Verslag van een schriftelijk overleg over reactie op het onderzoek naar de mogelijkheid tot verlaging van het aantal proeven met niet-humane primaten (Kamerstuk 32336-164)
Dierproeven
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D31642, datum: 2025-07-02, bijgewerkt: 2025-07-03 11:01, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (PVV)
- Mede ondertekenaar: A. van den Brule-Holtjer, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 32336 -167 Dierproeven.
Onderdeel van zaak 2025Z13956:
- Indiener: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-09-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-10 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (đ origineel)
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG |
---|
Datum | 2 juli 2025 |
---|---|
Betreft | Reactie op vragen en opmerkingen over de brief van 11 april 2025 betreffende âReactie op het onderzoek naar de mogelijkheid tot verlaging van het aantal proeven met niet-humane primatenâ (Kamerstuk 32336-164). |
Onderzoek en Wetenschapsbeleid Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl |
Onze referentie 53147051 |
Uw brief 30 mei 2025 |
Uw referentie 2025D25322 |
Hierbij stuur ik u, mede namens de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), de antwoorden op de vragen van de commissie voor LVVN over mijn brief van 11 april 2025 betreffende âReactie op het onderzoek naar de mogelijkheid tot verlaging van het aantal proeven met niet-humane primatenâ (Kamerstuk 32336-164).
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Eppo Bruins
32 336 Dierproeven
Verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 11 april 2025 betreffende âReactie op het onderzoek naar de mogelijkheid tot verlaging van het aantal proeven met niet-humane primatenâ (Kamerstuk 32336-164).
De op 30 mei 2025Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van âŠâŠâŠ toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Aardema
Griffier van de commissie,
Van den Brule-Holtjer
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de
fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVVâfractie 2 Vragen
en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie 3
Gezamenlijke vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie 4
II Antwoord / Reactie van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 9
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVVâfractie
De leden van de PVV-fractie constateren dat een Kamermeerderheid al jarenlang vraagt om spoedige afbouw -en sluiting van het Biomedical Primate Research Centre (BPRC), ofwel âDe Apenhel' in Rijswijk. Ook de minister negeert de wens en beslissing van de Kamer om de walgelijke dierproeven met, niet voor de mens representatieve, apen af te bouwen en stoppen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat er tal van aangenomen moties liggen van onder meer de PVV en PvdD inzake spoedige afbouw van het aantal dierproeven en proefdieren en men beloofde al een decennium geleden na 2025 waar en indien mogelijk over te stappen op proefdiervrije modellen en methoden.
De leden van de PVV vragen al bijna twee decennialang om te stoppen met deze marteling van dieren en eist dat het BPRC zo spoedig mogelijk wordt gesloten. Opvang van de aanwezige dieren kan worden geregeld door tal van ter zake deskundige dierenorganisaties waaronder Stichting AAP.
De leden van de PVV-fractie vragen tot aan de definitieve sluiting als second-best en per omgaande om het door de Kamer gevraagde stappenplan voor spoedige afbouw van proeven op en met apen, inclusief de benodigde informatie over het nut,en/of de (ontbrekende) representatie van apen,per onderzoeksgebied.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse de reactie op het onderzoek naar de mogelijkheid tot verlaging van het aantal proeven met niet-humane primaten (Kamerstuk 32336, nr. 164) gelezen en het onderliggende rapport van de Commissie onderzoek niet-humane primaten in opdracht van de minister. Deze leden herkennen de dilemmaâs waarvoor zowel de onderzoeksinstellingen als het ministerie staan. De gedegen uitwerking van de verschillende keuzes die kunnen worden gemaakt door het ministerie van OCW door de commissie onderzoek niet-humane primaten toont wat betreft deze leden aan dat met dit precaire onderwerp niet lichtzinnig wordt omgegaan. Deze leden zien echter ook dat een politieke keuze precies voor wat dat is: een politieke keuze. Gezien de informatie die in het rapport wordt gegeven bij ieder van de uitgewerkte mogelijke scenarioâs staan deze leden achter de keuze die de minister heefft gemaakt. Zij begrijpen dat gezien onder andere de geopolitieke situatie dat Nederland voor onderzoek naar bepaalde ziekten, die ook als biologische oorlogvoering kunnen worden ingezet, niet afhankelijk zou moeten worden van het buitenland. Het lijkt deze leden daarom inderdaad onverstandig om nu in te zetten op een snelle vermindering of zelfs afbouw naar een complete stop van dit type onderzoek in Nederland. Â
De leden van de BBB-fractie lijkt het inzetten op een toename van het aantal dierproeven op niet-humane primaten niet noodzakelijk en bovendien zeker niet wenselijk, aangezien ook deze leden ervan zijn overtuigd dat de toekomst proefdiervrij kan zijn.Â
Â
De leden van de BBB-fractie vinden het inzetten op het voorlopige behoud van de centra voor onderzoek op non-humane primaten en het onderzoek op die dieren een acceptabele keuze. Zeker als deze strategie wordt geflankeerd door een sterke inzet op het ontwikkelen van meer proefdiervrije onderzoeksmodellen. Daarnaast zouden deze leden graag zien dat (nog) meer wordt ingezet op het reduceren en aanpassen van regelgeving die het gebruik van proefdiervrije alternatieven tegenwerkt, zoals zij bij het laatste debat over dierproeven in de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) ook hebben ingebracht. Toewerken naar een proefdiervrije toekomst is alleen mogelijk als regelgeving dat waar mogelijk ook de ruimte geeft. Zo hopen deze leden dat de minister snellere toelating van proefdiervrije alternatieven door de European Food Safety Authority (EFSA) en de European Medicines Agency (EMA) in Europees verband kan stimuleren, zodat een deel van de wettelijk verplichte onderzoeken naar de veiligheid van nieuwe stoffen proefdiervrij kĂĄn gaan worden gedaan. Deze leden zouden daarnaast van de minister willen vragen dat hij zich in Europees verband ook kan inzetten voor harmonisatie van wetgeving rondom die verplichte veiligheidsonderzoeken, zodat meer stoffen proefdiervrij mĂłgen worden onderzocht en niet langer verplicht wordt gekozen voor proefdieronderzoek. Â
Gezamenlijke vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van de minister OCW waarin hij aangeeft dat hij het aantal dierproeven op apen niet gaat afbouwen, ondanks de zeer heldere wens van de Kamer om het zo snel mogelijk, en veilig, naar nul af te bouwen. Deze leden vinden dit ongehoord en onacceptabel en hebben hierover een aantal vragen aan de minister.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie wijzen erop dat de Kamer al in 2016 unaniem een motie van de leden Van Dekken en Rudmer Heerema (Kamerstuk 32 336, nr. 57) heeft aangenomen waarmee de regering wordt verzocht om zo snel mogelijk te komen tot een afbouw van proeven op primaten naar nul, zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. De toenmalige minister van OCW besloot als eerste stap om het aantal dierproeven op apen in 2025 met 40 procent te hebben gereduceerd. In 2022 nam de Kamer, weer unaniem, een Kamerbreed ingediende motie van het lid Van Wassenberg c.s. (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 113) aan waarmee de minister werd verzocht om ook na de reductie van 40 procent het aantal proeven op apen verder te verlagen.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie wijzen erop dat de wens van de Kamer dus heel helder is: verlaag het aantal proeven met apen naar nul, zo snel mogelijk, maar wel veilig. Erkent de minister dat de wens van de Kamer duidelijk is?
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vinden het onbegrijpelijk dat de minister in zijn Kamerbrief duidelijk maakt lak te hebben aan het verzoek van de Kamer en het apenproefdiercentrum, te weten het BPRC, toestemming wil geven om de komende jaren volop door te gaan met proeven op apen. Hoeveel aangenomen moties heeft de minister nog nodig om hem te bewegen om een andere keuze te maken?
Verbod op dierproeven op mensapen (2003)
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren dat in 2003 het gebruik van mensapen, zoals chimpansees, orang-oetans en gorillaâs als proefdier werd verboden in Nederland (Wijzigingswet Wet op de dierproeven 2003). Tien jaar eerder waren er nog hevige protesten vanuit wetenschappers, die wilden dat de proeven op apen behouden zouden blijven (NRC,19 augustus 1993, âApencentrum TNO bedreigd met verdwijnenâ (https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?query=tno+chimpansees&coll=ddd&page=1&facets%5Bperiode%5D%5B%5D=2%7C20e_eeuw%7C1990-1999%7C1993%7C&identifier=KBNRC01:000031081:mpeg21:a0034&resultsidentifier=KBNRC01:000031081:mpeg21:a0034&rowid=7). Uiteindelijk werd er ingestemd met een verbod. Niet omdat volledig kon worden gegarandeerd dat elk onderzoek via een proefdiervrij alternatief kon plaatsvinden; niet omdat kon worden uitgesloten dat de dierproeven zouden verplaatsen naar het buitenland, maar omdat de maatschappelijke ontwikkeling op het gebied van dierenwelzijn ertoe had geleid dat er zwaarwegende ethische argumenten waren om over te gaan tot een verbod (Kamerstuk 28503, nr. 4). Kan de minister aangeven wat hĂj ervan vindt dat er in 2003 is overgegaan tot een verbod op het doen van proeven op mensapen, ondanks dat bepaalde onderzoeken daardoor niet meer konden plaatsvinden en zijn verplaatst naar het buitenland?
