Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D30906, datum: 2025-06-30, bijgewerkt: 2025-07-03 10:35, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie (D66)
- Mede ondertekenaar: L.L. Nouse, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36725 XX-4 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota).
Onderdeel van zaak 2025Z08076:
- Indiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
Onderdeel van zaak 2025Z13637:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-04-24 14:29: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-05-21 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-05-22 12:00: Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36725-XX) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-06-19 13:00: Extra procedurevergadering commissie A&M (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-07-02 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-02 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-07-03 13:40: Aanvang middagvergadering: STEMMINGEN (over alle onderwerpen tot en met 2 juli 2025) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
36 725 XX Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 2 juli 2025
De vaste commissie voor Asiel en Migratie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 mei 2025 voorgelegd aan de minister van Asiel en Migratie. Bij brief van 30 juni 2025 zijn ze door de minister van Asiel en Migratie, mede namens de ministers voor Asiel en Migratie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Vijlbrief
Adjunct-griffier van de commissie,
Nouse
Vragen en antwoorden
Vraag (1):
Wat zijn de verwachte kosten van de invoering van het EU Asiel- en migratiepact (hierna: pact) in 2026 en waar worden deze meegenomen?
Antwoord:
De financiële consequenties van de invoering van het EU Asiel- en migratiepact zijn door middel van uitvoeringstoetsen in kaart gebracht. In het Nationaal Implementatieplan dat op 6 december 2024 met uw Kamer is gedeeld, is inzicht gegeven in de uitvoeringskosten die op dat moment in beeld waren.
In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel, dat later dit jaar naar de Kamer zal worden gestuurd, zullen de kosten nader worden geactualiseerd en toegelicht.
Vraag (2):
In hoeverre is er uitvoering gegeven aan verscheidene moties die oproepen de leefomstandigheden van kinderen in de asielopvang te verbeteren?
Antwoord:
Zoals uw Kamer bekend is staat de asielopvang al geruime tijd onder grote druk. Het COA doet er alles aan om de veiligheid en het welbevinden van kinderen op alle opvanglocaties, ook op noodopvanglocaties, te waarborgen. Het betreft immers een kwetsbare doelgroep.
De afgelopen periode zijn verschillende moties ingediend die oproepen om de omstandigheden voor kinderen in de opvang te verbeteren. Hierover voer ik doorlopend met COA het gesprek. Zo is het streven dat op iedere locatie een contactpersoon kind aanwezig is. De contactpersoon kind is coördinerend in het organiseren van activiteiten, begeleiding en voorlichting voor kinderen. Verder wordt bij het oprichten van noodopvanglocaties waar mogelijk rekening gehouden met het inrichten van kindvriendelijke voorzieningen. Tevens heeft het COA onlangs een inventarisatie gestart naar de situatie van kinderen in de (asiel)opvang. Het doel hiervan is in kaart te brengen welke locaties wel of niet voldoen aan de diverse standaarden om kinderen op te vangen en wat ervoor nodig is om verbeteringen hierin te realiseren. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar voorzieningen, aangeboden activiteiten en welzijn op de locaties, maar wordt ook bijvoorbeeld de toegang tot onderwijs en zorg betrokken. De uitkomsten van dat onderzoek worden deze zomer verwacht.
Vraag (3):
Kan toegelicht worden waar de € 115 miljoen die is gereserveerd voor nieuwe wetgeving die naar verwachting in werking gaat treden in de praktijk naartoe gaat?
Antwoord:
In de memorie van toelichting van de twee wetsvoorstellen die naar de Kamer zijn gestuurd (de asielnoodmaatregelenwet en het tweestatusstelsel) wordt ingegaan op de verwachte uitvoerings- en implementatiekosten bij de verschillende organisaties. In de ontwerpbegroting 2026 zal nader worden ingegaan hoe de 115 mln. de komende jaren over de verschillende prioriteiten en organisaties wordt verdeeld.
Vraag (4):
Kan worden toegelicht wat de reden is van het niet doorgaan van de aangekondigde bezuinigingen op VluchtingenWerk Nederland, wat uit de begroting blijkt?
Antwoord:
Voor 2025 is een bedrag van circa 13 miljoen euro voor VWN beschikbaar op de begroting van AenM, terwijl VWN voor 2025 een subsidie van 34 miljoen euro heeft aangevraagd. In lijn met de systematiek in eerdere jaren, is voor 2025 het volledig beschikbare budget (ca. 13 miljoen euro) aan VWN beschikt.
In 2023 en 2024 is later een aanvullend subsidiebedrag toegekend doordat bij de voorjaarsnotabesluitvorming extra middelen voor VWN beschikbaar zijn gesteld. Zo is in 2024 in aanvulling op de 12,4 miljoen euro voor VWN een aanvullende subsidie verstrekt bij de voorjaarsnota van 10 miljoen euro en een loonprijsbijstelling van 0,6 miljoen euro, waardoor in totaal ca. 23 miljoen euro subsidie aan VWN is toegekend.
Omdat Rijksbreed bezuinigingen zijn ingezet heb ik voor 2025 kritisch gekeken naar de hoogte van het subsidiebedrag voor VWN. Ik heb naar aanleiding hiervan besloten om VWN dit jaar geen aanvullend bedrag bovenop het reeds beschikbare bedrag van circa 13 miljoen euro toe te kennen.
De afbouw van de subsidie aan VWN betekent dat de organisatie enkele taken niet meer of slechts gedeeltelijk kan blijven uitvoeren. De afbouw van VWN is daarbij nog steeds aan de orde en is in eerste instantie gericht op het bedrag dat VWN ontvangt bovenop het beschikbare budget in de Rijksbegroting. Ik streef ernaar uw Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over de wijze van afbouw en de gemaakte keuzes in de dienstverlening aan VWN.
Vraag (5):
Kan uitgelegd worden wat er nodig is als de gelden die niet geraamd zijn voor de opvang van Oekraïense ontheemden in 2027, nog wel nodig zijn?
Antwoord:
Op dit moment zijn middelen opgenomen voor een RTB + 1 jaar, oftewel tot en met 4 maart 2027. Op de Aanvullende Post staan middelen gereserveerd voor het geval de richtlijn met een jaar wordt verlengd. Voor het geval de Richtlijn Tijdelijke bescherming wordt verlengd zijn er middelen gereserveerd op de Aanvullende Post voor de rest van 2027 (1,6 mlrd.) en de eerste maanden van 2028 (1 mlrd.). Onder voorwaarden kunnen ook nu al locaties van voorbij 4 maart 2027 worden gefaciliteerd.
Vraag (6):
Kunt u aangeven hoeveel structurele financiering noodzakelijk is om de vaste voorraadcapaciteit van 41.000 plekken te realiseren en kunt u aangeven hoeveel vaste plekken er op dit moment zijn?
Antwoord:
Op peildatum 23 mei 2025 heeft het COA ongeveer 37.380 reguliere opvangplekken. De kosten voor een structurele vaste voorraad van 41.000 plekken zijn ongeveer 1,3 miljard euro.
Vraag (7):
Kan per begrotingsartikel worden uitsplitst welk deel van de meerjarige verhogingen in deze suppletoire begroting betrekking heeft op reeds bestaand beleid, welk deel op (nog niet aangenomen) wetgeving en welk deel op autonome ontwikkelingen zoals hogere instroom of cao-lasten?
Antwoord:
Een overzicht van de meerjarige (beleidsmatige) aanpassingen in deze suppletoire begroting per begrotingsartikel is opgenomen in tabel 1 (p. 5) van de memorie van toelichting. De gereserveerde middelen voor de (nog niet aangenomen) wetgeving bedraagt €115 miljoen structureel (regel 11). De meerjarige mutatie als gevolg van autonome ontwikkelingen zijn in tabel 1 weergegeven onder de Meerjaren Productie Prognose (regel 3) en de loon- en prijsbijstelling (regels 9 en 10). De overige meerjarige regels (6 en 8) hebben betrekking op overheveling van budgetten van de begroting van JenV en betreffen continuering van reeds bestaand beleid.
Vraag (8):
Op welke wijze zijn de € 115 miljoen aan “middelen ten behoeve van aanstaande wetgeving” onderbouwd? Kan per wetsvoorstel een indicatieve uitsplitsing worden gegeven en worden toegelicht welke risico's er worden gezien als deze wetgeving niet vertraagd of in gewijzigde vorm wordt aangenomen?
Antwoord:
De financiële consequenties van de wetsvoorstellen voor de uitvoeringsorganisaties zijn door middel van uitvoeringstoetsen in kaart gebracht. De uitkomsten van de uitvoeringstoetsen zijn opgenomen in de memorie van toelichting van de verschillende wetsvoorstellen. Bij de implementatie van de maatregelen zal de keten ondersteund worden en zal worden voorzien in de benodigde middelen om de beoogde wijzigingen mogelijk te maken. De kosten worden gedekt uit de €115 miljoen die vanaf 2025 structureel beschikbaar is.
Indien de wetgeving later in werking treedt, of wordt gewijzigd, heeft dit ook invloed op de verwachte kosten en de jaren waarin deze kosten gemaakt worden. Dit jaar zal een evaluatie plaatsvinden van de daadwerkelijke kostenontwikkeling
Vraag (9):
Kunt u toelichten hoe deze suppletoire begroting zich verhoudt tot de aangekondigde bezuinigingen vanaf 2027 op onder meer Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)? Worden verplichtingen aangegaan die structureel niet houdbaar zijn?
Antwoord:
De financiering van de Migratieketen is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het kabinet heeft op basis van de MPP-raming 2024-II de meerjarige budgetten van de IND en het COA bijgesteld. De middelen bij de IND zijn verhoogd: in de periode 2025-2028 oplopend naar 590,4 mln. aanvullend in 2028 met een afloop naar 374,1 mln. aanvullend vanaf 2029. Hierbij is de verwachting dat de IND de komende jaren middelen nodig heeft het verwerken van de aanvragen uit het MPP en het terugbrengen van de bestaande voorraad. In deze suppletoire begroting zijn er geen middelen toegevoegd aan de begroting van het COA vanaf 2027. Er worden geen verplichtingen aangegaan die structureel niet houdbaar zijn.
Vraag (10):
Hoeveel structurele verplichtingen worden met deze begrotingswijziging aangegaan die langer doorwerken dan 2025? Wordt hierbij voorzien in een afbouw- of exitstrategie voor tijdelijke programma’s?
Antwoord:
In de A&M begroting zijn, naast structurele middelen voor de IND ter hoogte van 374 miljoen euro, de uitgaven voor de opvang van asielzoekers voor 2025 en 2026 bijgesteld op basis van het mediaanscenario van de meest recente Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het bijstellen van de incidentele middelen betreft met name het COA, inclusief de meerkosten voor crisisnoodopvang. Met deze wijzigingen, worden geen verplichtingen aangegaan die langer doorwerken dan 2025. Door middel van de opdracht of de subsidie die het ministerie aan de organisaties verstrekt, kan worden gestuurd op de uitgaven en verplichtingen. Er wordt structureel gemonitord of de verplichtingen die het ministerie en de uitvoeringsorganisaties meerjarig aangaan, binnen de beschikbare financiële kaders passen. Indien nodig wordt er bijgestuurd.
Vraag (11):
Kan worden uitgesplitst waarvoor de extra € 54,6 miljoen aan baten en lasten bij de IND in 2025 wordt ingezet? Hoeveel daarvan betreft afkoop van dwangsommen, uitbreiding personeelsformatie (en op welke posten), tijdelijke inhuur of digitaliseringsprojecten?
Antwoord:
De extra 54,6 miljoen aan baten en lasten bij de IND in 2025 volgt uit de verwerking van de MPP 2024-II (33,8 miljoen) en een mutatie aan de dwangsommenvoorziening (20 miljoen). Deze middelen worden ingezet voor het behoud en de beperkte werving van personeel, die bijdragen aan het verwerken van de huidige voorraad en nieuwe aanvragen, en als dekking voor toekomstige dwangsomkosten.
Vraag (12):
Klopt het dat dwangsommen op basis van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen geraamd zijn op € 20 miljoen voor 2025 en € 50 miljoen voor 2026? Wordt hierbij uitgegaan van gelijkblijvende wachttijden en werkdruk?
Antwoord:
In 2024 heeft de IND ca. 36 mln. aan dwangsombetalingen uitgekeerd waarvan ca. 27 mln. is betaald aan bestuurlijke dwangsommen en ca. 9 mln. is betaald aan rechterlijke dwangsommen. Momenteel heeft de IND te maken met hoge bestaande voorraad, waarvan een groot deel van de aanvragen niet binnen de wettelijke termijn kunnen worden afgehandeld. Ondanks de inspanningen die zijn gedaan om de interne processen te verbeteren zal de IND door alle veranderingen (maatregelen vanuit het regeerprogramma en invoering van het Asiel- en Migratiepact) ook in 2025 en 2026 te maken hebben met oplopende voorraden. Het kabinet heeft in de eerste suppletoire begroting aanvullende middelen beschikbaar gesteld ter hoogte van 20 miljoen euro in 2025 en 50 miljoen euro in 2026 voor toekomstige dwangsombetalingen. Dit komt bovenop de bestaande reservering op de AenM-begroting van 30 miljoen euro in 2025.
Vraag (13):
Welk effect verwacht u van het wetsvoorstel dat dwangsommen afschaft? Worden hierna nog aanvullende middelen vrijgemaakt voor schadevergoeding op andere juridische gronden?
Antwoord:
Voor zover er wordt gedoeld op de ‘Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken’ die o.a. voorziet in een afschaffing van de bestuurlijke dwangsom in alle vreemdelingrechtelijke zaken, kan worden gemeld dat deze wet op 15 april jl. in werking is getreden.
Volgens deze wet is de IND geen bestuurlijke dwangsom meer verschuldigd in zaken waarvan de beslistermijn nog niet was verstreken op de dag van de inwerkingtreding (hierna: iwt) van de wet én in oude zaken waarvan de beslistermijn al was verstreken voor de iwt, maar waarin nog geen geldige ingebrekestelling (hierna: IGS) was ontvangen vóór de iwt. Gelet op de huidige voorraden en het nog moeten betalen van bestuurlijke dwangsommen in oude zaken, zal het nog enige tijd duren voordat het effect van deze wet zichtbaar wordt.
De IND richt zich op het voldoen aan de verplichtingen uit de Wet Dwangsommen en het kabinet heeft hier aanvullende middelen voor beschikbaar gesteld. Daarnaast is de inzet van het kabinet om ook de rechterlijke dwangsom af te schaffen.
Vraag (14):
Kan worden aangeven welk deel van de geraamde verhoging van € 779 miljoen voor het COA in 2025 betrekking heeft op reguliere opvang, welk deel op tijdelijke noodopvang en welk deel op crisisnoodopvang?
Antwoord:
De kosten voor opvang worden geraamd aan de hand van de Meerjarige Productie Prognose (MPP). Op basis van de MPP is er door het Kabinet voor 2025 779,4 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van het COA. Hiervan is 815,3 miljoen euro in 2025 toegevoegd aan het (crisis)noodopvangbudget en 35,9 miljoen euro in mindering gebracht op het budget voor reguliere opvang.
Vraag (15):
Hoeveel opvangplekken (structureel, tijdelijk en crisis) zijn op basis van deze begrotingsmutatie voorzien in 2025, en hoe verhoudt zich dat tot de doelstellingen onder de Spreidingswet?
Antwoord:
De basis van de begrotingsmutatie 2025 ligt in de MPP 2024-II. Vanuit de MPP is het kabinet uitgegaan van een gemiddelde bezetting, cf. het mediaan scenario, van 83.125 personen. De huidige bezetting (peildatum 23 mei 2025) laat zien dat er 36.170 personen in de reguliere opvang verblijven en 33.910 in de noodopvang.
Op 23 december heb ik uw Kamer geïnformeerd over de per provincie genomen verdeelbesluiten (Kamerstuk: 19637-3339). Gemeenten hebben voorafgaand aan deze genomen besluiten via de Provinciale Regietafels 82.000 plekken aangeboden en ook nog eens 8000 kansrijke initiatieven. De hiermee bijna 90.000 plekken uit deze verslagen zijn onderdeel van de verdeelbesluiten, die inclusief de restopgave optellen tot in totaal 101.000 opvangplekken die op 1 juli 2025 gerealiseerd dienen te zijn door gemeenten.
Vraag (16):
Wat is de gemiddelde kostprijs per opvangplek waarvoor in deze begrotingswijziging middelen zijn gereserveerd? Kan dit worden uitgesplitst naar reguliere, tijdelijke en crisislocaties?
Antwoord:
De gemiddelde kostprijzen waarvoor in deze begrotingswijzigiging middelen zijn gereserveerd zijn voor een reguliere opvangplek 32.448 euro per plek. Daarnaast is in totaal 1,515 mld. gereserveerd voor de meerkosten van de (crisis)noodopvanglocaties.
Vraag (17):
Welk percentage van de huidige opvangplekken is gebaseerd op contracten van minder dan één jaar, één tot drie jaar, en langer dan drie jaar?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om op basis van contractduur percentages weer te geven. Het is wel mogelijk om een indicatie te geven van het aantal opvangplekken (bedden) dat binnen de gegeven termijnen sluit . De peildatum voor onderstaande cijfers is 27 mei 2025. Hierbij moet worden opgemerkt dat de hieronder weergegeven aantallen snel kunnen wijzigen en dat een groot deel van de langlopende contracten indien nodig tussentijds kan worden opgezegd.
