Resultaten doorstroomtoetsen en schooladviezen 2025
Primair Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2025D31120, datum: 2025-07-01, bijgewerkt: 2025-07-01 13:46, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Rapportage CvTE 'Terugblik normering doorstroomtoetsen 2025'
- Beslisnota bij Kamerbrief Resultaten doorstroomtoetsen en schooladviezen 2025
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -829 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2025Z13728:
- Indiener: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-07-02 00:00: Aanvang middagvergadering: Extra Regeling van werkzaamheden** (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-11 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
---|
Datum | 1 juli 2025 |
---|---|
Betreft | Resultaten doorstroomtoetsen en schooladviezen 2025 |
Met deze brief ontvangt u de rapportage van het College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) ‘Terugblik normering doorstroomtoetsen 2025’, over de tweede afname van de doorstroomtoets begin dit jaar. Dit jaar hebben 174.338 leerlingen van 6.758 verschillende scholen een doorstroomtoets gemaakt dat diende als tweede objectief perspectief bij het schooladvies van de leerkracht. Het CvTE ziet toe op de kwaliteit van de onderwijskundige, organisatorische en psychometrische aspecten van de verschillende doorstroomtoetsen en de onderlinge vergelijkbaarheid. Hiervoor stelt het CvTE de landelijke normering vast, zodat gelijke prestaties van leerlingen tot een gelijk toetsadvies leiden. De rapportage beschrijft hoe de normering verlopen is en geeft een landelijk beeld van de toetsresultaten en schooladviezen. De definitieve cijfers omtrent de schooladviezen worden dit najaar officieel vastgesteld en vervolgens openbaar gemaakt door DUO. Daarnaast gaat de rapportage in op de vergelijkbaarheid van de toetsadviezen en het brede onderzoeksprogramma naar factoren die hier een effect op kunnen hebben. Deze brief benoemt de belangrijkste bevindingen uit de rapportage van het CvTE en beschrijft de mogelijke implicaties voor de doorontwikkeling van toetsen in het primair onderwijs (hierna: po). Dit bouwt voort op de brieven die u in april jl. reeds heeft ontvangen.12
Onderwijspersoneel en Primair Onderwijs
Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
www.rijksoverheid.nl
Contactpersoon
Onze referentie
53009181
Bijlagen
Rapportage CvTE ‘Terugblik normering doorstroomtoetsen 2025’
Zoals eerder toegelicht is de huidige stelselinrichting – waarbij er gekozen kan worden uit verschillende doorstroomtoetsen – ontstaan uit een wens van het onderwijsveld met groot politiek draagvlak en voorafgegaan aan een lang parlementair proces. Met de keuze hiervoor kwam de politiek tegemoet aan een breed gedragen wens om per school een toets te kunnen kiezen die past bij de leerlingen die zij hebben of de visie waarmee zij hun onderwijs inrichten.34 Dat heeft tot logisch gevolg dat de toetsen onderling verschillen. Dit is een van de redenen dat er toetsaanbieders zijn die naast een digitale toets ook een papieren versie aanbieden, en dat er op verzoek van uw Kamer een aparte overheidsdoorstroomtoets wordt aangeboden en ook dat de toetsen naar aard en inrichting verschillen.5 De doorstroomtoets is immers een tweede objectief gegeven bij het voorlopig schooladvies van de leerkracht. Uiteindelijk is het de school die in samenspraak met de leerling en de ouders bepaalt op welk niveau een leerling het beste past – welk niveau dat ook is.
Een stelsel waar verschillende toetsen naast elkaar bestaan brengt ook verschillen in toetsen met zich mee: bijvoorbeeld in afnamemodus (papier of digitaal), mate van adaptiviteit (of de moeilijkheid van de vragen aangepast worden aan eerdere antwoorden of niet), gemiddelde afnameduur (van tweeënhalf tot vier uur) en lengte van de toets. Ook inhoudelijk kunnen toetsen een andere focus kiezen, bijvoorbeeld door minder talige rekenopgaven aan te bieden.
