Kabinetsreactie SER-advies Werken aan veranderkracht
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025
Brief regering
Nummer: 2025D30896, datum: 2025-06-30, bijgewerkt: 2025-07-04 08:27, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- SER-advies Werken aan veranderkracht
- Beslisnota bij Kamerbrief Kabinetsreactie SER-advies Werken aan veranderkracht
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 XIV-85 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025.
Onderdeel van zaak 2025Z13630:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-07-02 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-10 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
In 2023 hebben mijn ambtsvoorgangers en die van de minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), met steun van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de SER gevraagd om een advies uit te brengen over de groenblauwe arbeidsmarkt van de toekomst. In samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bericht ik u hier graag nader over.
De hoofdvragen van de adviesaanvraag luidden:
Hoe kijkt de SER aan tegen de effecten van samenlopende transities op de groenblauwe arbeidsmarkt van de toekomst: waar ontstaan knelpunten op het terrein van arbeidsmarkt en scholing en waar liggen kansen op weg naar een groene economie en samenleving?
Wat hebben bedrijven en werkenden nodig op het vlak van arbeidsmarkt en scholing, om hen mee te nemen/perspectief te bieden én te (blijven) zorgen voor een aantrekkelijke arbeidsmarkt waarin voldoende mensen met de juiste skills werken om de transities uit te voeren; wat betekent dit voor het instrumentarium van de ministeries van LVVN en IenW op het vlak van arbeidsmarkt, scholing en transitiebeleid en wat kunnen sociale partners doen en hoe kunnen sociale partners en Rijk elkaar versterken?
In oktober 2024 heb ik het SER-advies Werken aan veranderkracht: Naar een toekomstbestendige arbeidsmarkt voor agri & food, water & bodem en natuur & leefomgeving1 in ontvangst mogen nemen, mede namens de minister van IenW. Dit advies is als bijlage bijgesloten bij deze brief.
Als kabinet willen we de SER bedanken voor het rapport, waarmee de stem van de boer, de tuinder, de visser, van groenondernemers, voedselproducenten, waterbeheerders en natuurverzorgers duidelijk naar voren wordt gebracht. Samen met hen moeten we werken aan een arbeidsmarkt die recht doet aan het harde werk dat dagelijks overal in het land wordt verricht.
Hoofdboodschap van het advies en algemene kabinetsappreciatie hiervan
De SER constateert dat Nederland op een aantal fronten (zoals stikstof en de Kaderrichtlijn Water) dreigt vast te lopen, wat de hele economie raakt. In het advies stelt de SER hier echter een optimistisch perspectief tegenover: “te midden van alle maatschappelijke en politieke discussie zijn veel mensen en bedrijven druk bezig om bij te dragen aan een duurzamere voedselvoorziening, een gezondere bodem, voldoende schoon water en het voorkomen van wateroverlast of watertekort. Er ontstaan nieuwe verdienmodellen die niet alleen bijdragen aan de oplossing van die ecologische uitdagingen, maar die ook ons verdienvermogen versterken”. Juist door onze internationaal vermaarde kennis van water, landbouw, voedselvoorziening en intensief ruimtegebruik, heeft Nederland een sterke uitgangspositie om internationaal voorop te blijven lopen in de aanpak van deze opgaven, meent de SER. Maar dat gaat niet vanzelf: “arbeidsmarktbeleid is essentieel om de grote maatschappelijke opgaven het hoofd te bieden. Je kunt niet over verduurzaming spreken zonder het ook over arbeidsmarkt, leren en innoveren te hebben”.
Wij verwelkomen deze positieve en tegelijk urgente boodschap, die uitgaat van de economische kracht van de agro-, water- en voedselsectoren en het innoverend vermogen van de ondernemers en vakmensen die hierin werkzaam zijn. Ook onderschrijven we de waarschuwing die uit het advies spreekt dat de veranderkracht die volgens de SER nodig is, niet vanzelfsprekend is en nu ook niet volledig in haar potentie wordt benut. Hetzelfde geldt voor de oproep die hieruit volgt dat we moeten werken aan een toekomstbestendig voedselsysteem, perspectief voor de boeren, het versterken van de natuur en een toekomstvast water- en bodemsysteem. Innovatie en continu leren zijn juist nu hard nodig, met de uitdagingen waar we nationaal en internationaal voor staan.