Sluit over | % NTC |
---|---|
minder dan één jaar | 35% |
één tot drie jaar | 28% |
langer dan drie jaar | 37% |
Eindtotaal | 100% |
Vraag (18):
Klopt het dat het COA op dit moment slechts in beperkte mate langjarige contracten kan afsluiten met gemeenten, mede vanwege de begrotingssystematiek? Wat zijn de juridische en budgettaire belemmeringen daarbij?
Antwoord:
Voor het COA blijft de mogelijkheid om een basisvoorraad aan opvangplekken te financieren binnen het beschikbare kader.
Het is de inzet van het kabinet om de instroom van asielzoekers te beperken en de doorstroom van statushouders uit de opvang te bevorderen. Om die reden is het de verwachting dat de opvangbehoefte zal dalen.
Vraag (19):
Zijn in de aanvullende begrotingsmiddelen middelen gereserveerd om het COA in staat te stellen meerjarige of langjarige contracten met gemeenten aan te gaan? Zo ja, op welke begrotingsartikelen is dat zichtbaar?
Antwoord:
De MPP-raming heeft bij het COA geleid tot een budgetverhoging van 779,4 mln in 2025 en 401,5 mln. in 2026. Na 2026 zijn er geen aanvullende begrotingsmiddelen toegevoegd aan het begrotingsartikel van het COA. De (meerjarige) afspraken die COA maakt met gemeenten moeten binnen de door uw kamer geautoriseerde begrotingsstanden passen.
Vraag (20):
Kan worden bevestigd of het binnen de huidige begrotingsregels mogelijk is voor het COA om contracten aan te gaan met een looptijd van 10 jaar of langer, mede wanneer deze locaties later ook kunnen worden ingezet voor andere doelgroepen, zoals statushouders of studenten?
Antwoord:
Het COA kan verplichtingen aangaan die passen binnen de door uw Kamer geautoriseerde begrotingskaders. Als er budgettaire ruimte is binnen deze kaders dan is het voor het COA mogelijk om contracten aan te gaan met een looptijd van 10 jaar of langer.
Vraag (21):
Zijn er cijfers beschikbaar over de gemiddelde kostprijs per opvangplek bij korte contracten (≤ één jaar) in vergelijking met contracten van vijf jaar of langer? Indien ja, kunt u deze vergelijking delen?
Antwoord:
In 2024 bedroegen de kosten per bewoner voor contracten met een looptijd van 5 jaar of langer (reguliere opvang) €33.200. De kosten per bewoner voor contracten korter dan 5 jaar (waaronder vaak sprake van noodopvang) bedroegen in 2024 € 67.400
Vraag (22):
In hoeverre zijn in deze begrotingsmutatie ook middelen opgenomen voor het toekomstig gebruik van opvanglocaties voor Oekraïense ontheemden na 4 maart 2026? Klopt het dat gemeenten bij verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) slechts zekerheid hebben voor een periode van RTB + 1 maand?
Antwoord:
Zie het antwoord bij vraag 5.
Vraag (23):
In hoeverre leidt het ontbreken van structurele financiering voor langjarige opvangcontracten tot hogere kosten per plek, doordat gemeenten terugvallen op tijdelijke of ad-hoclocaties? Is hier recent onderzoek naar gedaan?
Antwoord:
Tot en met 2024 heeft het tekort aan beschikbare plekken tot hogere kosten per plek geleid. Het COA was genoodzaakt gebruik te maken van dure én snel beschikbare noodopvangplekken, zoals cruiseferry’s en hotels. Kortdurende opvang is per definitie duurder. Het ontbreken van structurele financiering speelde daarin geen rol. Met de inwerkingtreding van de spreidingswet zijn meer gemeenten bereid gevonden om opvanglocaties beschikbaar te stellen, dan wel te ontwikkelen. Er is hier recent geen onderzoek naar gedaan.
Vraag (24):
Kan worden aangeven hoeveel opvangplekken de afgelopen drie jaar zijn weggevallen doordat tijdelijke contracten afliepen en niet konden worden verlengd bij gebrek aan financiële zekerheid?
Antwoord:
Financiën hebben de afgelopen jaren geen rol gespeeld bij het aflopen van tijdelijke contracten. Oorzaken voor het aflopen van contracten waren gelegen in zaken als: gebrek aan lokaal draagvlak voor opvanglocaties of er was sprake van een andere bestemming van de locatie.
Vraag (25):
Zijn in deze begrotingswijziging middelen opgenomen die gemeenten compenseren voor de opstartkosten van opvanglocaties die vervolgens maar kort in gebruik zijn?
Antwoord:
Er zijn geen geoormerkte middelen opgenomen die gemeenten compenseren voor de opstartkosten van opvanglocaties die vervolgens maar kort in gebruik zijn. Gemeenten die zelf opvang organiseren ontvangen hiervoor financiering vanuit het COA.
Vraag (26):
Wordt bij het aangaan van nieuwe contracten standaard getoetst of locaties inzetbaar zijn voor meerdere doelgroepen (statushouders, studenten, spoedzoekers), zodat het risico op leegstand en verspilling wordt beperkt? Wordt deze toetsing structureel bekostigd?
Antwoord:
Voor het COA blijft de mogelijkheid om een basisvoorraad aan opvangplekken te financieren. Het is de inzet van het kabinet om de instroom van asielzoekers te beperken en de doorstroom van statushouders uit de opvang te bevorderen. Om die reden is het de verwachting dat de opvangbehoefte zal dalen. Het kabinet wil om op doelmatige wijze om gaan met publieke middelen. Zodra opvang voor asielzoekers niet langer nodig is, is de inzet dat de locaties ingezet worden voor andere (gemeentelijke) doelgroepen. Met dit aspect wordt bij het aangaan van nieuwe contracten rekening gehouden door het COA.
Vraag (27):
Kan worden toegelicht welke middelen in deze begrotingswijziging zijn opgenomen voor de Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA)? Zijn de beoogde doelstellingen en capaciteitsdoelen voor 2025 gekwantificeerd?
Antwoord:
Per 1 januari 2025 zijn de taken en activiteiten ten aanzien van de Identificatie en Registratiewerkzaamheden (I&R) voor asielaanvragers door de politie overgedragen aan de nieuw opgerichte Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA). In de 1e suppletoire zijn de I&R middelen van de politie (16,8 mln.) structureel overgeheveld naar de DISA. Op basis van de MPP-raming wordt dit budget verhoogd omdat de komende jaren meer aanvragers moeten worden geregistreerd en geïdentificeerd. Voor 2025 en 2026 betreft dit € 8,8 mln. In combinatie met de incidentele middelen die reeds op de A&M begroting beschikbaar, heeft DISA in 2025 ruim 30 mln. beschikbaar voor de inrichting van de nieuwe organisatie en de uitvoering van hun taak
De DISA is met deze middelen adequaat ingericht op de verwerking van maximaal 42.000 eerste asielaanvragers op jaarbasis, waarvan minimaal 90% van de aanvragers binnen 24 uur wordt geregistreerd en geïdentificeerd. Dat zijn tevens de voornaamste doelstellingen voor de DISA in 2025.
De uiteindelijk te realiseren verwerkingscapaciteit van de DISA in 2025 en 2026 wordt ingericht op basis van de daadwerkelijke instroom in een optimale verhouding tussen vaste en flexibele capaciteit. De DISA werkt continu aan procesverbeteringen. In 2025 staat het implementeren van een nieuw I&R-proces centraal, waarin verdere automatisering, digitalisering en vereenvoudiging het mogelijk maken met dezelfde capaciteit meer werk te doen.
Vraag (28):
Welke prestatie-indicatoren gelden voor de DISA in 2025, en hoe wordt geëvalueerd of de beoogde versnelde identificatie leidt tot kortere procedures of snellere overdrachten in Dublin-zaken?
Antwoord:
DISA is ingericht om een maximale instroom van 42.000 asielzoekers per jaar te verwerken. Daarnaast wordt minimaal 90% van de asielzoekers binnen 24 uur geïdentificeerd en geregistreerd. De IND is verantwoordelijk voor de inhoudelijke asielprocedures, waaronder de Dublinprocedure, die volgen na de registratie van de asielaanvraag die in het I&R proces wordt geregistreerd. Door aanvragers binnen 24 uur te identificeren en te registreren, worden achterstanden voorkomen en kan de IND na afronding van het I&R proces direct een spoorbepaling doen en de vervolgprocedure starten.
Zoals vermeld in het nationaal implementatieplan Migratiepact gaat de IND vanaf 12 juni 2026 het screenings- en registratieproces van de DISA overnemen. De IND verwacht dat dit tot een efficiëntere procedures gaat leiden en een betere aansluiting op het asielproces.
Vraag (29):
Zijn er afspraken gemaakt met ketenpartners over de rolverdeling en samenwerking met de DISA? In hoeverre is dit al operationeel?
Antwoord
Ja. De DISA is als uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Asiel en Migratie onderdeel van de migratieketen. Zij vervult een belangrijke rol bij de start van de asielprocedure, het vergaren van benodigde informatie en het toeleiden van deze informatie naar de vervolgprocessen. Per 1 januari 2025 zijn deze werkzaamhedentaak door de DISA overgenomen van de politie, die voorheen verantwoordelijk was voor de identificatie en registratie van asielzoekers. Per 1 januari is de DISA volledig operationeel in Ter Apel, de overname van het proces in Budel wordt voor de zomer afgerond. De informatie die binnen het I&R proces wordt opgehaald wordt gedeeld met verschillende ketenpartners, waaronder de KMar, de IND, politie, COA en DT&V. Hierover zijn samenwerkingsafspraken gemaakt.
Vraag (30):
In hoeverre zijn de financiële en capacitaire verplichtingen voortvloeiend uit het pact al verdisconteerd in deze suppletoire begroting? Kunt u aangeven welke artikelen of posten daartoe zijn opgehoogd?
Antwoord:
De uitvoeringsgevolgen van het asiel- en migratiepact zijn nog niet verdisconteerd in deze suppletoire begroting. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel, dat later dit jaar naar de Kamer zal worden gestuurd, zullen de uitvoeringskosten nader worden toegelicht.
Vraag 31):
Wordt reeds in deze begrotingswijziging geanticipeerd op verplichtingen zoals grensprocedures, grensdetentie, de solidariteitsbijdrage en capaciteitsverhoging bij IND en COA?
Antwoord:
De financiering van de IND is gekoppeld aan de Meerjaren Productie Prognose (MPP). De nieuwe instroom in combinatie met de bestaande werkvoorraad bij de IND vraagt om een hogere inzet van de IND waarvoor enerzijds meer capaciteit nodig is en anderzijds in moet worden gezet op een efficiëntere manier van werken. In deze begrotingswijziging zijn de financiële effecten hiervan structureel met ca. 374 mln. verwerkt.
Tevens zorgt de huidige instroom er voor dat, in combinatie met de beperkte uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten, de bezetting bij het COA zal toenemen in de komende jaren. De begroting is bijgesteld op deze verwachting. De benodigde middelen zijn in deze begroting t/m 2026 verwerkt.
De begroting voor Asiel en Migratie omvat een apart budget voor de solidariteitsbijdrage voor gemeenten die asielzoekers opvangen. In de begroting voor 2025 is 11 miljoen euro incidenteel overgeheveld naar het gemeentefonds voor deze bijdrage.
De huidige Nederlandse asielgrensprocedure voldoet grotendeels aan de relevante bepalingen van de nieuwe asielprocedureverordening en terugkeergrensprocedure. De verwachting is dat de verplichte toepassing van de grensprocedure zal leiden tot een verdubbeling van het aantal zaken dat in de grensprocedure wordt afgehandeld. Elke Lidstaat dient een toereikende capaciteit te hebben aan opvang en personele middelen aan de buitengrens. Naar verwachting heef Nederland voldoende capaciteit beschikbaar om te voldoen
De uitwerking van de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord, die o.a. toezien op grensprocedures en grensdetentie, moet op termijn invulling gaan geven aan het beperken van de instroom.
Vraag (32):
Heeft u een risicoanalyse gemaakt van extra lasten als gevolg van implementatie van het pact per 2026–2027? Zijn deze kosten inmiddels voorzien in de meerjarenraming?
Antwoord:
De financiële consequenties van de invoering van het EU Asiel- en migratiepact zijn door middel van uitvoeringstoetsen in kaart gebracht, ook bij de IND. Indien nodig, zal een aanvullende uitvoeringstoets gedaan worden om de gevolgen van de wetgeving bij de IND te actualiseren.
In het Nationaal Implementatieplan dat op 6 december 2024 met uw Kamer is gedeeld, is inzicht gegeven in de uitvoeringskosten die op dat moment in beeld waren. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel, dat later dit jaar naar de Kamer zal worden gestuurd, zullen de kosten nader worden geactualiseerd en toegelicht en budgettair worden verwerkt.
Vraag (33):
Hoeveel statushouders zijn de afgelopen vijf jaar op vakantie en/of familiebezoek gegaan naar het land dat zij zijn ontvlucht? Wat is hun herkomst? In hoeveel gevallen is de verblijfsvergunning ingetrokken wegens vakanties naar het land van herkomst?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 269 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 410 VI, nr. 27). In verband met de gegeven behandelingstermijn is het niet mogelijk de cijfers te actualiseren.
De IND werkt samen met de KMar en andere ketenpartners om te controleren of vreemdelingen met een asielvergunning naar hun herkomstland zijn gereisd. Als wordt geconstateerd dat vreemdelingen met een asielvergunning hun herkomstland hebben bezocht, dan start de
IND in de regel een herbeoordelingsprocedure. In deze procedure wordt individueel beoordeeld of de asielvergunning kan worden ingetrokken. Intrekken kan als de grond voor verlening is komen te vervallen en gebleken is dat bescherming niet langer nodig is. Het is mogelijk om cijfers te geven over het aantal intrekkingen op grond van terugkeer naar het herkomstland vanaf 2022. Cijfers van voor 2022 zijn niet beschikbaar omdat terugkeer naar het land van herkomst als onderdeel van de intrekking/niet-verlengingsgronden onder artikel 32, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet niet apart geregistreerd werd in het registratiesysteem van de IND.
In 2022 zijn 10 asielvergunningen ingetrokken vanwege terugkeer naar het land van herkomst. De herkomst van deze vreemdelingen is als volgt: Ugandese, Turkse, Somalische, Eritrese, Staatloos, Burger van Trinidad en Tobago, Iraakse en Afghaanse nationaliteit. In 2023 zijn minder dan 10 asielvergunningen ingetrokken vanwege terugkeer naar het land van herkomst. De herkomst van deze vreemdelingen is als volgt: Syrische en Saoedi-Arabische nationaliteit.1
Vraag (34):
Hoe vaak moet de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) een geplande uitzetting afbreken als gevolg van geweld, misdragingen, intimidaties of andere manieren van frustratie van het terugkeerproces? Welke kosten brengt dit met zich mee?
Antwoord:
In 2024 zijn in totaal 3.240 door de DT&V geboekte vluchten geannuleerd. Dit betreft zowel vluchten ten behoeve van zelfstandig vertrek als uitzettingen. In circa 2.340 gevallen is de annulering te relateren aan het handelen van de vreemdeling. De meest voorkomende situaties zijn onttrekken aan overheidstoezicht (1.520) en het indienen van nieuwe procedures (610). Verzet kort voorafgaand aan de vlucht komt minder vaak voor (160). De kosten van annuleringen hangen nauw samen met individuele eigenschappen van een zaak en raken diverse uitvoeringsorganisaties zoals de DT&V, de KMar en de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Er is daarom geen overkoepelend beeld van deze kosten.
Gezien de weerbarstigheid van terugkeerprocedures werkt de DT&V in de regel met tickets die wijzigbaar dan wel annuleerbaar zijn. De keuze voor een ticket, uiteenlopend van niet wijzig- of annuleerbaar tot kosteloos volledig annuleerbaar, wordt gemaakt op basis van ervaringscijfers.
Vraag (35):
Hoeveel asielverzoeken (eerste aanvragen en nareis) zijn er dit jaar tot nu toe ingewilligd? Wat is het percentage?
Antwoord:
Er zijn 2.280 eerste asielaanvragen ingewilligd in 2025 (peilmoment: 19 mei 2025). Dat is 32% van het totaal aantal afgehandelde eerste asielaanvragen.
Er zijn 6.780 MVV-nareisaanvragen (exclusief 8 EVRM nareisaanvragen) ingewilligd in 2025 (peilmoment 19 mei 2025). Dat is 89% van het totaal aantal afgehandelde nareisaanvragen.2
Vraag (36):
Hoe verhoudt ons inwilligingspercentage zich tot andere Europese landen?
Antwoord:
Om de inwilligingspercentages van EU-lidstaten onderling te kunnen vergelijken, dient gebruik te worden gemaakt van de gegevens in Eurostat.
De definities van Eurostat verschillen van de nationale definities. De Eurostat-tabellen met asielafdoeningen in eerste aanleg bevatten het totaal aantal afdoeningen van eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen en herplaatsing (relocatie). Deze aantallen kunnen niet worden onderscheiden naar type aanvraag. Voorts is buitenbehandelingsteling vanwege de Dublinverordening niet in de Eurostat-cijfers opgenomen.
Zie de tabel in de bijlage voor het inwilligingspercentage van asielaanvragen in eerste aanleg van de 27 EU-lidstaten, per kwartaal voor het jaar 2024.
