[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Vierde voortgangsrapportage capaciteit DJI

Justitiële Inrichtingen

Brief regering

Nummer: 2025D31000, datum: 2025-06-30, bijgewerkt: 2025-07-02 14:38, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 24587 -1056 Justitiële Inrichtingen.

Onderdeel van zaak 2025Z13672:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 1056 Brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2025

Hierbij ontvangt u de vierde voortgangsrapportage over de capaciteit bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De Kamer wordt hierover periodiek geïnformeerd1.

Per brief van 7 maart jl.2 heeft mijn ambtsvoorganger een overzicht gegeven van de maatregelen die in gang zijn gezet, het huidige beeld geschetst en aangegeven dat er vol ingezet wordt op capaciteitsuitbreidingen. Ook is uw Kamer geïnformeerd dat een extra maatregel nodig is, het eerder heenzenden van gedetineerden met maximaal twee weken indien noodzakelijk3. Momenteel worden gedetineerden maximaal vijf dagen eerder heengezonden. Zoals mijn ambtsvoorganger uiteengezet heeft is deze maatregel noodzakelijk: er is nog steeds een bezetting van ruim 99,5% in het reguliere gevangeniswezen én er blijven stelselmatig arrestanten achter op politiebureaus terwijl deze cellen bedoeld zijn als incidentele overloopcapaciteit. Daar komt bij dat er een groeiende voorraad aan zelfmelders en arrestanten is. Met deze maatregel wordt voorkomen dat veroordeelden en voorlopig gehechten niet meer de gevangenis in kunnen. Deze brief gaat in op de verdere uitwerking van deze maatregel. Deze en de overige maatregelen die zijn ingezet door mijn ambtsvoorganger betreur ik, maar zijn noodzakelijk gezien de huidige situatie.

Om de situatie in het gevangeniswezen structureel te verbeteren is budget noodzakelijk, zowel voor de noodzakelijke renovaties als de benodigde capaciteitsuitbreidingen. Er komt op dit moment geen aanvullend budget beschikbaar voor het gevangeniswezen.4 Dit houdt in dat er keuzes gemaakt moeten worden. Deze brief schetst de invulling van deze keuzes.

Verder wordt in deze brief ingegaan op uitkomsten van de analyse naar het zelfmeldbeleid en op de stand van zaken met betrekking tot moties en toezeggingen. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de maatregelen met een huidige stand van zaken.

Uitwerking heenzenden indien noodzakelijk (maatwerk)
De afgelopen periode is het heenzenden indien noodzakelijk verder uitgewerkt. Bij deze maatregel wordt maatwerk toegepast.

Alleen als er voorzien is dat er onvoldoende plek is, wordt besloten om veroordeelden eerder heen te zenden. Dit wordt periodiek beoordeeld. Het heenzenden komt er als volgt uit te zien:

  • De duur wordt op maat bepaald. Het adagium is zo kort mogelijk en wordt gemaximeerd tot 14 dagen.

  • Gedetineerden met een straf van ten minste acht dagen en ten hoogste een jaar komen in aanmerking.5

  • Gedetineerden die zijn veroordeeld wegens ernstige gewelds- of zedenmisdrijven zijn uitgesloten.

  • Ook gedetineerden die zijn geplaatst op de Extra Beveiligde Inrichting (EBI), Terroristen Afdeling (TA), Afdeling Intensief Toezicht (AIT), Afdeling voor beheersproblematische gedetineerden of Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) worden uitgesloten. Hetzelfde geldt voor gedetineerden aan wie een tbs-maatregel is opgelegd en gedetineerden die worden overgeplaatst naar een instelling voor forensische zorg (artikelplaatsingen) en voor strafrechtelijke vreemdelingen (VRIS).

  • Gedetineerden die bij DJI verblijven voor gijzeling of een inrichting voor stelselmatige daders zijn uitgesloten omdat in dat geval geen sprake is van een gevangenisstraf.