Met de inzet van het CvTE voor een gelijkluidende normering voor alle toetsen, zorgen we ervoor dat de doorstroomtoetsen binnen een pluriform stelsel zoveel als mogelijk vergelijkbaar worden. Ook brengt het verschillen tussen resultaten in toetsen aan het licht die eerder, door verschillende normeringen, niet goed zichtbaar waren.678 Een nadere toelichting op hoe het normeringsproces er precies uitziet, en de rol die het gezamenlijk anker daarbij speelt, staat in de rapportage van het CvTE.9
Bevindingen ‘Terugblik normering doorstroomtoetsen 2025’
In het voorjaar van 2025 hebben in totaal 174.338 leerlingen verdeeld over 6.758 scholen één van de zes beschikbare doorstroomtoetsen gemaakt. Het CvTE heeft, in nauwe samenwerking met Stichting Cito en de verschillende toetsaanbieders, alle doorstroomtoetsen op gelijke wijze genormeerd en op basis van een gezamenlijk anker. Hieruit is gebleken dat de resultaten van de toetsen onderling vergelijkbaar zijn.
In zijn rapportage beschrijft het CvTE de resultaten van de verschillende onderdelen die een rol spelen bij de overgang van het po naar het voortgezet onderwijs (hierna: vo): de voorlopige schooladviezen, de toetsadviezen en referentieniveaus.10 Deze vergelijkt zij met de afname in 2024. Hierbij wordt ook gekeken naar de toetsprestaties van scholen die het afgelopen jaar van toetsaanbieder gewisseld zijn. Dat levert extra inzicht op in de verschillen in leerlingprestaties tussen de doorstroomtoetsen. Al deze data zijn gebaseerd op voorlopige cijfers van de toetsaanbieders; hoe de voorlopige schooladviezen en de toetsadviezen gezamenlijk hebben geleid tot een definitief schooladvies wordt gepresenteerd in de monitor Schooladvies van DUO in voorjaar 2026.11 Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste punten uit de rapportage van het CvTE.
Resultaten 2025
De landelijke resultaten op de doorstroomtoetsen van 2025 zijn vergelijkbaar met die van 2024. Dat geldt zowel voor de verdeling van de toetsadviezen als voor de verdeling van de referentieniveaus. Meer dan de helft van alle leerlingen heeft een papieren doorstroomtoets gemaakt.
Ook dit jaar zijn er verschillen in prestaties tussen de toetsen. De analyses van het CvTE bevestigen dat dit niet komt door de gebruikte normeringsmethode maar dat de resultaten representatief zijn voor hoe leerlingen op de (anker)opgaven gepresteerd hebben. Met andere woorden, hoe een leerling op een toets presteert, zegt niets over de kwaliteit van een toets.
De verschillen zijn deels te verklaren doordat elke doorstroomtoets een andere leerlingpopulatie heeft. Dat zien we aan de verdeling van de voorlopige schooladviezen per doorstroomtoets. Het CvTE wijst erop dat de verschillen ook deels verklaard kunnen worden doordat scholen een weloverwogen keuze maken voor een bepaalde doorstroomtoets, of door de manier waarop een individuele leerling een specifieke toets maakt.
De voorlopige schooladviezen van 2025 vallen over het algemeen iets hoger uit dan in 2024, en er zijn meer dubbele voorlopige schooladviezen gegeven (bijvoorbeeld vmbo kb/ vmbo gl-tl). De relatie tussen het voorlopige schooladvies en het toetsadvies is niet eenduidig, omdat de indeling in schoolsoorten niet gelijk is. Alle toetsadviezen – met uitzondering van het enkelvoudige advies vwo12 - zijn dubbel. Maar leerkrachten geven bij het voorlopig schooladvies zowel dubbele adviezen als enkelvoudige. Ook dit jaar is er veel overlap te zien tussen de voorlopige schooladviezen en de toetsadviezen. In tabel 13 van de bijgevoegde rapportage van het CvTE is bijvoorbeeld te zien dat van de leerlingen met het voorlopige schooladvies vmbo gl-tl 88,1 procent een overeenkomend toetsadvies kreeg (49,2 procent vmbo kb/ vmbo gl-tl en 38,9 procent vmbo gl-tl/havo).
Een belangrijke conclusie op basis van deze gegevens en analyses, is dat de resultaten van toetsen beïnvloed worden door een complex samenspel van factoren. Dat blijkt ook als we inzoomen op de prestaties bij scholen die dit jaar een andere toets maakten dan vorig jaar, zie hierna.