Lidstaat | 2024-Q1 | 2024-Q2 | 2024-Q3 | 2024-Q4 |
---|---|---|---|---|
EU-27 | 53% | 53% | 50% | 50% |
België | 46% | 50% | 50% | 49% |
Bulgarije | 87% | 79% | 48% | 12% |
Tsjechië | 18% | 21% | 22% | 22% |
Denemarken | 55% | 42% | 44% | 48% |
Duitsland | 58% | 57% | 53% | 46% |
Estland | 96% | 96% | 98% | 94% |
Ierland | 86% | 77% | 72% | 66% |
Griekenland | 67% | 69% | 67% | 86% |
Spanje | 48% | 55% | 54% | 62% |
Frankrijk | 33% | 37% | 39% | 41% |
Kroatië | 36% | 19% | 31% | 5% |
Italië | 41% | 35% | 35% | 34% |
Cyprus | 47% | 31% | 18% | 11% |
Letland | 25% | 25% | 27% | 34% |
Litouwen | 50% | 41% | 47% | 54% |
Luxemburg | 66% | 64% | 66% | 60% |
Hongarije | 50% | 0% | 0% | 50% |
Malta | 29% | 42% | 58% | 56% |
Nederland | 83% | 81% | 65% | 65% |
Oostenrijk | 74% | 76% | 72% | 61% |
Polen | 76% | 83% | 81% | 86% |
Portugal | 0% | 0% | 0% | 5% |
Roemenië | 31% | 34% | 29% | 41% |
Slovenië | 48% | 45% | 42% | 44% |
Slowakije | 33% | 50% | 67% | 33% |
Finland | 57% | 55% | 60% | 46% |
Zweden | 31% | 35% | 37% | 35% |
Bron: Eurostat, tabel migr_asydcfstq, geraadpleegd op 26 mei 2025
Vraag 37:
Hoeveel asielzoekers komen naar Nederland over land en hoeveel via lucht- of zeehavens?
Antwoord:
In 2023 hebben 38.380 vreemdelingen een eerste asielaanvraag ingediend. Van hen hebben circa 1.380 vreemdelingen de asielaanvraag ingediend bij de grensdoorlaatposten bij de grote luchthavens in Nederland en circa 20 bij een zeehaven.
In 2024 hebben 32.180 vreemdelingen een eerste asielaanvraag ingediend. Van hen hebben circa 1.380 vreemdelingen de asielaanvraag ingediend bij de grensdoorlaatposten bij de grote luchthavens in Nederland en minder dan 5 bij een zeehaven.
Van de overige vreemdelingen is de wijze van vervoer niet geregistreerd.3
Vraag (38):
Hoeveel arbeidsmigranten, studiemigranten en hoeveel migranten in het kader van gezinsmigratie zijn er afgelopen 10 jaar naar Nederland gekomen, uitgesplitst naar EU en niet-EU? Hoeveel procent is hiervan ingewilligd?
Antwoord:
Het Dashboard Migratiemotieven van het CBS geeft inzicht hoeveel migranten de afgelopen 10 jaar naar Nederland zijn gekomen, uitgesplitst naar migratiemotief. Deze cijfers zien op personen die als ingezetene staan ingeschreven in de BRP. Recentere cijfers zijn niet beschikbaar.
Arbeid | Studie | Gezin | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Jaar van immigratie | EU/EFTA | Niet EU/EFTA | EU/EFTA | Niet EU/EFTA | EU/EFTA | Niet EU/EFTA |
2013 | 21.265 | 9.095 | 10.795 | 10.505 | 22.155 | 15.715 |
2014 | 28.135 | 9.530 | 9.360 | 10.980 | 23.640 | 16.950 |
2015 | 28.025 | 11.090 | 9.955 | 13.300 | 23.895 | 17.170 |
2016 | 30.230 | 12.490 | 10.985 | 14.475 | 25.650 | 20.075 |
2017 | 35.820 | 14.830 | 15.195 | 16.230 | 26.855 | 24.280 |
2018 | 39.930 | 17.620 | 19.925 | 17.590 | 29.170 | 26.835 |
2019 | 44.465 | 19.910 | 22.980 | 19.190 | 33.015 | 29.595 |
2020 | 36.560 | 11.545 | 21.590 | 12.840 | 29.385 | 21.230 |
2021 | 40.470 | 18.070 | 26.740 | 18.370 | 27.735 | 29.515 |
2022 | 46.700 | 28.745 | 18.680 | 20.780 | 31.630 | 40.105 |
2023 | n.n.b. | 25.945 | n.n.b. | 22.995 | n.n.b. | 41.575 |
Bron: CBS (Dashboard Migratiemotieven)
EU-migranten kunnen zich in beginsel in een andere EU-lidstaten vestigen op grond van vrij verkeer van personen. Migranten van buiten de EU/EFTA dienen een verblijfsvergunning aan te vragen bij de IND. De inwilligingspercentages per verblijfsdoel zijn opgenomen in de Staat van Migratie (2019 t/m 2023) alsmede in Rapportage Vreemdelingenketen (2018 en eerder).
Vraag (39):
Hoeveel asielzoekers geven geen duidelijkheid over de gevolgde reisroute naar Nederland? Welke gevolgen heeft het geen duidelijkheid verschaffen aan de IND over de gevolgde reisroute naar Nederland voor de beoordeling van de asielaanvraag
Antwoord:
Alle asielzoekers wordt gevraagd naar hun reisroute naar Nederland. De gevolgde reisroute is een van de elementen die bij de beoordeling van de asielaanvraag wordt betrokken, enerzijds om te bepalen of de vreemdeling aan een ander land kan worden overgedragen en anderzijds om te kunnen achterhalen of er sprake is van mensensmokkel.
In die gevallen waarin aannemelijk is dat de asielzoeker bewust geen duidelijkheid geeft over de reisroute of deze anderszins foutieve informatie over de reisroute verschaft die van negatieve invloed op de beslissing had kunnen zijn, kan de IND artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet toepassen: Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden.
De reisroute wordt in een rapport van gehoor vastgelegd, maar het is niet mogelijk gestructureerd kwantitatieve informatie te genereren over het aantal asielzoekers dat geen duidelijkheid geeft over de gevolgde reisroute.
Vraag (40):
Hoeveel asielzoekers dienen een verblijfsaanvraag in waarbij zij geen reis- en identiteitsdocumenten kunnen overleggen?
Antwoord:
Vanaf 1 januari tot en met 25 mei 2025 heeft de Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA) circa 6.140 zaken uitgevoerd naar aanleiding van een asielaanvraag door een vreemdeling. Bij circa 3.890 registraties (63%) kon de vreemdeling geen geldig reis- of identiteitsdocument overleggen.
Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen, stuurt de DISA de identiteitsdocumenten naar de Koninklijke Marechaussee (KMar). De KMar onderzoekt vervolgens of de documenten echt zijn. Als het een (ver)vals(t) document is, wordt het in beslag genomen.
Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten - of het ontbreken daarvan.4
Vraag (41):
Hoeveel van de asielzoekers die vanaf 2020 geen geldige reis- en identiteitsdocumenten hebben overlegd, zijn in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning?
Antwoord:
Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten. Of een asielzoeker zonder geldige reis- en identiteitsdocumenten in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning wordt niet apart geregistreerd. Het beschikken over de juiste documenten maakt immers deel uit van de algehele beoordeling. Bij het verlenen van een verblijfsvergunning is altijd onderzoek gedaan naar de identiteit en nationaliteit.
Vraag (42):
Hoe vaak zijn bij verblijfsaanvragen vervalste of onjuiste documenten aangetroffen? Bij hoeveel aanvragen is hierop gecontroleerd?
Antwoord:
In de periode januari 2024 t/m december 2024 is door de KMar in Ter Apel circa 23.740 keer geregistreerd dat een reis- of identiteitsdocument naar aanleiding van een asielaanvraag is gecontroleerd op echtheid. Als een aanvrager over documenten beschikt, worden deze altijd gecontroleerd. In circa 440 gevallen was sprake van een vervalst of onjuist document; dat is circa 2% van het totaal aantal gecontroleerde documenten. In 2024 werden er gemiddeld 1,68 documenten per asielaanvraag overlegd.
In het statistisch jaaroverzicht ECID 2024 was in circa 370 gevallen sprake van een vals of vervalst reis- of identiteitsdocument. In deze cijfers zijn de als gestolen/vermist gesignaleerde documenten niet meegenomen, aangezien er in deze zaken niet kon worden achterhaald of er sprake was van ID-fraude.5
Vraag (43):
Hoe vaak is vorig jaar aangifte gedaan tegen vreemdelingen wegens fraude of het verstrekken van onjuiste informatie bij een verblijfsaanvraag?
Antwoord:
Uit de handmatig bijgehouden gegevens is gebleken dat in 2024 door de IND circa 60 keer een aangifte is opgemaakt van migratiefraude. Dit heeft geleid tot circa 10 formele aangiftes die hebben geresulteerd in een verder strafrechtelijk vervolgtraject.6
Vraag (44):
Hoeveel afgewezen/uitgeprocedeerde asielzoekers die van de rechter te horen hebben gekregen dat zij Nederland moeten verlaten, verblijven er momenteel in Nederland?
Antwoord:
In de caseload van de DT&V zaten op 30 april 2025 10.990 vreemdelingen. Van deze caseload zijn er 3.290 vreemdelingen juridisch verwijderbaar, wat inhoudt dat er geen juridische procedures meer lopen. Dit zijn niet allemaal asielzoekers. De caseload bestaat hoofdzakelijk uit:
• Vreemdelingen die zijn aangehouden in het kader van het binnenlands (mobiel) vreemdelingentoezicht.
• Vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd in het kader van de grensbewaking.
• Vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning is ingetrokken.
• Afgewezen asielzoekers die het land moeten verlaten.
Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt, is niet uit de systemen van de migratieketen te genereren. In het meest recente onderzoek van het WODC wordt dit aantal in de periode van medio 2017 tot medio 2018 ingeschat op tussen de ca. 23.000 en ca. 58.000 vreemdelingen. Naar verwachting brengt het WODC eind 2025 een geactualiseerde illegalenschatting uit.
Inzet van het kabinet is dat deze vreemdelingen terugkeren. Als de vreemdeling geen gebruik maakt van de mogelijkheden voor zelfstandig vertrek, kan daarbij worden ingezet op gedwongen vertrek.7
Vraag (45):
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2015 tot en met 2024?
Antwoord:
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2025, tot en met april, zijn ongeveer 7.130 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen die nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Daarvan zijn ongeveer 2.420 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ongeveer 1.990 vreemdelingen gedwongen. Ca. 2.720 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken.
Zie voorts de tabel zoals hieronder opgenomen.
Jaar | Zelfstandig vertrek | Gedwongen vertrek | Zelfstandig vertrek zonder toezicht | Totaal |
---|---|---|---|---|
2016 | 6.490 | 6.400 | 11.940 | 24.820 |
2017 | 2.820 | 5.990 | 12.050 | 20.750 |
2018 | 3.480 | 5900 | 12.050 | 21.420 |
2019 | 5.100 | 6.570 | 13.940 | 25.610 |
2020 | 5.130 | 3.880 | 9.760 | 18.770 |
2021 | 4.710 | 5.120 | 8.660 | 18.480 |
2022 | 8.170 | 2.910 | 8.150 | 19.230 |
2023 | 8.800 | 5.130 | 9.190 | 23.120 |
2024 | 5.950 | 5.870 | 9.870 | 21.690 |
2025 t/m april | 2.420 | 1.990 | 2.720 | 7.130 |
Bron: KMI. Eindejaarsstanden t/m 2024 en peildatum 30 april 2025 voor 2025. Vanwege een (technische) kwaliteitsverbetering van de vertrekregistraties kunnen deze cijfers niet worden vergeleken met de cijfers voor ketenbreed vertrek die zijn gepubliceerd in 2024 of eerder. Bovengenoemde aantallen zijn wel vergelijkbaar.
Vraag (46):
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar in vreemdelingenbewaring geplaatst, en hoeveel van deze vreemdelingen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?
Antwoord:
Uit gegevens van DJI blijkt dat er in 2024 3.590 vreemdelingen in vreemdelingenbewaring zijn gesteld8. In 2025 t/m april waren dit er ca. 1.000.
Uit gegevens van de DT&V blijkt dat vreemdelingen waarvan in 2025 t/m april de bewaring werd opgeheven, in 860 gevallen de vreemdeling Nederland aantoonbaar heeft verlaten. In 2024 betrof dit 2.310 vreemdelingen. Vreemdelingen die in 2024 in bewaring zijn gesteld, kunnen vanwege de doorlooptijd van een bewaringsmaatregel onderdeel zijn van de terugkeercijfers over 2025.
Vraag (47):
Hoeveel van de vreemdelingen die het afgelopen jaar in vreemdelingendetentie hebben gezeten, zijn daar meer dan één keer vastgezet?
Antwoord:
In 2024 hebben ca. 3.600 individuele vreemdelingen in vreemdelingenbewaring gezeten9 . Daarvan zaten ca. 260 vreemdelingen meer dan één keer in vreemdelingenbewaring.
Vraag (48):
Hoeveel van de aan de DT&V overgedragen personen hebben afgelopen vijf jaar daadwerkelijk Nederland aantoonbaar verlaten? Kunt u dit uitsplitsten naar aantallen overdrachten/vertrekken per jaar?
Antwoord:
In de periode van 2021 tot en met april 2025 zijn de dossiers van 67.830 personen aan de DTenV overgedragen. In dezelfde periode zijn 22.530 personen uit de caseload van de DTenV aantoonbaar uit Nederland vertrokken.
Naast aantoonbaar vertrek vindt ook vertrek zonder toezicht plaats en stroomt een deel van de vreemdelingen uit de caseload van de DTenV zonder dat vertrek plaatsvindt, vanwege vergunningverlening of vanwege procedurele/administratieve redenen.
Jaar | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 t/m april |
---|---|---|---|---|---|
Instroom | 13.790 | 12.570 | 17.630 | 17.350 | 6.480 |
Uitstroom categorie | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 t/m april |
Gedwongen vertrek uit Nederland | 1.640 | 1.860 | 2.370 | 2.760 | 1000 |
Zelfstandig vertrek uit Nederland | 2.120 | 2.510 | 3.410 | 3.370 | 1.500 |
Eindtotaal | 3.760 | 4.370 | 5.780 | 6.120 | 2.500 |
Bron: DTenV, cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (49):
Hoeveel vertrekplichtige gezinnen zijn vanuit de gezinslocaties daadwerkelijk teruggekeerd naar de landen van herkomst? Hoe verhoudt het aantal teruggekeerde gezinnen zich tot de resultaten van de afgelopen jaren?
Antwoord:
In 2025 t/m april zijn er 10 vreemdelingen uit <5 gezinnen aantoonbaar vertrokken naar LvH.
In 2024 zijn er 20 vreemdelingen uit 10 gezinnen aantoonbaar vertrokken naar LvH.
In 2023 zijn er 10 vreemdelingen uit <5 gezinnen aantoonbaar vertrokken naar LvH.
Vraag (50):
Hoeveel vertrekplichtige vreemdelingen zijn na hun verblijfsprocedure(s) toch niet uit Nederland vertrokken of hebben hun vertrekplicht genegeerd? Hoe verhoudt dit percentage zich tot andere EU-lidstaten?
Antwoord:
Het WODC maakt periodiek een inschatting van het aantal in Nederland onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. Uit dit onderzoek bleek dat de omvang van de populatie onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen in de periode van medio 2017 tot medio 2018 waarschijnlijk tussen de 23.000 en circa 58.000 vreemdelingen ligt. Het WODC maakt eind van dit jaar een nieuwe schatting van het aantal onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Over het aantal onrechtmatig verblijvende vreemdelingen in andere EU-lidstaten zijn geen onderling goed vergelijkbare gegevens bekend.
EU burgers hebben in beginsel recht op verblijf in andere EU-lidstaten in het kader van het vrij verkeer van personen.
Niet EU-burgers, ofwel derdelanders, die geen recht meer hebben op verblijf of illegaal worden aangetroffen, krijgen een terugkeerbesluit. In het terugkeerbesluit staat binnen welke termijn de vreemdeling uit Nederland moet vertrekken. In 2024 ontvingen ca. 19.060 derdelanders een terugkeerbesluit van de IND, KMar en/of politie.
In 2024 hebben ca. 4.220 derdelanders Nederland aantoonbaar verlaten na ontvangst van een terugkeerbesluit. Dit wil niet zeggen dat de andere derdelanders hun vertrekplicht hebben genegeerd. Een hernieuwde verblijfsaanvraag kan bijvoorbeeld leiden tot (al dan niet tijdelijk) recht op verblijf. Ook kunnen derdelanders zonder tussenkomst van de overheid zijn vertrokken uit Nederland.
In de EU-27 ontvingen in 2024 ca. 453.380 derdelanders een terugkeerbesluit en vertrokken 125.310 derdelanders na ontvangst van een terugkeerbesluit. Het percentage vertrokken derdelanders ten opzichte van het aantal uitgereikte terugkeerbesluiten kan niet op basis van bovenstaande aantallen worden berekend, omdat de aantallen geen cohort vormen. De uitreiking van een terugkeerbesluit en het vertrek hoeven immers niet in hetzelfde jaar plaats te vinden.10
Vraag (51):
Hoeveel Syriërs hebben er sinds 2015 een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel daarvan zijn nareizigers?