  • De voorwaarden die zijn verbonden aan een aansluitende opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, een aansluitende maatregel of een penitentiair programma gelden ook tijdens het heenzenden. Als dat in de weg staat komt een gedetineerde niet in aanmerking voor het heenzenden.

Het heenzenden indien noodzakelijk wordt juridisch mogelijk gemaakt in de Regeling tijdelijk verlaten inrichting (Rtvi). De gewijzigde Rtvi is voorgelegd aan de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) en - op eigen verzoek - de Raad voor de Rechtspraak (Rvdr). Zowel de RSJ en Rvdr erkennen de noodzaak van maatregelen bij het capaciteitsprobleem. Desalniettemin heeft de Rvdr een aantal bezwaren. Het voornaamste bezwaar van de Rvdr is dat vonnissen ten uitvoer gelegd moeten worden op de wijze waarop deze door de rechter zijn gewezen en bedoeld. Met de voorgestelde regeling wordt hier afbreuk aan gedaan. De Rvdr en de RSJ geven beiden aan dat een beleidskader nog ontbreekt, waardoor onduidelijk is hoe de maatregel wordt toegepast en wat de criteria zijn voor toekenning. Zij geven aan dat daarom onduidelijk is hoe rechtsongelijkheid wordt voorkomen. Daarnaast geeft de RSJ aan dat het stellen van voorwaarden afgeraden wordt omdat dit arbeidsintensief is en onuitvoerbaar wordt voor degenen die belast zijn met het opstellen en controleren van de voorwaarden.

De adviezen van de RSJ en Rvdr worden meegenomen in de wijziging van de regeling. Ook is gekeken hoe invulling gegeven kon worden aan de motie van de leden Sneller (D66) c.s. 6 over het opnemen van voorwaarden bij het heenzenden. In de Rtvi wordt als voorwaarde opgenomen dat een gedetineerde geen strafbaar feit mag plegen. Als DJI hier kennis van neemt moet het dan nog resterende strafrestant in een penitentiaire inrichting (PI) worden uitgezeten.

Er wordt geen meldplicht als voorwaarde opgenomen, in lijn met het advies van de RSJ. Vanwege de korte duur van het heenzenden is een meldplicht moeilijk uitvoerbaar en geeft het hoge extra administratieve lasten voor de uitvoering. Andere mogelijke voorwaarden bij het vonnis zoals een contact- en/of locatieverbod blijven wel gelden tijdens het heenzenden.

De Rtvi zal naar verwachting vanaf medio juli in werking treden. Momenteel worden gedetineerden maximaal vijf dagen eerder heengezonden waardoor gedetineerden (met uitzondering van zelfmelders en een deel van de arrestanten) tijdig geplaatst kunnen worden.

Capaciteitsproblematiek DJI

Er zijn investeringen nodig voor noodzakelijke renovaties zodat huidige gebouwen in stand kunnen worden gehouden. Zonder renovaties vallen op termijn plekken uit. Daar komt bij dat recente prognoses uit het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) aangeven dat er fors meer (jeugd)capaciteitsplaatsen nodig zijn de komende jaren waardoor de tekorten verder toenemen zonder uitbreidingen.7

Het streven is dat er zo min mogelijk plekken uitvallen. Daarom wordt het geld dat eigenlijk bestemd was voor de uitbreiding van jeugd- en forensische zorgplaatsen besteed aan de noodzakelijke renovaties van cellen in het gevangeniswezen. Daarnaast is een herverdeling binnen de begroting van DJI gemaakt. Het geld bestemd voor uitbreidingen van jeugd- en forensische plekken en de herverdeling van de DJI-begroting zorgt er samen voor dat DJI voor de huisvestingsproblematiek nog structureel €75 miljoen beschikbaar heeft. Hiermee kunnen van de 4.100 cellen die gerenoveerd moeten worden circa 1.000 plaatsen worden aangepakt. Concreet betekent dit dat een aantal cruciale systemen vervangen worden in meerdere inrichtingen (waaronder ventilatiesystemen, security managementsystemen en cel-intercom). Het risico van sluiting resteert daarmee nog voor 3.100 plaatsen.

