren over de voortgang van de implementatie van internationale verdragen?
Antwoord:
Uw Kamer is bij brief van 16 oktober 202317 geĆÆnformeerd over de integratie van de trajecten van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik kan beamen dat deze integratie inderdaad gericht is op een gedeelde verantwoordelijkheid waarbij nauw wordt samengewerkt tussen de Nederlandse departementen en de regeringen van de autonome landen van het Koninkrijk. Het kabinet rapporteert thans nog steeds jaarlijks over de voortgang van verdragsimplementatie.
De leden van de NSC-fractie hechten veel waarde aan de situatie van gezinnen en de jeugd in de Caribische delen van het Koninkrijk. De Onderwijsinspectie heeft aangegeven dat scholen te maken hebben met problemen zoals onvoldoende kwaliteit, gebrek aan gekwalificeerd personeel, begeleiding van leerlingen of problemen met een onveilige schoolomgeving. Op sommige terreinen is vooruitgang geboekt, maar deze blijkt te kwetsbaar door een gebrek aan gekwalificeerd personeel en structurele ondersteuning. Deze leden maken zich grote zorgen over de mentale gezondheid van kinderen en jongeren, en er wordt geconstateerd dat ā ondanks de vele onderzoeken ā een totaaloverzicht van de situatie rondom gezinnen en jeugd ontbreekt. Zou de minister kunnen toezeggen dat er zal worden gewerkt aan een dergelijk totaaloverzicht? Deze leden zijn van mening dat een dergelijk overzicht de besluitvorming en voortgangsbewaking ten goede zal komen.
Antwoord:
Er zijn periodiek verschillende monitoringsrapportages beschikbaar die informatie geven over de situatie van gezinnen en jeugd. Zo is er het Scholierenonderzoek Caribisch Nederland (onderdeel van de landelijke Jeugdmonitor), die elke 4 jaar wordt uitgevoerd en informatie geeft over de leefsituatie van jongeren op Bonaire, Saba en Sint Eustatius om een beeld te krijgen van hoe hun leven eruit ziet en hoe het met hen gaat. Daarnaast is er recent, via de 0- meting die de Universiteit Leiden heeft uitgevoerd, meer informatie beschikbaar gekomen ten aanzien van geweld in de thuissituatie en opvoedstijlen. De verwachting is dat, nu ieder lokaal team die de eerstelijnshulpverlening aan de gezinnen biedt een registratiesysteem heeft geĆÆmplementeerd, er de aankomende jaren ook lokaal meer data kan worden verzameld over de situaties van de gezinnen.
Lokaal wordt er nu al richting aan de inzet op de situatie van gezinnen en de jeugd. Zo is er op Bonaire bijvoorbeeld met behulp van de stem van jongeren lokaal jeugdbeleid ontwikkeld, waarin mentale gezondheid van jongeren een plek heeft gekregen.
Deze leden hebben in andere onderzoeken teruggelezen dat in bepaalde delen van Caribisch Nederland een normalisering is van kindermishandeling in de vorm van verbaal of fysiek geweld. De gezinsdynamiek wordt vaak door financiƫle aspecten onnodig onder druk gezet. Deze leden willen aan de minister vragen op wat voor manier op dit moment sprake is van ondersteuning voor gezinnen die in dit soort situaties verkeren. Op wat voor manier wordt in deze ondersteuning voorzien in gezinsvriendelijk beleid, financiƫle educatie en het doorbreken van opvoedingsstereotypen? Is de minister van mening dat het huidige beleid voldoende is, of is het nodig dat dit beleid de komende periode flink moet worden verstevigd? Deze leden willen graag een uitgebreide toelichting op dit onderwerp.