Antwoord:
Van 2015 t/m april 2025 zijn circa 70.860 asielvergunningen voor bepaalde tijd verleend aan Syriërs (inclusief hervestigingen vanuit Turkije en elders). In dezelfde periode zijn circa 56.800 asiel-verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd verleend aan Syriërs en zijn 20.330 asielvergunningen voor bepaalde tijd aan Syriërs verlengd. Over dezelfde periode zijn afgerond 64.060 nareisvergunningen verstrekt aan Syriërs.11
Vraag (52):
Hoeveel Syriërs met een tijdelijke verblijfsvergunning bevinden zich op dit moment in Nederland? Hoeveel van deze tijdelijke verblijfsvergunningen lopen er dit jaar af?`
Antwoord:
In december 2024 waren er 71.830 Syrische vreemdelingen bij de IND geregistreerd met een asielvergunning voor bepaalde tijd (dit is inclusief afgeleide vergunningen). Van deze tijdelijke verblijfsvergunningen lopen er in 2025 5.600 af en zullen er 15.200 in 2026 aflopen.12
Vraag (53):
Hoeveel van de sinds 2015 naar Nederland gekomen Syriërs hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit?
Antwoord:
Van de Syriërs die in of na 2015 een verblijfsvergunning hebben aangevraagd, zijn op peildatum 1 april 2025 65.940 personen genaturaliseerd tot Nederlander. Dat aantal is inclusief de sinds 2015 in Nederland geboren kinderen die zijn genaturaliseerd tot Nederlander.
Hierbij wordt opgemerkt dat – in het geval een of beide ouders reeds zijn genaturaliseerd tot Nederlander op het moment van geboorte - het kind automatisch de Nederlandse nationaliteit verkrijgt. Deze kinderen zijn niet meegeteld in bovenstaand aantal.13
Vraag (54):
Hoeveel van de in Nederland verblijvende Syriërs hebben met een identiteitsdocument aan kunnen tonen dat zij de Syrische nationaliteit bezitten?
Antwoord:
In 2024 heeft de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel van de politie 8.020 IDonderzoeken uitgevoerd naar aanleiding van een asielaanvraag door een vreemdeling die aangegeven heeft de Syrische nationaliteit te hebben.
Van deze groep heeft ca. 900 vreemdelingen geldige identiteitsdocumenten overgelegd, dat is 11% 14. Indien een vreemdeling een asielaanvraag indient, wordt altijd naar originele reis- of
identiteitsdocumenten gevraagd. Als deze worden overgelegd dan wel aangetroffen maakt de politie kopieën/scans en geeft de documenten retour. Bij twijfel over de echtheid van het reis- of identiteitsdocument onderzoekt de KMar of de documenten echt zijn. Als dit een vals
document is, wordt dit in beslag genomen. Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden, waaronder ook de documenten (of het ontbreken daarvan)15.
Vraag (55):
Hoeveel Syriërs in Nederland hebben een 1F-status en hoeveel daarvan zijn er uitgezet?
Antwoord:
Van 2014 tot en met 1 mei 2025 is in totaal aan 60 personen met de Syrische nationaliteit 1F tegengeworpen. Van 2014 tot en met 1 mei 2025 zijn er minder dan 5 personen met de Syrische nationaliteit aan wie 1F is tegengeworpen gedwongen vertrokken en zijn 10 personen zelfstandig vertrokken.
Vreemdelingen aan wie artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen hebben geen rechtmatig verblijf en dienen Nederland in beginsel te verlaten. De DT&V spant zich in om het vertrek van deze vreemdelingen te realiseren. Het kan echter zo zijn dat de terugkeer van een vreemdeling met een 1F-status naar het land van herkomst ernstig gevaar voor die persoon oplevert (en dus in strijd is met artikel 3 van het EVRM). Dit houdt in dat de betreffende persoon niet gedwongen naar het land van herkomst wordt uitgezet. In deze gevallen wordt bezien of vertrek naar een ander land mogelijk is. Ook kan het zijn dat het 3 EVRM-beletsel na verloop van tijd vanwege gewijzigde omstandigheden niet langer van toepassing is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de veiligheidssituatie in het land van herkomst verbetert.16
Vraag (56):
Hoeveel Syriërs zijn er vanuit Nederland en andere landen inmiddels (tijdelijk en/of permanent) teruggekeerd naar het land van herkomst?
Antwoord:
Er heeft de afgelopen jaren vanuit Nederland geen gedwongen vertrek van Syriërs naar Syrië plaatsgevonden, vanwege de opgeschorte diplomatieke betrekkingen met de voormalige Syrische autoriteiten. De Nederlandse inzet richt zich momenteel op het bevorderen van vrijwillig vertrek.
In 2019, 2020, 2021 zijn elk jaar circa 10 Syrische vreemdelingen zelfstandig teruggekeerd met behulp van DTenV. In 2022 en 2023 zijn per jaar circa 20 personen en 2024 circa 30 personen zelfstandig teruggekeerd naar Syrië. Sinds de val van het Assad-regime in december 2024 is er een toename in Syrische vreemdelingen die zelfstandig willen terugkeren. Dit jaar zijn tot eind april 2025 circa 330 personen zelfstandig teruggekeerd naar Syrië.
Voor wat betreft terugkeer vanuit andere landen berichtte UNHCR op 25 april 2025 dat tussen 8 december 2024 en 24 april 2025 – de directe periode na de machtswissel - via buurlanden naar schatting 443.227 Syriërs waren teruggekeerd. Aangezien het hier alleen om geverifieerde cijfers gaat, ligt het daadwerkelijke aantal teruggekeerde Syriërs waarschijnlijk hoger.
Vraag (57):
Hoeveel asielzoekers uit Afghanistan komen er op dit moment Nederland binnen? Hoeveel Afghanen hebben inmiddels een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel gezinsleden nemen zij gemiddeld mee?
Antwoord:
In 2024 werden 490 eerste asielaanvragen ingediend door Afghanen. In 2024 werden 270 eerste asielaanvragen van Afghanen ingewilligd. Deze aanvragen kunnen ook voor 2024 zijn ingediend. Voor actuele cijfers over het aantal eerste asielaanvragen door Afghanen wordt uw Kamer verwezen naar de IND Asylum Trends.
Voor het gemiddelde aantal gezinsleden wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 278 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 410 VI, nr. 27). In verband met de korte behandelingstermijn is het niet mogelijk deze cijfers te actualiseren.
Het gemiddelde aantal aanvragen voor nareis per toegelaten Afghaanse asielzoeker is in 2023 tot en met november 0,9. Dit gemiddelde ligt hoger dan in de voorgaande jaren. Dat het gemiddelde op nareis zeer laag was in 2021 en 2022 is verklaarbaar door het hoge aandeel evacués
in die jaren. De gezinsleden van deze evacués kwamen meestal niet als nareizigers binnen, maar dienden een zelfstandige eerste asielaanvraag in. Hun aanvragen maken dus deel uit van de asielinstroomcijfers voor 2021 en 2022.17
Vraag (58):
Hoeveel van de sinds 2015 naar Nederland gekomen Afghanen hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit?
Antwoord:
Om inzicht te krijgen in het aantal Afghanen dat sinds 2015 naar Nederland is gekomen en de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, is een complexe analyse nodig die niet binnen de gestelde antwoordtermijn kan worden gerealiseerd.
Wel biedt het CBS inzicht in het aantal personen met de Afghaanse nationaliteit dat sinds 2015 de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, ongeacht het moment waarop betrokkene naar Nederland is gekomen. Voor verkrijging van de Nederlandse nationaliteit is vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland in beginsel een voorwaarde.
Tabel: Aantal personen met de Afghaanse nationaliteit dat sinds 2015 de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, 2015-2023 (Bron: CBS, geraadpleegd op 27 mei 2025; aantallen afgerond op tientallen).
Aantal | |
---|---|
2015 | 510 |
2016 | 480 |
2017 | 450 |
2018 | 390 |
2019 | 390 |
2020 | 790 |
2021 | 790 |
2022 | 1.010 |
2023 | 1.120 |
Vraag (59):
Hoeveel asielzoekers en/of statushouders die zich in Nederland bevinden worden vervolgd en/of zijn veroordeeld voor een terroristisch misdrijf en/of lidmaatschap van een terroristische organisatie?
Antwoord:
Het aantal asielzoekers en/of statushouders dat wordt vervolgd en/of onherroepelijk is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf en/of lidmaatschap van een terroristische organisatie kan niet (geautomatiseerd) uit de informatiesystemen van de Rechtspraak en het OM worden afgeleid. De politie heeft geen grondslag voor het registreren van de juridische verblijfsstatus van verdachten, omdat de verblijfsstatus niet nodig is om zicht te krijgen op welke personen betrokken zijn bij criminele activiteiten.
In het rapport 'Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023’ geeft het WODC een overzicht van het aantal geregistreerde misdrijven waarvan vreemdelingen die verblijven op een COA-locatie, worden verdacht. De rapportage over 2017-2024 zal naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer worden gedeeld. Voorts wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd over de stand van zaken in de aanpak van internationale misdrijven via de jaarlijkse rapportagebrief.18
Vraag (60):
Hoeveel asielzoekers hebben dit jaar en vorig jaar tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf gepleegd en voor welke delicten? Bij hoeveel asielzoekers is dit bij de verblijfsaanvraag tegengeworpen en hoeveel van hen hebben Nederland daadwerkelijk verlaten?
Antwoord:
In 2023 zijn in totaal 3.095 unieke vreemdelingen die dat jaar verbleven in COA-opvang of in een crisisnoodopvanglocatie verdacht van een misdrijf. Let wel dat een verdenking niet altijd betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling. In het WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023» staan de misdrijven uitgesplitst naar type. De rapportage over 2017-2024 zal naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer worden gedeeld.
De Europese Kwalificatierichtlijn stelt eisen aan het intrekken en weigeren van internationale bescherming. Als een vreemdeling moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, kan de vergunning worden geweigerd of ingetrokken als er sprake is van een ‘bijzonder ernstig misdrijf’. Daarnaast moet er ook sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap. Als een vreemdeling geen verdragsvluchteling is maar wel in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een ‘ernstig misdrijf’. In het geval van een intrekking van de vergunning moet worden voldaan aan de glijdende schaal. Dit betekent dat hoe langer de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft, hoe hoger de gevangenisstraf moet zijn om voor een intrekking in aanmerking te komen.
Het totaal aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde-aspecten is
bekend. In 2023 zijn op grond van openbare orde circa 10 verblijfsvergunningen asiel
ingetrokken en circa 20 asielaanvragen afgewezen. In 2024 zijn op grond van openbare orde circa 20 verblijfsvergunningen asiel ingetrokken en circa 70 asielaanvragen afgewezen. Vanaf 2024 is het mogelijk om gevaar voor de openbare orde tegen te werpen als de aanvraag ook op inhoudelijke gronden wordt afgewezen. Dit heeft geresulteerd in een groter aantal afwijzingen van asielverzoeken.
Om inzicht te verkrijgen in het vertrek van asielzoekers van wie de asielvergunning
vanwege openbare orde is ingetrokken of afgewezen, is een complexe analyse nodig die niet binnen de beantwoordingstermijn is te realiseren. Wel zijn cijfers bekend inzake het vertrek van vreemdelingen in de strafrechtketen, veelal aangeduid als VRIS-ers.19
Totaal | Waarvan | ||
---|---|---|---|
aantoonbaar vertrek | niet-aantoonbaar vertrek | ||
2023 | 1.140 | 840 (74%) | 290 (26%) |
2024 | 1.230 | 970 (78%) | 270 (22%) |
2025 t/m april | 370 | 280 (77%) | 90 (23%) |
Tabel: Vertrek van VRIS-ers uit caseload DTenV, 2023-2024 (peildatum: 30 april 2025). Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (61):
Wat is het percentage asielzoekers uit veilige landen? Hoeveel van hen is in aanraking gekomen met justitie en politie?
Antwoord:
In Nederland is de asielprocedure gedifferentieerd naar een zogeheten sporenbeleid, waarbij voor specifieke groepen asielzoekers aparte procedures (sporen) worden toegepast. In spoor 2 stromen asielzoekers in die afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst of die al in een andere EU-lidstaat bescherming hebben. Dit zijn veelal asielzoekers die via secundaire migratie binnen de EU naar Nederland zijn gekomen. In 2023 stroomde 3% van de eerste asielaanvragen in in spoor 2.
In 2023 zijn in totaal 3.095 unieke vreemdelingen die dat jaar verbleven in COA-opvang of in een crisisnoodopvanglocatie verdacht van een misdrijf. Let wel dat een verdenking niet altijd betekent dat de misdaad daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling. In de top 15 van de uitsplitsing naar nationaliteit staan twee veilige landen van herkomst, te weten Marokko en Tunesië.
Nationaliteit | Aantal verdachten van een misdrijf | Percentage van totaal |
---|---|---|
Marokkaanse | 400 | 13% |
Tunesische | 195 | 6% |
Overige nationaliteiten | 2.500 | 81% |
Totaal | 3.095 | 100% |
Bron: WODC-rapport ‘Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023’
De rapportage over 2017-2024 zal naar verwachting voor het zomerreces door het WODC worden gepubliceerd.20
Vraag (62):
Wat is de gemiddelde straf die door rechters is opgelegd aan criminele asielzoekers en statushouders asiel de afgelopen vijf jaar? Voor welke delicten?
Antwoord:
De strafrechtketen registreert de vreemdelingrechtelijke status van veroordeelden niet. Het WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en
crisisnoodopvanglocaties 2017–2023» biedt wel inzicht in door de rechtbank afgehandelde misdrijfzaken.
In 2023 heeft de rechter in eerste aanleg 2.665 misdrijfzaken afgehandeld, waarvan het merendeel vermogensmisdrijven. Bij 96% van de door de rechter afgehandelde misdrijfzaken was de afdoening een schuldigverklaring.
In 2023 was 86% van de opgelegde straffen (hoofdstraffen plus bijkomende straffen) een gevangenisstraf of jeugddetentie, 7% betrof een geldboete en 5% een taakstraf. Hierbij wordt opgemerkt dat deze straffen ook (deels) voorwaardelijk kunnen worden opgelegd.21
Vraag (63):
Hoeveel houders van verblijfsvergunningen hebben in Nederland een misdrijf gepleegd en welk deel hiervan is uitgezet?
Antwoord:
De strafrechtketen registreert de vreemdelingrechtelijke status van veroordeelden niet.
Wel zijn cijfers bekend inzake vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS-ers) die Nederland moeten verlaten en derhalve instromen in de caseload van de DTenV.
In 2024 zijn 1.410 VRIS-ers ingestroomd in de caseload van DTenV. In 2024 zijn circa 1.230 VRIS-ers uit de caseload van de DT&V vertrokken, waarvan circa 970 (78%) aantoonbaar en circa 270 (22%) zelfstandig zonder toezicht. Hierbij wordt opgemerkt dat de instroom en het vertrek geen cohort vormen. Instroom en vertrek kunnen immers in een verschillend jaar plaatsvinden.22
Vraag (64):
Hoeveel vreemdelingen zijn de afgelopen vijf jaar door de politie aangehouden?
Antwoord:
In onderstaande tabel staat het aantal aangehouden unieke verdachten van een misdrijf. In de tweede kolom staat het aantal personen dat daarvan niet de Nederlandse nationaliteit heeft.
Totaal aantal aangehouden unieke verdachten van een misdrijf | Waarvan niet de Nederlandse nationaliteit | |
---|---|---|
2020 | 84.750 | 17.740 |
2021 | 82.340 | 17.530 |
2022 | 88.440 | 21.490 |
2023 | 85.110 | 22.610 |
2024 | 81.040 | 21.370 |
Tabel: Aantal aangehouden unieke verdachten van een misdrijf, 2020-2024 (peildatum: 26 mei 2025). Aantallen zijn afgerond op tientallen.
Ten aanzien van deze aantallen geldt dat dit personen betreft van 12 jaar en ouder. Personen met een niet-Nederlandse nationaliteit kunnen in Nederland wonen, maar kunnen ook buiten Nederland woonachtig zijn, zoals toeristen. Deze aantallen verschillen van de aantallen die in eerdere antwoorden werden gerapporteerd, bijvoorbeeld omdat betrokkene geen verdachte meer is.
Vraag (65):
Hoeveel asielzoekers/statushouders/uitgeprocedeerde vreemdelingen zijn het afgelopen jaar in aanraking geweest met justitie en politie?
Antwoord:
De strafrechtketen registreert de vreemdelingrechtelijke status van verdachten niet. Deze
vraag kan daarom maar ten dele worden beantwoord.
In 2023 zijn er in totaal 3.095 unieke vreemdelingen die dat jaar in COA-opvang verbleven
verdacht van een misdrijf. Let wel dat een verdenking niet altijd betekent dat de misdaad
daadwerkelijk is begaan door de betreffende vreemdeling. Overtredingen blijven
in het WODC-rapport buiten beschouwing omdat het gaat om relatief lichte feiten, zoals
openbare dronkenschap en rijden zonder rijbewijs.23
De rapportage over 2017-2024 zal naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag (66):
Hoeveel van de in Nederland gepleegde misdrijven zijn gepleegd door asielzoekers/vreemdelingen/(oud)statushouders?
Antwoord:
Welk aandeel van de veroordelingen specifiek betrekking heeft op asielzoekers of (oud)statushouders, kan niet worden bepaald omdat de strafrechtketen de vreemdelingrechtelijke status van verdachten niet registreert.