Recente prognoses uit de PMJ geven daarnaast aan dat er meer (jeugd)capaciteitsplaatsen nodig zijn de komende jaren waardoor de tekorten verder toenemen zonder uitbreidingen.8 Voor het gevangeniswezen betekent het dat er in 2030 een opgelopen tekort wordt verwacht van ten minste 800 plaatsen en voor jeugd een tekort aan 83 plaatsen. De stijging van de benodigde plaatsen komt onder andere door strafverzwaringen die de afgelopen jaren zijn ingevoerd, hogere straffen die worden opgelegd en een toename in de instroom. Momenteel is er geen financiële ruimte om in te zetten op structurele capaciteitsuitbreidingen. De voorbereidingen voor het heropenen van voormalig PI Almere en Justitiële Jeugd Inrichting (JJI) Harreveld worden voortgezet, maar definitieve besluiten daarover kunnen niet worden genomen door het ontbreken van financiële middelen. Voor Almere betreft het circa 300 plekken, voor Harreveld zou het gaan om 70 JJI- plekken.

Enkele tijdelijke maatregelen voor de korte termijn, zoals een noodgevangenis met 60 tijdelijke plekken in de PI Zuid – Oost (locatie Ter Peel), worden betaald uit de bestaande budgetten en uit het amendement van het lid Ellian (VVD). Deze tijdelijke plekken zijn echter onvoldoende om de komende jaren aan de stijgende capaciteitsvraag te voldoen.

Dit zal er in de komende jaren toe leiden dat gedetineerden waarschijnlijk nog langer moeten worden heengezonden dan 14 dagen en dat executietermijnen kunnen verlopen. De voorraad aan zelfmelders en arrestanten ligt momenteel al rond de 1.000 detentiejaren en zal dan nog verder oplopen. De arbeidsmarktkrapte en daarmee de druk op het personeel van DJI zal de komende jaren onverminderd hoog blijven. Dit is zeer onwenselijk.

Uitkomsten analyse zelfmeldbeleid

Bij Kamerbrief van 13 mei 2024 is aangekondigd dat het huidige zelfmeldbeleid zou worden geëvalueerd.9 Dat heeft de vorm gekregen van een uitgebreide analyse, waarvoor door het ministerie van Justitie en Veiligheid is samengewerkt met het CJIB, DJI, politie en Slachtofferhulp Nederland. De zelfmeldbeoordeling wordt uitgevoerd door het CJIB en vindt plaats volgens de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (hierna: Regeling USB).10 De visie op het zelfmeldbeleid is dat veroordeelden daar waar mogelijk en verantwoord de zelfmeldstatus krijgen zodat zij zich voor kunnen bereiden op detentie, met het doel resocialisatie te bevorderen. De zelfmeldbeoordeling is een zorgvuldige belangenafweging waarbij belangen van de veroordeelde, de maatschappij en eventuele slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen. Uit die belangenafweging kan dus ook volgen dat het níet wenselijk is dat de zelfmeldstatus wordt toegekend. In dat geval volgt een last tot aanhouding, arrestatie door de politie en instroom in de PI als arrestant.

Naar aanleiding van de analyse van het zelfmeldbeleid is het voornemen, met inachtneming van bovenstaande visie, de volgende wijzigingen door te voeren in het zelfmeldbeleid:

  1. De toevoeging van een extra absolute uitsluitingsgrond voor de zelfmeldstatus aan artikel 2:1, eerste lid, van de Regeling USB, waarmee opgelegde gevangenisstraffen van vier jaar en meer worden uitgesloten. Een van de huidige absolute uitsluitingsgronden is veroordeling voor een strafbaar feit waar een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer op staat. In de praktijk komen veroordeelden voor ernstige delicten met een strafmaximum onder twaalf jaar doorgaans al niet in aanmerking voor de zelfmeldstatus, als gevolg van de belangenafweging die het CJIB maakt. Desalniettemin vind ik het verdedigbaar om veroordeelden met opgelegde straffen van vier jaar of meer per definitie niet de zelfmeldstatus toe te kennen. Wanneer een dergelijk hoge straf wordt opgelegd, is het niet passend als veroordeelden in aanmerking komen voor zelfmelden.

