Voortgang Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie
Industriebeleid
Brief regering
Nummer: 2025D31003, datum: 2025-06-30, bijgewerkt: 2025-07-01 12:54, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Expression of Principles Coöperatie Koninklijke Cosun U.A.
- Beslisnota bij Voortgang Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie
- Stand van Zaken Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie
- Expression of Princples Alco Energy Rotterdam BV
Onderdeel van kamerstukdossier 29826 -260 Industriebeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z13673:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Medeindiener: A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-09-02 17:00: Procedurevergadering vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
De overheid en het bedrijfsleven werken sinds enkele jaren nauw samen aan een maatwerkaanpak voor de verduurzaming van de industrie en het verbeteren van de leefomgeving. In deze brief wordt u geïnformeerd over de stand van zaken van de maatwerkaanpak en hoe het kabinet deze aanpak wil vervolgen.
Inleiding en samenvatting
De maatwerkaanpak is een vernieuwende samenwerking van overheid en het bedrijfsleven om duurzame investeringen te versnellen. De verwachtingen waren bij de start in 2022 erg hoog en de ambities vanuit het bedrijfsleven voor extra verduurzaming volgden snel. De aanpak heeft veel lessen en inzichten opgeleverd, maar de complexiteit van de projecten, de beleidskaders en een sterk veranderende wereld maken dat de resultaten minder snel komen dan gedacht. Het kabinet wil met deze aanpak doorgaan, maar ook realistisch zijn in de uitvoering in de komende periode.
De maatwerkaanpak kent per bedrijf drie stappen. Na een eerste verkenning wordt er bij voldoende potentieel, een ambitiedocument opgesteld (Expression of Principles, EoP) dat vervolgens wordt uitgewerkt in een concept intentie-overeenkomst (Joint Letter of Intent, JLoI). In aanloop naar deze stap worden de business cases diepgaand doorgenomen, projectreviews gedaan en investerings-risico’s geanalyseerd. Na een advies van de Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) op de concept JLoI en eventuele aanpassing dientengevolge, wordt de JLoI getekend en uitgewerkt in bindende maatwerk-afspraken. Inmiddels hebben 13 bedrijven een EoP getekend, is er recent een JLoI getekend met Coöperatie Koninklijke Cosun, zijn er nog meerdere JLoI’s in voorbereiding en heeft één bedrijf, chemiebedrijf Nobian, alle drie de stappen doorlopen en in december 2024 een bindende maatwerkafspraak getekend.
Om in de maatwerkaanpak van de EoP naar de latere fasen te komen, moeten projectvoorstellen en business-cases zeer concreet uitgewerkt zijn. Deze fase van projectontwikkeling kost voor dit type complexe en ingrijpende projecten in de meeste gevallen veel tijd, ook omdat er afstemming nodig is binnen het concern voor voldoende draagvlak en met de overheid over ondersteuning en de noodzakelijke randvoorwaarden. Daarbij zijn de economische en geopolitieke omstandigheden sinds de afgelopen jaren sterk in beweging. Het blijkt dat niet alle bedrijven hun ambities op dit moment ten volle kunnen omzetten in concrete projectvoorstellen en dat business cases onder druk staan.
De meeste maatwerkbedrijven hebben momenteel te maken met zeer uitdagende (markt)omstandigheden die hun concurrentiepositie onder druk zetten. Sommige bedrijven zitten in economisch zwaar weer en zien geen of weinig ruimte om te investeren in grootschalige verduurzamingsprojecten. De economische en geopolitieke omstandigheden zijn in de afgelopen jaren immers sterk gewijzigd. Daarnaast zijn er zorgen over het tijdig op orde zijn van de noodzakelijke rand-voorwaarden voor verduurzaming. Overigens is het belangrijk om te constateren dat de maatwerkaanpak niet de enige manier is om te verduurzamen. Het niet komen tot een maatwerkafspraak hoeft dan ook niet te betekenen dat een bedrijf niet investeert in verduurzaming, of geen maatregelen neemt om de impact op de leefomgeving te verbeteren. Met de maatwerkaanpak wordt ingezet op het realiseren van extra CO₂-reductie, bovenop de reductie die de industriële bedrijven moeten realiseren om geen nationale CO₂-heffing te moeten betalen. Daarnaast worden er, waar relevant, ook afspraken gemaakt over verbetering van de leefomgeving, waarbij in het bijzonder aandacht is voor het realiseren van stikstofreductie. Zoals in de toelichting per bedrijf (bijlage 1) te lezen valt, worden er ook door bedrijven waarmee de maatwerkaanpak in deze fase niet wordt gecontinueerd, wel grote stappen richting een duurzame toekomst gezet.