Scholen die dit jaar van toetsaanbieder gewisseld zijn
Net als in eerdere jaren verschilt het aantal deelnemende leerlingen en scholen tussen de verschillende beschikbare toetsen. Er zijn dit jaar iets meer scholen die overgestapt zijn naar een andere toets dan voorheen13; in totaal gaat het om 7,2 procent van het totale aantal scholen.
Verschillen in toetsresultaten per aanbieder komen elk jaar voor. Deels doordat niet ieder cohort leerlingen exact gelijk is en deels doordat er niet elk jaar hetzelfde aantal scholen of leerlingen per school zijn. Het CvTE heeft analyses gedaan naar de toetsprestaties van de leerlingen van de scholen die gewisseld zijn van doorstroomtoets tussen 2024 en 2025. Hierdoor kunnen we extra inzichten verkrijgen in de verschillen in leerlingprestaties tussen de doorstroomtoetsen. Maar omdat het aantal scholen dat van een specifieke aanbieder naar een ander overstapt vrij klein is, blijft het lastig harde conclusies aan de resultaten te verbinden.
Tegelijkertijd zien we een sterke indicatie dat verschillen in leerlingprestaties op schoolniveau mede afhankelijk kunnen zijn van de verschillen tussen de toetsen (zoals afnamemodus, mate van adaptiviteit, gemiddelde afnameduur en lengte van de toets). Bij een aantal van de scholen die van een digitale toets overgestapt zijn naar een papieren toets is vooral een vooruitgang te zien in de gemiddelde behaalde percentages referentieniveaus. Hier kunnen verschillende factoren een rol spelen. Zo kan het zijn dat de nieuwe toets(vorm) beter aansluit bij wat leerlingen op school gewend zijn, bijvoorbeeld omdat ze in het onderwijs meer op papier doen dan digitaal of omdat ze door het gebruikte leerlingvolgsysteem bekend zijn geraakt met bepaalde kenmerken van de toets. Het kan ook dat deze overstapscholen andere maatregelen, die losstaan van de doorstroomtoets zelf, genomen hebben om hun leerlingen beter voor te bereiden op het afnemen van de doorstroomtoets.
Echter, dit is geen eenduidige trend: er zijn ook overstapscholen waarbij het gemiddelde behaalde percentage referentieniveaus gelijk blijft of zelfs lager is dan in 2024. Hier lijkt de ‘nieuwe’ toets dus minder invloed te hebben op de prestaties. Het lijkt er op dat de ene toetsvorm beter bij leerlingen op een bepaalde school past dan de ander.
Onderzoeksprogramma
Zoals beschreven op pagina 1 van deze brief, brengt een stelsel waarin verschillende toetsen naast elkaar bestaan, inherent verschillen in toetsen met zich mee. Er wordt onderzoek gedaan naar hoe de verschillen ontstaan, of ze allemaal in beeld zijn en in welke mate ze elkaar beïnvloeden. Die inzichten vormen de basis om te bepalen hoe groot de bandbreedte voor verschillen tussen toetsen mag zijn. Het CvTE heeft na de analyse van de eerste afname in 2024 – en in samenspraak met OCW, Stichting Cito en de toetsaanbieders – een onderzoeksprogramma14 opgezet waarin breed onderzoek gedaan wordt naar factoren die een effect kunnen hebben op verschillen in resultaten. Het vorig jaar gestarte programma bestaat onder meer uit onderzoeken naar de verschillen in leerlingpopulaties tussen de toetsen, de totstandkoming van voorlopige schooladviezen en de verschillen tussen scholen die voor specifieke toetsen kiezen en mogelijke selectie-effecten. Meer informatie over het onderzoeksprogramma en de lopende onderzoeken is te vinden op de website van het CvTE.15 Waar onderzoek uitwijst dat verbetering mogelijk is, wordt dit meteen opgepakt met de betrokken toetsaanbieders.
