[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toezegging gedaan in de stand van zakenbrief Belastingdienst van 6 maart 2025, over drie afgeronde invoeringstoetsen: ‘Begrenzing periodieke giftenaftrek’, ‘Introductie rentestop artikel 30h AWR’ en ‘Afschaffen betalingskorting IB'

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2025D31630, datum: 2025-07-02, bijgewerkt: 2025-07-04 11:26, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -1507 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2025Z13950:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

In deze brief informeer ik uw Kamer, zoals toegezegd in de stand-van-zakenbrief Belastingdienst van 6 maart 20251 over drie afgeronde invoeringstoetsen: ‘Begrenzing periodieke giftenaftrek’, ‘Introductie rentestop artikel 30h AWR’ en ‘Afschaffen betalingskorting IB’. Deze toetsen zijn opgenomen bij deze Kamerbrief met het bijbehorende externe onderzoeksrapport en een analyse van de resultaten van de enquêtes die zijn geplaatst op het Forum Fiscaal Dienstverleners van de Belastingdienst.

Afgeronde invoeringstoetsen

Per invoeringstoets zal eerst een beschrijving van de regeling worden opgenomen waarna een samenvatting van de resultaten volgt.

Begrenzing periodieke giftenaftrek

De getoetste maatregel betreft de begrenzing van de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting (“IB”). Periodieke giften zijn giften die in de vorm van een vaste en gelijkmatige periodieke uitkering aan een instelling of vereniging worden gedaan. Deze zijn vastgelegd in een notariële of onderhandse schenkingsovereenkomst en de looptijd van deze overeenkomst is minimaal vijf jaar. Belastingplichtigen kunnen hun periodieke giften in mindering brengen op hun belastbare inkomen voor de IB. Door het ontbreken van een plafond voor de aftrek van (bijzonder) hoge periodieke giften konden belastingplichtigen hun belastbare inkomen middels periodieke giften aan algemeen nut beogende instellingen (“ANBI’s”) en verenigingen sterk reduceren, soms zelfs tot nihil. Om deze reden is de periodieke giftenaftrek per 1 januari 2023 begrensd tot €250.000 per huishouden per kalenderjaar waarbij overgangsrecht van toepassing is verklaard op overeenkomsten omtrent periodieke giften die vóór 4 oktober 2022, 16:00 uur zijn aangegaan. Deze periodieke giften zijn tot uiterlijk 2027 nog volledig aftrekbaar, mits aan alle gebruikelijke voorwaarden van de periodieke gift wordt voldaan.

De begrenzing van de periodieke giftenaftrek lijkt onder de doelgroep niet positief te zijn ontvangen. Met name de korte opeenvolging aan (voorgestelde) wijzigingen in sfeer van de giftenaftrek leidde bij de doelgroep tot onzekerheid over de toekomst. Verder heeft de doelgroep de korte termijn tussen de aankondiging van de begrenzing en de uiterste datum voor toepassing van het overgangsrecht als abrupt ervaren. Voor de uitvoering zijn de effecten van de begrenzing van de periodieke giftenaftrek moeilijk in te schatten, omdat deze onderdeel uitmaakt van een reeks opeenvolgende wijzigingen binnen het regime van de giftenaftrek.

Het beleid rondom de giftenaftrek is sinds het uitvoeren van deze invoeringtoets gewijzigd, waardoor er geen actie meer noodzakelijk is op deze specifieke uitkomsten van de invoeringstoets.

Introductie rentestop artikel 30h AWR

Met ingang van 1 januari 2013 is de regeling belastingrente in werking getreden. Doel van deze regeling was onder meer om het sparen bij de Belastingdienst tegen te gaan, dat was ontstaan als gevolg van de systematiek van de regeling heffingsrente. Daartoe is toentertijd aangesloten bij de regeling van de verzuimrente volgens de Algemene wet bestuursrecht (‘Awb’).

Uitgangspunt van de regeling belastingrente is dat de inspecteur belastingrente in rekening brengt als het opleggen van een belastingaanslag met een door de belastingplichtige te betalen bedrag door toedoen van die belastingplichtige te lang op zich laat wachten. Bij tijdige en correcte aangifte worden belastingplichtigen niet met belastingrente geconfronteerd, omdat de aanslag in die gevallen op tijd kan worden vastgesteld.

