[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie reactie over het artikel in de Volkskrant van 12 december 2023 “"Klinisch psycholoog Iva Bicanic: 'Ik begrijp niet waarom er zo weinig discussie is over misbruik van kinderen. Nederland sláápt, echt'”

Seksuele intimidatie en geweld

Brief regering

Nummer: 2025D31011, datum: 2025-06-30, bijgewerkt: 2025-07-01 12:51, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 34843 -124 Seksuele intimidatie en geweld.

Onderdeel van zaak 2025Z13676:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Op 22 mei jl. heeft de vaste commissie van Justitie en Veiligheid de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid schriftelijk (uw kenmerk: 2025Z10085/2025D23456) verzocht om een reactie op het artikel in de Volkskrant van 12 december 2023 met de titel “"Klinisch psycholoog Iva Bicanic: 'Ik begrijp niet waarom er zo weinig discussie is over misbruik van kinderen. Nederland sláápt, echt'”.

Daarbij is verzocht ook in te gaan op de volgende vragen:

  1. Wat is de laatste stand van zaken rondom de implementatie van de EU-richtlijn ter bescherming van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld?

  2. Hoe verlopen de voorbereidingen en is het Centrum Seksueel Geweld (hierna: CSG) in beeld om op landelijk niveau te fungeren als landelijk multidisciplinair rape centre?

  3. Wat zijn de opties om in aanloop naar het landelijk rape centre het CSG verder te ondersteunen in 2026, en onder welke voorwaarden zou een incidentele subsidierelatie denkbaar zijn?

  4. Welke rol speelt het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) bij het CSG?

In deze brief gaan wij in op de inhoud van het artikel en op de vragen die uw commissie stelde. Tot slot gaan wij in op de door dr. Bicanic voorgestelde periodieke check-up van misbruikte kinderen.

Reactie artikel

Het artikel betreft een interview met de oprichter van het Centrum Seksueel Geweld (hierna: CSG), bestaande uit het Landelijk Centrum Seksueel Geweld (hierna: LCSG) en 16 regionale CSG’s, dr. Iva Bicanic. Alvorens een inhoudelijke reactie te geven op het artikel, willen wij hierbij onze blijk van waardering geven voor het belangrijke werk dat door de CSG’s wordt verzet voor slachtoffers van seksueel misbruik. Er is in de afgelopen 13 jaar een landelijk dekkend netwerk ingericht waar slachtoffers van seksueel misbruik terecht kunnen. Dr. Bicanic heeft een belangrijke rol gespeeld in het tot stand brengen van de multidisciplinaire samenwerking waardoor slachtoffers alle benodigde hulp kunnen ontvangen, zonder meerdere keren hun verhaal te hoeven vertellen.

In Nederland vinden we het van groot belang dat slachtoffers van seksueel geweld toegankelijke en goede hulp kunnen krijgen. Daarom wordt het CSG door ons ondersteund, onder andere financieel. Dr. Bicanic constateert een ‘code oranje’ voor 2026 voor de regionale CSG’s.

Wij onderschrijven het belang van een landelijk dekkend en kwalitatief goede ondersteuning van hulp en zorg aan slachtoffers van seksueel geweld. Om die reden zullen wij hieronder uiteenzetten wat onze inzet is om dit te waarborgen, ook met het oog op de implementatie van de EU-richtlijn voor geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Nederland dient namelijk - zoals verplicht wordt gesteld aan de lidstaten op grond van de EU-richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld – in 2027 multidisciplinaire ‘rape centra’ te hebben. 

Antwoord op vraag 1 en 2:

Op 24 mei 2024 is Richtlijn (EU) 2024/1385 inzake de bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze richtlijn stelt minimumnormen vast voor de strafbaarstelling van specifieke vormen van gendergerelateerd geweld, de bescherming van slachtoffers en de coördinatie van preventieve maatregelen. De ter implementatie van deze richtlijn noodzakelijke wetswijzigingen worden momenteel uitgewerkt in het implementatiewetsvoorstel. Gezien de omvang van de richtlijn is gekozen voor een uitvoerig voorbereidings- en consultatietraject. De consultatieronde, waarin relevante netwerkpartners worden geraadpleegd over de uitvoerbaarheid van de voorgestelde maatregelen, start naar verwachting voor de zomer van 2025.

