Toezeggingen debat 26 juni 2025 Kerngezin ongehuwde partners
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet)
Brief regering
Nummer: 2025D31029, datum: 2025-06-30, bijgewerkt: 2025-07-01 13:13, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie
- Mede ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie (Ooit BBB kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36704 -75 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet).
Onderdeel van zaak 2025Z13732:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie
- Medeindiener: M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-07-02 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-02 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
Preview document (🔗 origineel)
Zoals toegezegd in het debat met uw Kamer over de Asielnoodmaatregelenwet en de wet invoering tweestatusstelsel, zetten we in deze brief uiteen hoe de IND nu binnen het nareiskader toetst of er sprake is van een duurzame relatie tussen ongehuwde partners en hoe dat straks een plek kan hebben in de belangenafweging binnen de 8 EVRM-toets.
Onder het huidige beleid is naast nareis van de echtgenoot/echtgenote ook de nareis van een (geregistreerd) partner toegestaan. De IND toetst bij de beoordeling van de nareisaanvraag de identiteit van de personen die willen nareizen en de familierechtelijke relatie tussen referent en de nareizende gezinsleden. Als dit aannemelijk is, toetst de IND of er een feitelijke gezinsband was. Dit houdt in dat de referent daadwerkelijk invulling heeft gegeven aan de gezinsband zoals deze op papier bestaat. Vervolgens beoordeelt de IND of de feitelijke gezinsband op het moment van beslissen nog steeds intact is. Dit is een voorwaarde voor nareis.
Voor gehuwde partners geldt dat de hoofdregel is dat de Nederlandse Staat buitenlandse huwelijken erkent die naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig zijn. Wet- en regelgeving van het land waar het huwelijk is voltrokken is hiervoor leidend. Een rechtsgeldig huwelijk betekent niet automatisch dat er ook sprake is van een feitelijke gezinsband. Dit is een aparte toets. Hierbij betrekt de IND o.a. samenwoning, het voeren van een gemeenschappelijke huishouding, kinderen en wederzijdse afhankelijkheid (financieel, emotioneel, praktisch). De feitelijke gezinsband moet aannemelijk worden gemaakt, maar als het getrouwde stel kinderen heeft is hier al snel sprake van.
Omdat bij partnerschap geen sprake is van een officieel geregistreerde familierechtelijke relatie, beoordeelt de IND de feitelijke gezinsband. Binnen het partnerschapskader moet de relatie gelijk te stellen zijn met een huwelijk. Dat is het geval als de relatie duurzaam is. Samenwonen, het voeren van een gemeenschappelijke huishouding en het bestaan van wederzijdse afhankelijkheid (financieel, emotioneel en praktisch) zijn sterke indicatoren. Geen van deze indicatoren is op zichzelf doorslaggevend; het gaat om het gehele plaatje. De IND verwacht van personen dat zij hun relatie onderbouwen met bewijsstukken. De feitelijke gezinsband moest al bestaan voor binnenkomst van de referent in Nederland. Als dit niet zo is, maar er wel een intentie bestaat om dit vorm te geven in de toekomst, is dit niet voldoende om voor nareis in aanmerking te komen.
Bij nareis gaat het immers om het herstellen van de gezinsband zoals die voor de vlucht bestond. Denk aan koppels die bijvoorbeeld verloofd zijn, maar feitelijk weinig invulling hebben gegeven aan hun relatie en nog bij hun ouders wonen. Het bestaan van culturele barrières die de vorming van een feitelijke gezinsband verhinderd hebben, is niet voldoende uitleg om desondanks een duurzaam partnerschap aan te nemen.
Met de Asielnoodmaatregelenwet en de wet invoering tweestatusstelsel beperken we de definitie van het kerngezin. Zoals uitvoerig met uw Kamer gewisseld, is dit in lijn met het Unierecht, in het bijzonder de Gezinsherenigingsrichtlijn. Deze verplicht tot de mogelijkheid van nareis van gehuwde partners en minderjarige kinderen. De mogelijkheid om in aanvulling daarop ook gezinshereniging toe te staan aan onder andere ongehuwde partners, is geen verplichting. Het blijft voor ongehuwde partners mogelijk om een beroep te doen op artikel 8 EVRM.
Wanneer ongehuwde partners aannemelijk kunnen maken dat er sprake is van gezinsleven in de zin van 8 EVRM, analoog aan de wijze waarop nu een feitelijke gezinsband binnen het nareiskader moet worden aangetoond, dan kunnen zij alsnog in aanmerking komen voor verblijf bij hun partner in Nederland. Als sprake is van gezinsleven wordt altijd een belangenafweging gemaakt, waarbij de individuele feiten en omstandigheden centraal staan. Die afweging ziet op het belang van de vreemdeling bij gezinshereniging enerzijds en het belang van de Nederlandse staat anderzijds. Onderdeel van de belangenafweging is dat de IND toetst of er sprake is van een zogenoemde ‘objectieve belemmering’ om het gezinsleven elders uit te oefenen. Daarvan zal al snel sprake zijn wanneer de referent internationale bescherming in Nederland heeft. Ook het feit dat het voor partners in het land van herkomst niet mogelijk was om te trouwen, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij LHBTIQ+ partners, weegt voor de aanvrager in positieve zin mee in deze belangenafweging. Als ongehuwde partners samen kinderen hebben en (ook) rechtmatig verblijf in Nederland hebben, weegt dat eveneens positief mee in de belangenafweging.
De Minister van Asiel en Migratie,
D.M. Van Weel
De Minister voor Asiel en Migratie,
M.C.G. Keijzer