In 2023 deed de rechter uitspraak in 2.665 zaken waarbij de verdachte ten tijde van het
misdrijf woonachtig was op een COA- of CNO-locatie. Bij 96% (2.560 zaken) werd de
verdachte schuldig bevonden.24
De rapportage over 2017-2024 zal naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag (67):
Hoeveel (gewelds)incidenten vonden er afgelopen jaar plaats in de centra voor vreemdelingendetentie in Rotterdam, Zeist en Schiphol? Om wat voor incidenten gaat dit en welke straffen zijn hiervoor opgelegd en hoeveel vreemdelingen zijn als gevolg hiervan uit Nederland verwijderd?
Antwoord:
In 2024 hebben in de detentiecentra voor vreemdelingenbewaring ca. 150 geweldsincidenten (fysiek geweld) plaatsgevonden. Nagenoeg al deze incidenten vonden plaats in detentiecentrum Rotterdam. In 2024 ging het in ca. 51% van de gevallen om fysiek geweld tussen ingeslotenen onderling en in ca. 49% van de gevallen om fysiek geweld tegen personeel.
In 2024 werd twee keer een waarschuwing (voorwaardelijke straf) gegeven; in alle andere gevallen werden de vreemdelingen in afzondering geplaatst, waarvan ca. 10% op eigen cel.
Alle vreemdelingen in detentiecentra verblijven daar ter fine van uitzetting. Het gedwongen vertrek hoeft dus niet direct gerelateerd te zijn aan het geweldsincident waarbij de vreemdeling is betrokken. Het is op dit moment niet mogelijk om binnen de gestelde termijn te bepalen hoeveel van de vreemdelingen die een geweldsincident in een detentiecentrum hebben veroorzaakt, uiteindelijk uit Nederland zijn vertrokken. Hiervoor is een koppeling van cijfers van DJI en DT&V noodzakelijk. Een dergelijke koppeling is niet eenvoudig en vereist een privacy impact analyse.
Vraag (68):
Kunt u een overzicht geven van alle asielzoekerscentra in Nederland, inclusief alle noodopvanglocaties, en hoeveel asielzoekers er op dit moment in alle COA-locaties verblijven en hun geslacht, leeftijd en land van herkomst?
Antwoord:
De meest actuele informatie over deze onderwerpen is te vinden op de COA website:
COA - Locatiezoeker | www.coa.nl
COA - Capaciteit en bezetting | www.coa.nl
COA - Personen in de opvang van het COA | www.coa.nl
Vraag (69):
Wat is het aandeel alleenstaande mannen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen binnen de eerste asielaanvragen in Nederland en de EU?
Antwoord:
Om de asielinstroom in Nederland en in de EU te vergelijken dient gebruik te worden gemaakt van de gegevens in Eurostat.
Eurostat geeft geen inzage in het aandeel alleenstaande mannen in de asielinstroom. Op basis van gegevens van het COA is het aandeel alleenstaande mannen met een eerste asielaanvraag in de COA opvang 57,4%. Het aandeel alleenstaande minderjarige vreemdelingen binnen de eerste asielaanvragen was in Nederland 12% en in de EU 4% in 2024.
Bij het percentage voor de EU wordt aangetekend dat in sommige lidstaten het toelatingsbeleid voor amv veelal gebaseerd is op kinderbescherming. In die landen is het aanvragen van asiel niet nodig om als minderjarige rechtmatig verblijf te krijgen.
Vraag (70):
Hoeveel gezinsleden hebben asielzoekers vorig jaar gemiddeld later overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen?
Antwoord:
Het gemiddeld aantal ingediende nareisaanvragen per toegelaten asielzoeker is als volgt. In 2024 zijn door een houder van een verblijfstatus asiel gemiddeld 2,0 nareisaanvragen ingediend. Het gaat hier om het aantal ingediende nareisaanvragen en dus niet om het aantal ingewilligde aanvragen. Het aantal aangevraagde mvv nareis per jaar is gedeeld door aantal ingewilligde eerste asielaanvragen in dat jaar. Er is dus geen sprake van een cohortcijfer.
Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de asielzoeker moet worden ingediend binnen drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarna komt het recht op nareis te vervallen.
Wel kan de toegelaten asielzoeker later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een asielzoeker een status voor onbepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege de complexiteit kunnen hierover op dit moment geen betrouwbare cijfers worden geleverd. Wel kan een gemiddelde geleverd worden voor alle niet-Nederlandse referenten, ongeacht het verblijfsdoel: dit is gemiddeld 1,5.
De gevraagde gegevens over nareis en reguliere gezinsmigratie in andere EU-lidstaten zijn niet beschikbaar bij Eurostat. Bovendien zouden deze gegevens onderling niet goed vergelijkbaar zijn omdat iedere lidstaat op eigen wijze invulling geeft aan het nareis- en reguliere
Gezinsmigratiebeleid.25
Vraag (71):
Hoeveel van het totaal aantal reguliere verblijfsprocedures wordt doorlopen door vreemdelingen die daarvoor ook (één of meerdere) asielprocedures hebben doorlopen?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 301 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 410 VI, nr. 27). In verband met de korte behandelingstermijn is het niet mogelijk deze cijfers te actualiseren.
In 2022 zijn 2.390 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die eerder een asielaanvraag hebben ingediend. In dezelfde periode zijn 123.360 reguliere aanvragen ingediend door vreemdelingen die geen asielaanvraag hebben ingediend.26
Vraag (72):
Hoeveel immigranten uit islamitische landen zijn vorig jaar tot Nederland toegelaten, uitgesplitst in aanvragen asiel en regulier? Hoe groot is dit aantal als de Europa-route wordt meegerekend?
Antwoord:
Zoals in eerdere jaren aangegeven, hanteren het CBS en de migratieketen geen lijst van “islamitische landen”. Voor de beantwoording van eerdere Kamervragen in het kader van de JenV-begroting omtrent migratie uit “islamitische landen” is gebruik gemaakt van een lijst van landen waarvan de meerderheid van de inwoners zich tot het islamitische geloof rekent. Deze lijst is uitsluitend aangemaakt voor het beantwoorden van deze vragen en heeft zowel voor het CBS als
voor de migratieketen geen inhoudelijke betekenis en is als zodanig ook niet geactualiseerd.
Op basis van de eerder gehanteerde lijst zijn in 2024 van migranten uit deze landen 27.650 aanvragen om een eerste asielvergunning ingewilligd (inclusief nareis) en 29.190 aanvragen om een reguliere verblijfsvergunning ingewilligd.
Ten aanzien van deze aantallen wordt opgemerkt dat personen met de nationaliteit van een “islamitisch land” niet noodzakelijk zelf moslim zijn; terwijl immigranten uit een “niet-islamitisch land” het islamitisch geloof kunnen aanhangen. Op basis van het aantal immigranten uit een “islamitisch land” kunnen dus geen sluitende conclusies worden getrokken over het aantal moslims dat zich in Nederland vestigt. De zeggingskracht van de vorenstaande getallen is dus beperkt.27
Vraag (73):
Hoe vaak is door Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV)-plichtige vreemdelingen in Nederland een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning ingediend en toch niet aan het MVV-vereiste is voldaan?
Antwoord:
In 2024 zijn in totaal 17.730 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder MVV van vreemdelingen uit MVV-plichtige landen afgehandeld. Daarvan zijn 3.050 aanvragen afgewezen.
Redenen voor afwijzing van de aanvraag zijn - naast het niet voldoen aan het MVV-vereiste - bijvoorbeeld het niet hebben van voldoende en duurzame middelen van bestaan, het niet overleggen van de gevraagde bewijsstukken en documenten ten aanzien van de identiteit en
nationaliteit en de (on)gehuwde relatie met de referent in Nederland.
Vrijstelling van het MVV-vereiste kan op diverse gronden worden verleend, bijvoorbeeld wanneer een vreemdeling in Nederland is geboren en ook de ouders in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning. Ook vreemdelingen die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning van een ander Schengenland zijn onder voorwaarden vrijgesteld van het MVV-vereiste.28
Een volledig overzicht van vrijstellingsgronden is te vinden op:
www.ind.nl/paginas/mvv-vrijstellingscategorieën.aspx.
Vraag (74):
Hoeveel vreemdelingen zijn vorig jaar vrijgesteld van het MVV-vereiste en op welke gronden?
Antwoord
In 2024 zijn in totaal 17.730 aanvragen voor een reguliere verblijfsvergunning zonder MVV van vreemdelingen uit MVV-plichtige landen afgehandeld. Daarvan zijn 12.960 aanvragen ingewilligd, hetgeen betekent dat deze vreemdelingen zijn vrijgesteld van het MVV-vereiste.
Vrijstelling van het MVV-vereiste kan op diverse gronden worden verleend, bijvoorbeeld wanneer een vreemdeling in Nederland is geboren en ook de ouders in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning. Ook vreemdelingen die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning van een ander Schengenland zijn onder voorwaarden vrijgesteld van het MVV-vereiste. Er kunnen meerdere vrijstellingsgronden tegelijk aan de orde zijn.29
Een volledig overzicht van vrijstellingsgronden is te vinden op
www.ind.nl/paginas/mvv-vrijstellingscategorieën.aspx.
Vraag (75):
Hoe vaak hebben kennismigranten vorig jaar een verblijfsvergunning gekregen en hoe vaak is het verblijfsrecht van kennismigranten geweigerd of ingetrokken wegens fraude?
Antwoord:
In 2024 hebben 19.670 kennismigranten een verblijfsvergunning gekregen30.
Het verblijfsrecht van kennismigranten is in 2024 in 230 gevallen geweigerd en in 3.840 gevallen ingetrokken, omdat niet (meer) aan één of meer voorwaarden van de betreffende regeling is voldaan31. Te denken hierbij valt aan het niet (langer) voldoen aan het looncriterium, voortijdige beëindiging van het dienstverband/overplaatsing, of het verstrekken van onjuiste gegevens dan wel achterhouden van gegevens. Doordat er meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, is op grond van bestaande registratie niet te genereren hoe vaak het verblijfsrecht van kennismigranten is geweigerd of ingetrokken specifiek wegens fraude32.
Vraag (76):
Hoe vaak is vorig jaar het verblijfsrecht ingetrokken van EU-onderdanen? Op welke gronden is dat gebeurd en hoe verhoudt dit aantal zich tot de intrekkingen in omliggende landen? Hoeveel van de betreffende EU-onderdanen hebben ons land aantoonbaar verlaten?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 306 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 410 VI, nr. 27). In verband met de gestelde antwoordtermijn is het niet mogelijk de cijfers van de IND te actualiseren.
In 2022 is in circa 1.030 zaken het verblijf van een EU-burger beëindigd. In 200 zaken is het verblijf beëindigd en is vervolgens tot ongewenstverklaring overgegaan. In de overige 830 zaken is het verblijf beëindigd, omdat niet aan een of meerdere voorwaarden uit de Richtlijn
vrij verkeer van personen is voldaan.
De redenen voor verblijfsbeëindiging zijn een beroep op de algemene middelen, openbare orde en veiligheid, volksgezondheid of vanwege rechtsmisbruik en fraude. Doordat meerdere afdoeningsgronden mogelijk zijn, is het op basis van bestaande registraties niet te bepalen op welke grond de intrekking heeft plaatsgevonden.
Inschrijving bij de IND is voor EU-burgers niet verplicht. Wanneer EU-burgers de intentie hebben korter dan vier maanden in Nederland te blijven, hebben zij evenmin de verplichting om zich in te schrijven in de BRP. Dat betekent dat EU-burgers Nederland ook weer kunnen verlaten
zonder dat zij zich hoeven af te melden bij de Nederlandse overheid.
Het totaal aantal vertrokken EU-onderdanen zonder verblijfsrecht in Nederland is dan ook niet te genereren, omdat deze vreemdelingen niet allemaal in beeld zijn van de overheid.
Verder kan worden nagegaan hoeveel EU-onderdanen uit de caseload van DT&V Nederland hebben verlaten. In 2022 zijn circa 540 EU-burgers uit de caseload van DT&V aantoonbaar uit Nederland vertrokken, waarvan 470 via gedwongen vertrek. In 2023 zijn circa 570 EU-burgers uit de caseload van DT&V aantoonbaar uit Nederland vertrokken, waarvan 550 via gedwongen vertrek. In 2024 zijn circa 720 EU-burgers uit de caseload van DT&V aantoonbaar uit Nederland vertrokken, waarvan 700 via gedwongen vertrek.
Over de intrekkingen in omliggende landen zijn geen gegevens bekend.33
Vraag (77):
Hoe vaak is vorig jaar een verblijfsvergunning ingetrokken? Op welke gronden is dat gebeurd?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 310 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 410 VI, nr. 27). In verband met de gestelde antwoordtermijn is het niet mogelijk de cijfers te actualiseren.
In 2022 zijn 10.220 reguliere vergunningen ingetrokken. De IND kan een reguliere verblijfsvergunning intrekken omdat iemand bijvoorbeeld een beroep op bijstand doet, iemand niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verblijfsdoel of omdat iemand uit Nederland is
vertrokken voordat diens verblijfsvergunning is verlopen.
Omdat de registratie van deze redenen niet eenduidig gebeurt, is het niet mogelijk cijfers per reden van intrekking uitgesplitst te genereren, maar slechts een totaal.
In 2022 zijn 360 asielvergunningen ingetrokken. Een asielvergunning kan worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden, de
vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is of wanneer de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Een asielvergunning voor bepaalde tijd kan daarnaast nog worden ingetrokken als de grond voor verlening is komen te vervallen en
vanwege het verbreken van het huwelijks- of gezinsleven.
In 2022 zijn 40 asielvergunningen ingetrokken omdat de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden. 20 asielvergunningen zijn ingetrokken omdat de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is; 20 vanwege het
verbreken van het huwelijks- of gezinsleven; 10 vanwege het verplaatsen van het hoofdverblijf en 270 vanwege het vervallen van de verleningsgrond. Het vervallen van de verleningsgrond is bijvoorbeeld van toepassing wanneer de vreemdeling terugkeert naar het land van
herkomst.34
Vraag (78):
Hoe vaak wordt een aanvraag om een verblijfsvergunning afgewezen vanwege in het land van herkomst gepleegde misdrijven of schending van de openbare orde?
Antwoord:
Voor deze vraag wordt uw Kamer verwezen naar het antwoord 311 op de vragen naar aanleiding van de Begroting Justitie en Veiligheid 2025 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 36 410 VI, nr. 27).
Een aanvraag om een verblijfsvergunning kan worden afgewezen als er gevaar bestaat voor de openbare orde. Het is voor de afwijzing niet relevant of het misdrijf in Nederland of een ander land is gepleegd. De plaats waar het misdrijf is gepleegd wordt niet door de IND geregistreerd.
Voor de reguliere verblijfsdoelen kan niet uit de geautomatiseerde IND systemen worden gehaald of een aanvraag is afgewezen op grond van de openbare orde. Wel kan het totaal aantal afgewezen asielvergunningen op grond van openbare orde worden genoemd. In 2022 zijn ca. 20
asielzaken afgewezen op grond van de openbare orde, in 2021 waren dit ca. 20 zaken. De cijfers zijn afgerond op tientallen. Voorts is in 2022 op 19 vreemdelingen artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag van toepassing verklaard.35
Vraag (79):
Hoe vaak is actief (door de Vreemdelingendienst) gecontroleerd of bezitters van verblijfsvergunningen nog aan de gestelde voorwaarden voldoen (zoals in Nederland (samen)wonen)? Hoe verhoudt het aantal controles zich tot voorgaande jaren? Hoeveel vergunningen zijn op basis hiervan ingetrokken afgelopen vijf jaar?
Antwoord:
Er bestaan verschillende instrumenten om na te gaan of vergunninghouders nog voldoen aan de voorwaarden voor hun verblijf in Nederland. Naast de door de IND uitgevoerde administratieve controles in de systemen, voeren de Afdelingen Vreemdelingenpolitie, Identificatie en
Mensenhandel (AVIM) van de politie in het kader van het binnenlands vreemdelingentoezicht persoonsgerichte controles uit om na te gaan of vreemdelingen nog voldoen aan de vereisten voor vergunningverlening. De politie voert deze controles onder meer uit op verzoek van de IND
wanneer sprake is van indicaties van fraude of misbruik of van het niet naleven van de aan de afgegeven vergunning gestelde vereisten bij gezinsmigratie.
Het aantal persoonsgerichte controles in de jaren 2020 tot en met 2024 was als volgt:
Aantal persoonsgerichte controles | |
---|---|
2020 | 1.990 |
2021 | 2.480 |
2022 | 2.450 |
2023 | 2.810 |
2024 | 2.360 |
Bron: Politie, eindejaarssstanden
Of een controle door de politie de directe aanleiding is geweest voor het intrekken van de vergunning kan niet aan de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen van de IND worden ontleend.
Vraag (80):
Hoe vaak zijn de afgelopen vijf jaar tijdelijke asielvergunningen niet verlengd of omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd?
Antwoord:
Van de 19.540 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2024 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 130 afgewezen en 1.210 niet inhoudelijk afgedaan (bijvoorbeeld verkeerd of te vroeg ingediend, dubbele aanvraag).
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld omdat zij reeds genaturaliseerd zijn of niet meer in Nederland woonachtig zijn. Deze zaken zijn niet in voornoemde aantallen opgenomen.36
Vraag (81):
Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland verblijft, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd?
Antwoord:
Op 1 mei 2025 hebben er 144.200 vreemdelingen in Nederland een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel. Daarvan hadden 123.550 vreemdelingen een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 20.650 vreemdelingen een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
Vraag (82):
Hoeveel landen weigeren momenteel het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat?