In lijn met de hiervoor beschreven visie zouden de belangen van de samenleving en eventuele slachtoffers en nabestaanden bij deze strafduur altijd zwaarder moeten wegen dan die van de veroordeelde om zich voor te kunnen bereiden op detentie. Door het artikellid aan te passen, wordt hier meer duidelijkheid over geboden. De grens van vier jaar biedt nog voldoende ruimte voor een persoonsgerichte beoordeling door het CJIB voor lager opgelegde straffen. Verdere beperking van deze ruimte is daarom op dit moment niet nodig.

  1. Een toevoeging aan de (niet-limitatieve) lijst van contra-indicatoren zoals opgenomen in artikel 2:1, tweede lid, Regeling USB, namelijk dreigende verjaring van de gevangenisstraf. Met die toevoeging wordt voorkomen dat de zelfmeldstatus toegewezen wordt in het geval dat de termijn van de tenuitvoerlegging van die straf al dreigt te verjaren en toekenning van de zelfmeldstatus daaraan zou kunnen bijdragen. Daarmee is zelfmelden geen recht en dient straffeloosheid in alle gevallen te worden voorkomen.

Verder hecht ik veel waarde aan de weging van slachtofferbelangen bij de zelfmeldbeoordeling, wat wordt gedaan door het CJIB. Dat vloeit voort uit artikel 6:1:3 van het Wetboek van Strafvordering. Ook wil ik benadrukken dat specifiek ten aanzien van delicten waarbij dodelijke slachtoffers zijn gevallen, zoals Wegenverkeerswetdelicten met dodelijk gevolg, in beginsel niet de zelfmeldstatus wordt toegekend. In deze gevallen zijn de gevolgen zo ernstig, dat het niet uit te leggen is wanneer de veroorzakers hun opgelegde straf in vrijheid zouden kunnen afwachten.

De voorgenomen wijzigingen van de Regeling USB worden in afstemming met betrokken ketenpartners voorbereid. De uitvoeringsgevolgen zullen door middel van een uitvoeringstoets in kaart worden gebracht.


Moties en toezeggingen

Afromen van het eigen vermogen
Zoals toegezegd door de minister van Justitie en Veiligheid aan het lid Koops (NSC) tijdens het Wetgevingsoverleg over het Jaarverslag en Slotwet 2024 van het ministerie van Justitie en Veiligheid op 11 juni jl. wordt ingegaan op het afromen van het eigen vermogen van DJI. In 2024 is eenmalig 23 miljoen euro van het eigen vermogen afgeroomd omdat conform de Regeling Agentschappen11 (art. 11 sub 3) de grens van maximaal toegestane stand van het eigen vermogen is overschreden. Deze 23 miljoen euro is gebruikt om problematiek van Justitie en Veiligheid op te lossen waaronder het extra budget bij DJI ten behoeve van de hogere PMJ raming voor JJI en Forensische zorg.

Het eigen vermogen is bedoeld om incidentele financiële tegenvallers op te kunnen vangen en mag maximaal 5% van de gemiddelde jaaromzet bedragen. De afroming zorgt dus bijvoorbeeld niet voor het uitstromen van personeel of het sluiten van gebouwen. De capaciteitsproblemen bij DJI zijn structureel en kunnen niet met incidenteel €23 miljoen worden opgelost.