Eén van de zaken die de EU-richtlijn aangeeft, is dat elk land multidisciplinaire rape centers voor slachtoffers van seksueel geweld moet hebben. Sinds 2018 is in Nederland sprake van een landelijk dekkend netwerk van regionale CSG’s (16 in totaal), die functioneren als multidisciplinaire rape centers. Het CSG biedt toegankelijke, multidisciplinaire hulp aan slachtoffers van seksueel geweld. Een team van medici, politie en hulpverleners werkt samen om de medische, psychosociale en forensische hulp direct na seksueel geweld te verlenen. Er kan door het slachtoffer aangifte bij de politie worden gedaan (maar dit is geen voorwaarde om hulp te ontvangen). Coördinatoren organiseren de netwerkzorg en professionele samenwerkingsverbanden in hun eigen regio. Casemanagers begeleiden het slachtoffer bij de medische en forensische hulp en bieden psycho-educatie. Zo nodig verwijst de casemanager na een periode van ‘watchfull waiting’ (monitoren van het verwerkingsproces) naar specialistische psychologische hulpverlening.

Daarmee voldoet Nederland al in belangrijke mate aan de vereisten van de richtlijn op dit onderwerp. Wel is geconstateerd dat een wettelijke grondslag noodzakelijk is om de hulp aan slachtoffers van seksueel geweld (ook in de toekomst) te garanderen. In de voorbereiding van de implementatie van de EU-richtlijn wordt uitgewerkt hoe de hulp voor slachtoffers van seksueel geweld wettelijk kan worden verankerd.

Antwoord op vraag 3:

LCSG
Op dit moment steunen de ministeries van VWS en JenV en de VNG het LCSG al extra in 2026: in 2023 heeft de Tweede Kamer door middel van de motie van de leden Van der Laan en Van der Werf (D66) het toenmalig kabinet verzocht om het LCSG te versterken.1 De voormalig Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van VWS hebben uw Kamer 15 januari 20242 aangegeven dat zij hebben besloten dat het LCSG met ingang van 2024 tot en met 2026 jaarlijks kan beschikken over €1.160.717 (ongeveer een verdubbeling van het basisbedrag van 2023). Tegelijk met deze investering in het LCSG is ook de afspraak gemaakt dat in 2024 een traject start om een evaluatie van deze versterking voor te bereiden, zodat in 2026 een weloverwogen besluit kan worden genomen over wat het LCSG nodig heeft om de werkzaamheden goed te kunnen blijven uitvoeren. Daarnaast heeft het ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: JenV) in 2025 reeds aanvullende middelen beschikbaar gesteld aan het LCSG, dus bovenop genoemd bedrag van €1.160.717, om de hogere kosten voor onder andere de chat en telefoon te kunnen bekostigen.

Daarnaast werkt het ministerie van VWS aan een vervanging van de Specifieke Uitkering3. Bij de komende wijziging van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) worden de specialistische functies aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling in het instrument van de Bijzondere Fondsuitkering (BFU) verankerd. Dit zal plaatsvinden na 2026. Het ministerie van VWS heeft daarbij dekking gevonden in zijn begroting om de eerder aangekondigde structurele korting van 10 procent niet door te voeren voor de specialistische functies aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling.

Regionale CSG’s
Ten aanzien van de financiering en governance van de regionale CSG’s is uw Kamer op 11 april 2023 geïnformeerd over de uitkomsten van twee onderzoeken hierover.4 Er is bewust gekozen voor een decentraal stelsel, waar gemeenten financiële verantwoordelijkheid voor het totale Wmo-zorgaanbod en, sinds 2018, inclusief de zorg die het CSG biedt. Landelijke financiering van het CSG zou voor een onlogische knip zorgen tussen de zorg die het CSG biedt en het overige Wmo-zorgaanbod waarvoor gemeenten verantwoordelijkheid dragen. Het decentrale systeem biedt de mogelijkheid om meer maatwerk op regionaal/lokaal niveau te leveren. Tevens is uit voornoemde onderzoeken naar de financiering en governance van het CSG naar voren gekomen dat, zowel op financieel gebied als in de uitvoering van hulpverlening aan slachtoffers, er regionale verschillen zijn in samenwerkingsvormen.5 Dit komt doordat de regionale centra netwerkorganisaties zijn (geen separate entiteiten) en zoveel mogelijk ingebed in regionale/lokale structuren. Zo werken de regionale centra volgens landelijke kwaliteitscriteria die voor elk CSG gelden, maar verschilt de inrichting van het hulpproces per CSG-locatie.