Antwoord:
Vrijwel alle herkomstlanden verlenen consulaire bijstand aan eigen onderdanen die vrijwillig willen terugkeren, maar bijvoorbeeld niet beschikken over de juiste (reis)documenten. Daarnaast werkt het merendeel van de herkomstlanden in meer of mindere mate mee aan gedwongen terugkeer van eigen onderdanen. Het is lastig om een eenduidige lijst te maken van landen die wel of niet goed meewerken aan terugkeer. Eerder is er sprake van een glijdende schaal van enerzijds landen die zeer goed meewerken en anderzijds landen die nauwelijks meewerken en/of zeer passief of traag reageren op verzoeken in dat kader. Daarnaast verandert de mate van medewerking over de tijd, en kan het delen van specifieke landen een negatief effect hebben op de lopende trajecten waarmee het kabinet de terugkeersamenwerking probeert te verbeteren. Het kabinet zet zich ervoor in om zoveel als mogelijk vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf te laten terugkeren. In dat kader worden verschillende instrumenten ingezet om de terugkeersamenwerking te verbeteren, zowel in bilateraal, als in EU verband. Meer specifiek wordt ook verwezen naar de beleidsagenda van de Taskforce Internationale Migratie, waarover de Kamer op 23 mei jl. per brief is geïnformeerd.
Vraag (83):
Hoeveel vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland maar worden op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet uitgezet?
Antwoord
Artikel 3 EVRM is een absoluut verbod op uitzetting naar een land waar een persoon een reëel risico loopt op foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Echter, op de vreemdeling rust dan nog steeds de verplichting Nederland te verlaten. In die gevallen wordt bekeken of vertrek naar een ander land mogelijk is. Ook kan het zijn dat het 3 EVRM-beletsel na verloop van tijd vanwege gewijzigde omstandigheden niet langer van toepassing is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de veiligheidssituatie in het land van herkomst verbetert.
Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt en op grond van artikel 3 EVRM niet naar het land van herkomst kan worden uitgezet, is niet als zodanig uit de systemen van de migratieketen te genereren. De Nederlandse overheid heeft immers geen zicht op vreemdelingen die weliswaar in Nederland zijn, maar zich aan het vreemdelingentoezicht onttrekken. Het aantal vreemdelingen met een 1F-status in de werkvoorraad van de DT&V bedroeg 1 mei 2025 circa 120. Bij 80 van deze dossiers is ook sprake van een beletsel uit te zetten op grond van artikel 3 EVRM. Buiten vreemdelingen met een 1F-status kan niet uit de systemen van de DT&V gegenereerd worden of er sprake is van een 3 EVRM-beletsel.
Vraag (84):
Hoeveel criminele vreemdelingen bevinden zich zonder verblijfsrecht in Nederland? Hoeveel daarvan kunnen niet worden uitgezet en waarom niet? Hoeveel daarvan zitten in (vreemdelingen)bewaring?
Antwoord:
De overheid heeft geen zicht op alle vreemdelingen die zich onrechtmatig in Nederland bevinden. Dit is inherent aan onrechtmatig verblijf.
Conform de afspraken in de ketenprocesbeschrijving Vreemdelingen in de Strafrechtketen (VRIS) [1] draagt de strafrechtketen vreemdelingen met een strafrechtelijke achtergrond over aan DT&V. Op 1 mei 2025 had de DT&V circa 820 zogeheten VRIS-ers in de caseload. Nagenoeg alle VRIS-ers verblijven in een locatie van DJI. Vaak in verband met een (preventieve) hechtenis, gevangenisstraf of maatregel in een penitentiaire inrichting, maar ook in een detentiecentrum voor vreemdelingenbewaring.
Het uitgangspunt is vanzelfsprekend dat in al deze zaken wordt gewerkt aan terugkeer. In 2025 tot en met mei zijn circa 370 VRIS-ers uit de caseload van de DT&V vertrokken, waarvan circa 280 (76%) aantoonbaar en circa 90 (24%) zelfstandig zonder toezicht. In 2024 was het percentage aantoonbaar vertrek van VRIS-ers 78%.
Het slagen van een uitzetting is afhankelijk van meerdere factoren, waaronder informatie over identiteit en nationaliteit van betrokkene, de beschikbaarheid van reisdocumenten en de mate van medewerking door landen van herkomst. Daarnaast kunnen nieuwe verblijfsaanvragen terugkeer (tijdelijk) frustreren. De opstelling van de vreemdeling kan van grote invloed zijn op deze factoren.
Vraag (85):
Hoeveel dossiers van vreemdelingen zijn dit jaar en vorig jaar overgedragen aan de DT&V en welk deel hiervan betreft vreemdelingen die een reguliere verblijfsprocedure hebben doorlopen?
Antwoord:
In 2024 zijn ca. 17.350 dossiers overgedragen aan de DT&V. In 2025 tot en met april zijn ca. 6.480 dossiers overgedragen aan de DT&V. In de registratie van de DT&V wordt geen onderscheid gemaakt naar de verblijfsrechtelijke achtergrond van een vreemdeling omdat dit niet relevant is in het kader van terugkeer. Het gaat bij terugkeer enkel om het feit dat vreemdelingen niet (langer) in Nederland mogen blijven.
Vraag (86):
Van hoeveel vreemdelingen die in de Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven hebben gemeenten het vermoeden dat zij feitelijk niet op dit adres of in Nederland verblijven? Bij welk aandeel hiervan is het verblijfsrecht ingetrokken?
Antwoord:
Op peildatum 11 mei 2025 woonden ca 7.710 personen in Nederland
op een adres dat op dat moment in onderzoek was door gemeenten. Het betreft hier alle personen, ongeacht nationaliteit. Ca 3.880 personen hiervan hebben een niet-Nederlandse nationaliteit.
Het feit dat een adres in onderzoek is, betekent niet per definitie dat een gemeente eraan twijfelt of de betrokkene op het adres woont. Wel dat de gemeente in deze gevallen twijfelt aan de correctheid van een of meer gegevens in het opgegeven adres. Dat kan bijvoorbeeld ook de schrijfwijze van de straatnaam zijn of een eventuele toevoeging bij het huisnummer. Het zal echter in veruit de meeste gevallen gaan over twijfel over wie er op dat adres woont. Het CBS kan niet aangeven van welk deel van deze groep de verblijfsvergunning is ingetrokken.37
Vraag (87):
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de behartiging van belangen van vreemdelingen en worden gesubsidieerd door de Nederlandse overheid? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, uitgesplitst naar subsidies door het Rijk en gemeenten?
Antwoord:
Het ministerie van A&M subsidieert een aantal organisaties die zich inzet voor de belangen van vreemdelingen. Die inzet is breder dan belangenbehartiging. In de tabel in de bijlage is weergegeven met welke organisaties A&M op dit moment een subsidierelatie heeft in het kader van migratie. A&M houdt geen overzicht bij van de subsidierelaties die gemeenten of andere onderdelen van het Rijk hebben met organisaties.
NOO
Voor het Nationaal Programma Oekraïense Vluchtelingen is voorzien in bijna € 20 mln. aan subsidies voor niet-gouvernementele organisaties. Onder andere het Nederlandse Rode Kruis, Vluchtelingenwerk Nederland en Psyglobal ontvangen een subsidie uit dit budget.
A&M Bestuursdepartement
Vanuit het bestuursdepartement wordt circa € 20 mln. aan subsidies verstrekt aan niet-gouvernementele organisaties. Dit betreft o.a. Vluchtelingenwerk Nederland, het Nederlandse Rode Kruis en International Organization for Migration.
DTenV
Vanuit DTenV wordt circa € 10 mln. aan subsidies verstrekt aan niet-gouvernementele organisaties. Dit betreft o.a. International Organization for Migration, Stichting Barka en Stichting Wereldwijd.
Vraag (88):
Welke organisaties in Nederland houden zich bezig met de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst? Hoeveel gemeenschapsgeld ontvangen zij, en hoeveel vreemdelingen laten zij terugkeren uitgesplitst per organisatie?
Antwoord:
Vanuit de rijksoverheid wordt de begeleiding van vreemdelingen naar het land van herkomst georganiseerd door of in afstemming met de Dienst Terugkeer & Vertrek. Het budget van de DTenV is in 2025 124 miljoen euro. Op dit moment worden, naast de begeleiding van de DTenV, projecten uitgevoerd op het terrein van terugkeer van vreemdelingen naar landen van herkomst door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), Vluchtelingenwerk Nederland, de Stichting Wereldwijd, de Stichting Sociale Veiligheid Nederland, de Stichting Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, Solid Road, de Regenboog Groep en Barka Nederland.
Daarnaast is het mogelijk dat er andere organisaties actief zijn op dit gebied, op lokaal niveau bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten, waar de rijksoverheid niet bij betrokken is. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten wanneer er geen recht op verblijf is.
Ook uit het Europese Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) worden subsidies verleend. In de AMIF programmaperiode 2021-2027 is 58,5 miljoen euro beschikbaar voor projecten die zich richten op de bevordering van vertrek. Dit betreft enerzijds zelfstandig dan wel gedwongen vertrek van vreemdelingen die geen recht op verblijf in Nederland hebben. Anderzijds vreemdelingen die in afwachting zijn van een beslissing op hun aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, bezwaarschrift of beroep of van vreemdelingen met een tijdelijk verblijfsrecht. Hiervan is 39 miljoen euro beschikbaar voor de DTenV en 19,5 miljoen euro beschikbaar voor IOM. Deze middelen kunnen worden ingezet voor activiteiten zoals het dekken van directe kosten van terugkeer, waaronder begeleiding van de vreemdeling bij vertrek, de inzet van tolken, vervoer, het verkrijgen van reisdocumenten en re-integratievoorzieningen. Ook kunnen zij onder andere worden aangewend voor capaciteitsopbouw en relatiebeheer in derde landen, voor investeringen in ICT ter ondersteuning van het uitvoeringsproces en voor communicatie en informatievoorziening over terugkeer.
Meer informatie over het AMIF is te vinden op https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/emvf-2021-2027/amif.
Vraag (89):
In welke gemeenten wordt opvang verleend aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Kunt u een overzicht geven van alle locaties, en hierbij aangeven of, en zo ja, hoeveel vreemdelingen er aantoonbaar zijn vertrokken vanuit deze locaties? Welke kosten werden hiervoor uitgetrokken?
Antwoord:
Per 1 januari 2025 is de rijksbijdrage aan de Landelijke Vreemdelingen Voorziening beëindigd. Daarom worden hieronder de laatst bekende cijfers vanuit de LVV per 31 december 2024 beschreven.
Voor zover bekend werd onderdak geboden aan vreemdelingen zonder recht op verblijf of rijksopvang in de voorzieningen in het kader van het programma Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) en in de nog resterende bed-bad-brood-voorzieningen. Wat betreft de voorzieningen in het kader van het programma LVV ging het om locaties in de gemeenten Amsterdam, Eindhoven, Groningen, Rotterdam en Utrecht. Op 31 december 2024 hadden 2.980 personen deelgenomen aan de LVV. Hiervan zijn 2.470 personen uitgestroomd. Voor 980 personen van de uitgestroomde personen werd een bestendige oplossing voor hun situatie gevonden (verblijf of terugkeer). Hiervan gold voor 240 personen dat zij uit Nederland zijn vertrokken. Voor 510 personen is het LVV-traject per 1 januari 2025 beëindigd zonder uitkomst.
Omdat de begeleidingstrajecten per geval kunnen verschillen in opzet en duur is er geen overzicht te geven van de kosten per traject. In de periode 2019 - 2024 ontvingen de betreffende gemeenten gezamenlijk een bedrag variërend van 14,1 tot 17,3 mln euro per jaar voor de kosten van onderdak en begeleiding van alle trajecten in de LVV, deels gefinancierd door het rijk en deels door de gemeenten.
Wat betreft de bed-bad-brood-voorzieningen is er geen volledig beeld van de locaties en het aantal vreemdelingen waaraan onderdak wordt geboden.38
Vraag (90):
Hoeveel vluchtelingen hebben de Arabische golfstaten, zoals Qatar, Dubai en de Verenigde Arabische Emiraten, opgenomen?
Antwoord:
Volgens UNHCR werden medio 2024 ongeveer 16.000 ontheemden (vluchtelingen, asielzoekers en ‘others of concern to UNHCR’) opgevangen in de zes golfstaten (Saudi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit, Qatar, Bahrein en Oman).39
Vraag (91):
Hoeveel Dublinclaims heeft Nederland de afgelopen vijf jaar ingediend en bij welke EU-landen? Wat is het inwillingspercentage van deze take charge claims van de betreffende landen? Hoe vaak worden deze claims geweigerd? Kunt u dit uitsplitsen per land?
Antwoord:
Hieronder vindt u de cijfers, per lidstaat uitgesplitst, voor de jaren 2020-2024 van het aantal ingediende claims, het aantal daarop ontvangen claimakkoorden en het percentage van het aantal akkoorden. Deze cijfers zijn weergegeven in cohorten, wat betekent dat de akkoorden worden geteld in het jaar waarop de betreffende claim is ingediend.
Naar Hongarije, Griekenland en Italië kan Nederland geen Dublinclaimanten overdragen. Daarom kunnen geen betrouwbare cijfers geleverd worden over claims en claimakkoorden. Deze landen zijn daarom niet opgenomen in het onderstaand overzicht. Voor Italië geldt dit vanaf 2024.40
In dit overzicht vindt u het percentage akkoorden van alle claim-uit zaken (zowel take back als take charge).
Disclaimer algemeen:
Bron IND (Metis). Standmaand/peildatum: 1-5-2025.
De cijfers kunnen afwijken van eerdere cijfers over eenzelfde periode in vorige rapportages, omdat de cijfers zijn geactualiseerd. In een aantal zaken worden correcties uitgevoerd na het verstrijken van de rapportageperiode die pas zichtbaar worden in cijfers met een latere peildatum. Alle cijfers (zowel de totalen als de verschillende deelcijfers) zijn afgerond op tientallen. Percentages worden afgerond naar hele getallen. Cijfers tussen 0-9 worden vermeld als < 10. Door de afrondingen kan een ogenschijnlijk verschil ontstaan tussen de eindtotalen en de optelsommen van de verschillende deelcijfers.