Het rapport Werken aan veranderkracht biedt nuttige inzichten en bruikbare aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van de groenblauwe arbeidsmarkt in Nederland. Het geeft waardevolle handvatten voor overheden, onderwijsinstellingen, werkgevers, ondernemers en werkenden om in te spelen op trends en ontwikkelingen op het gebied van leren, werken en innoveren. Daarmee kunnen we ondernemers en werkenden in de groenblauwe sectoren echt vooruithelpen en innovatie, kennis en vaardigheden versterken. Samen met onderwijs-, kennisinstellingen en het werkveld ga ik in de volgende fase van het Groenpact2, die vanaf 2026 start, aan de slag met de concrete aanbevelingen die de SER doet. Daarnaast beschouw ik het advies als een aansporing voor een intensievere samenwerking tussen ministeries op de kabinetsbrede arbeidsmarktagenda en andere relevante agenda’s op het gebied van leren, werken en innoveren.
Kortom, het rapport biedt een mooie basis voor het creëren van een veerkrachtige en toekomstbestendige groenblauwe arbeidsmarkt in Nederland waarin de mensen centraal staan en zich de veranderingen eigen kunnen maken door ze zelf mee vorm te geven. Zoals de SER opmerkt, werken dagelijks ruim 620.000 mensen aan gezond en betaalbaar voedsel, een robuust watersysteem en een gezonde natuur en leefomgeving. Samen werken zij aan het gezonde fundament van onze economie en vervullen zij een sleutelrol voor de toekomst van Nederland. Ik kijk uit naar de verdere samenwerking met alle betrokkenen die een rol te vervullen hebben bij het vergroten van de veranderkracht in de voor Nederland zo cruciale arbeidsmarkt voor landbouw en voedsel, water en bodem en natuur en leefomgeving.
Reactie op de aanbevelingen
De SER doet vier hoofdaanbevelingen in het rapport. Per aanbeveling ga ik in op een aantal specifieke aandachtspunten die de SER daarbij heeft benoemd.
Aanbeveling 1: Sturen op lerend en adaptief vermogen
Boeren, vissers en andere werkenden in de groenblauwe sectoren staan voor enorme uitdagingen. Het is van groot belang dat we hen ondersteunen met praktische oplossingen die niet alleen op papier werken, maar in de praktijk voor de langere termijn realistisch en duurzaam zijn. De SER onderstreept dat hiervoor de wendbaarheid, samenwerking en opgavegerichtheid van bedrijven en werkenden, onderwijs en onderzoek versterkt moeten worden. “Een sterke leercultuur begint op de werkvloer.” Er ligt een taak voor het onderwijs om die leercultuur te verstevigen. Ook kunnen wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek elkaar meer versterken dan nu gebeurt. En er is behoefte aan toegankelijke, onafhankelijke en praktisch toepasbare kennis en advies in de praktijk. De SER adviseert daarnaast innovatie en opschaling rond duurzaam verdienvermogen en het in samenwerking ontwikkelen en verspreiden van toepasbare kennis daarover, te stimuleren en te ondersteunen. Ook moet het adaptief vermogen worden vergroot om systeemverandering in de praktijk te herkennen en actief te ondersteunen.
Opgavegericht samenwerken
De samenwerking tussen bedrijven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen moet gericht zijn op wat de werkpraktijk nodig heeft, nu en in de toekomst. Dat betekent ‘anders kijken, anders leren en anders werken’, startend vanuit de opgave. Het betekent ook het betrekken van partijen over domeinen heen en het benutten van de energie en kracht van onderop uit de werkpraktijk. Het accent moet liggen op concrete vraagstukken die bijvoorbeeld boeren dagelijks tegenkomen, zoals het verbeteren van de bodemkwaliteit, het omgaan met droogte en het gebruiken van duurzame technologieën die helpen in het werk.