Gemeenten voelen en nemen hun verantwoordelijkheid voor financiering van de regionale CSG’s. De financiële situatie van gemeenten is nijpend. De VNG geeft in dit verband aan dat er vooralsnog – dit kan pas met zekerheid gesteld worden na vaststelling van de regionale begrotingen - geen signalen zijn dat de financiering van de regionale CSG’s voor 2026 in gevaar is. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft voor de extra groei die werd verwacht als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven op 1 juli 2024, middelen vrij gemaakt via de motie-Hermans6. Vanaf 2024 is daarmee een structureel bedrag van ca. € 1 miljoen aan extra middelen beschikbaar gesteld voor de regionale CSG’s samen, waarvan €127.000 voor het LCSG. De VNG heeft ons laten weten dat deze gelden wel door gemeenten zijn ingezet voor de regionale CSG’s.

Deze hebben hiermee de financiële tekorten aangevuld. Zoals hierboven benoemd vindt in 2026 een evaluatie plaats naar de kwalitatieve en kwantitatieve instroom.

Antwoord op vraag 4:

Het ministerie van VWS zorgt door middel van een specifieke uitkering voor de basis-financiering van het LCSG. De stichting is in 2020 opgericht en verzorgt de landelijke toegang tot hulp via het 24/7 bereikbare telefoonnummer 0800-0188, de landelijke chat en de website. Het LCSG stelt landelijke kwaliteitscriteria voor de uitvoer van zorg vast en ondersteunt en behartigt de belangen van het netwerk van de regionale centra. Daarnaast worden in het LCSG expertise en ervaring rondom hulp aan slachtoffers van seksueel geweld gebundeld. Zo komt in het LCSG zorg, deskundigheidsbevordering, onderzoek, beleidsadvies en publiekseducatie en -voorlichting samen.

In ons decentraal ingerichte zorgstelsel, vallend onder de (stelsel)verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS, hebben gemeenten de inkoop van het onderdeel coördinatie en casemanagement van de CSG’s op zich genomen. Hiervoor ontvangen ze middelen via de DUVO (Decentralisatieuitkering Vrouwenopvang). De medische en forensische zorg die onderdeel is van het CSG wordt vanuit andere financieringsbronnen bekostigd, zoals de Zorgverzekeringswet.

Periodieke check-up misbruikte kinderen

Het lid Van der Werf (D66) heeft hierover op 28 juni 2023 een motie ingediend7. In deze motie wordt de regering verzocht te onderzoeken welke meerwaarde een periodieke check-up van minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik kan hebben voor hun fysieke en mentale gezondheid op de lange termijn, te verkennen hoe die monitoring zou kunnen worden vormgegeven (eventueel in combinatie met longitudinaal onderzoek) en de Kamer daarover te informeren.

Voor de uitvoer van deze motie voert het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie (KJP) onderzoek uit. Het rapport wordt na de zomer van 2025 opgeleverd. In de opdracht is meegenomen om de vergaarde kennis beschikbaar te stellen voor hulpverleners, beleidsmakers en andere belanghebbenden in de jeugd-ggz en brede jeugdhulp. De opgedane kennis zal worden geïntegreerd in de reeds bestaande praktijkstandaarden (e.g., trauma) en kennisdossiers (e.g., seksuele uitbuiting) van het KJP. Uw Kamer wordt na de zomer van 2025 geïnformeerd.

De Staatssecretaris Rechtsbescherming,

T.H.D. Struycken

De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg,

Nicki Pouw-Verweij


  1. Kamerstukken II, 2022–23, 36 234, nr. 10.↩︎

  2. Kamerstukken II, 2023-2024, 34 843 en 36 234, nr. 97.↩︎

  3. Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 B en 36 600 C, nr. 45.↩︎

  4. Kamerstukken II, 2022-2023, 34 843, nr. 72.↩︎

  5. Bijlage bij Kamerstukken II, 2020-2021, 28 345 en 31 015, nr. 236.↩︎

  6. Kamerstukken II 2021/22, 35 925, nr. 13.↩︎

  7. Kamerstukken II, 2022-2023, 36 222, nr. 33.↩︎