Jaar waarin Dublin-claim is ingediend | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
België | Aantal ingediende claims | 180 | 180 | 230 | 450 | 490 | 1.710 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 130 | 130 | 160 | 350 | 370 | 1.250 | |
Percentage akkoord | 72% | 72% | 70% | 78% | 76% | 73% | |
Bondsrepubliek Duitsland | Aantal ingediende claims | 1.870 | 1.590 | 1.850 | 2.990 | 2.440 | 11.440 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 1.380 | 1.200 | 1.340 | 2.190 | 1.840 | 8.460 | |
Percentage akkoord | 74% | 75% | 72% | 73% | 75% | 74% | |
Bulgarije | Aantal ingediende claims | 40 | 60 | 290 | 510 | 420 | 1.410 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 10 | 20 | 180 | 310 | 250 | 810 | |
Percentage akkoord | 25% | 33% | 62% | 61% | 60% | 57% | |
Cyprus | Aantal ingediende claims | 10 | 30 | 10 | 30 | 30 | 110 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | <5 | 10 | 10 | 10 | 10 | 40 | |
Percentage akkoord | 33% | 100% | 33% | 33% | 36% | ||
Denemarken | Aantal ingediende claims | 80 | 170 | 120 | 80 | 50 | 510 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 40 | 130 | 80 | 50 | 30 | 340 | |
Percentage akkoord | 50% | 76% | 67% | 63% | 60% | 67% | |
Estland | Aantal ingediende claims | <5 | 10 | 10 | 10 | 30 | |
Waarop ontvangen claim akkoorden | <5 | <5 | <5 | 10 | 10 | ||
Percentage akkoord | 33% | ||||||
Finland | Aantal ingediende claims | 30 | 10 | 20 | 30 | 30 | 130 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 20 | 10 | 20 | 30 | 20 | 110 | |
Percentage akkoord | 67% | 100% | 100% | 100% | 67% | 85% | |
Frankrijk | Aantal ingediende claims | 630 | 510 | 920 | 1.060 | 1.040 | 4.410 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 450 | 360 | 660 | 670 | 660 | 2.910 | |
Percentage akkoord | 71% | 71% | 72% | 63% | 63% | 66% | |
Groot-Brittannië | Aantal ingediende claims | 40 | 40 | ||||
Waarop ontvangen claim akkoorden | 30 | 30 | |||||
Waarvan geeffectueerde overdrachten | 75% | 75% | |||||
Ierland | Aantal ingediende claims | 10 | 10 | 10 | 10 | 50 | |
Waarop ontvangen claim akkoorden | <5 | <5 | <5 | <5 | <10 | ||
Percentage akkoorden | 41 | ||||||
IJsland | Aantal ingediende claims | 10 | 10 | <5 | 10 | 10 | 40 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | <5 | 10 | <5 | <5 | 10 | ||
Percentage akkoorden | 25% | ||||||
Italië | Aantal ingediende claims | 1.510 | 1.450 | 2.610 | 1.570 | 7.170 | |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 1.240 | 1.250 | 2.340 | 1.400 | 6.240 | ||
Percentage akkoorden | 82% | 86% | 90% | 89% | 87% | ||
Kroatië | Aantal ingediende claims | 100 | 70 | 80 | 640 | 960 | 1.980 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 60 | 50 | 70 | 580 | 820 | 1.680 | |
Percentage akkoorden | 60% | 71% | 86% | 91% | 85% | 85% | |
Letland | Aantal ingediende claims | 10 | 10 | 30 | 70 | 30 | 160 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 10 | 10 | 30 | 60 | 20 | 140 | |
Percentage akkoorden | 100% | 100% | 100% | 86% | 67% | 88% | |
Liechtenstein | Aantal ingediende claims | <5 | <5 | <5 | <5 | <5 | <10 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | <5 | <5 | <5 | <5 | <10 | ||
Percentage akkoorden | <5 | <5 | <10 | ||||
Litouwen | Aantal ingediende claims | 50 | 30 | 40 | 40 | 20 | 190 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 50 | 20 | 40 | 40 | 20 | 180 | |
Percentage akkoorden | 100% | 67% | 100% | 100% | 100% | 95% | |
Luxemburg | Aantal ingediende claims | 40 | 30 | 30 | 20 | 30 | 160 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 40 | 20 | 20 | 10 | 10 | 100 | |
Percentage akkoorden | 100% | 67% | 67% | 50% | 33% | 63% | |
Malta | Aantal ingediende claims | 60 | 70 | 130 | 120 | 70 | 460 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 40 | 50 | 100 | 90 | 60 | 350 | |
Percentage akkoorden | 67% | 71% | 77% | 75% | 86% | 76% | |
Noorwegen | Aantal ingediende claims | 20 | 10 | 20 | 10 | 20 | 90 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 10 | <5 | 10 | 10 | 10 | 50 | |
Percentage akkoorden | 50% | 50% | 100% | 50% | 56% | ||
Oostenrijk | Aantal ingediende claims | 150 | 250 | 680 | 930 | 390 | 2.490 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 90 | 170 | 390 | 550 | 220 | 1.460 | |
Percentage akkoorden | 60% | 68% | 57% | 59% | 56% | 59% | |
Polen | Aantal ingediende claims | 90 | 100 | 290 | 210 | 200 | 920 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 80 | 80 | 260 | 190 | 180 | 820 | |
Percentage akkoorden | 89% | 80% | 90% | 90% | 90% | 89% | |
Portugal | Aantal ingediende claims | 20 | 20 | 30 | 70 | 60 | 220 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 10 | 10 | 30 | 50 | 60 | 170 | |
Percentage akkoorden | 50% | 50% | 100% | 71% | 100% | 77% | |
Roemenië | Aantal ingediende claims | 130 | 170 | 150 | 110 | 110 | 690 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 90 | 110 | 90 | 80 | 80 | 470 | |
Percentage akkoorden | 69% | 65% | 60% | 73% | 73% | 68% | |
Slovenië | Aantal ingediende claims | 140 | 100 | 90 | 110 | 80 | 540 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 80 | 70 | 60 | 70 | 50 | 350 | |
Percentage akkoorden | 57% | 70% | 67% | 64% | 63% | 65% | |
Slowakije | Aantal ingediende claims | 10 | 10 | 10 | 20 | 10 | 70 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 | 50 | |
Percentage akkoorden | 100% | 100% | 100% | 50% | 100% | 71% | |
Spanje | Aantal ingediende claims | 560 | 680 | 960 | 1.160 | 730 | 4.350 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 390 | 530 | 700 | 740 | 550 | 3.080 | |
Percentage akkoorden | 70% | 78% | 73% | 64% | 75% | 71% | |
Tsjechië | Aantal ingediende claims | 30 | 30 | 50 | 60 | 50 | 230 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 30 | 20 | 40 | 50 | 40 | 190 | |
Percentage akkoorden | 100% | 67% | 80% | 83% | 80% | 83% | |
Zweden | Aantal ingediende claims | 130 | 100 | 190 | 210 | 150 | 820 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 80 | 70 | 150 | 160 | 120 | 600 | |
Percentage akkoorden | 62% | 70% | 79% | 76% | 80% | 73% | |
Zwitserland | Aantal ingediende claims | 290 | 260 | 290 | 480 | 440 | 1.950 |
Waarop ontvangen claim akkoorden | 190 | 150 | 170 | 260 | 240 | 1.120 | |
Percentage akkoorden | 66% | 58% | 59% | 54% | 55% | 57% | |
Totaal aantal ingediende claims | 7.400 | 7.020 | 9.670 | 11.440 | 8.830 | 46.640 | |
Totaal waarop ontvangen claim akkoorden | 4.570 | 4.490 | 6.960 | 7.960 | 5.780 | 31.130 | |
Totaal percentage akkoorden | 62% | 64% | 72% | 70% | 65% | 67% |
Vraag (92):
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er de afgelopen vijf jaar verstrekt aan statushouders?
Antwoord:
In de tabel als opgenomen in de bijlage staat hoeveel statushouders de afgelopen vijf jaar door Nederlandse gemeenten zijn gehuisvest in het kader van de taakstelling huisvesting vergunninghouders. Hierbij wordt benadrukt dat het aantal gehuisveste statushouders niet gelijk is aan het aantal woningen, omdat meerdere statushouders (bijv. een gezin) samen gehuisvest worden. Het aantal (sociale huur)woningen dat met het huisvesten van vergunninghouders gemoeid is, wordt door de Rijksoverheid niet geregistreerd. Informatie over huisvesting en integratie van statushouders is te vinden op de website van het CBS.
Huisvesting en integratie van statushouders - Asiel en integratie 2025 | CBS
Jaar | Aantal gehuisveste statushouders |
---|---|
2024 | 30.050 |
2023 | 30.680 |
2022 | 29.050 |
2021 | 22.380 |
2020 | 12.010 |
Bron: Overzicht huisvesting vergunninghouders, eindejaarsstanden. Er zijn kleine verschillen mogelijk tussen publicaties met een verschillende peildatum, bijvoorbeeld als gevolg van naregistratie.
Vraag (93):
Kunt u nader toelichten waarom het mediaanscenario van de Meerjaren Productie Prognose (MPP) leidt tot bijstellingen op het budget van de IND en kunt u de bijstellingen voor de jaren 2025 en 2026 nader specificeren?
Antwoord:
Normaliter wordt bij het opstellen van een toekomstscenario op basis van de Meerjaren Productie Prognose gekozen voor het medio scenario. Dit jaar is op basis van de gevolgen van de ingediende asielwetsvoorstellen en de laatste trends gekozen voor het mediaanscenario. Het kabinet heeft op basis van de MPP 2024-II het meerjarig budget van de IND bijgesteld met 33,8 mln. euro in 2025 en 87,6 mln. euro in 2026. Deze middelen worden ingezet voor het behoud en de beperkte werving van personeel, die bijdragen aan het verwerken de voorraad en de nieuwe aanvragen.
Vraag (94):
Kunt u de bijstellingen bij het COA voor de jaren 2025 en 2026 nader specificeren en kunt u daarbij aangeven hoeveel van deze bijstelling gaat naar reguliere opvang, noodopvang en crisisnoodopvang?
Antwoord:
De kosten voor opvang worden geraamd aan de hand van de Meerjarige Productie Prognose (MPP). Op basis van de MPP is door het Kabinet voor 2025 779,4 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van het COA. Hiervan is 815,3 miljoen euro in 2025 toegevoegd aan het (crisis)noodopvangbudget en 35,9 miljoen euro in mindering gebracht op het budget voor reguliere opvang.
In 2026 is op basis van de MPP 401,5 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van het COA. Hiervan is 757,7 miljoen euro toegevoegd aan het (crisis)noodopvangbudget en 356,2 miljoen euro in mindering gebracht op het budget voor reguliere opvang.
Vraag (95):
Betekent de afspraak om de Spreidingswet pas, op z'n vroegst, begin 2026 in te trekken niet dat er ook voor het jaar 2026 geld gereserveerd dient te worden voor de bonussen? Zo ja, waarom is dat nu niet het geval?
Antwoord:
Conform de spreidingswet worden er per cyclus van de wet bonussen uitgekeerd aan gemeenten die daar op basis van de gestelde voorwaarden recht op hebben. De eerste cyclus van de spreidingswet loopt van februari 2024 tot februari 2026. Eenmaal per cyclus worden deze bonussen uitgekeerd. Voor SPUK 1 is dit in 2025, en voor SPUK 2 en 3 in 2026.
Vraag (96):
Kunt u het bedrag van € 8,8 miljoen (2025 en 2026) voor de DISA nader toelichten en specificeren?
Antwoord:
Per 1 januari 2025 is de politie gestopt met het uitvoeren van de Identificatie en Registratiewerkzaamheden (I&R) ten behoeve van asielaanvragers. De hierbij behorende taken en activiteiten zijn overgedragen aan de nieuw opgerichte Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA). De DISA wordt gefinancierd op basis van de MPP. Op basis van de MPP-raming wordt het budget verhoogd omdat de komende jaren meer registraties worden uitgevoerd door Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA). Voor 2025 en 2026 betreft dit € 8,8 mln.
Vraag (99):
Welke controlemechanismen zijn er om te waarborgen dat het oprichten van de DISA er daadwerkelijk toe gaat leiden dat er een efficiëntere en effectievere registratie van asielzoekers plaats gaat vinden?
Antwoord:
De DISA is als uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Asiel en Migratie opgenomen in het binnen het ministerie van JenV gebruikelijke sturingsmodel. Via een jaarlijkse aanschrijving en opdrachtbrief wordt de opgave van de DISA vertaald in heldere resultaatafspraken. Via periodieke gesprekken binnen de planning- en begrotingscyclus wordt binnen de sturingsdriehoek op de jaardoelstellingen van DISA gestuurd.
Voor 2025 heeft de DISA in haar jaarplan vier jaardoelen opgenomen: 1) zorgvuldige en tijdige procesgang, 2) adequate IV-ondersteuning, 3) procesvernieuwing/herontwerp en 4) inrichting organisatie. Via de jaardoelen stuurt DISA op een verwerking die meeloopt met de MPP en waarbij ten minste 90% van de aanvragers binnen 24 uur geïdentificeerd en geregistreerd zijn, zodat maximaal wordt ingezet achterstanden te voorkomen. Daarbij zet DISA in op verdere automatisering, digitalisering en vereenvoudiging van het uitvoerend proces, zodat dit flexibel en wendbaar uitgevoerd kan worden. Tot nog toe is de DISA met deze optimalisaties in staat gebleken om de instroom, een veel gevallen sneller maar uiterlijk, binnen de gestelde 24 uur te verwerken.
Vraag (100):
Kan toegelicht worden waarom de zorgkosten per ontheemde zijn gestegen en daarom meer budget nodig is voor de Regeling Medische zorg Ontheemden (RMO) terwijl er in de Kamer een motie in aangenomen om ontheemden mee te laten betalen aan hun zorgkosten?
Antwoord:
In algemene zin zijn de zorgkosten in Nederland gestegen, onder meer door inflatie. Daarnaast is de toename te verklaren doordat ontheemden die op een wachtlijst stonden voor een behandeling deze ondertussen ook hebben gekregen. Tot slot, verblijven ontheemden met het aanhouden van de oorlog langer in Nederland en wetenzij beter hun weg weten te vinden in het Nederlandse zorgsysteem.
Vraag (101):
Kunt u het bedrag van € 10,2 miljoen voor taallessen voor ontheemden nader specificeren? Om hoeveel (extra) kinderen en docenten gaat dit?
Antwoord:
De € 10,2 mln. betreft een correctieboeking voor AenM, die niet correct is toegelicht in de tekst van de eerste suppletoire begroting. Het gaat om respectievelijk 10 miljoen voor taalonderwijs van volwassenen en 0,2 miljoen voor het ontwikkelen van competenties in het kader van de ‘Skills Alliance’. De beleidsverantwoordelijkheid voor de besteding ligt niet bij AenM, maar bij het ministerie van OCW. Het bedrag van 10 miljoen euro is al eerder bij de ontwerpbegroting voor 2025 toegevoegd aan de middelen die gemeenten ontvangen voor het aanbieden van taalonderwijs aan volwassenen (de WEB-middelen). Deze zijn bedoeld voor alle niet-inburgeringsplichtigen en dus niet alleen voor ontheemden. Er wordt niet landelijk geregistreerd hoeveel ontheemden uit Oekraïne taallessen volgen uit deze middelen en hoeveel docenten ingezet worden om die taallessen te geven. Naar schatting kunnen circa 5800 ontheemden uit Oekraïne gebruik maken van een laagdrempelige informele taalcursus die gemiddeld 1750 euro kost.
Vraag (102):
Kunt u toelichtingen hoeveel de invoering van de asielnoodmaatregelenwet kost?
Antwoord:
De structurele kosten voor de IND voor de uitvoering van de asielnoodmaatregelenwet zijn op basis van de eerdere analyses door de IND zelf geraamd op 1,5 mln. De rechtspraak heeft op basis van de eerdere analyses zelf aangegeven dat gaat het om structureel 5,8 mln. met name als gevolg van werklastverzwaring door een toename van het aantal zaken en een toename van de complexiteit en daarmee de behandeltijd van zaken. De incidentele kosten bij de IND bedragen 0,6 miljoen. Bij de rechtspraak zijn de incidentele kosten ca. 5,9 mln. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel zijn de kosten per maatregel en per organisatie in meer detail toegelicht.
De daadwerkelijke kostenontwikkeling wordt onderzocht in de evaluatie die is toegezegd. Deze evaluatie zal in 2025 worden uitgevoerd, naar verwachting in het najaar.
Vraag (103):
Kunt u toelichten hoeveel de invoering van het wetsvoorstel tweestatusstelsel kost?
Antwoord:
De financiële gevolgen van de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen hebben vooral betrekking op de uitvoering, met name de IND en de rechtspraak. Het kabinet heeft middelen beschikbaar gesteld om de kosten voor de uitvoering van deze wet te dekken
De Rechtspraak verwacht een substantiële stijging van de werklast. De wet zorgt voor een toename van het aantal zaken en een toename van de complexiteit en daarmee behandeltijd van zaken. In het eerste jaar is de omvang van de extra werklast incidenteel geraamd op € 47,8 miljoen. De structurele kosten vanaf 2027 bedragen € 46,8 miljoen.
De introductie van het tweestatusstelsel leidt voor de IND tot zowel structurele als incidentele kosten. Op basis van de huidige inzichten en scenario’s zorgt het tweestatusstelsel voor een structurele toename van de personele kosten van €25-€60 miljoen per jaar.
De daadwerkelijke kostenontwikkeling wordt onderzocht in de evaluatie die is toegezegd. Deze evaluatie zal in 2025 worden uitgevoerd, naar verwachting in het najaar.
Vraag (104):
Hoe verklaart u de stijging van de gemiddelde zorgkosten per Oekraïense ontheemde?
Antwoord:
In algemene zin zijn de zorgkosten in Nederland gestegen, onder meer door inflatie. Daarnaast is de toename te verklaren doordat ontheemden die op een wachtlijst stonden voor een behandeling deze ondertussen ook hebben gekregen. Tot slot, verblijven ontheemden met het aanhouden van de oorlog langer in Nederland. Dit betekent dat zij beter hun weg weten te vinden in het Nederlandse zorgsysteem.
Vraag (105):
Hoe wordt gewaarborgd dat de € 115 miljoen aan ‘middelen wetsvoorstellen’ doelmatig en worden besteed?
Antwoord:
De kosten die voor de implementatie van de reeds aan de Tweede Kamer aangeboden wetsvoorstellen zijn voorzien, zoals opgenomen in de memorie van toelichting, zijn gebaseerd op uitvoeringstoetsen die door de organisaties zelf zijn uitgevoerd. De inschatting van de kosten is gebaseerd op de huidige inzichten. De kostenontwikkeling wordt opnieuw onderzocht in de evaluatie die in 2025 zal worden uitgevoerd. Daarnaast ben ik voornemens drie jaar na datum inwerkingtreding een brede evaluatie ten aanzien van de in samenhang genomen maatregelen uit te voeren om de effectiviteit en doelmatigheid voor de uitvoering in beeld te krijgen.42
Vraag (106):
Hoeveel structurele opvangplekken zijn er momenteel beschikbaar voor de opvang van asielzoekers?
Antwoord:
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (alles behalve Noodopvang en Crisis Noodopvang/TGO), dat zijn 37.380 plekken op 23-05-2025.
Vraag (107):
Hoeveel structurele opvangplekken zullen beschikbaar zijn per 1 januari 2026 mits alle plannen die nu lopen ook doorgang vinden?
Antwoord:
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (allesbehalve Noodopvang en Crisis Noodopvang/TGO).
Voor de doorkijk van de capaciteit wordt geen onderscheid gemaakt tussen noodopvang en regulier, deze getallen zijn dus niet beschikbaar. Dit is bij nog te vormen locaties vaak nog een onderwerp van discussie met gemeenten.
Vraag (108):
Voor hoeveel structurele opvangplekken is er financiering in de huidige begroting in de jaren 2026, 2027 en 2028?
Antwoord:
Het Kabinet heeft ervoor gekozen om op basis van de MPP 2024-II de middelen voor het COA tot en met 2026 te verwerken in de eerste suppletoire begroting. In 2026 zal er hierdoor budgettaire ruimte zijn voor 103.065 plekken. In 2027 en 2028 is er een aflopend kader. Met gebruik van het prijspeil 2025 kunnen in 2027 27.877 plekken geëxploiteerd worden. Voor 2028 zijn dit 18.954 plekken. Het kabinet zet er met instroombeperkende maatregelen een verbeterde uitstroom van statushouders op in dat asielopvangplekken verminderd nodig zijn.