Dit vraagt om samenwerking binnen de groenblauwe sectoren maar ook met andere sectoren, zoals de bouw, retail, recreatie en ICT. Gelukkig zien we dit in de praktijk ook al gebeuren. Denk aan toekomstbestendig, biobased, natuurinclusief en circulair bouwen3, waarbij ook groenblauwe kennis en vaardigheden een rol spelen. Werken over domeinen heen is essentieel, zowel in het arbeidsmarkt-, als in het innovatie- en onderwijsbeleid. LVVN geeft hieraan aandacht in de vervolgfase van het Groenpact en door extra inzet op menselijk kapitaal in het missiegedreven innovatiebeleid4. Zo worden mbo- en hbo-instellingen onder meer met hun praktijkgericht onderzoek gefaciliteerd om te participeren in publiek-private samenwerking tussen bedrijven en onderzoeksorganisaties. Dit draagt bij aan de benodigde menskracht en vergroot de beschikbare hoeveelheid kennis die is toegesneden op de behoefte van de beroepspraktijk. IenW herijkt de arbeidsmarktinzet voor water en bodem, met aandacht voor arbeidsbesparende innovaties en samenwerking met opleidingen buiten het water- en bodemdomein. Uitkomsten van de herijking worden meegenomen in onder andere de herziening van het Deltaprogramma5.
Leven Lang Ontwikkelen (LLO) en innoveren
Leren in de praktijk, met de handen uit de mouwen, is een belangrijk onderdeel van het succes van onze groenblauwe sectoren. Vraagstukken worden steeds complexer, de noodzaak om voortdurend nieuwe kennis en vaardigheden op te doen wordt daardoor alleen maar groter. Het is voor de werkzekerheid en voor de noodzakelijke productiviteitsgroei en innovatie inderdaad belangrijk dat iedereen zich een leven lang kan ontwikkelen, ook in de groenblauwe sectoren. Dit vraagt een betere benutting van bestaande publieke en private investeringen in LLO, zodat deelname aan scholing en leren op het werk groeit, er een sterke leercultuur ontstaat en de aansluiting van het opleidingsaanbod op de vraag van de arbeidsmarkt verbetert. Om dit te realiseren, werken SZW, OCW en EZ – in afstemming met de vakdepartementen – aan een gezamenlijke LLO-agenda. Daarnaast wordt door OCW in samenwerking met de vakdepartementen, de MBO Raad en het georganiseerde bedrijfsleven gewerkt aan een pact voor de arbeidsmarkt van de toekomst. Daarmee werken we samen met sociale partners in sectoren en regio’s en met opleiders aan structurele verbeteringen. Het ministerie van OCW is tot slot reeds gestart met de uitwerking van de onderwijsagenda LLO6, waaronder een verkenning naar de verankering van een LLO-opdracht gericht op bij- en omscholing in wet- en regelgeving.