Kan de minister zich voorstellen dat hij, in tegenstelling tot de toenmalige minister, in 2003 een Kamerbrief naar de Kamer zou hebben gestuurd waarin hij koos voor behoud van mensapenproeven, in plaats van afbouw of een verbod?
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vragen hiernaar omdat het lef vraagt om als wetgever bepaalde (ingrijpende) keuzes te maken, maar dat dit soort besluiten nodig zijn om als beschaving verder te komen en als wetgever beter aan te sluiten bij het groeiende maatschappelijk belang van dierenwelzijn: zeker als er belastinggeld wordt besteed aan iets wat de meerderheid van Nederland verwerpelijk vindt. Erkent de minister dit? In de recente Kamerbrief van de minister lezen deze leden namelijk veel argumenten die destijds ook werden gebruikt om dierproeven op mensapen te behouden.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vragen hoe de minister en de staatssecretaris denken dat zij erover tien jaar op terug reflecteren dat ze nu alle mogelijkheden hadden, en veel steun vanuit de Kamer én de maatschappij, om dierproeven op apen af te bouwen of te beëindigen, maar dat ze er toch voor kozen om dit nog jarenlang toe te staan: met veel dierenleed en maatschappelijke verontwaardiging als gevolg?
Scenarioâs
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren dat de minister kiest voor scenario 3; dat feitelijk inhoudt dat het BPRC de komende jaren vrij spel heeft en met Nederlands belastinggeld gewoon door kan gaan met dierproeven op apen, zĂłnder dat er extra eisen tegenover worden gesteld. Deze leden zouden het liefste zien dat de minister kiest voor een verbod, zoals in 2003 werd gedaan voor dierproeven op apen, of een (snelle) afbouw van apenproeven, zoals wordt voorgesteld in scenario 1.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vinden het tegelijkertijd werkelijk onbegrijpelijk dat de minister niet eens kiest voor scenario 2, waarbij het aantal proeven op apen wordt verminderd. Juist dit scenario, waarbij alleen nog tijdelijk de meest noodzakelijke proeven voor levensbedreigende ziekten en infectieziekten zouden plaatsvinden is volledig in lijn met de voorgenoemde aangenomen moties van de Kamer.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie roepen de minister op om zijn besluit te heroverwegen en alsnog te kiezen voor scenario 1 of scenario 2.
Belastinggeld
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie lezen dat de minister weer bekend heeft gemaakt om voor de komende jaren 13 miljoen euro per jaar aan belastinggeld te besteden aan het apenproefdiercentrum (Kamerstuk 36725 VIII, nr. 2). De Kamer is kritisch op deze besteding van het belastinggeld. Vorig jaar werd namelijk de motie van het lid Teunissen c.s. (Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 96) aangenomen waarmee de regering werd verzocht om een jaarlijks toenemend deel van het onderzoeksbudget voor het BPRC voor proefdiervrij onderzoek te oormerken. De uitvoering kan hand-in-hand gaan met de eerdergenoemde aangenomen moties, namelijk door een concreet afbouwpad in te stellen voor het doen van apenproeven. Maar, net zoals dat de minister tot dusverre weigert om het aantal proeven op apen af te bouwen conform de wens van de Kamer, weigert hij ook om deze motie uit te voeren.
De leden van de PvdD-fractie en de PVV-fractie constateren dat in plaats van dat de minister een jaarlijks toenemend deel oormerkt voor proefdiervrij onderzoek, heeft hij de afspraak gemaakt dat het belastinggeld dat het BPRC besteedt aan proefdiervrij onderzoek gelijk blijft (Kamerstuk 31288, nr. 1157). DĂĄt is niet waar de Kamer om vroeg.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vinden het schrijnend dat dit kabinet enorm op het onderwijs- en wetenschapsbeleid bezuinigt en op andere maatschappelijk belangrijke onderwerpen, maar dat er aan de andere kant onverminderd veel belastinggeld naar het apenproefdiercentrum gaat, terwijl de Kamer juist van deze proeven af wil. Bij het tweeminutendebat Onderzoeks- en wetenschapsbeleid (3 december 2024) stelde de minister dat er meer geld naar proefdiervrij onderzoek gaat dan naar het BPRC, en dat hij daarom âdenktâ dat de verhouding wel goed is. Deze leden vinden dat dit argument geen hout snijdt. Kan de minister bevestigen dat het bij de verdeling van subsidie draait om het maken van keuzes? Kan hij bevestigen dat de subsidie voor apenproeven weldegelijk anders kan worden verdeeld en dat dit niet per definitie hoeft te leiden tot een achteruitgang van de wetenschap, omdat het elders de wetenschap juist zou kunnen bevorderen? Erkent de minister dat alles wat je stimuleert groeit en dus het blijven besteden van belastinggeld aan proeven op apen die proeven in stand houdt ten ken koste van alternatieven? Kan de minister tevens met cijfers onderbouwen hoeveel belastinggeld er structureel gaat naar het BPRC in verhouding tot het belastinggeld dat wordt gebruikt voor het stimuleren van alternatieven?
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren dat de minister weigert om de wens van de Kamer uit te voeren terwijl het in een samenleving, waarin steeds meer belang wordt gehecht aan het welzijn van dieren, onvermijdelijk is dat we op een gegeven moment stoppen met het doen van dierproeven op apen. Deze leden betreuren het dat de minister deze transitie tegenhoudt en hier geld van de belastingbetaler in blijft steken.
Rapport Bijker
De minister baseert zich in zijn keuze om het aantal proeven met apen niet af te bouwen op het rapport van de commissie onderzoek niet-humane primaten (Commissie onderzoek niet-humane primaten, 17 maart 2025, âOnderzoek met niet-humane primaten: vier beleidsscenarioâs voor Nederlandâ (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2025/03/17/onderzoek-met-niet-humane-primaten-vier-beleidsscenario-s-voor-nederland). Hierbij is het belangrijk om op te merken dat de commissie niet is gevraagd beleidsadvies te geven en de commissie dus âgeen eigen voorkeur voor een van de beleidsscenarioâsâ uitspreekt. De keuze van de minister om het aantal apenproeven niet af te bouwen is dan ook een politieke keuze. Deze leden begrijpen niet waarom de minister hiervoor kiest.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren dat het rapport herhaaldelijk stelt dat er geen wetenschappelijke consensus is over vertaalbaarheid en het belang van experimenten met apen. Ook het door de commissie onderzoek niet-humane primaten aangehaalde SCHEER-rapport stelt: âThere is an urgent need to conduct systematic reviews and meta-analysis of all areas of NHP use. This would potentially significantly reduce the number of NHPs used and the resources required by identifying where they are unsuitable models or where they have contributed very little to current knowledge. â en âFurther research is necessary into the relevance and limitations of the use of NHP models for infectious diseases and therapiesâ. De commissie onderzoek niet-humane primaten heeft deze systematische reviews niet uitgevoerd. Hoe kan het dan dat de minister in zijn reactie op het rapport zegt dat âproeven met NHPâs echter nog steeds als essentieel worden geacht voor bepaalde wetenschappelijke vraagstukkenâ? Hoe kan de minister dit onderbouwen, zonder dat die systematic reviews zijn uitgevoerd, waarmee dit in kaart kan worden gebracht?
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vragen of de minister de mening deelt dat onderzoek met apen per definitie alleen noodzakelijk kan zijn als het nuttig is en dat daarom systematische reviews moeten worden uitgevoerd. De commissie onderzoek niet-humane primaten beveelt systematische literatuuranalyses aan bij alle vier de scenarioâs (blz. 9), dus ook voor scenario 3 (blz. 11), terwijl de minister het daar in zijn reactie op het rapport niet over heeft. Het in kaart brengen van de vertaalbaarheid van dierproeven is ook het onderwerp van aangenomen motie van het lid Wassenberg (Kamerstuk 32336, nr. 128) en de motie van de leden Kostic en Graus (Kamerstuk 32336, nr. 160) die nog moeten worden uitgevoerd. Is de minister bereid om systematische reviews en meta-analyses voor alle gebruiksgebieden van apen in Nederland te laten uitvoeren en verplicht te stellen voordat ook maar één dierproef met apen wordt vergund?