Het kabinet staat dus voor de opgave om verder te gaan op het ingezette pad van verduurzaming, maar ook realistisch te zijn over wat haalbaar is in de actuele context. Dat vraagt om het maken van keuzes binnen de maatwerkaanpak. De huidige werkwijze verwacht van bedrijven dat ze een concreet allesomvattend projectportfolio aanleveren dat leidt tot additionele CO₂-reductie in 2030. Deze werkwijze biedt nog steeds soelaas voor een aantal bedrijven: Tata Steel Nederland, Coöperatie Koninklijke Cosun, AnQore, Alco Energy Rotterdam, Zeeland Refinery en mogelijk OCI. Zij werken de komende tijd aan een JLoI. Voor de maatwerkafspraak met Nobian1 en de maatwerksubsidie aan Yara2 wordt al aan de uitvoering van reeds gemaakte afspraken gewerkt. Met afvalverwerkings-bedrijven (AVI’s) AEB en AVR wordt op dit moment bezien of een maatwerktraject haalbaar is.3
Daarmee zijn we er nog niet. Het kabinet blijft van mening dat verduurzaming de enige route is voor bedrijven om ook op lange termijn in Europa te kunnen blijven produceren; dit is ook de conclusie van Draghi in zijn bekende rapport uit 2024. Het kabinet onderschrijft de analyse in dit rapport over het belang van een weerbaarder Europa, de aandacht voor het EU-concurrentievermogen en ziet (groene) groeikansen van decarbonisatie die deze overgang biedt.4 Binnen Europa is er op termijn slechts CO₂-neutrale productie mogelijk, en daarvoor is dus niet alleen een stap nodig om de tussenstop in 2030 te halen (passend bij het streefdoel van 55% CO₂-reductie in 2030), maar moet de weg naar (netto) 0 CO₂-uitstoot ook in beeld komen. Met het oog op de volgende stappen op deze weg zijn in het recente Pakket voor Groene Groei belangrijke stappen gezet om de randvoorwaarden te verbeteren en is het gelijke speelveld dichterbij gebracht.5 Daarnaast wordt het belang van een toekomstbestendige industrie voor onze strategische autonomie meer dan ooit erkend.6 Het kabinet wil daarom – ook in deze uitdagende tijd voor de energie-intensieve industrie – vol in blijven zetten op verduurzaming; zowel richting het tussenjaar 2030 als richting klimaatneutraliteit.
Het kabinet sluit voor de bedrijven uit de maatwerkaanpak, die de huidige fase van maatwerk niet hebben kunnen, of willen benutten dan ook niet de deur. Voor deze bedrijven, met complexe investeringsprojecten, maar zonder één alles-omvattend plan met additionele CO₂-reductie in 2030, is ondersteuning van groot belang om de verduurzaming van de industrie voort te zetten. In de volgende fase wil het kabinet deze bedrijven blijven helpen met een gerichte individuele aanpak. Deze moet dan erop gericht zijn om concrete en complexe projecten in Nederland te realiseren die, vanwege de doorlooptijden van dit type projecten en de benodigde besluitvormingsprocessen binnen bedrijven, veelal pas na 2030 operationeel kunnen zijn. Het vervolg van deze brief gaat in op de lessen uit de maatwerkaanpak tot nu toe, op de (her)benoemingen van de Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) en de beoogde voortzetting van de maatwerkaanpak. In bijlage 1 wordt de voortgang van de gesprekken met de individuele maatwerkbedrijven uiteengezet, zoals eerder is toegezegd aan de Kamer in het commissiedebat Verduurzaming Industrie van 17 oktober 2024 en aangekondigd in de brief van 17 maart jl.7
Lessen uit de Maatwerkaanpak Verduurzaming Industrie
De maatwerkaanpak past binnen de bredere aanpak van het kabinet in het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI), waarmee met (generieke) instrumenten, publiek-private samenwerking en het gerichte oplossen van knelpunten, ingezet wordt op het versneld verduurzamen van de industrie in Nederland. De essentie van de maatwerkaanpak is dat een team van de overheid intensief in gesprek is met een bedrijf over hun verduurzamingsstrategie, projectportfolio, investeringsrisico’s, gesignaleerde knelpunten en mogelijke ondersteuning door de overheid. De teams van de overheid bestaan uit vertegenwoordigers van het ministerie van KGG, RVO en het ministerie van IenW en wordt waar nodig aangevuld met externe expertise. Daarbij is er ook een actieve betrokkenheid van de provinciale overheden en de omgevingsdiensten. Door het meedenken over de uitwerking van projecten, het delen van strategische afwegingen en business cases, ontstaat een beter inzicht in hoe de financiële en niet-financiële randvoorwaarden moeten worden vormgegeven, en wordt gezamenlijk gezocht hoe in individuele complexe projecten knelpunten en investeringsrisico’s, al dan niet met overheidssteun, kunnen worden verminderd. Vrijwel alle bedrijven geven aan dat de werkwijze van de maatwerkaanpak, waarbij de overheid een belangrijke coördinatierol heeft, zeer wordt gewaardeerd.