Leven Lang Ontwikkelen (LLO)-oplossingen in de praktijk Met de SLIM-scholingssubsidie kunnen zittende en nieuwe medewerkers scholing volgen die bijdraagt aan in- en doorstroom in maatschappelijk cruciale sectoren, waaronder groen. De SLIM-scholingssubsidie bouwt voort op de Ontwikkelpaden die voor een aantal sectoren, zoals de zorg, kinderopvang, techniek en groen, zijn opgesteld of nog worden opgesteld. Deze Ontwikkelpaden geven inzicht in de scholing die nodig is om je te ontwikkelen naar de functies en specialisaties die in het Ontwikkelpad zijn opgenomen. Groenpact heeft een gezamenlijke aanvraag ingediend voor Ontwikkelpaden voor cruciale (groene) sectoren. Dit jaar gaan 15 Ontwikkelpaden van start, verspreid over de volgende vijf clusters: land- en tuinbouw, glastuinbouw en veredeling, visserij, levensmiddelenindustrie en natuur en leefomgeving. Het nationaal groeifondsprogramma ‘de LLO Katalysator’ is behulpzaam bij het versterken van leercultuur, het in kaart brengen van vaardigheden die belangrijk zijn voor de toekomst en het professionaliseren van opleiders. De partners van Groenpact hebben tot nu toe 14 projecten opgezet voor LLO-oplossingen voor groene transities, onder andere voor bodem en water, levensmiddelenindustrie, circulaire economie en LLO-professionalisering van opleiders in het groene domein. Via het nationaal groeifondsprogramma ‘Opschaling van publieke-private samenwerking in het beroepsonderwijs’ worden LLO en innovatie ondersteund via regionale innovatiehubs. De partners van Groenpact participeren in vijf programma’s; Groene Transitie rond food in Friesland, robotisering en digitalisering van de landbouw in Flevoland, digitalisering in de land- en tuinbouw in Noord-Holland en Zuid-Holland en de klimaattransitie in de Zeeuwse Delta. Ook in andere Groeifondsprogramma’s is aandacht voor LLO en nemen de partners van Groenpact actief deel. Voorbeelden hiervan zijn NL2120, NXT Gen HighTech en Re-GE-NL. |
---|
In de volgende fase van het Groenpact zal ik de gezamenlijke inzet van de deelnemende onderwijsinstellingen op LLO onderling ondersteunen en zal ik werken aan de verbinding tussen verschillende LLO-initiatieven en met de sociale partners in de groenblauwe sectoren.
Praktijkgericht leren en onderzoek
Een belangrijke aanbeveling van de SER om het aanpassingsvermogen te vergroten, betreft het betrekken van het beroepsonderwijs bij innovaties in de praktijk. Dit is voorwaarde om ons onderwijs en onderzoek relevant te laten zijn en blijven voor die dagelijkse praktijk. Dit kan bijvoorbeeld door te investeren in practoren en lectoren. LVVN geeft hier in samenwerking met NWO-SIA invulling aan met het Programma Praktijkkennis Voedsel en Groen en het actief bevorderen van lectoraten en practoraten in de groenblauwe sectoren. In dit kader verkent LVVN samen met OCW de mogelijkheden om practoren beter te laten aansluiten bij hbo-praktijkgericht onderzoek en bij kennis- en innovatieagenda’s en -instrumenten.
LVVN ondersteunt daarnaast nieuwe vormen van hybride leren door onderwijs te koppelen aan demobedrijven en experimenteerlocaties die via de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie (SABE) en de Subsidieregeling Experimenteerlocaties voor de Landbouw (SREL) worden gefaciliteerd. Experimenteerlocaties zijn fysieke praktijkomgevingen waar agrarische ondernemers, wetenschappers, beleidsmakers en regionale stakeholders samenwerken aan het beter toepasbaar maken van kennis en innovaties. Met demobedrijven zorgen agrarische ondernemers voor kennisoverdracht over duurzame bedrijfsvoering binnen de eigen landbouwpraktijk naar collega-ondernemers en naar groepen agrarische studenten en docenten. IenW ondersteunt praktijkgericht onderzoek met het Programma Praktijkkennis Water en Bodem, dat de (regionale) samenwerking tussen het groene en blauwe domein versterkt.
Ondernemerschap en onderwijs
Het is inspirerend om te zien hoe de volgende generatie boeren, tuinders en vissers leert van de kennis en ervaring die door de vorige generaties is opgebouwd en zich tegelijkertijd verder ontwikkelt met de nieuwste kennis en technologieën. Jonge ondernemers moeten niet alleen leren hoe ze een bedrijf runnen, maar ook hoe ze kunnen innoveren en inspelen op de technologische en sociale veranderingen die de groenblauwe sectoren (gaan) doormaken. In het programma Kenniscentrum Bedrijfsovername kunnen bedrijfsopvolgers en bedrijfsoverdragers terecht voor advies, begeleiding, kennis, netwerk en inspiratie over bovengenoemde thema’s maar ook voor de sociaal-emotionele aspecten. Het programma Kenniscentrum Bedrijfsovername zal als alles volgens de planning verloopt dit jaar van start gaan. Het is onze verantwoordelijkheid om het delen van kennis en ervaring te faciliteren, zodat zij de toekomst van de groenblauwe sectoren kunnen dragen. Het is daarom belangrijk te investeren in de toekomstige werkenden, onder meer door goed ondernemerschapsonderwijs met aandacht voor nieuwe waardecreatie, goed werkgeverschap en arbeidsverbetering. In de volgende fase van het Groenpact zal hier veel aandacht voor zijn. Nieuw en jong ondernemerschap hangen immers nauw samen met generatievernieuwing.