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren dat, zoals het rapport herhaaldelijk stelt, het aan de politiek is om te bepalen waar het de knip zet tussen onderzoek dat wel en niet meer zou moeten plaats vinden. In de brief van de minister legt hij de bal bij de wetenschap neer door te stellen dat het aan de onderzoekers zelf is om te bepalen welk apenonderzoek noodzakelijk is. Hoe rijmt de minister deze uitspraak met de aangenomen motie van het lid Wassenberg c.s. (Kamerstuk 36200-VIII, nr. 113) die de regering juist verzoekt om apenproeven af te bouwen, zonder dat het gevolgen heeft voor onderzoek naar levensbedreigende ziekten? Waarom legt de minister de bal bij de wetenschap, terwijl de wetenschap juist zegt dat politieke en beleidsmatige keuzes noodzakelijk zijn?
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie wijzen erop dat het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) dit jaar een vernieuwd transitie-advies uitbrengt, met daarin hernieuwde aandacht voor de maatschappelijke kijk op dierproeven, ethische aspecten van dierproeven, met name voor fundamenteel onderzoek en aandacht voor het concreet afbouwen van dierproeven. Daarnaast komt er dit jaar een conceptadvies van de EMA, waarin het agentschap onder andere reflecteert op waar proeven op apen nog noodzakelijk zijn en wat de mogelijkheden zijn om ze binnen bestaande richtlijnen te vervangen Dit nieuwe advies is ook van belang voor proeven op apen. Hoe kan de minister nu al de keuze hebben gemaakt dat proeven op apen de komende jaren onverminderd door mogen gaan, terwijl deze adviezen nog niet zijn verschenen?
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren tevens dat de minister schrijft veel belang te hechten aan een onafhankelijke positie van Nederland voor pandemische weerbaarheid. Erkent de minister dat het daarvoor van uitermate groot belang is dat de overheid inzet op een centre of excellence voor vaccinontwikkeling gebaseerd op diervrije methoden, die sneller en accurater resultaat kunnen opleveren? Zo nee, waarom niet? Kan de minister aangeven in welke mate er bij het Erasmus onderzoekscapaciteit is die kan worden ingezet voor pandemische paraatheid? Ook gezien de grotere mogelijkheden daar qua veiligheidsvereisten van het lab, in vergelijking met het BPRC, zodat het (op termijn) kan dienen als vervanging van het BPRC? Kan de minister aangeven wat een minimale kolonie (grootte en soort apen) is die nodig is voor pandemische paraatheid en wat dat de overheid per jaar zou kosten?
De leden van de PvdD en PVV-fractie vragen de minister tevens een precieze uitsplitsing te geven van de financiering door de overheid van het BPRC: voor welke posten wordt er precies financiering gegeven, bijvoorbeeld voor kolonie-onderhoud, personeel, onderzoek, en hoeveel? Is de minister bereid om beleid te ontwikkelen gericht op het aanpassen van de schade-batenanalyse, als mogelijkheid genoemd in het rapport van de commissie onderzoek niet-humane primaten, van proeven op apen waarbij proeven gericht op niet-levensbedreigende aandoeningen een zeer lage score op de batenschaal krijgen? Zo nee, waarom niet? Veranderen de recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten (de transitieplannen van de Food and Drug Administration (FDA), Environmental Protection Agency (EPA) en de National Institutes of Health (NIH)) de kijk van de minister op de mogelijkheden en urgentie van de afbouw van onderzoek met apen, gezien zijn interesse in geopolitieke ontwikkelingen wat betreft het gebruik van apen? Zo nee, waarom niet?
Opvang witoorpenseelapen
De leden van de PvdD-fractie hebben eerder al aandacht gevraagd voor het lot van de witoorpenseelapen in het BPRC (documentnummer 2025D18911). Het BPRC is van plan om vijftig witoorpenseelapen weg te doen en heeft ervoor gekozen om ze naar een andere proefdierinstelling te verplaatsen in plaats van ze een fijn leven te gunnen in een opvangcentrum. De apen, die al hun hele leven in een proefdierinstelling worden gehouden, moeten de rest van hun leven in een ander proefdiercentrum slijten. In antwoord op de Kamervragen schuift de minister alle verantwoordelijkheid van zich af (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2024-2025, nr. 220). In de beslisnotitie wordt de minister erop gewezen dat er financiĂ«le belangen zijn gemoeid met de âtransactieâ van het BPRC (2025D22056).
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vragen waarom de minister dit niet benoemt in de antwoorden op de Kamervragen. Hoe rijmt de minister zijn keuze om de apen onder te brengen in een ander proefdiercentrum met de keuze in 2003 om de chimpansees goed op te vangen, in plaats van ze in ander centrum nog tot het eind van hun leven ziek te maken? Deze leden vragen de minister zijn besluit te heroverwegen en alsnog goede opvang te regelen voor de witoorpenseelapen. Deze leden vragen de staatssecretaris, die verantwoordelijk is voor dierenwelzijn, hoe hij erover oordeelt dat deze apen niet worden opgevangen en een fijn leven worden gegund, bijvoorbeeld bij Stichting AAP.
II Antwoord / Reactie van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), mede namens de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN)
Inleiding
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de fracties van de PVV, BBB en PvdD over de brief van 11 april 2025 betreffende âReactie op het onderzoek naar de mogelijkheid tot verlaging van het aantal proeven met niet-humane primatenâ (Kamerstuk 32, 336-164) en over het Rapport van de Commissie onderzoek niet-humane primaten âOnderzoek met niet-humane primaten: vier beleidsscenarioâs voor Nederlandâ (Kamerstuk 2025D16495). Ik dank deze leden voor hun vragen. Hieronder treffen uw leden mijn antwoorden, waarbij ik de volgorde van het verslag heb aangehouden en de vragen letterlijk zijn aangehaald. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de vragen cursief weergegeven en genummerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVVâfractie
De leden van de PVV vragen al bijna twee decennialang om te stoppen met deze marteling van dieren en eisen dat het BPRC zo spoedig mogelijk wordt gesloten. Opvang van de aanwezige dieren kan worden geregeld door tal van ter zake deskundige dierenorganisaties waaronder Stichting AAP.
Het kabinet heeft nog steeds de nationale ambitie om volledig zonder proeven op NHP af te kunnen, het liefst breed in Europa. Dit vereist grote zorgvuldigheid, gegeven de verschillende waarden en belangen zoals dierenwelzijn, gezondheid, pandemische paraatheid en strategische autonomie. Het kabinetsbesluit om als Nederland voor de komende vijf jaar de beschikking te houden over een onafhankelijk primatencentrum en het aantal (proeven met) NHP niet verder in te perken, is mijn brief van 11 april jongstleden2 uitgebreid toegelicht. Het kabinet acht dit noodzakelijk voor de bestrijding van levensbedreigende ziektes en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen, omdat alternatieve (proefdiervrije) modellen nog niet het volledige inzicht kunnen bieden in de complexe menselijke biologie en ziekteprocessen. Het eindrapport3 van de onafhankelijke Commissie â die onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid om het aantal proeven op NHP verder te verlagen zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen â vormt de basis voor de beleidskeuzes die het kabinet heeft gemaakt. Het rapport van de Commissie laat de complexiteit van het vraagstuk zien, onder andere door de ethische last die het doen van proeven met NHP met zich meebrengt, de onzekerheid over de snelheid waarmee nieuwe onderzoeksmodellen worden ontwikkeld, de mogelijke afhankelijkheid van het buitenland bij een toekomstige pandemie en het op sommige vraagstukken ontbreken van wetenschappelijke consensus. Het kabinet heeft de verschillende scenarioâs goed afgewogen en de keus over de toekomst van NHP-onderzoek in Nederland niet lichtvaardig gemaakt.
De leden van de PVV-fractie vragen tot aan de definitieve sluiting als second-best en per omgaande om het door de Kamer gevraagde stappenplan voor spoedige afbouw van proeven op en met apen, inclusief de benodigde informatie over het nut, en/of de (ontbrekende) representatie van apen, per onderzoeksgebied.