Doelgroep
De maatwerkaanpak is noodzakelijkerwijs selectief. De intensieve aanpak is alleen effectief voor relatief grote bedrijven met complexe projecten; pas als de potentiële extra verduurzaming fors is, weegt dit op tegen de inspanning die ook samenhangt met de maatwerkaanpak. Aanvankelijk gold de maatwerkaanpak alleen voor de twintig grootste industriële uitstoters; later is deze groep uitgebreid naar de dertig grootste uitstoters, met daarbij ook een aantal cluster 6 bedrijven met ambitieuze projecten.8 Uiteindelijk zijn uit deze grotere groep nog twee EoP’s voortgekomen; met Alco Energy Rotterdam en Coöperatie Koninklijke Cosun – de laatste is ook een cluster 6 bedrijf. Deze EoP’s zijn toegevoegd als bijlage bij deze brief. Voor de meeste cluster 6 bedrijven is de maatwerkaanpak te veelomvattend en is, gezien de aard van hun knelpunten, het voor hen ontwikkelde cluster 6 actieplan het meest geëigende instrument om samen met de overheid knelpunten te adresseren.
Kaders voor maatwerk
De hoge ambitie om additionele CO₂-reductie onder de maatwerkaanpak in 2030 te realiseren en de strikte voorwaarden voor financiële maatwerkondersteuning zijn voor sommige bedrijven zeer uitdagend gebleken. Zoals ook in de laatste Kamerbrief Voortgang Verduurzaming Industrie is uiteengezet, biedt het huidige kader alleen (financiële) ruimte voor het ondersteunen van de bedrijven die additionele CO₂-reductie in 2030 realiseren en niet als bedrijven hun ambities (zoals uitgesproken in een EoP) om verschillende redenen, zoals eerder in deze brief uiteengezet, niet tijdig kunnen realiseren.9 Momenteel zijn er ook geen budgettaire middelen geoormerkt om (deel)projecten na 2030 te ondersteunen.
Vergunningverlening en infrastructuur
Voor veel bedrijven kan het proces van vergunningverlening een grote onzekerheid meebrengen bij verduurzaming. In 2022 zijn uit het Klimaatfonds middelen beschikbaar gesteld aan de provincies voor de versterking van de uitvoeringscapaciteit voor vergunningverlening aan de maatwerkbedrijven door de omgevingsdiensten.10 Hierdoor hebben de omgevingsdiensten casusteams en een expertpool kunnen vormen voor onderlinge kennisuitwisselingen over complexe, innovatieve aanvragen en hebben zij actieve ondersteuning kunnen geven bij het efficiënt inrichten van het aanvraagproces. Dit is bijvoorbeeld zeer behulpzaam geweest bij het maatwerktraject met Nobian en ook bij de voorbereiding van het maatwerktraject met Tata Steel Nederland. Voor de infrastructuurbehoefte van de projecten in de maatwerkaanpak wordt vanaf het begin zoveel mogelijk aangesloten bij de programmering van het MIEK, dat is gebaseerd op de Cluster Energiesystemen van de verschillende industrieclusters. Daar waar de programmering concrete voortgang van projecten in de weg kan staan, heeft goed overleg met de betreffende infrabeheerder plaatsgevonden.