Aanbeveling 2: Sturen op menskracht
De SER adviseert om in te spelen op de huidige én toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt en daarom het potentieel van iedere werkende te benutten en de kwaliteit van werk te bevorderen. Het kabinet werkt aan een brede arbeidsmarktagenda, die is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van werk, het versterken van de economie, het verhogen van productiviteit, het realiseren van duurzame arbeidsparticipatie en het verbeteren van de matching op de arbeidsmarkt. Deze brede aanpak leidt tot optimaal resultaat als het kabinet samen optrekt met de sociale partners in de sectoren en de branches. Zo vond 21 maart jongstleden de Top Arbeidsmarkt plaats, waar ook de groenblauwe sectoren waren vertegenwoordigd.
Uitvoeringscapaciteit
Er is volgens de SER slim gebruik nodig van schaarse arbeidskrachten. Ook moeten onbenutte groepen beter worden bereikt. Het kabinet onderkent dit en waardeert het daarom dat de sociale partners met dit SER-advies een stap naar voren doen en ook binnen het Groenpact een stevigere rol ambiëren. De huidige krapte toont aan dat we niet alleen het arbeidsaanbod moeten verhogen, maar ook de arbeidsvraag moeten verminderen, de productiviteit moeten verhogen en de afstemming tussen vraag en aanbod moeten verbeteren. De SER adviseert om te investeren in uitvoeringskracht om de brug te slaan tussen beleid en praktijk en om inzichtelijk te maken waar ondersteuning te vinden is. Binnen Groenpact wordt verkend welke rol de sociale partners hierin kunnen spelen, bijvoorbeeld door het ophalen en verspreiden van kennis en advies maar ook in algemene zin door het voeren van de dialoog met de relevante arbeidsmarktsectoren. Daarnaast werkt LVVN samen met decentrale overheden en hun uitvoeringsorganisaties om de uitvoeringskracht in het landelijk gebied te versterken. Ook is bijvoorbeeld in het MCEN-startpakket7 aandacht voor voldoende uitvoeringskracht bij het uitvoeren van maatregelen én voor de maatschappelijke en sociaaleconomische gevolgen van deze maatregelen voor de vitaliteit van regio’s.
Productiviteitsverhoging
De SER verwacht dat de tekorten op de arbeidsmarkt structureel groot zullen blijven. Het is daarom essentieel om te investeren in arbeidsbesparende technologieën die de productiviteit verhogen en de vraag naar arbeidskrachten in arbeidsintensieve sectoren verminderen. Het innovatieprogramma ‘Robots naar de boerenpraktijk’ dat LVVN wil starten, is erop gericht in de groene sectoren met robotisering en technologie te stimuleren dat de afhankelijkheid van handmatige arbeid sterk wordt verminderd. Tegelijk wil dit programma bijdragen aan verduurzaming in de land- en tuinbouwsector. Ook dit wordt in het groene en het overige onderwijs ondersteund. Onderdeel hiervan is het versnellen van de adoptie van robotica en technologie in de groene sectoren.
Inclusiviteit en kwaliteit van arbeid
Het is van belang om al het potentieel dat bijdraagt aan een veerkrachtige landbouwsector en vitaal landelijk gebied te benutten. De SER beveelt aan om daartoe extra aandacht te geven aan inclusiviteit en het verbeteren van arbeidsomstandigheden, vooral voor kwetsbare groepen en onbenut talent. Binnen de eerder (bij Leven Lang Ontwikkelen) genoemde Ontwikkelpaden is er ook aandacht voor kwetsbare groepen en verschillende instapniveaus in de sector. Daarnaast verkent LVVN momenteel hoe de rol en positie van vrouwen en zij-instromers in de landbouw kan worden verbeterd.