Inventarisatie heropenen gevangenissen

Conform de motie van het lid Eerdmans (JA21) is geïnventariseerd welke recent gesloten gevangenissen heropend zouden kunnen worden en binnen welke tijdspanne en in hoeverre er meer locaties geschikt zijn voor de bouw van noodgevangenissen.12 Het grootste deel van de gesloten gevangenissen is verkocht en is dus niet meer beschikbaar. Ook wordt een aantal gebouwen momenteel verhuurd. Deze gebouwen zouden eventueel na afloop van de huur weer in gebruik kunnen worden genomen mits voldaan kan worden aan een aantal randvoorwaarden. Als dat het geval is, is de verwachting dat het na afloop van de huurperiode ten minste vijf jaar zal duren voordat het gebouw weer gebruikt kan worden als PI. Dit heeft onder meer te maken met de planvorming, aanbesteding, vergunningverlening en het gebruiksklaar maken van een locatie. Ook zijn er voormalige gevangenissen in een dusdanig slechte staat dat ze niet zonder uitzonderlijk grote investeringen weer als normale gevangenis operationeel gemaakt kunnen worden. Er blijft één voormalige gevangenis over die momenteel in aanmerking kan komen om opnieuw in gebruik te nemen, dat is PI Almere. Er loopt een vooronderzoek naar wat nodig is om de inrichting weer in gebruik te kunnen nemen. Dankzij de 20 miljoen uit het amendement van het lid Ellian (VVD) kan dat vooronderzoek worden gefinancierd. Voor ingebruikname van de voormalige PI is structureel budget nodig. Ten slotte heeft DJI gezocht naar locaties voor noodgevangenissen. Zoals aangegeven in de brief van mijn ambtsvoorganger van 7 maart jl. wordt verkend of er in de PI Zuid – Oost (locatie Ter Peel) in totaal 60 extra tijdelijke plekken gerealiseerd kunnen worden. Er wordt onderzocht op welke wijze de eenmalige middelen voor tijdelijke plekken van het amendement van het lid Ellian (VVD) over meerdere jaren ingezet kunnen worden. Zo zet ik onder andere ook in op tijdelijke plekken bij de PI Haaglanden. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportages.

Financiële consequenties versobering
Conform toezegging van mijn ambtsvoorganger aan het lid Wijen-Nass (BBB)13 tijdens het commissiedebat Gevangeniswezen op 12 maart jl. geef ik aan wat de financiële consequenties zijn voor het DJI personeel bij verdere versobering van het dag- en avondprogramma. Versobering van het avondprogramma kan leiden tot een afname van het aantal avonddiensten dat via de roosters aangeboden wordt. Bij het wegvallen van het avondprogramma zijn er alsnog avonddiensten, maar zal er minder personeel nodig zijn. Hierdoor kan het zo zijn dat er in individuele gevallen een afname is van de maandelijks berekende toelage onregelmatige dienst. De afname verschilt per persoon. Ik verwijs verder naar de beantwoording van de schriftelijke vragen van 8 april 2024 waar uitgebreid is ingegaan op de mogelijkheden om te versoberen en de consequenties daarvan.14

Meerpersoonscellen (MPC)
De motie van het lid Eerdmans (JA21) vraagt om de inzet van meerpersoonscellen te intensiveren tot het maximale gebruik mits dit veilig kan.15 Dit is het geval.

DJI heeft zich ingespannen om cellen zo optimaal mogelijk te benutten en gedetineerden op een meerpersoonscel (MPC) te plaatsen waar dat mogelijk is en verantwoord kan. Deze inspanning zorgt dit jaar voor ruim 100 extra plekken (grotendeels MPC). DJI heeft alle mogelijkheden onderzocht om zo veel mogelijk MPC plekken te realiseren en ziet vooralsnog geen verdere mogelijkheden binnen de gestelde randvoorwaarden. DJI blijft opties onderzoeken maar dit zal geen volledige oplossing bieden voor het capaciteitstekort. Hiermee beschouw ik de motie als afgedaan. Ook wordt hiermee invulling gegeven aan de motie van de leden Van Nispen (SP), Lahlah (GL-PvdA), Boswijk (CDA), Sneller (D66) om geen concessies te doen aan de veiligheid van het personeel en de regeldruk voor het personeel in de inrichtingen.16