Ik ben ervan overtuigd dat de toekomst proefdiervrij moet zijn. Daarom zet ik mij de komende periode, nog sterker dan de afgelopen jaren, in voor de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmodellen. Daarin zie ik ook een belangrijke rol voor het BPRC. Het BPRC stelt voor de komende vijf jaar een nieuw ambitieplan op. In het nieuwe plan zal worden ingegaan op het verder verleggen van de focus in de richting van nieuwe onderzoeksmodellen, met het oog op het zo snel als mogelijk uitfaseren van het onderzoek met NHP. Het kabinet vraagt ook aan het BPRC om in het nieuwe ambitieplan duidelijk te maken hoe de samenwerking met onder andere universitaire onderzoekers die gespecialiseerd zijn in New Approach Methodologies (NAMâs) wordt vergroot. Ook ga ik (laten) verkennen of organisatorische samenwerking en eventuele bundeling van NHP-onderzoek op enkele locaties in Europa haalbaar en wenselijk is, vanuit de gedachte dat dit kan leiden tot effectiever onderzoek, een verhoging van het dierenwelzijn naar het niveau van het BPRC en een reductie van het totale aantal NHP-experimenten in Europa.
Daarnaast ben ik, samen met het ministerie van LVVN, in gesprek met het Nationaal Comité advies dierproeven (NCad) over het ontwikkelen van een streefbeeld voor infectieziekten onderzoek en de verdere uitwerking en implementatie van de al bestaande streefbeelden voor neurowetenschappen en immunologie. In een streefbeeld staan transitiedoelen voor brede proefdiervrije ontwikkeling en minder proefdiergebruik, waaronder proeven op NHP, in het wetenschapsveld voor de komende 10 jaar.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie vinden het inzetten op het voorlopige behoud van de centra voor onderzoek op non-humane primaten en het onderzoek op die dieren een acceptabele keuze. Zeker als deze strategie wordt geflankeerd door een sterke inzet op het ontwikkelen van meer proefdiervrije onderzoeksmodellen. Daarnaast zouden deze leden graag zien dat (nog) meer wordt ingezet op het reduceren en aanpassen van regelgeving die het gebruik van proefdiervrije alternatieven tegenwerkt, zoals zij bij het laatste debat over dierproeven in de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) ook hebben ingebracht. Toewerken naar een proefdiervrije toekomst is alleen mogelijk als regelgeving dat waar mogelijk ook de ruimte geeft. Zo hopen deze leden dat de minister snellere toelating van proefdiervrije alternatieven door de European Food Safety Authority (EFSA) en de European Medicines Agency (EMA) in Europees verband kan stimuleren, zodat een deel van de wettelijk verplichte onderzoeken naar de veiligheid van nieuwe stoffen proefdiervrij kån gaan worden gedaan.
De Europese Commissie werkt aan een omvangrijk stappenplan voor de uitfasering van dierproeven bij wettelijk voorgeschreven chemische veiligheidstests. Dit stappenplan beslaat 15 verschillende wettelijke kaders, variërend van industriële chemicaliën tot voedseladditieven en geneesmiddelen. Hierin zullen de stappen en acties beschreven staan waarmee op de lange termijn toegewerkt wordt naar een proefdiervrij regulatoir systeem. Hieronder valt ook de validatie en toelating van proefdiervrije methoden in deze wettelijke kaders. In dat kader pleit het kabinet voor een Europese strategie voor het valideren van nieuwe testmethoden4. De staatssecretaris van LVVN is regelmatig met de Commissie in gesprek om te pleiten voor een ambitieus stappenplan en neemt actief deel aan workshops die de Commissie organiseert. Ook zet de staatssecretaris zich ervoor in dat vooraanstaande Nederlandse experts in proefdiervrij testen worden meegenomen in de plannen van de Commissie. Doel daarvan is eraan bij te dragen de laatste wetenschappelijke inzichten te benutten voor uitfasering van dierproeven en tegelijkertijd de Nederlandse wetenschap pro-actief bekend te laten raken met het stappenplan. Het is overigens goed om te benadrukken dat er in Nederland (zo ook bij het BPRC) geen NHP gebruikt worden voor regulatoir onderzoek.
Deze leden zouden daarnaast van de minister willen vragen dat hij zich in Europees verband ook kan inzetten voor harmonisatie van wetgeving rondom die verplichte veiligheidsonderzoeken, zodat meer stoffen proefdiervrij mĂłgen worden onderzocht en niet langer verplicht wordt gekozen voor proefdieronderzoek. Â
Harmonisatie is onderdeel van het hiervoor genoemde stappenplan van de Europese Commissie. Er wordt over 15 wettelijke kaders heen onderzocht wat ervoor nodig is om proefdiervrije methoden op te nemen in deze wettelijke kaders. Daarnaast is het vergroten van de consistentie en coherentie tussen stukken wetgeving waarin informatie en testmethoden vereist worden; iets waar Nederland en andere Europese lidstaten al langer voor pleiten5. In dat kader werkt de Commissie aan de One Substance One Assessment aanpak6, met als doel de efficiëntie, consistentie en transparantie van chemische veiligheidstests tussen verschillende typen wetgeving te vergroten. Harmonisatie van wetgeving heeft daarmee de aandacht van de Commissie en het kabinet mengt zich actief in deze gesprekken.
Gezamenlijke vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie wijzen erop dat de Kamer al in 2016 unaniem een motie van de leden Van Dekken en Rudmer Heerema (Kamerstuk 32 336, nr. 57) heeft aangenomen waarmee de regering wordt verzocht om zo snel mogelijk te komen tot een afbouw van proeven op primaten naar nul, zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. De toenmalige minister van OCW besloot als eerste stap om het aantal dierproeven op apen in 2025 met 40 procent te hebben gereduceerd. In 2022 nam de Kamer, weer unaniem, een Kamerbreed ingediende motie van het lid Van Wassenberg c.s. (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 113) aan waarmee de minister werd verzocht om ook na de reductie van 40 procent het aantal proeven op apen verder te verlagen. De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie wijzen erop dat de wens van de Kamer dus heel helder is: verlaag het aantal proeven met apen naar nul, zo snel mogelijk, maar wel veilig. Erkent de minister dat de wens van de Kamer duidelijk is? De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vinden het onbegrijpelijk dat de minister in zijn Kamerbrief duidelijk maakt lak te hebben aan het verzoek van de Kamer en het apenproefdiercentrum, te weten het BPRC, toestemming wil geven om de komende jaren volop door te gaan met proeven op apen. Hoeveel aangenomen moties heeft de minister nog nodig om hem te bewegen om een andere keuze te maken?
De Kamerbreed aangenomen motie Wassenberg verzocht de regering een onderzoek te laten doen door onafhankelijke deskundigen naar de mogelijkheid om het aantal proeven op NHP verder te verlagen zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. Dit is in lijn met de aangenomen motie Tielen, waarin de regering is verzocht er zorg voor te dragen dat de afbouw van het aantal proeven met apen zorgvuldig gebeurt en niet mag leiden tot het in gevaar komen van de bestrijding van levensbedreigende ziekten en infectieziekten die de volksgezondheid in gevaar brengen (Kamerstuk 32 336, nr. 83).
Het onderzoek van de onafhankelijke Commissie âOnderzoek niet-humane primatenâ laat zien dat alternatieve (proefdiervrije) modellen nog niet het volledige inzicht kunnen bieden in de complexe menselijke biologie en ziekteprocessen. Het kabinet acht het onderzoek met NHP daarom voorlopig nog noodzakelijk voor de bestrijding van levensbedreigende ziektes en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen.
Verbod op dierproeven op mensapen (2003)
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren dat in 2003 het gebruik van mensapen, zoals chimpansees, orang-oetans en gorillaâs als proefdier werd verboden in Nederland (Wijzigingswet Wet op de dierproeven 2003). Tien jaar eerder waren er nog hevige protesten vanuit wetenschappers, die wilden dat de proeven op apen behouden zouden blijven7. Uiteindelijk werd er ingestemd met een verbod. Niet omdat volledig kon worden gegarandeerd dat elk onderzoek via een proefdiervrij alternatief kon plaatsvinden; niet omdat kon worden uitgesloten dat de dierproeven zouden verplaatsen naar het buitenland, maar omdat de maatschappelijke ontwikkeling op het gebied van dierenwelzijn ertoe had geleid dat er zwaarwegende ethische argumenten waren om over te gaan tot een verbod (Kamerstuk 28503, nr. 4). Kan de minister aangeven wat hĂj ervan vindt dat er in 2003 is overgegaan tot een verbod op het doen van proeven op mensapen, ondanks dat bepaalde onderzoeken daardoor niet meer konden plaatsvinden en zijn verplaatst naar het buitenland?