Arbeidsmigratie
De SER merkt op dat arbeidsmigranten nodig zullen blijven en dat het belangrijk is dat zij onder goede voorwaarden in Nederland aan het werk zijn. Tegelijkertijd is het beleid erop gericht om de afhankelijkheid van arbeidsmigratie te verminderen. Op verzoek van de minister van SZW loopt momenteel het SER-adviestraject ‘Naar een gerichte arbeidsmigratie’. Het is voor LVVN belangrijk om te anticiperen op huidige en toekomstige tekorten en te investeren in benodigde vaardigheden in een veranderende arbeidsmarkt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan dataspecialisten en technici in de groenblauwe sectoren en biowetenschappers, zoals ook bedoeld in de nationale technologiestrategie (waaronder actieagenda’s smart agri en biotechnologie). Ook daarom blijven we met sectoraanpakken zoals Groenpact en het Actieplan groene en digitale banen8 werken aan nieuwe instroom in bètatechnisch onderwijs en het behouden van technici op de arbeidsmarkt.
Aanbeveling 3: Sturen op perspectief en draagvlak
De SER gaat in op het belang van het creëren van perspectief en draagvlak voor de landbouwsector. Het advies stelt dat de grote duurzaamheidsopgaven alleen zijn te realiseren als mensen in de positie komen om daaraan te kunnen en willen bijdragen. Er is focus nodig op zowel de economische als sociale aspecten van de veranderingen waar we voor staan, waarbij oog moet zijn voor effecten op werk, de ondersteuning van jonge ondernemers, een goed bedrijfsadviseringssysteem en het versterken van regionale samenwerking.
In dit verband verwijst de SER ook naar zijn verkenning Naar duurzame toekomstperspectieven voor de landbouw uit 20219 en roept op de zeven transitiepaden die de SER in dat advies heeft benoemd samen met boeren, werknemers en de voedselketen uit te werken en te verankeren in nationaal en regionaal beleid. In de uitwerking daarvan moet er ook aandacht zijn voor werkenden en voor mensen in een kwetsbare positie. Als vervolg op zijn verkenning zal de SER in 2026 een verdiepend advies uitbrengen over het toekomstperspectief van de landbouw in de Nederlandse economie. Ik ben blij dat de SER aandacht blijft besteden aan dit belangrijke onderwerp. Vooruitlopend hierop adviseert de SER te investeren in een dialoog die goed aansluit op de dagelijkse praktijk van ondernemers, werkenden en anderen. Dit sluit aan bij de afspraak in het regeerprogramma om het initiatief te nemen voor een strategisch overleg landbouw en voedsel.
Toekomstperspectief
Met de SER zien wij dat het aantal boeren en vissers afneemt als gevolg van vergrijzing, de natuurherstelopgaven en door gebrek aan perspectief, wat jonge ondernemers ervan weerhoudt het bedrijf van hun ouders over te nemen. Juist nu is het daarom belangrijk dat LVVN kan helpen toekomstbestendige bedrijfsmodellen mogelijk te maken, bijvoorbeeld met subsidies (zoals de GLB ecoregeling voor het uitvoeren van duurzame landbouwpraktijken en duurzame teelten), technische ondersteuning of door het faciliteren van markttoegang voor duurzame producten. Maar ook het onderwijs kan hierin een rol spelen. Zo is een kwartiermaker biologisch in het onderwijs aangesteld als onderdeel van het actieplan biologisch10. Daarnaast is er gerichte aandacht voor jonge landbouwers door de inzet op het eerdergenoemde Kenniscentrum Bedrijfsovername, en door het ondersteunen van bedrijfsovernames met de subsidiemodule vestigingssteun voor jonge landbouwers. Verder heeft LVVN dit jaar een nieuwe module voor generatievernieuwing11 van de subsidieregeling Samenwerken aan innovatie EIP opengesteld. Het gaat om een module voor innovatieve samenwerkingen met als hoofddoel de drempel te verlagen voor jonge landbouwers om in de land- en tuinbouw actief te worden en te blijven.