Maatregelen en verzoeken uitwerken
In de motie van het lid Bruyning (NSC) is gevraagd om een zestal maatregelen en verzoeken uit te werken:17

  1. In overleg treden met het CJIB om het aantal gijzelingen wegens niet-betaalde boetes verder te verminderen;

  2. In gesprek gaan om de verhouding van «twee uur taakstraf is een dag detentie» aan te passen naar bijvoorbeeld «vier of zes uur taakstraf is een dag detentie»;

  3. Meer mogelijkheden creëren om een deel van de straf om te zetten in enkelbandgebruik met strenge plaats- en tijdsvoorwaarden;

  4. Meer mogelijkheden realiseren voor detentie buiten werkuren;

  5. Verkennen of en op welke wijze beperkt beveiligde detentiecapaciteit kan worden uitgebreid;

  6. Verkennen onder welke voorwaarden een groter deel van de isd-maatregel extramuraal, en daarmee in een zorginstelling, ten uitvoer kan worden gelegd.

Verzoek 1, in overleg treden met het CJIB om het aantal gijzelingen wegens niet-betaalde boetes verder te verminderen, is voorgelegd aan het CJIB. Gijzeling wordt alleen toegepast bij personen die niet willen maar wel kunnen betalen. Het aantal daadwerkelijk toegepaste gijzelingen bij niet betaalde verkeersboetes vindt de afgelopen jaren nog nauwelijks plaats (0 keer in 2024). Het aantal gijzelingen voor boetes opgelegd bij strafbeschikking is eveneens nihil. Bij boetes is dus geen ruimte om het aantal gijzelingen nog verder terug te dringen. Gijzeling vindt nog wel plaats bij ontnemingsmaatregelen (66 keer in 2024) en schadevergoedingsmaatregelen (669 keer in 2024). Het kunnen toepassen van gijzeling door het CJIB kan van groot belang zijn voor slachtoffers om hun schade vergoed te krijgen of om daders hun crimineel verkregen gelden te laten betalen.

De beslissing om in een individuele zaken al dan niet te gijzelen is – op aangeven van het CJIB - aan de officier van justitie en/of de rechter, die deze beslissing onafhankelijk neemt. In veel situaties is de dreiging om de van de rechter en/of officier van justitie ontvangen toestemming om gijzeling toe te passen al voldoende om alsnog tot betaling te komen.

Voor de effectiviteit van de inning van geldelijke sancties bij mensen die niet willen betalen, acht het CJIB het daarom van belang om een machtiging of akkoord te ontvangen voor gijzeling van de officier van justitie of de rechter.

Verzoek 2 betreft het in gesprek gaan over de verhouding van het aantal uren taakstraf per dag detentie. De officier van justitie vordert vervangende hechtenis en de rechter legt deze op. Met het oog op de rechtsgelijkheid en de balans tussen straffen hanteren de rechtspraak en het OM hiervoor een eenduidige maatstaf. De wet biedt de mogelijkheid om over te gaan tot een andere maatstaf, zoals de in de motie gesuggereerde omrekening. Of daadwerkelijk aanpassing plaatsvindt is aan de rechtspraak en het OM. Dit verzoek is onder de aandacht van het Openbaar Ministerie en de rechtspraak gebracht.

Verzoek 3 – om meer mogelijkheden te creëren om een deel van de straf om te zetten in enkelbandgebruik – is voor de uitvoering praktisch niet haalbaar binnen het eindverlof gezien de korte duur ervan. Een dergelijke maatregel – het capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht – is eerder ingezet voor de capaciteitsproblematiek. Conform een motie van de leden Bruyning (NSC) cs. is dit capaciteitsverlof per 31 december jl. beëindigd.18 Mochten er op enig moment aanvullende maatregelen nodig zijn, dan kijken we naar de mogelijkheden van de enkelband. In relatie tot het gebruik van enkelbanden merk ik overigens nog op dat de leden Sneller (D66) cs. het initiatiefwetsvoorstel Slimmer straffen voorbereiden, waarin naar verwachting onder meer elektronische detentie als hoofdstraf wordt voorgesteld.