Overige randvoorwaarden
De maatwerkgesprekken maken duidelijk dat investeringsbeslissingen in Nederland ook sterk bepaald worden door de noodzakelijke randvoorwaarden in Nederland en daarnaast ook door de mondiale investeringsstrategie en rendementseisen van de vaak buitenlandse moederbedrijven. Bij hun investeringsbeslissingen kijken buitenlandse hoofdkantoren naar de landen waar de randvoorwaarden het beste op orde zijn en blijven, waar de milieu- en klimaatwetgeving duidelijk is, en waar hoogte van rendement het best gerealiseerd kan worden. Dit gegeven bemoeilijkt op dit moment het komen tot afspraken, omdat de business cases in Nederland nu vaak niet of minder rendabel zijn dan elders, onder meer door de hogere energiekosten en de CO₂-beprijzing.
Met het Pakket voor Groene Groei brengt het kabinet de randvoorwaarden voor verduurzaming verder op orde. Met het pakket investeert het kabinet stevig, door onder andere de Subsidieregeling Indirecte Kostencompensatie (IKC-ETS) met drie jaar te verlengen en het voornemen om de randvoorwaarden voor het opzetten van een amortisatieoptie uit te werken richting Prinsjesdag 2025, de CO₂-heffing op korte termijn te verlichten en een forse investering te doen in het CCS-project Aramis. Ook wordt er meer duidelijkheid gegeven richting afnemers en producenten van waterstof, met een relatief lage afnameverplichting tot inzet van hernieuwbare waterstof en door de raffinageroute voor groene waterstof anders vorm te geven.11 Op woensdag 25 juni jl. heeft de Kamer een motie aan-genomen over het afschaffen van de CO₂-heffing.12 De Kamer wordt separaat geïnformeerd over hoe het kabinet uitvoering gaat geven aan de motie Van Dijk over het afschaffen van de CO₂-heffing. Voor maatwerkbedrijven is de CO₂-heffing één van de factoren bij het opstellen van business cases voor duurzame investeringen. De impact van de motie zal per bedrijf verschillen en zal de komende tijd in kaart worden gebracht.
Subsidiering
Uitgangspunt bij de subsidiering van de verduurzamingsplannen van de bedrijven in het kader van de maatwerkaanpak is dat eerst de geschiktheid van het generieke instrumentarium wordt beoordeeld. Daarbij wordt gekeken naar bijvoorbeeld de SDE++, DEI++, VEKI, EIA en de NIKI (die op korte termijn voor het eerst open zal worden gesteld). Toch blijkt dat generiek instrumentarium voor de projectportfolio’s van de maatwerkbedrijven niet altijd toereikend is en is in sommige gevallen een aparte maatwerksubsidie gewenst. Uiteraard moet die maatwerksubsidie aan de Europese staatssteunkaders voldoen. De mogelijkheden voor gerichte individuele steunmaatregelen voor complexe, grootschalige verduurzamingsprojecten zijn beperkt gebleken; dit was één van de redenen dat de laatste fase van de maatwerkafspraken met Nobian de nodige tijd kostte. De Europese commissie werkt aan een nieuw Europees staatssteunkader, genaamd Clean Industrial State Aid Framework (hierna: CISAF). De CISAF heeft onder meer als doel om duurzame investeringen bij industriële bedrijven met name via regelingen gemakkelijker te maken. De Kamer wordt via de gebruikelijke weg van een BNC-fiche geïnformeerd over de Nederlandse positie ten aanzien van het CISAF.13
Interdepartementale samenwerking
In het commissiedebat over Verduurzaming Industrie op 20 maart heeft de minister van KGG aan het lid Erkens toegezegd om stil te staan bij de inter-departementale samenwerking tussen de ministeries van KGG en IenW, met name in relatie tot de maatwerk-casus Dow.14 In de maatwerkaanpak wordt vanaf het begin interdepartementaal en tussen overheden samengewerkt. Er is een interdepartementale klankbordgroep waarin de voortgang, knelpunten en concept afspraken worden besproken. De aanpak richt zich primair op additionele CO₂-reductie maar een belangrijke nevendoelstelling is om ook de leefomgeving te verbeteren. De Staatssecretaris van IenW is medeondertekenaar en IenW is daarom betrokken bij alle gesprekken met maatwerkbedrijven. Gezamenlijk wordt gezocht naar de beste propositie voor de maatschappelijke doelen (zowel op het gebied van klimaat, als economie als de leefomgeving) en behoud van de license to operate van een bedrijf. Het verduurzamen en schoner maken van de industrie is immers een investering in het maatschappelijk draagvlak voor deze ondernemingen. Zij zijn, en blijven van groot belang voor de strategische positie van Nederland, voor onze economie en voor onze welvaart.