Antwoord:
Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn verantwoordelijk voor preventie en eerstelijns ondersteuning aan gezinnen. Ieder eiland beschikt sinds een aantal jaar over een lokaal team van professionals die gezinnen op meerdere leefgebieden kunnen ondersteunen. Zo kunnen gezinnen van Saba en St. Eustatius hulp vanuit de lokale teams ontvangen op diverse leefgebieden, waaronder financiƫle educatie en opvoedondersteuning. Ook op Bonaire kunnen gezinnen, sinds de oprichting van Sentro Akseso in 2022, rekenen op een integrale en systematische aanpak van hun problemen doordat zij diverse hulp bieden zoals maatschappelijk werk, opvoedondersteuning en schuldhulpverlening. De lokale teams zijn echter nog in opbouw en worden voortdurend verstevigd om dit aanbod te optimaliseren.
Vanuit de tweedelijns jeugdzorg worden gezinnen waarbij sprake is van onveiligheid in de thuissituatie ondersteund door Jeugdzorg CN (onderdeel van ZJCN). Vanuit de gezinsgerichte methode wordt toegewerkt naar blijvende veiligheid van het betrokken kind door een systeemgerichte aanpak waarbij de focus ligt op de krachten binnen het systeem. Door het systeem te mobiliseren en waar nodig te compenseren wordt de veiligheid van het kind vergroot en geborgd.
Een systeemgerichte aanpak is noodzakelijk om de situatie in gezinnen met complexe en meervoudige problematiek te verbeteren. Om die reden en ter aanvulling op bovengenoemd aanbod heeft ZJCN samen met Akseso, EOZ, MHC en Jeugdzorg een intensieve aanpak ontwikkeld om deze gezinnen langer en beter te ondersteunen binnen Caribisch Nederland: āFamia Fuerteā. Famia Fuerte is een integraal team met professionals vanuit deze organisaties en ondersteunt deze gezinnen intensief en outreachend en heeft als doel dat alle gezinsleden veilig thuis kunnen (blijven) wonen. Famia Fuerte is er voor die gezinnen waarvoor eerdere hulpverlening niet voldoende tot verandering heeft geleid en voor gezinnen die moeilijk(er) bereikbaar zijn voor hulp en een andere benadering behoeven. Famia Fuerte is eind 2024 gestart op Bonaire met een pilot van een jaar om de effectiviteit van deze aanpak te onderzoeken en de mogelijkheden tot structurele realisatie van dit aanbod op Bonaire, en eventuele uitbreiding (in aangepaste vorm) naar Saba en St. Eustatius, indien de aanpak effectief blijkt.
Mijn ministerie heeft samen met UNICEF en de openbare lichamen het programma āāKinderen in hun Krachtāā ontwikkeld en gefinancierd. Hiermee worden Bonaire, Saba en Sint Eustatius ondersteund in hun taak ten aanzien van preventie. Belangrijk onderdeel van dit programma is het stimuleren van positief opvoeden op een laagdrempelige manier. Zo gaat UNICEF actief de wijken in om via interactief theater het gesprek over opvoeden aan te gaan met de ouders. Ook worden er filmpjes gemaakt met lokale ouders waarbij de focus ligt op hoe zij positief opvoeden. Het stimuleren van positief opvoeden ā ook als vorm van preventie van geweld tegen kinderen ā blijft een belangrijk aandachtspunt en is een van de aanbevelingen van het VN-KinderrechtencomitĆ©, dat adviseert hier structureel aandacht aan te blijven besteden.
Het ministerie van SZW werkt samen met Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan laagdrempelige hulpverlening bij financiƫle zorgen en het voorkomen daarvan. Om een betere infrastructuur voor schuldhulpverlening in Caribisch Nederland te realiseren heet het ministerie van SZW middelen verstrekt gericht op ondersteuning van de openbare lichamen bij het opzetten van laagdrempelige schuldhulpverlening (NVVK), publieksvoorlichting, onderzoek en deskundigheidsbevordering (Nibud) en het opstellen van een modelverordening voor armoederegelingen (Stimulansz).