Doorontwikkeling van toetsen: opvolging moties
Naast het onderzoeksprogramma werkt OCW ook op andere manieren aan de doorontwikkeling van toetsen. Zo vindt de verkenning plaats om opvolging te geven aan de motie van het lid Rooderkerk (D66), die oproept te verkennen wat nodig is om te komen tot één doorstroomtoets, inclusief mogelijk tijdpad voor de invoering daarvan.16 Daarbij is het belangrijk een balans te vinden tussen enerzijds de vergelijkbaarheid van de toetsresultaten, en anderzijds de aansluiting bij de behoefte van scholen en leerlingen om te kunnen kiezen voor de toets die het beste bij hen past. Een behoefte waar bovendien diversiteit in bestaat. Hier ben ik over in gesprek met belangenbehartigers uit het onderwijsveld en met toetsexperts. In het najaar wordt (het eindverslag van) deze verkenning met uw Kamer gedeeld.
Daarnaast onderzoekt OCW samen met de Inspectie van het Onderwijs de rol van de doorstroomtoets in het onderwijsresultatenmodel voor het po17 ter opvolging van de motie van de leden Stoffer (SGP) en Ceder (CU), en werkt zij aan de opvolging van de motie van het lid Rooderkerk (D66) die oproept te verkennen hoe kinderen een breder schooladvies kunnen krijgen aan het einde van de basisschool.18 De toetsadviezen die uit de doorstroomtoets komen kunnen immers alleen geduid worden in de context van de schooladviezen. Een uitgebreide analyse van de schooladviezen van 2025 ontvangt u in het voorjaar van 2026 via de DUO Monitor schooladvies en doorstroomtoets.
Tot slot
Uit de rapportage van het CvTE blijkt dat we steeds beter zicht krijgen op de kwaliteit van de doorstroomtoetsen en de verschillen daartussen. De overgang van de basisschool naar de middelbare school is voor iedere leerling een grote stap, waarbij zij allemaal een eerlijke kans verdienen. De leerkracht en school stellen op basis van een breed beeld over de ontwikkeling van een leerling een voorlopig schooladvies vast, en in verreweg de meeste gevallen is dat passend. Echter, zijn er ook groepen bij wie – onbedoeld – niet alle potentie gezien of erkend wordt: leerlingen uit gezinnen die het financieel moeilijker hebben, leerlingen op het platteland, leerlingen met een migratieachtergrond en meisjes. En dat is waar de doorstroomtoets voor dient: als een laatste objectieve én betrouwbare check bij het schooladvies. Elke leerling die op de doorstroomtoets laat zien méér in huis te hebben verdient het dat dit signaal serieus genomen wordt. Uiteindelijk is het aan de school om in samenspraak met de leerling en de ouders te bepalen op welk niveau een leerling het beste tot bloei komt – welk niveau dat ook is. Want álle leerlingen verdienen een passende plek op de middelbare school waar ze zichzelf zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Mariëlle Paul
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 31 293 nr. 796.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 31 293 nr. 798.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 157, nr. 55.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 157, nr. 9.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 671, nr. 27.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 31 293, nr. 608.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 31 293 nr. 666.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 31 293 nr. 720.↩︎
Zie ook Normering | Toetsen primair onderwijs | CvTE[31107856].↩︎
Zie Referentieniveaus taal en rekenen | Basisvaardigheden | Rijksoverheid.nl.↩︎
In de rapportage wordt toegelicht dat er gebruik gemaakt wordt van verschillende dataset, wat kan leiden tot kleine verschillen in de gepresenteerde resultaten. Het CvTE gebruikt de dataset die toetsaanbieders hebben vastgesteld en gecommuniceerd aan leerlingen en scholen, voor de monitor Schooladvies van DUO wordt data gebruikt op basis van gegevens vanuit scholen. Deze kunnen pas definitief vastgesteld worden per 1 oktober.↩︎
Stichting Cito heeft dit voorjaar een onderzoek afgerond naar de haalbaarheid van een aparte toetsadviescategorie voor praktijkonderwijs. Op dit moment spreekt OCW met de sectorraad praktijkonderwijs om te bepalen hoe hier een vervolg aan gegeven wordt.↩︎
Scholen kunnen al sinds 2015 uit verschillende toetsen kiezen. Sindsdien zien we ieder jaar dat er scholen zijn die van de ene naar de andere toets overstappen.↩︎
In de Kamerbrief van vorig jaar heette dit nog de ‘onderzoeksagenda’.↩︎
Onderzoeken en publicaties | Toetsen primair onderwijs | CvTE↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 31 293, nr. 770 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 31 293 nr. 796.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 31 293 nr. 771.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 31 293, nr. 817.↩︎