In 2003 heeft de toenmalig minister van OCW de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) verzocht hem te adviseren over de vraag of in Nederland onderzoek op mensapen nodig was. De door de KNAW gevormde primatencommissie was van mening dat er naast zwaarwegende ethische argumenten, praktische argumenten waren om uiterst terughoudend te zijn bij het gebruik van chimpansees voor medisch-biologisch onderzoek.
âDe commissie is van mening dat onderzoek aan chimpansees slechts toelaatbaar is wanneer er een ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt en aannemelijk wordt gemaakt dat proeven met chimpansees deze dreiging kunnen afwenden of het aantal slachtoffers in belangrijke mate kunnen reduceren (de bedreigende infectieziekte veroorzaakt door het hepatitis C virus is hier een voorbeeld van). Bij calamiteiten voor de volksgezondheid zal het gaan om grensoverschrijdende aandoeningen met een epidemisch karakter. De commissie is van mening dat de relatief kleine chimpanseekolonie in Nederland hier geen belangrijke bijdrage aan zal kunnen leveren, omdat in voorkomende gevallen naar de V.S. zal worden uitgeweken. De commissie beveelt daarom aan de huidige chimpanseekolonie van het BPRC af te bouwen. De commissie is van mening dat lopend onderzoek aan het hepatitis C vaccin binnen 3 jaar moet worden afgerond.â
Op basis van dat advies is destijds besloten het onderzoek met alle mensapen, te weten de twee soorten chimpansees, de orang oetan en de gorilla in Nederland te verbieden. Ik kan de besluitvorming uit 2003 goed volgen en onderschrijf dat besluit.
Kan de minister zich voorstellen dat hij, in tegenstelling tot de toenmalige minister, in 2003 een Kamerbrief naar de Kamer zou hebben gestuurd waarin hij koos voor behoud van mensapenproeven, in plaats van afbouw of een verbod?
Nee. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 7 kan ik de besluitvorming uit 2003 goed volgen. Gezien het zeer duidelijke advies van de door de KNAW gevormde primatencommissie, waarin onder meer op de zwaarwegende ethische argumenten met betrekking tot het gebruik van mensapen voor experimenten wordt ingegaan, kan ik mij geen ander besluit voorstellen.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vragen hiernaar omdat het lef vraagt om als wetgever bepaalde (ingrijpende) keuzes te maken, maar dat dit soort besluiten nodig zijn om als beschaving verder te komen en als wetgever beter aan te sluiten bij het groeiende maatschappelijk belang van dierenwelzijn: zeker als er belastinggeld wordt besteed aan iets wat de meerderheid van Nederland verwerpelijk vindt. Erkent de minister dit? In de recente Kamerbrief van de minister lezen deze leden namelijk veel argumenten die destijds ook werden gebruikt om dierproeven op mensapen te behouden.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vragen hoe de minister en de staatssecretaris denken dat zij erover tien jaar op terug reflecteren dat ze nu alle mogelijkheden hadden, en veel steun vanuit de Kamer én de maatschappij, om dierproeven op apen af te bouwen of te beëindigen, maar dat ze er toch voor kozen om dit nog jarenlang toe te staan: met veel dierenleed en maatschappelijke verontwaardiging als gevolg?
In 2003 lag er een zeer helder advies van de door de KNAW gevormde primatencommissie over het verbod op onderzoek met mensapen in Nederland. Dat advies is destijds opgevolgd. De afgelopen periode lag het comlexe vraagstuk van onderzoek met NHP voor. Keuzes over de toekomst van NHP-onderzoek in Nederland moeten we niet lichtvaardig maken. Ik ben de onafhankelijke Commissie âonderzoek niet-humane primatenâ dan ook erkentelijk voor het zorgvuldige werk dat zij heeft verricht. Op basis van het rapport van de Commissie heeft het kabinet haar standpunt bepaald dat ik uw Kamer recent heb toegestuurd2. Voor de komende periode waarin we nog niet zonder NHP-onderzoek kunnen, hebben we, zo laat het onderzoeksrapport zien, met het BPRC in Nederland een toonaangevende onderzoeksfaciliteit in handen, die internationaal gezien vooroploopt op het gebied van dierenwelzijn.
Er is in vergelijking met 2003, ook sprake van een wezenlijk andere situatie. Gezien de geopolitieke ontwikkelingen, de geleerde lessen vanuit de Covid-periode en de noodzaak van pandemische paraatheid, vind ik het van groot belang dat we nu en in de toekomst de Europese strategische autonomie borgen. Daarom houden we als Nederland voor de komende vijf jaar beschikking over een onafhankelijk primatencentrum en perken we het aantal (proeven met) NHP niet verder in.
Scenarioâs
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren dat de minister kiest voor scenario 3; dat feitelijk inhoudt dat het BPRC de komende jaren vrij spel heeft en met Nederlands belastinggeld gewoon door kan gaan met dierproeven op apen, zĂłnder dat er extra eisen tegenover worden gesteld. Deze leden zouden het liefste zien dat de minister kiest voor een verbod, zoals in 2003 werd gedaan voor dierproeven op apen, of een (snelle) afbouw van apenproeven, zoals wordt voorgesteld in scenario 1.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vinden het tegelijkertijd werkelijk onbegrijpelijk dat de minister niet eens kiest voor scenario 2, waarbij het aantal proeven op apen wordt verminderd. Juist dit scenario, waarbij alleen nog tijdelijk de meest noodzakelijke proeven voor levensbedreigende ziekten en infectieziekten zouden plaatsvinden is volledig in lijn met de voorgenoemde aangenomen moties van de Kamer.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie roepen de minister op om zijn besluit te heroverwegen en alsnog te kiezen voor scenario 1 of scenario 2.
De Kamer heeft de regering verzocht8 er zorg voor te dragen dat de afbouw van het aantal proeven met apen zorgvuldig gebeurt en niet mag leiden tot het in gevaar komen van de bestrijding van levensbedreigende ziekten en infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen.
De Commissie stelt vast dat de term âlevensbedreigende ziektenâ in de wetenschappelijke en klinische praktijk niet scherp kan worden afgebakend. Scenario 2 betekent dat er â zonder solide wetenschappelijke onderbouwing â een politieke keuze gemaakt zou moeten worden welk onderzoek met NHP naar ernstige ziekten niet meer mag worden uitgevoerd, met onzekerheid over de gevolgen voor onder andere de ontwikkeling van nieuwe, effectievere en/of veiligere geneesmiddelen en behandelmethodes. De facto betekent dit dat ik daarmee niet meer voldoe aan het verzoek van de Kamer zoals geuit in eerder genoemde moties8, dat afbouw niet mag leiden tot het in gevaar komen van de bestrijding van levensbedreigende ziekten.
Voor de onderbouwing van het kabinetsbesluit om niet te kiezen voor scenario 1 verwijs ik naar het antwoord op vraag 1, vraag 5 en vraag 8 en naar de Kamerbrief van 11 april jongstleden2.
Belastinggeld
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie lezen dat de minister weer bekend heeft gemaakt om voor de komende jaren 13 miljoen euro per jaar aan belastinggeld te besteden aan het apenproefdiercentrum (Kamerstuk 36725 VIII, nr. 2). De Kamer is kritisch op deze besteding van het belastinggeld. Vorig jaar werd namelijk de motie van het lid Teunissen c.s. (Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 96) aangenomen waarmee de regering werd verzocht om een jaarlijks toenemend deel van het onderzoeksbudget voor het BPRC voor proefdiervrij onderzoek te oormerken. De uitvoering kan hand-in-hand gaan met de eerdergenoemde aangenomen moties, namelijk door een concreet afbouwpad in te stellen voor het doen van apenproeven. Maar, net zoals dat de minister tot dusverre weigert om het aantal proeven op apen af te bouwen conform de wens van de Kamer, weigert hij ook om deze motie uit te voeren.
De leden van de PvdD-fractie en de PVV-fractie constateren dat in plaats van dat de minister een jaarlijks toenemend deel oormerkt voor proefdiervrij onderzoek, hij de afspraak heeft gemaakt dat het belastinggeld dat het BPRC besteedt aan proefdiervrij onderzoek gelijk blijft (Kamerstuk 31288, nr. 1157). DĂĄt is niet waar de Kamer om vroeg.
De motie van het lid Teunissen c.s.9 constateerde dat er ⏠12 miljoen per jaar naar het BPRC gaat, zonder dat er voorwaarden worden gesteld aan welk deel hiervan bestemd is voor proefdiervrij onderzoek en verzocht de regering om zo snel mogelijk een jaarlijks toenemend deel van het onderzoeksbudget voor het BPRC te oormerken als geld dat bestemd is voor proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden.