Vraag (109):
Hoeveel structurele opvangplekken worden gerealiseerd in de 20 meest welvarende gemeenten (op basis van gemiddeld jaarinkomen)?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit beschikbaar stelt, wordt overleg ingepland.
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (alles behalve Noodopvang en TGO).
In de 20 meest welvarende gemeenten gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen) worden ca. 220 structurele opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit, dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).
(bron: CBS, https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-van-huishoudens/, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020)
Vraag (110):
Hoeveel structurele opvangplekken worden gerealiseerd in de 20 minst welvarende gemeenten (op basis van gemiddeld jaarinkomen)?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit beschikbaar stelt wordt overleg ingepland. Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (alles behalve Noodopvang en TGO).
In de 20 minst welvarende gemeenten gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen) worden ca.5.290 structurele opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit, dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwing, instroomstops etc.).
(bron: CBS, https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-van-huishoudens/, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020)
Vraag (111):
Hoeveel opvangplekken bieden de 20 meest welvarende gemeenten als het gaat om de opvang van Oekraïners?
Antwoord:
Voor de opvang van Oekraïners is een gecombineerde resultaats- en inspanningsverplichting afgesproken. Aan het begin van de crisis in maart 2020 is iedere Veiligheidsregio opgedragen om 2.000 plekken te realiseren. Dit telt op tot 50.000 plekken. Aanvullende verzoeken aan de regio's hebben de vorm van een inspanningsverplichting. Deze verdeling is gebaseerd op inwoneraantal en oppervlakte. Binnen een regio worden soms onderlinge afspraken gemaakt over de verdeling van de verschillende doelgroepen per gemeente. Ruim 35.000 ontheemden hebben opvang in eigen circuit gerealiseerd. Daar komt bij dat er voortdurend locaties openen en sluiten, en een eventuele lijst constant zou wijzigen. Al met al is een uitsplitsing van de cijfers per regio naar gemeenten dus lastig te maken.
Vraag (112):
Hoeveel opvangplekken bieden de 20 minst welvarende gemeenten als het gaat om de opvang van Oekraïners?
Antwoord:
Zie het antwoord bij vraag 111.
Vraag (113):
Hoeveel tijdelijke opvangplekken (tot en met 2028) bieden de 20 meest welvarende gemeenten?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit beschikbaar stelt wordt overleg ingepland.
Als tijdelijk worden beschouwd de niet-reguliere opvanglocaties (Noodopvang en TGO).
Verder worden de niet-coa locaties uitgesloten (logeerregeling, hotelregeling, administratief geplaatsten).
In de 20 meest welvarende gemeenten gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen) worden ca. 1.680 tijdelijke opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit, dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).
(bron: CBS, https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-van-huishoudens/, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020)
Vraag (114):
Hoeveel tijdelijke opvangplekken (tot en met 2028) bieden de 20 minst welvarende gemeenten?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit beschikbaar stelt wordt overleg ingepland.
Als tijdelijk worden beschouwd de niet-reguliere opvanglocaties (Noodopvang en TGO).
Verder worden de niet-coa locaties uitgesloten (logeerregeling, hotelregeling, administratief geplaatsten).
In de 20 minst welvarende gemeenten gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen) worden 4.470 tijdelijke opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit, dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).
(bron: CBS, https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-van-huishoudens/, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020)
Vraag (115):
Hoeveel structurele opvangplekken worden gerealiseerd in de 20 meest welvarende grotere steden (minstens 100.000 inwoners)?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit beschikbaar stelt wordt overleg ingepland.
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (alles behalve Noodopvang en TGO).
Aangezien er slechts 26 gemeenten in Nederland zijn met meer dan 100.000 inwoners, is ervoor gekozen de top 10 te selecteren om een vergelijk te kunnen maken.
In de 10 meest welvarende steden gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen) worden 4.350 structurele opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit, dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).
(bron: CBS, https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-van-huishoudens/, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020
en
https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2025/10/voorlopige-bevolkingsaantallen-per-gemeente-1-1-2025)
Vraag (116):
Hoeveel structurele opvangplekken worden gerealiseerd in de 20 minst welvarende grotere steden (minstens 100.000 inwoners)?
Antwoord:
Allereerst wordt opgemerkt dat bij de uitvraag voor opvangcapaciteit niet gekeken wordt naar de mate van welvarendheid van een gemeente. Met iedere gemeente die capaciteit beschikbaar stelt wordt overleg ingepland.
Als structureel worden beschouwd de reguliere opvanglocaties (alles behalve Noodopvang en TGO). Aangezien er slechts 26 gemeenten in Nederland zijn met meer dan 100.000 inwoners, is ervoor gekozen de top 10 te selecteren om een vergelijk te kunnen maken.
In de 10 minst welvarende steden gezamenlijk (op basis van gemiddeld jaarinkomen) worden 2.990 structurele opvangplekken gerealiseerd (Netto Logistieke Capaciteit, dus na aftrek van verlies van bedden door verbouwingen, instroomstops etc.).43
(bron: CBS, https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2022/inkomen-van-huishoudens/, Tabel in 2.5.1. Gegevens uit 2020
en
https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2025/10/voorlopige-bevolkingsaantallen-per-gemeente-1-1-2025)
Vraag (117):
Wanneer is de verwachting dat de extra structurele investeringen in het tweestatusstelsel, de asielnoodmaatregelenwetgeving en de terugkeer en vreemdelingenbewaring, zichzelf terug hebben verdiend?
Antwoord:
Inzet van deze regering is om grip te krijgen op migratie en de asielinstroom te beperken. In algemene zin verwacht de regering daarom dat de invoering van een tweestatusstelsel, samen met het bredere pakket aan maatregelen, leidt tot een substantiële beperking van de asielinstroom en de nareis van gezinsleden. Als gevolg daarvan nemen naar verwachting de kosten en de benodigde capaciteit in de gehele migratieketen uiteindelijk af en is het totaaleffect op de keten positief.
Vraag (118):
Waar wordt het geld dat in 2025 nog in de asielreserve zit aan besteed?
Antwoord:
In 2024 is besloten het restant van de asielreserve (ca. 9 miljoen euro) in te zetten ter dekking van de asieltegenvallers. Deze middelen zijn niet in 2024 afgeboekt, waardoor dit nu in 2025 plaatsvindt.
Vraag (119):
Kunt u een overzicht geven van de taakstelling in het kader van de 22% besparing op apparaatskosten voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
In totaal is er voor de ministeries van JenV en AenM gezamenlijk één apparaatstaakstelling van ca. € 111 miljoen opgelegd. Bij de verdeling van de taakstelling is ook een gezamenlijke aanpak gekozen, langs drie lijnen, vanaf 2026:
• 50% (€ 55 miljoen) direct bij het Bestuursdepartement.
• € 32 miljoen op externe inhuur, zowel binnen het Bestuursdepartement als de uitvoering.
• € 24 miljoen efficiencykorting op de uitvoeringsorganisaties. Dit komt effectief neer op een korting van 0,2%. Er zijn geen uitvoeringsorganisaties uitgezonderd.
De taakstelling is dus voor het grootste deel belegd bij het bestuursdepartement, effectief ongeveer 16% van het apparaatsbudget. Dat betekent dat het aantal fte’s wordt verminderd door te prioriteren in de uitvoering van bepaalde (beleids)taken, door efficiënter te gaan werken en door het terugdringen van de externe inhuur (een van de doelen vanuit het HLA en het Regeerprogramma). Om de externe inhuur terug te dringen, zal er een bezuiniging zijn van € 32 miljoen op het apparaatsbudget dat besteed wordt aan externe inhuur, bij zowel het bestuursdepartement als bij de organisaties. De bezuiniging op externe inhuur zal bijdragen aan het kabinetsdoel om de externe inhuur terug te brengen naar de Roemernorm.
Het ministerie van Justitie en Veiligheid en het ministerie van Asiel en Migratie kennen een groot aantal organisaties waarvan een deel ook aanzienlijk is in budgettaire omvang. Hierdoor is het totale apparaatsbudget van de organisaties hoog. Er is bij de JenV- en AenM-organisaties een bezuiniging ingeboekt oplopend tot € 51,8 miljoen structureel vanaf 2029. De bezuiniging is op basis van het apparaatsbudget naar rato verdeeld over de organisaties. Naast de genoemde bezuiniging op externe inhuur bestaat dit uit een efficiencytaakstelling van circa 0,2% van het totale apparaatsbudget, optellend tot € 24 miljoen. De (beleids)taken van de organisaties zullen onveranderd blijven. Organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen efficiencyslag van 0,2%. Verhoudingsgewijs wordt de uitvoering zoveel mogelijk gespaard en ligt de grootste slag bij het bestuursdepartement.
Onderstaande tabel geeft weer wat het totaalbedrag is van de HLA-apparaatstaakstelling per organisatie en onderdeel van de ministeries van JenV en AenM.
Tabel: Verdeling HLA-taakstelling per organisatie en kerndepartement ministerie van Justitie en Veiligheid en ministerie van Asiel en Migratie, bedragen (x € 1.000)
Vraag (120):
Wat is de realisatie van deze taakstelling voor het jaar 2024 en wat is de voortgang voor 2025?
Antwoord:
De HLA-taakstelling van 22% op het apparaatsbudget is vanaf 2025 ingeboekt. De realisatie in 2024 is dus 0. Voor 2025 dienen JenV en AenM gezamenlijk € 25,2 miljoen te realiseren. Bij Najaarsnota zal u geïnformeerd worden over de voorlopige realisatie van de taakstelling in 2025.
Vraag (121):
Welk deel van die taakstelling wordt ingevuld vanuit apparaatsgelden en welk deel vanuit andere middelen en welke zijn dat?
Antwoord:
De taakstelling is binnen het Bestuursdepartement volledig ingeboekt op de apparaatsbudgetten. Bij de uitvoeringsorganisaties is de taakstelling ingeboekt op de bijdrage vanuit het departement aan deze organisaties.
Vraag (122):
Welke ICT-vernieuwingen zullen niet of later plaatsvinden als gevolg van de taakstelling op apparaatskosten?
Antwoord:
Om de taakstelling op de apparaatskosten te realiseren zal er op allerlei verschillende fronten bespaard moeten worden. In de eerste suppletoire begroting is de taakstelling vanaf 2026 doorverdeeld naar de verschillende onderdelen van AenM. De taakstellingen zijn gericht op 2026 en op de jaren daarna. De gevolgen van de taakstellingen worden in het begrotingsproces 2026 en verder uitgewerkt. Vooralsnog zijn er geen concrete ICT-vernieuwingen aangewezen als besparing.
Vraag (123):
Welk deel van deze taakstelling valt neer bij elk van de uitvoeringsorganisaties (uitgesplitst per uitvoeringsorganisatie) en wat zijn hier de operationele gevolgen van?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 119.
Vraag (124):
Hoe verhoudt de taakstelling die neervalt bij uitvoeringsorganisaties zich tot de eerder aangekondigde bezuinigingen op de uitvoering en de toegezegde extra middelen aan de IND?
Antwoord:
Zoals in het antwoord op vraag 119 toegelicht ziet de taakstelling bij de uitvoeringsorganisaties op externe inhuur en efficiency. Door verambtelijking van extern personeel kan bezuinigd worden op externe inhuur. De efficiencytaakstelling van 0,2% kan ingevuld worden door efficiënter werken. Hiermee wordt verondersteld dat deze taakstelling geen directe gevolgen heeft voor de primaire taakuitoefening van uitvoeringsorganisaties, zoals de IND. Het kabinet heeft o.b.v. de Meerjaren Productie Prognose bij Voorjaarsnota het budget van de IND met structureel € 374 mln. bijgesteld. Deze middelen worden ingezet voor het behoud en beperkte werving van personeel, die bijdragen aan het verwerken van de bestaande aanvragen en aanvragen volgend uit de MPP.
Vraag (125):
Welke kaders hanteert u voor het realiseren van de taakstelling op de apparaatsuitgaven?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 119.
Vraag (126):
Kunt u een overzicht geven in de ontwikkeling van externe inhuur in de afgelopen vijf jaar en de doelstelling voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
In de periode 2019 – 2024 waren het ministerie van AenM en JenV nog één gezamenlijk ministerie, hierover is dus ook gezamenlijk gerapporteerd. De cijfers van 2025-2030 hebben alleen betrekking op AenM.
Bedragen in € 1.000 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal externe inhuur | 347.526 | 383.375 | 394.851 | 430.723 | 497.823 | 611.550 |
Totaal uitgaven personeel ambtelijk + externe inhuur |
2.583.687 | 2.830.647 | 3.005.240 | 3.196.382 | 3.601.170 | 4.138.307 |
Percentage externe inhuur | 13,40% | 13,50% | 13,10% | 13,50% | 13,80% | 14,80% |
Doelstelling voor 2025-2030
Bedragen in € 1.000 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 |
---|---|---|---|---|---|---|
Raming externe inhuur | 98.408 | 64.359 | 26.167 | 9.655 | 9.042 | 9.042 |
Deze raming betreft de externe inhuur bij de IND, het kerndepartement en de organisatie met een apparaatsartikel op de AenM-begroting: DTenV. Het doel is de externe inhuur terug te brengen naar onder de Roemernorm van 10% van de personele uitgaven.44
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bronnen: IND ASYLUM Trends, Kmar, ZHP (cijfers afgerond op tientallen).↩︎
Bron: DISA. Cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: KMar. Cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/12/16/bijlage-schattingen-onrechtmatig-in-nederland-verblijvende-vreemdelingen-2017-2018.↩︎
Vanwege een nuanceverschil in de vraagstelling zijn de cijfers in deze beantwoording niet gelijk aan die van vraag 47 (vraag 46 ziet toe op “in vreemdelingenbewaring geplaatst”, vraag 47 op “in vreemdelingenbewaring gezeten”).↩︎
Vanwege een nuanceverschil in de vraagstelling zijn de cijfers in deze beantwoording niet gelijk aan die van vraag 46 (vraag 46 ziet toe op “in vreemdelingenbewaring geplaatst”, vraag 47 op “in vreemdelingenbewaring gezeten”).↩︎
Bronnen: Eurostat, Third country nationals ordered to leave - annual data (rounded), geraadpleegd op 23 mei 2025; Eurostat, Third country nationals returned following an order to leave - annual data (rounded), geraadpleegd op 23 mei 2025↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Cijfers zijn op basis van de politieregistratie (in PSH-V) waarbij de aanleiding van het opgestarte ID-
onderzoek de eerste asielaanvraag was.↩︎
Bron: Nationale Politie; cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bronnen: IND (METIS; peildatum 1 mei 2025); DTenV (peildatum 1 mei 2025). De cijfers zijn afgerond op tientallen.↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bronnen: WODC-rapport 'Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 19 637, nr. 3266); Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 VI, nr. 106.↩︎
Bronnen: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en
crisisnoodopvanglocaties 2017–2023»; IND; Dienst Terugkeer en Vertrek.↩︎
Bronnen: Staat van Migratie 2024; WODC-rapport ‘Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023’↩︎
Bron: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties 2017–2023↩︎
Bronnen: Dienst Terugkeer en Vertrek (peildatum 30 april 2025).↩︎
Bron: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en
crisisnoodopvanglocaties 2017–2023↩︎
Bronnen: WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en
crisisnoodopvanglocaties 2017–2023»; Raad voor de rechtspraak (peildatum 22 december
2023).↩︎
Bron: IND, jaarstand is 2025-04.↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Dit aantal is het totaal aantal ingewilligde verblijfsaanvragen voor de nationale kennismigrantenregeling, de Europese Blauwe kaart en ‘Overplaatsing binnen
een onderneming, inclusief de ingewilligde aanvragen wijziging beperking naar deze verblijfsdoelen. Het verblijfsdoel ‘Overplaatsing binnen een onderneming’
vloeit voort uit de per 29 november 2016 geïmplementeerde Europese Richtlijn 2014/66 voor Intra Corporate Transferees (ICT).↩︎
De gronden tot afwijzing van de aanvraag zijn opgenomen in artikel 16 Vreemdelingenwet. Voor de specifieke voorwaarden voor de nationale kennismigrantenregeling, Europese Blauwe Kaart en ICT wordt verwezen naar respectievelijk de artikelen 3.30a, 3.30 b en 3.30 d, Vreemdelingenbesluit.↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron: IND, DTenV↩︎
Bronnen: IND, cijfers afgerond op tientallen (peildatum 31 december 2022); Staat van Migratie 2023 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 30 573, nr. 204).↩︎
Bronnen: Staat van Migratie 2023 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 30 573, nr. 204); Kamerbrief ‘Nederlandse aanpak van internationale misdrijven in 2022’ (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 200-VI, nr. 131).↩︎
Bron: IND, cijfers afgerond op tientallen.↩︎
Bron CBS, afgerond op tientallen.↩︎
Bron: ministerie van A&M, afgerond op tientallen.↩︎
Bron: UNHCR, Refugee Data Finder (geraadpleegd op 23 mei 2025).↩︎
Indien minder dan 10 claims zijn verstuurd of akkoorden zijn ontvangen is het niet mogelijk om een percentage te berekenen. Deze velden zijn daarom leeg gelaten.↩︎
Indien minder dan 10 claims zijn verstuurd of akkoorden zijn ontvangen is het niet mogelijk om een percentage te berekenen. Deze velden zijn daarom leeg gelaten.↩︎
Bron COA, afgerond op tientallen.↩︎
Bron: COa, afgerond op tientallen↩︎
Bron: jaarverslagen JenV, begroting 2025 AenM en 1e suppletoire begroting 2025 AenM↩︎