In het geval van Dow bleek na uitgebreid juridisch onderzoek van de Europese en Nederlandse stikstofregels dat de vergunningverlening voor het voorgestelde project voor de verschillende partijen te grote risico’s had om tot afspraken te komen. Zoals eerder aan de Kamer is gemeld, bleek het niet mogelijk om binnen de wettelijke kaders tot een vertrouwenwekkend perspectief te komen.15 Net als op andere beleidsmatige punten die uit maatwerktrajecten komen, wordt de casuïstiek van bedrijven wel benut om beleid te vormen, zoals bijvoorbeeld bij de vormgeving van de raffinageroute in het Pakket voor Groene Groei.16 De maatwerkaanpak bevordert zo ook de interdepartementale samenwerking en beleidsvorming op het gebied van de industrie.
Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie
De Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) is per 21 februari 2023 ingesteld. Carolien Gehrels (voorzitter) en Ton Büchner (lid) hebben aangegeven niet beschikbaar te zijn voor een tweede herbenoeming. Zij hebben de afgelopen twee jaar een waardevolle bijdrage geleverd aan het functioneren van de AMVI en aan gedegen advisering. Het kabinet is blij dat Ineke Dezentjé-Hamming Bluemink bereid is gevonden het voorzitterschap van de AMVI op zich te nemen. Gerard van Harten zal tevens toetreden als lid van de AMVI. Tanja Cuppen, Pieter Boot en Laurens de Vries hebben te kennen gegeven dat zij beschikbaar zijn voor herbenoeming als lid van de AMVI. Els de Groot heeft de afgelopen twee jaar als gewaardeerd expert van de AMVI gefungeerd. Zij wordt in de nieuwe periode als lid toegevoegd aan de AMVI. Het kabinet is hen dankbaar dat zij voor een nieuwe periode beschikbaar zijn en de continuïteit en kwaliteit van de AMVI is geborgd. De nieuwe benoemingsperiode loopt tot 21 mei 2027.17
Vooruitblik
De komende tijd wordt de aandacht binnen de maatwerkaanpak primair gericht op de bedrijven waar concreet reductiepotentieel is in 2030. Nobian is bezig om de gemaakte afspraken uit te voeren. Bij Yara worden met maatwerksubsidie momenteel projecten gerealiseerd.18 Met Tata Steel Nederland wordt intensief onderhandeld en zijn ook de gesprekken met de Europese Commissie opgestart. Met Coöperatie Koninklijke Cosun is maandag 23 juni jl. een JLoI ondertekend.19 Voor de concept JLoI met AnQore is recent een adviesaanvraag ingediend bij de AMVI. De plannen van Alco Energy Rotterdam, OCI en Zeeland Refinery zijn dermate concreet, dat we de komende tijd, binnen de bestaande financiële en juridische kaders van de huidige fase, toewerken naar een concept JLoI. Met de AVI’s AEB en AVR worden gesprekken gevoerd over of en hoe maatwerkafspraken deze bedrijven kunnen helpen verduurzamen.
Daarnaast wil het kabinet het investeringsklimaat blijven verbeteren, zodat meer bedrijven – zowel in de basisindustrie als daarbuiten – blijven investeren en verder verduurzamen in Nederland. Ook in Europees perspectief zullen mede naar aanleiding van het Draghi-rapport en in het licht van de Clean Industrial Deal (CID), verdere stappen genomen worden om de-industrialisatie te voorkomen.20 In het kader van hun verduurzaming moeten bedrijven gestimuleerd en ondersteund worden bij de vernieuwing van processen en installaties. Dit ziet onder meer op de verbetering van capaciteit, arbeidsproductiviteit en de vermindering van milieu-impact. Het kabinet zet zich ervoor in dat de energie-intensieve industrie competitief kan werken, klimaatneutraal wordt en dat tegelijkertijd de impact op de leefomgeving wordt verbeterd. Op dit moment is dat niet altijd het geval.