In de brief van 15 februari 202410 is uitgelegd dat het op dĂĄt moment niet verantwoord was om de lopende afspraken met het BPRC aan te passen. Als nadrukkelijke eerste stap in de uitvoering van de motie is het BPRC bereid gevonden om in 2024 en 2025 het percentage van de subsidie dat besteed wordt aan proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden minimaal gelijk te houden op 17%. Ook heeft het BPRC aangegeven zich in te zetten om dit percentage de komende jaren te laten oplopen.
In mijn brief van 11 april jongstleden heb ik aangegeven dat het BPRC momenteel werkt aan een nieuw ambitieplan voor de komende vijf jaar. Als onderdeel van de afspraken met het BPRC wil ik dat een groter deel van de subsidie aan de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden wordt besteed. Er is bij het BPRC grote welwillendheid om ambitieus te zijn in de uitvoering van de motie. Hiermee wordt mijns inziens voldaan aan de wens van de Kamer zoals geuit in de motie Teunissen.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vinden het schrijnend dat dit kabinet enorm op het onderwijs- en wetenschapsbeleid bezuinigt en op andere maatschappelijk belangrijke onderwerpen, maar dat er aan de andere kant onverminderd veel belastinggeld naar het apenproefdiercentrum gaat, terwijl de Kamer juist van deze proeven af wil. Bij het tweeminutendebat Onderzoeks- en wetenschapsbeleid (3 december 2024) stelde de minister dat er meer geld naar proefdiervrij onderzoek gaat dan naar het BPRC, en dat hij daarom âdenktâ dat de verhouding wel goed is. Deze leden vinden dat dit argument geen hout snijdt. Kan de minister bevestigen dat het bij de verdeling van subsidie draait om het maken van keuzes? Kan hij bevestigen dat de subsidie voor apenproeven weldegelijk anders kan worden verdeeld en dat dit niet per definitie hoeft te leiden tot een achteruitgang van de wetenschap, omdat het elders de wetenschap juist zou kunnen bevorderen? Erkent de minister dat alles wat je stimuleert groeit en dus het blijven besteden van belastinggeld aan proeven op apen die proeven in stand houdt ten ken koste van alternatieven? Kan de minister tevens met cijfers onderbouwen hoeveel belastinggeld er structureel gaat naar het BPRC in verhouding tot het belastinggeld dat wordt gebruikt voor het stimuleren van alternatieven?
Het Nederlandse onderzoeks- en wetenschapsbeleid ambieert een sterk en duurzaam stelsel en een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving. Hierbij streef ik naar een hoge kwaliteit onderzoek over de volle breedte, waarin kennisinstellingen en regioâs hun onderscheidende sterktes maximaal kunnen benutten en waarin optimale wetenschappelijke prestaties aansluiten op maatschappelijke behoeften. Het ministerie van OCW bekostigt met verschillende instrumenten belangrijke onderdelen van het onderzoeks- en wetenschapsbestel, met als doel optimaliseren, verbeteren en het faciliteren van het stelsel. De subsidie aan het BPRC is een van de instrumenten die hieronder valt. Bij de invulling van de bezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord is er niet bezuinigd op de instellingssubsidies op artikel 16 (onderzoek en wetenschapsbeleid). Hier valt ook BPRC onder.
Het rapport van de Commissie âonderzoek niet-humane primatenâ laat zien dat we met het BPRC in Nederland een toonaangevende onderzoeksfaciliteit in handen hebben, die internationaal gezien vooroploopt op het gebied van dierenwelzijn. Het kabinet heeft de keuze gemaakt om als Nederland voor de komende vijf jaar de beschikking te houden over een onafhankelijk primatencentrum. Dit achten we noodzakelijk voor de bestrijding van levensbedreigende ziektes en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen, omdat alternatieve (proefdiervrije) modellen nog niet het volledige inzicht kunnen bieden in de complexe menselijke biologie en ziekteprocessen.
Het totale budget van de Rijksbegroting dat beschikbaar is voor het stimuleren van proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden is niet in absolute cijfers weer te geven, omdat het een variatie aan innovaties betreft en niet systematisch wordt gemonitord. Goed om in dit kader als belangrijk voorbeeld te noemen is de honorering van de groeifondsaanvraag voor het Centrum voor Proefdiervrije Biomedische Translatie (CPBT), dat als doel heeft om de transitie naar proefdiervrije biomedische innovaties te versnellen. Hiervoor is tot en met 2034 ⏠55 miljoen onvoorwaardelijk en ⏠69,5 miljoen voorwaardelijk11 toegekend.
Rapport Bijker
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren dat het rapport herhaaldelijk stelt dat er geen wetenschappelijke consensus is over vertaalbaarheid en het belang van experimenten met apen. Ook het door de commissie onderzoek niet-humane primaten aangehaalde SCHEER-rapport stelt: âThere is an urgent need to conduct systematic reviews and meta-analysis of all areas of NHP use. This would potentially significantly reduce the number of NHPs used and the resources required by identifying where they are unsuitable models or where they have contributed very little to current knowledge. â en âFurther research is necessary into the relevance and limitations of the use of NHP models for infectious diseases and therapiesâ. De commissie onderzoek niet-humane primaten heeft deze systematische reviews niet uitgevoerd. Hoe kan het dan dat de minister in zijn reactie op het rapport zegt dat âproeven met NHPâs echter nog steeds als essentieel worden geacht voor bepaalde wetenschappelijke vraagstukkenâ? Hoe kan de minister dit onderbouwen, zonder dat die systematic reviews zijn uitgevoerd, waarmee dit in kaart kan worden gebracht?
De Commissie "onderzoek niet-humane primaten" is niet gevraagd om zelf wetenschappelijk onderzoek te doen, maar is gevraagd naar de stand van de wetenschap. De Commissie heeft daarom zelf geen Systematic Review gedaan: een Systematic Review is daadwerkelijk wetenschappelijk onderzoek om een specifieke onderzoeksvraag met behulp van bestaande literatuur te beantwoorden. De Commissie heeft wel op systematische manier de bestaande wetenschappelijke literatuur (waaronder Systematic Reviews) doorgenomen12 en beoordeeld, en daarop haar conclusies gebaseerd. De Commissie heeft aanvullend daarop onder andere twee consultaties gehouden; de eerste met onderzoekers van NAMâs en de tweede met vertegenwoordigers van maatschappelijke belangenorganisaties. Bij de interpretatie van de literatuur en de gesprekken met deskundigen heeft in eerste instantie de eigen expertise van de Commissieleden een belangrijke rol gespeeld.
De Commissie constateert dat NHP-onderzoek nog steeds veel wordt toegepast waar de complexiteit van de menselijke biologie en ziekteprocessen moeilijk in andere modellen te reproduceren zijn en waar ethische en praktische overwegingen direct menselijk onderzoek beperken. Voor het testen van de veiligheid en werkzaamheid van nieuwe medicijnen en behandelingen worden NHP nog vaak noodzakelijk geacht om te voorspellen hoe mensen zullen reageren op die medicijnen of behandelingen. Veel onderzoekers achten het gebruik van NHP op dit moment nog steeds de meest betrouwbare methode voor onderzoek naar complexe aandoeningen. Tijdens de door de Commissie gehouden consultatie onder NAM-onderzoekers bleek dat in de nabije toekomst significante NAM-ontwikkelingen te verwachten zijn, maar ook dat de verwachting is dat NHP-proeven voorlopig nog noodzakelijk zullen blijven, met name in de virologie, de immunologie en voor vaccinontwikkeling ten behoeve van pandemische weerbaarheid.
De Commissie concludeert dan ook dat NAMâs op dit moment nog niet in staat zijn om alle onderzoeksvragen te beantwoorden waarvoor NHP-experimenten nodig worden geacht. Proefdiervrije onderzoeksmodellen volstaan dan ook nog niet voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende en anderszins ernstige ziekten, en infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. Daarom zet ik mij de komende periode, nog sterker dan de afgelopen jaren, in voor de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmodellen. Ook ga ik (laten) verkennen of organisatorische samenwerking en eventuele bundeling van NHP-onderzoek op enkele locaties in Europa haalbaar en wenselijk is, vanuit de gedachte dat dit kan leiden tot effectiever onderzoek, een verhoging van het dierenwelzijn naar het niveau van het BPRC en een reductie van het totale aantal NHP-experimenten in Europa.