Conform het āComply or Explainā principe is er vanuit de middelen voor de subsidieregeling financiĆ«le educatie op scholen 1 miljoen euro gereserveerd voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Op dit moment vinden gesprekken plaats om samen met de eilanden een aanpak te ontwikkelen met betrekking tot financiĆ«le educatie die past bij de lokale situatie en daardoor ook duurzaam en effectief is. Dat is financiĆ«le educatie voor zowel kinderen als volwassenen.
Beleidsmatig wordt er tevens ingezet met de betrokken relevante ministeries en Bonaire, Saba en Sint Eustatius op een toekomstvisie en daarmee samenhangende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Op dit moment wordt dat nader uitgewerkt. Tijdens de No Mas No More conferentie die van 17-19 juni op Sint Maarten plaats vond, is hier weer een inhoudelijke stap op gezet. U wordt over de uitkomsten hiervan in het najaar geĆÆnformeerd.
II. Volledige agenda
Jaarverslag Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024
Brief regering - minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark ā 21 mei 2025 Jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024 ā Kamerstuk 36740-IV-1
Antwoorden feitelijke vragen Jaarverslag Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024
Brief regering - minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark ā 10 juni 2025 Beantwoording vragen commissie over het Jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024 (Kamerstuk 36740-IV-1) ā Kamerstuk 36740-IV-6
Slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024
Begroting - minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark ā 21 mei 2025 Slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024 ā Kamerstuk 36740-IV
Antwoorden feitelijke vragen Slotwet Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024
Brief regering - minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark ā 10 juni 2025 Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden ā Kamerstuk 36740-IV-8
Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds
Rapport/brief Algemene Rekenkamer - president van de Algemene Rekenkamer, P.J. Duisenberg ā 21 mei 2025 Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds ā Kamerstuk 36740-IV-2
Antwoorden feitelijke vragen Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds
Brief regering - minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark ā 10 juni 2025 Beantwoording vragen commissie, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds (Kamerstuk 36740-IV-2) ā Kamerstuk 36740-IV-7
Rapportages voortgangscommissie Sint Maarten
Brief regering - staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, F.Z. Szabó ā 12 februari 2025 Rapportages voortgangscommissie Sint Maarten ā Kamerstuk 36600-IV-48
Tweede halfjaarrapportage C(A)ft en Cft BES 2024
Brief regering - staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, F.Z. Szabó ā 15 april 2025 Tweede halfjaarrapportage C(A)ft en Cft BES 2024 ā Kamerstuk 36600-IV-54
Kamerstukken II 2022/23, 36 200 IV, nr. 93 en Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 70ā©ļø
Bijlage bij Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 2226ā©ļø
Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 2226ā©ļø
Zie voor meer toelichting over de genomen maatregelen: Kamerstukken II, 2023/2024, 36410-IV, nr. 43ā©ļø
https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2024/nulmeting-monitor-macro-economische-context-caribisch-nederlandā©ļø
https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2025/04/inflatie-daalt-op-bonaire-en-stijgt-op-sint-eustatius-en-sabaā©ļø
https://www.nibud.nl/download/18714/?tmstv=1750337622 (2023)
https://www.nibud.nl/download/21413/?tmstv=1750337753 (2024)ā©ļø
In oktober 2023 heeft een bijzondere verhoging van alleen de onderstand plaatsgevonden.ā©ļø
Bedragen gelden voor een alleenstaande in de onderstand die zelfstandig woont.ā©ļø
Bedragen voor de AOV zijn met inbegrip van de duurtetoeslag op Sint Eustatius en Saba.ā©ļø
Kamerstukken II, 2024/25, 36 600 IV, nr. 56.ā©ļø
Kamerstukken II, 2024/25, 36 600 IV, nr. 64.ā©ļø
Kamerstukken II, 2024/25, 36 600 IV, nr. 70ā©ļø
Kamerstukken II 2024/25, 36 600 IV, nr. 38ā©ļø
Kamerstukken II 2024/25, 36 600-IV, nr. 70ā©ļø
Kamerstukken II, 2024/25, 36 600 IV, nr. 70ā©ļø
Kamerstukken II 2023/24, 23 530, nr. 144ā©ļø