Naast het op orde brengen van randvoorwaarden is ook de faciliterende rol van de overheid belangrijk. De ervaring van de afgelopen tijd in de maatwerkaanpak leert dat het zeer waardevol is als de overheid actief meedenkt met de bedrijven over de vormgeving van hun investeringsprojecten. Voor de overheid is de diepgaande kennis van casuïstiek en de intensieve samenwerking met de provincies en omgevingsdiensten bovendien van grote betekenis voor het vormgeven van industriebeleid en beleidsinstrumenten. De komende tijd zullen naar verwachting projecten naar boven komen bij die bedrijven, waarmee nu niet verder wordt gegaan binnen de huidige werkwijze van de maatwerkaanpak. Deze projecten zullen niet gericht zijn op CO₂-reductie in 2030, maar veel meer passen in een pad naar net-zero.
Als deze projecten voldoende concreet zijn en tegelijkertijd een hoge mate van complexiteit kennen zal het kabinet de werkwijze van intensieve individuele begeleiding uit de maatwerkaanpak voor deze projecten, gezien de positieve ervaringen tot nu toe, voortzetten. De ervaring leert namelijk dat dit type projecten vrijwel altijd in enige vorm ondersteuning nodig heeft van het kabinet, waarbij ondersteuning veel meer kan betekenen dan alleen in een financiële vorm. Commitment en concreetheid vanuit de bedrijven blijft hierbij essentieel. Voor financiële ondersteuning van dit type individuele projecten zal de inzet en verdere ontwikkeling van de generieke instrumenten nog belangrijker worden. Bij de inzet van de middelen van het Klimaatfonds voor de industrie wordt hier ook op ingespeeld, zoals via de SDE++, DEI+ en de VEKI.21
Tot slot
De verduurzaming van de industrie moet onverminderd doorgaan, maar bevindt zich in een lastige fase. Dit kabinet blijft zich inzetten voor een duurzame industrie, want het is cruciaal dat Nederland ook op de langere termijn een goede vestigingsplaats blijft voor de energie-intensieve industrie en zo ook een grote bijdrage kan leveren aan de wereldwijde klimaatopgave. De Kamer ontvangt in de tweede helft van dit jaar nog een brief waarin het kabinet ingaat op het toekomst-perspectief voor de Nederlandse industrie, in lijn met de motie van het lid Kostic c.s.22 Met de maatwerkaanpak kunnen de klimaat- en leefomgevingsopgaven heel gericht opgepakt worden. Het kabinet richt zich nu vooral op de meest kansrijke lopende maatwerktrajecten. Daarnaast komen we echter steeds meer in een volgende fase van de maatwerkaanpak. Hierbij ligt de focus op begeleiding op weg naar net-zero. Het kabinet wil de deur open houden en in gesprek blijven met bedrijven, omdat verdere investeringen en verduurzaming door onze industrie in Nederland essentieel blijft.
Sophie Hermans
Minister van Klimaat en Groene Groei
A.A. (Thierry) Aartsen
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu
Tailor-made Agreement Nobian | Convenant | Rijksoverheid.nl.↩︎
Definitief besluit incidentele subsidie CCS-project Yara Sluiskil | Besluit | Rijksoverheid.nl.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 30 872, nr. 306.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 21 501-30, nr. 621.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 33 043, nr. 114.↩︎
Dit is tevens de toegezegde schriftelijke reactie op de vraag van dhr. Boutkan tijdens het Tweeminutendebat Externe Veiligheid van 9 april 2025.↩︎
TZ202410-136.↩︎
Kamerstuk 2024/25, 29 826, nr. 203.↩︎
Kamerstuk 2024/25, 29 826, nr. 234.↩︎
Kamerstuk 2022/23, 36 200 XIII, nr. 116.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 33 043, nr. 114.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 36 725, nr. 11.↩︎
Kamerstuk 2024/25, 22 112, nr. 4044.↩︎
Toezegging TZ202410-136.↩︎
Kamerstuk 2024/25, Z06432.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 33 043, nr. 114.↩︎
Staatscourant 2025, 20039 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 29 826, nr. 214.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 29 826, nr. 259.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 21 501-30, nr. 621.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 33 043, nr. 114.↩︎
Kamerstuk 2024/2025, 29 826, nr. 2050.↩︎