Gezien de snelheid van de wetenschappelijke ontwikkelingen acht de Commissie het niet onwaarschijnlijk dat de situatie over bijvoorbeeld 5â10 jaar weer wezenlijk anders is. Het is daarom goed om over vijf jaar opnieuw een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid om het aantal proeven op NHPâs verder te verlagen, zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. Op dat moment biedt ook de term unmet medical needs wellicht betere houvast om onderscheid te maken in typen ziektes.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vragen of de minister de mening deelt dat onderzoek met apen per definitie alleen noodzakelijk kan zijn als het nuttig is en dat daarom systematische reviews moeten worden uitgevoerd. De commissie onderzoek niet-humane primaten beveelt systematische literatuuranalyses aan bij alle vier de scenarioâs (blz. 9), dus ook voor scenario 3 (blz. 11), terwijl de minister het daar in zijn reactie op het rapport niet over heeft. Het in kaart brengen van de vertaalbaarheid van dierproeven is ook het onderwerp van aangenomen motie van het lid Wassenberg (Kamerstuk 32336, nr. 128) en de motie van de leden Kostic en Graus (Kamerstuk 32336, nr. 160) die nog moeten worden uitgevoerd. Is de minister bereid om systematische reviews en meta-analyses voor alle gebruiksgebieden van apen in Nederland te laten uitvoeren en verplicht te stellen voordat ook maar één dierproef met apen wordt vergund?
In de Kamerbrief van 20 december 202313 van de toenmalige minister van LNV, mede namens de toenmalige minister van OCW, is ingegaan op Synthesis of Evidence (SoE), waaronder de Systematic Review . Een SoE is een verzamelnaam voor de verschillende vormen van ordenen en evalueren van de beschikbare wetenschappelijke kennis als onderbouwing van een voorgenomen (dier)proef. Deze methoden zijn voor proefdieronderzoek van belang, omdat daarmee het maken van een weloverwogen keuze voor het meest geschikte (dier)model en bijbehorende proefopzet voor een bepaalde onderzoeksvraag ondersteund wordt. De beschikbare informatie biedt onder andere inzicht in de relevantie van het model voor de onderzoeksvraag en hoe de proefopzet dient te worden gedaan.
In een vergunningsaanvraag voor elke dierproef, dus ook die met NHP, wordt altijd gevraagd naar onderbouwing van het onderzoek en het onderzoeksmodel. Dit kan middels een Synthesis of evidence (waaronder de Systematic Review) maar is niet verplicht. Een Systematic Review is niet in alle gevallen uitvoerbaar of relevant. Het is aan de Nederlandse onderzoekers om te bepalen en aan te tonen welk onderzoek met NHP echt noodzakelijk is, na een zorgvuldige en onafhankelijke toetsing aan de wet door een Dierexperimentencommissie (DEC) en de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Bij NHP-onderzoek vindt ook achteraf nog een extra beoordeling plaats.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren dat, zoals het rapport herhaaldelijk stelt, het aan de politiek is om te bepalen waar het de knip zet tussen onderzoek dat wel en niet meer zou moeten plaats vinden. In de brief van de minister legt hij de bal bij de wetenschap neer door te stellen dat het aan de onderzoekers zelf is om te bepalen welk apenonderzoek noodzakelijk is. Hoe rijmt de minister deze uitspraak met de aangenomen motie van het lid Wassenberg c.s. (Kamerstuk 36200-VIII, nr. 113) die de regering juist verzoekt om apenproeven af te bouwen, zonder dat het gevolgen heeft voor onderzoek naar levensbedreigende ziekten? Waarom legt de minister de bal bij de wetenschap, terwijl de wetenschap juist zegt dat politieke en beleidsmatige keuzes noodzakelijk zijn?
De Commissie geeft aan dat de Wet op de dierproeven (Wod) ruimere voorwaarden stelt aan de toelaatbaarheid van NHP-onderzoek dan in de opdracht aan de Commissie gebeurt, waarin sprake is van âinfectieziekten die de volksgezondheid bedreigenâ en âlevensbedreigende ziektenâ als criteria om NHP-onderzoek toe te staan (comform de motie Tielen, motie Wassenberg en motie Van Dekken en Heerema). De Commissie stelt vervolgens vast dat de term âlevensbedreigendâ als karakterisering van ziekte onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd kan worden en dus niet kan worden gehanteerd als criterium voor de toelating van NHP-onderzoek. Indien het toch wenselijk is het criterium âlevensbedreigendâ toe te passen, moet er een politieke keus gemaakt worden over waar de knip wordt gemaakt tussen meer en minder ernstige ziektes waarvoor wel en waarvoor niet NHP-onderzoek wordt toegelaten.
Ik ben van mening dat die knip niet zonder solide wetenschappelijke onderbouwing gemaakt kan worden, gezien de onzekerheid over de gevolgen voor onder andere de ontwikkeling van nieuwe, effectievere en/of veiligere geneesmiddelen en behandelmethodes. Zonder een dergelijke onderbouwing voldoe ik niet aan het verzoek van de Kamer, dat afbouw niet mag leiden tot het in gevaar komen van de bestrijding van levensbedreigende ziekten (zie ook het antwoord op vraag 9). Wellicht dat in de toekomst de term unmet medical needs als alternatieve definitie kan dienen om ernstige ziekten af te bakenen. Deze dient eerst nog verder te worden ontwikkeld en als criterium in de praktijk worden getest14.
Daarom behoud ik voor nu de ruimte die de huidige Wod biedt aan de Nederlandse onderzoekers om te bepalen welk onderzoek met NHP echt noodzakelijk is, na een zorgvuldige en onafhankelijke toetsing aan de wet door de beoordelingsautoriteiten.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie wijzen erop dat het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) dit jaar een vernieuwd transitie-advies uitbrengt, met daarin hernieuwde aandacht voor de maatschappelijke kijk op dierproeven, ethische aspecten van dierproeven, met name voor fundamenteel onderzoek en aandacht voor het concreet afbouwen van dierproeven. Daarnaast komt er dit jaar een conceptadvies van de EMA, waarin het agentschap onder andere reflecteert op waar proeven op apen nog noodzakelijk zijn en wat de mogelijkheden zijn om ze binnen bestaande richtlijnen te vervangen Dit nieuwe advies is ook van belang voor proeven op apen. Hoe kan de minister nu al de keuze hebben gemaakt dat proeven op apen de komende jaren onverminderd door mogen gaan, terwijl deze adviezen nog niet zijn verschenen?
De Kamer heeft mij gevraagd om in de loop van 2023 opdracht te geven voor een onderzoek door onafhankelijke deskundigen naar de mogelijkheid om het aantal proeven op NHP verder te verlagen zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen. Het is niet wenselijk als een dergelijk onderzoek jaren duurt. Het BPRC, de DECâs en CCD toetsen conform de laatste wetenschappelijke inzichten. Als het nieuwe transitie-advies van het NCad verschijnt worden deze instanties daar ook van op de hoogte gesteld. Wanneer er nieuwe EMA-richtlijnen verschijnen, dan handelen de instanties daarnaar.
De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie constateren tevens dat de minister schrijft veel belang te hechten aan een onafhankelijke positie van Nederland voor pandemische weerbaarheid. Erkent de minister dat het daarvoor van uitermate groot belang is dat de overheid inzet op een centre of excellence voor vaccinontwikkeling gebaseerd op diervrije methoden, die sneller en accurater resultaat kunnen opleveren? Zo nee, waarom niet?
Kan de minister aangeven in welke mate er bij het Erasmus onderzoekscapaciteit is die kan worden ingezet voor pandemische paraatheid? Ook gezien de grotere mogelijkheden daar qua veiligheidsvereisten van het lab, in vergelijking met het BPRC, zodat het (op termijn) kan dienen als vervanging van het BPRC? Kan de minister aangeven wat een minimale kolonie (grootte en soort apen) is die nodig is voor pandemische paraatheid en wat dat de overheid per jaar zou kosten?
Mede gezien de geopolitieke ontwikkelingen hecht het kabinet aan Europese strategische autonomie op het gebied van pandemische paraatheid. In ieder geval nog voor de komende jaren betekent dit het behoud van een onafhankelijk primatencentrum. Het is óók van belang om in het kader van pandemische paraatheid in te zetten op de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmodellen. Omdat het niet te voorspellen is welke pandemieën er nog op ons afkomen, wordt therapie-ontwikkeling breed gestimuleerd. Dit geldt ook voor onderbouwing van werkzaamheid en veiligheid van vaccins (en geneesmiddelen) zonder of met minder proefdieren. Het doel is bij een eventuele volgende pandemie beter voorbereid te zijn en meer vaccinprototypes beschikbaar te hebben. Deze prototypes kunnen dan gericht worden ingezet, wat ook kan bijdragen aan vermindering van gebruik van proefdieren.