Verzoeken 4 (meer mogelijkheden realiseren voor detentie buiten werkuren), 5 (of en op welke wijze beperkt beveiligde detentiecapaciteit kan worden uitgebreid) en 6 (onder welke voorwaarden kan een groter deel van de isd-maatregel extramuraal ten uitvoer kan worden gelegd) uit de motie zal worden verkend. De resultaten van deze verkenning worden in de tweede helft van dit jaar met de Kamer gedeeld.

Onvindbare veroordeelden

Conform toezegging van mijn ambtsvoorganger aan het lid Sneller (D66) tijdens het mondelinge vragenuur op 4 maart jl. wordt ingegaan op wat het kabinet doet om onvindbare veroordeelden op te sporen en wat eventueel aanvullend mogelijk is. Er zijn maatregelen genomen om te voorkomen dat veroordeelden zonder vaste woon- of verblijfplaats zich aan hun straf onttrekken en om deze groep effectief op te sporen. Het opsporingsteam van de politie en OM, Fugitive ActiveSearch Team NL (FASTNL), zoekt actief naar voortvluchtigen die een vrijheidsstraf moeten uitzitten van 300 dagen of meer. Indien van een veroordeelde, aan wie een gevangenisstraf van 120-300 dagen is opgelegd, geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is, wordt door Fast een internationale signalering uitgevaardigd. Mede naar aanleiding van het verzoek van lid Sneller heeft er recent overleg plaatsgevonden met de ketenpartners over extra mogelijkheden om onvindbaren op te sporen. Op dit moment zijn er mede vanwege de beperkte capaciteit bij de keten en in het bijzonder bij DJI geen aanvullende mogelijkheden om de aanpak te intensiveren.

Tot slot
Het gebrek aan capaciteit is en blijft een groot probleem. De maatschappij en in het bijzonder slachtoffers en nabestaanden moeten er vanuit kunnen gaan dat straffen ten uitvoer worden gelegd. Het is een belangrijke basis van elke rechtsstaat dat misdaad bestraft wordt en straffen ook daadwerkelijk uitgezeten worden.

Daarom wordt samen met de ketenpartners hard gewerkt om de problematiek aan te pakken. De keuzes die mijn ambtsvoorganger en nu ikzelf daarbij moeten maken zijn betreurenswaardig, maar noodzakelijk. Het doel is om zoveel mogelijk plekken te behouden en waar dat mogelijk is binnen de beschikbare middelen extra plekken te openen, op de korte én de lange termijn. Uw Kamer wordt op de hoogte gehouden via de voortgangsrapportages. De vijfde voortgangsrapportage capaciteit DJI ontvangt uw Kamer in de tweede helft van dit jaar.

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

T.H.D. Struycken


  1. TZ202404-131↩︎

  2. Kamerstuk 24 587, nr. 1024↩︎

  3. Het gaat enkel om onherroepelijk veroordeelden.↩︎

  4. Kamerstuk 36 725, nr. 1↩︎

  5. Dit kan ook een stapeling van gevangenisstraffen of (vervangende) hechtenissen zijn.↩︎

  6. Kamerstuk 24 587, nr. 1046↩︎

  7. Kamerstuk 24 587, nr. 1054↩︎

  8. Kamerstuk 24 587, nr. 1054↩︎

  9. Kamerstuk 24 587, nr. 954↩︎

  10. Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, Stcrt. 2019, 69780↩︎

  11. https://wetten.overheid.nl/BWBR0050264/2025-01-01↩︎

  12. Kamerstuk 24 587, nr. 1037↩︎

  13. TZ202503-079↩︎

  14. Kamerstuk 24 587, 939↩︎

  15. Kamerstuk 24 587, nr. 1038↩︎

  16. Kamerstuk 24 587, nr. 1029↩︎

  17. Kamerstuk 24 587, nr. 1036↩︎

  18. Kamerstuk 24 587, nr. 988↩︎