Stoppende ondernemers kunnen hun waardevolle kennis en ervaring ook op andere plekken in de groenblauwe sectoren inzetten dan de landbouw. Als zij gaan ondernemen en werken in bijvoorbeeld agrotechniek, natuur en waterrecreatie of de groenvoorziening, biedt dat ook perspectief zowel voor hen zelf als voor de groenblauwe sectoren. Het behouden van expertise en talent voor deze sectoren is wat belangrijk is.
Regionale verbinding
Wat goed werkt in de stad, werkt niet altijd op het platteland. En wat in de ene regio werkt hoeft niet per se een goed idee te zijn voor een andere regio. Het is nodig rekening te houden met geografische, economische en sociaal-culturele verschillen; oplossingen moeten aansluiten bij specifieke lokale omstandigheden. Het kabinet zal daarom samen met lokale gemeenschappen, boeren en andere betrokkenen steeds op zoek gaan naar passende en realistische maatwerkoplossingen. LVVN werkt daarnaast aan een transitieplan voor werknemers in de voedsel- en agrosector, ter uitvoering van de motie-Van der Plas12. Daartoe wordt geanalyseerd wat de mogelijke impact van veranderingen is voor werknemers in gebieden en wordt gekeken waar economische kansen liggen voor deze werknemers. Dit doe ik samen met mijn collega’s van andere betrokken departementen.
Met het nationaal platform experimenteerlocaties probeert LVVN regionale oplossingen die op experimenteerlocaties worden ontwikkeld, op nationaal niveau te borgen. Zo gaan we van regionaal enthousiasme naar nationale opschaling. Het kabinet vindt het essentieel dat het landelijk gebied sociaaleconomisch vitaal blijft. De aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur13 bevat een sociaaleconomische actielijn voor een toekomstbestendig landelijk gebied, waarmee LVVN de vitaliteit van de rurale economie wil versterken.
Onafhankelijke advisering en coaching
De SER geeft aan dat er grote behoefte is aan toepasbare kennis en onafhankelijk bedrijfsadvies. Adviseurs functioneren als ogen en oren in de regio en vervullen een makelaarsrol bij de doorwerking van kennis naar de praktijk. Zo heeft de Vereniging van Agrarische Bedrijfsadviseurs in samenwerking met LVVN geïnvesteerd in een permanente educatiesystematiek voor de professionalisering van bedrijfsadviseurs die geregistreerd staan in het BAS-register. Aan perspectief voor boeren draagt de SABE-regeling bij, die advies en begeleiding aanbiedt14. Er wordt ook voorzien in procesbegeleiding voor agrarische ondernemers middels de meerjarige sociaaleconomische begeleiding (SEB) vanuit regionale knooppunten. Via het Groenpact wordt de samenwerking versterkt tussen het onderwijs en verschillende adviseurs zoals bedrijfsadviseurs, zaakbegeleiders, scholingsconsulenten en andere kennismakelaars.
Aanbeveling 4: Sturen op samenhang, richting en continuïteit van beleid
De SER meent dat het uitgangpunt van het beleid een sterk en perspectiefrijk toekomstig verdienvermogen moet zijn, waarbij water en bodem bepalende factoren zijn en Nederland voldoet aan zijn duurzaamheidsverplichtingen. Gezien de maatschappelijke opgaven waar de landbouw voor staat, die tot meer of minder hoge investeringen en/of ingrijpende aanpassingen in de bedrijfsvoering kunnen leiden, onderkent het kabinet de urgentie van maatregelen om dit perspectief te realiseren. Daarvoor is het volgens de SER nodig om de beweging naar een toekomstbestendige arbeidsmarkt actiever te ondersteunen. “Alleen stimuleren is niet genoeg: bij een langetermijnstrategie hoort uiteindelijk beprijzen en normeren. […] Onzekerheid en onduidelijkheid remmen het aanpassingsvermogen van bedrijven, werkenden én investeerders sterk af: ze worden afwachtend.”