Een zogenoemde rentestop vindt plaats als de inspecteur te lang doet over het vaststellen van een belastingaanslag. In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (‘AWR’) is de rentestop opgenomen voor de aanslagbelastingen inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en erfbelasting. In het overeenkomstige artikel voor aangiftebelastingen, art. 30h AWR, was een dergelijke regeling voor het opleggen van een naheffingsaanslag niet opgenomen.

Met de Fiscale verzamelwet 2023 is de rentestop geïntroduceerd voor naheffingsaanslagen in de AWR. Met deze introductie werd de ongelijkheid die bestond in het belastingrentesysteem voor aangiftebelastingen ten opzichte van aanslagbelastingen weggenomen en in lijn gebracht met de verzuimgedachte die ten grondslag ligt aan de regeling belastingrente.

Er zijn tijdens de doorlooptijd van deze specifieke invoeringstoets geen aanwijzingen dat door de introductie van de rentestop artikel 30h AWR knelpunten of onbedoelde effecten zijn ontstaan voor de uitvoering binnen de Belastingdienst. Hoewel voor de loonbelasting de werkzaamheden binnen de uitvoering van de Belastingdienst, om de rentestop van artikel 30h AWR te realiseren, deels handmatig plaatsvinden zijn er bij de betrokken directies geen signalen bekend dat dit tot knelpunten heeft geleid.

De reacties die vanuit het Forum voor Fiscaal Dienstverleners zijn gekomen geven eveneens geen aanwijzingen dat de introductie van de rentestop heeft geleid tot knelpunten of onbedoelde effecten onder de doelgroep. Belastingplichtigen hoeven zelf geen actie te ondernemen voor de toepassing van de rentestop. Wel valt uit de reacties op te maken dat belastingplichtigen het rentepercentage als te hoog en onrechtvaardig ervaren en de termijn waarbinnen aangiften kunnen worden ingediend, zonder dat belastingrente in rekening wordt gebracht, te kort vindt.

Afschaffen betalingskorting IB

Bij voorlopige aanslagen inkomstenbelasting (hierna: IB) werd een korting verleend wanneer een belastingschuldige deze belastingaanslag, die in termijnen mocht worden voldaan, in één keer voldeed (vóór de uiterste betaaldatum van de eerste termijn).

Met de Fiscale verzamelwet 2023 is de betalingskorting bij voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting afgeschaft. Met de afschaffing van de betalingskorting bij voorlopige aanslagen IB per 1 januari 2024, werd tegemoetgekomen aan de toezegging die aan de Tweede Kamer is gedaan bij de parlementaire behandeling van de Fiscale Verzamelwet 2023 om de betalingskorting ook voor de inkomstenbelasting af te schaffen.

De betalingskorting is eind jaren 90 geïntroduceerd om de administratieve lasten te verminderen voor belastingschuldigen. Als gevolg van het internetbankieren zijn de administratieve lasten vandaag de dag gering en is het niet langer noodzakelijk om volledige betaling van een voorlopige aanslag te stimuleren door middel van een betalingskorting.

Er zijn geen aanwijzingen dat de afschaffing van de betalingskorting bij voorlopige aanslagen IB heeft geleid tot knelpunten, discriminerende effecten of andere onbedoelde gevolgen voor de doelgroep. Ook binnen de uitvoeringspraktijk zijn tijdens de doorlooptijd van de invoeringstoets geen knelpunten of onbedoelde effecten gesignaleerd. Zoals verwacht heeft de maatregel ertoe geleid dat meer belastingschuldigen hun voorlopige aanslagen IB in termijnen zijn gaan betalen. Bij de Belastingdienst zijn geen signalen bekend dat deze wijziging heeft geleid tot betalingsachterstanden of tot een toename van invorderingswerkzaamheden.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane,





T. van Oostenbruggen

  1. Kamerstukken II 2024/25, 31066, nr. 31066 nr. 1463↩︎