Het kabinet heeft het afgelopen jaar een brede inzet gepleegd op initiatieven en maatregelen om aan de onzekerheid en onduidelijkheid een einde te maken. Voorbeelden zijn de omslag van sturing op instrumenten naar sturing op (normerende) doelen en de aanpak op grote dossiers als mest, stikstof, agrarisch natuurbeheer, Ruimte voor Landbouw en Natuur. Daarbij verwijs ik naar de brief ‘Startpakket Nederland van het slot’ waarin aandacht is voor de maatschappelijke en sociaaleconomische gevolgen van maatregelen. Verder zal in de volgende fase van Groenpact het verbinden van beleid en uitvoering, ook door samenwerking met gebiedspartijen, worden ondersteund.
Arbeidsmarkt, leren en innoveren moeten een structureel onderdeel zijn van het beleid. Om de arbeidsmarktdienstverlening structureel te verbeteren en te werken aan de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur, zet SZW samen met OCW en EZ hierop in middels de aangekondigde gezamenlijke LLO-agenda. De SER vraagt in zijn advies aandacht voor goede arbeidsmarktinformatie om knelpunten beter in beeld te brengen en te kunnen monitoren. Dat is zeker ook voor de groenblauwe sectoren van belang.
Tot slot
Omdat de arbeidsmarkt fundamenteel verandert wordt van mensen veel veranderkracht gevraagd. Het SER-advies Werken aan veranderkracht benadrukt ook daarom de uitdaging om een groenblauwe arbeidsmarkt te creëren die sociaal, ecologisch en economisch veerkrachtig is. Integratie van arbeidsmarktbeleid, innovatiestrategieën en sociaaleconomisch beleid is hiervoor cruciaal. Een lerend en innovatief systeem dat missiegedreven ecologische, economische en sociale aspecten in balans brengt is en blijft nodig. Dit vraagt om meer samenwerking tussen departementen, met Rijksuitvoeringsorganisaties en met sectoren.
In een land vol maatschappelijke uitdagingen en in een sterk veranderende wereld is voldoende menskracht - veranderkracht en uitvoeringskracht – essentieel voor nieuw toekomstperspectief. Zo kunnen we voedsel blijven produceren, onze voeten droog houden, ons landschap mooi houden, regio’s leefbaar en vitaal houden, kortom ons land draaiende houden. Dat begint bij het centraal stellen van mensen – als dragers van vernieuwing – in het beleid en met breed gedragen aanpakken. Als ministers van LVVN en IenW doen we dan ook een beroep op alle betrokkenen – bedrijven, onderwijsinstellingen, medeoverheden en maatschappelijke organisaties – om de handen ineen te slaan. Samen kunnen we werken aan een groenblauwe arbeidsmarkt die toekomstbestendig, rechtvaardig en duurzaam is.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Advies 24/03 Werken aan veranderkracht (SER, 2024)↩︎
Landelijk samenwerkingsverband tussen onderwijs, werkveld en overheid in het groene domein, gericht op onderwijsvernieuwing, aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en praktijkinnovatie.↩︎
Programma Regionaal Bouwen aan Human Capital (onderdeel Groeifondsprogramma Toekomstbestendige Leefomgeving)↩︎
Kennis en innovatieagenda Landbouw, Water, Voedsel↩︎
En ook in andere programma’s, bijvoorbeeld het Nationaal Water Programma, het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer en het programma NOVEX en het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie.↩︎
Kamerstukken 31524, nr. 1185 en 31524, nr. 655↩︎
Kamerbrief Startpakket Nederland van het slot af (25 april 2025)↩︎
Kamerstuk 29 544, nr. 1173↩︎
Verkenning 21/06 Naar duurzame toekomstperspectieven voor de landbouw (SER, 2021)↩︎
Kamerstuk 30 252, nr. 148↩︎
Staatscourant 2025, 7535, Regeling van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 24 februari 2025, nr. WJZ/94358424↩︎
Kamerstuk 36600 XIV, nr. 51↩︎
Kamerstuk 36600-XIV, nr. 66↩︎
Kamerstuk 30252, nr. 173↩︎