Het gevraagde centre of excellence bestaat al. Voor infectiestudies van fundamenteel onderzoek tot en met productontwikkeling is InFECT-NL opgericht. Dit is een initiatief van het Radboudumc, UMC Utrecht, Amsterdam UMC en Leids Universiteit Medisch Centrum en Centre for Human Drug Research. Een van de doelen van InFECT-NL is vaccinontwikkeling. Dierproeven zijn op dit moment internationaal nog verplicht bij het ontwikkelen van vaccins. Eén van de doelen van InFECT-NL is om het preklinisch onderzoek efficiënter in te richten waardoor dierproeven minder noodzakelijk zijn. Verder bouwt InFECT-NL een faciliteit om veilig en versneld ook op mensen te kunnen testen.
Het Erasmus MC heeft een onderzoekslaboratorium met biosafety level (BSL) 3+15. Bij een bedreigende opkomende infectieziekte, waarbij het noodzakelijk is om de NHP als diermodel in te zetten op BSL3-niveau, kan de projectvergunning van het Erasmus MC worden gebruikt. De vergunning is al bij voorbaat door de CCD goedgekeurd. In dat geval worden apen uit BPRC beschikbaar gesteld aan het Erasmus MC. Het onderzoek dat vervolgens wordt gedaan, staat onder toezicht van dierenartsen van het BPRC en het Erasmus MC.
De faciliteiten bij het Erasmus MC kunnen dus worden ingezet voor pandemische paraatheid en het uitvoeren van NHP-studies. Maar het Erasmus MC heeft geen actieve onderzoekscapaciteit, bestaande uit dierverzorgers, NHP-onderzoekers en analisten, specifiek gericht op NHP-onderzoek. Daarnaast heeft het Erasmus MC geen eigen fokkolonnie. Bij de eerste COVID-studie in NHP in Nederland zijn NHP uit het BPRC beschikbaar gesteld aan het Erasmus MC. Daarbij moet het BPRC over een voldoende grote fokkolonie beschikken. Zoals toegelicht in de brief van 11 april jongstleden kent de huidige fokkolonie al de minimale grootte die nodig is, zonder het risico op inteelt te laten ontstaan. Zonder BPRC-kolonie zullen NHP uit het buitenland moeten worden gehaald. Tijdens de COVID-crisis was er een wereldwijd tekort aan NHP, terwijl het BPRC door de eigen fokkolonie in staat was om snel en adequaat een aantal studies uit te voeren. Samenwerking tussen beide faciliteiten is noodzakelijk om snel te kunnen handelen in geval van een pandemie, zoals ook gedaan is tijdens de COVID-crisis.
De leden van de PvdD en PVV-fractie vragen de minister tevens een precieze uitsplitsing te geven van de financiering door de overheid van het BPRC: voor welke posten wordt er precies financiering gegeven, bijvoorbeeld voor kolonie-onderhoud, personeel, onderzoek, en hoeveel?
Het ministerie van OCW verschaft het BPRC een jaarlijkse subsidie van ⏠13,1 miljoen per jaar ter dekking van de exploitatiekosten. De subsidie bedraagt een groot deel van de begroting van het BPRC; naast de subsidie haalt het BPRC de rest van zijn inkomsten uit projectinkomsten vanuit bijvoorbeeld de EU, het Amerikaanse National Institute of Health en fondsen zoals de Bill and Melinda Gates Foundation (ongeveer ⏠5 miljoen per jaar).
De subsidie wordt gegeven zonder oormerk welke onderdelen van de exploitatie gefinancierd moeten worden met de subsidie. Het BPRC wendt de subsidie naar eigen inzicht aan ten behoeve van de exploitatie16. Wel heb ik met het BPRC afspraken gemaakt over het percentage van de subsidie dat zij besteden aan proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden; in 2024 en 2025 houdt het BPRC dit percentage minimaal gelijk op 17%. Het BPRC heeft tevens toegezegd zich in te zetten om dit percentage de komende jaren te laten oplopen. Het BPRC werkt momenteel aan een nieuw ambitieplan voor de komende vijf jaar. Als onderdeel van de afspraken met het BPRC wil ik dat een groter deel van de subsidie aan de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden wordt besteed.
Is de minister bereid om beleid te ontwikkelen gericht op het aanpassen van de schade-batenanalyse, als mogelijkheid genoemd in het rapport van de commissie onderzoek niet-humane primaten, van proeven op apen waarbij proeven gericht op niet-levensbedreigende aandoeningen een zeer lage score op de batenschaal krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, voor zover bekend zijn er bij de CCD/DECs geen voornemens om het ethische toetsingskader te evalueren of aan te passen. Voor de schade-batenanalyse maakt de CCD een ethische afweging, waarbij de CCD het âEthisch toetsingskader voor proefdiergebruikâ17 hanteert dat de CCD samen met DECs heeft opgesteld. Hierin zijn ook aanvullende richtlijnen opgenomen voor NHP onderzoek. In de schadebaten-analyse wordt een afweging gemaakt op basis van de volgende factoren: de schade die de proefdieren wordt aangedaan (ongerief), het belang van de mogelijke baten van het onderzoek, en de waarschijnlijkheid dat deze baten behaald worden. De Commissie stelt vast dat de term âlevensbedreigende ziektenâ in de wetenschappelijke en klinische praktijk niet scherp kan worden afgebakend; de andere factoren zijn daarmee automatisch bepalend of een onderzoek noodzakelijk wordt geacht.
Daarnaast gelden er binnen de EU al aanvullende wettelijke eisen specifiek voor NHP onderzoek. Het is voor dierenwelzijn en wetenschappelijke kwaliteit van belang om binnen de EU gezamenlijk op te trekken in de transitie naar proefdiervrije innovatie; daar zijn ook verschillende initiatieven voor. Hiermee voorkom je het waterbed principe dat je het in een land terugdringt, waardoor het in een ander land juist gaat toenemen.
Veranderen de recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten (de transitieplannen van de Food and Drug Administration (FDA), Environmental Protection Agency (EPA) en de National Institutes of Health (NIH)) de kijk van de minister op de mogelijkheden en urgentie van de afbouw van onderzoek met apen, gezien zijn interesse in geopolitieke ontwikkelingen wat betreft het gebruik van apen? Zo nee, waarom niet?
De recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten werden deels voorzien nadat in 2022 de FDA-wetgeving werd herzien. Hierbij aansluitend heeft het Nationaal Groeifonds grote projecten gehonoreerd die inzetten op proefdiervrije innovatie, te weten Oncode Accelerator en het CPBT. De recente stappen van FDA en NIH sluiten goed aan bij onze nationale inzet om proefdiervrije innovaties te stimuleren en de transitie te versnellen, via het beleid voor de Transitie naar Proefdiervrije Innovatie (TPI), en ze geven de genoemde grote projecten rugwind. Op Europees niveau wordt ook actief de samenwerking gezocht met de VS om het ecosysteem van proefdiervrije methodes te versterken.
Opvang witoorpenseelapen
In de beslisnotitie wordt de minister erop gewezen dat er financiĂ«le belangen zijn gemoeid met de âtransactieâ van het BPRC (2025D22056). De leden van de PvdD-fractie en PVV-fractie vragen waarom de minister dit niet benoemt in de antwoorden op de Kamervragen. Hoe rijmt de minister zijn keuze om de apen onder te brengen in een ander proefdiercentrum met de keuze in 2003 om de chimpansees goed op te vangen, in plaats van ze in ander centrum nog tot het eind van hun leven ziek te maken? Deze leden vragen de minister zijn besluit te heroverwegen en alsnog goede opvang te regelen voor de witoorpenseelapen. Deze leden vragen de staatssecretaris, die verantwoordelijk is voor dierenwelzijn, hoe hij erover oordeelt dat deze apen niet worden opgevangen en een fijn leven worden gegund, bijvoorbeeld bij Stichting AAP.
Het is aan het BPRC om een geschikte bestemming te vinden voor de groep witoorpenseelapen, waarbij het voor het BPRC van belang is dat de apen terecht komen op een plek die voldoet aan de Europese welzijnsstandaarden en aan de richtlijnen van het Britse 3R Centre. Het BPRC maakt hierin een weloverwogen keuze en voorop staat dat het dierenwelzijn is gegarandeerd. Aan de uitplaatsing van de groep witoorpenseelapen zit een financiële aspect, maar dit is niet het primaire belang. Zoals ik ook heb geantwoord op eerdere vragen van het lid Kostic18, mede namens de staatssecretaris van LVVN, betekent het verantwoord gebruik van de huidige proefdierpopulatie voor onderzoek ook onnodige fok en handel voorkomen, en juist efficiënt gebruik maken van de bestaande onderzoekspopulatie waar deze dieren al onderdeel van zijn. De groep witoorpenseelapen blijft nu beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen en deze oplossing is kosteneffectief.
Kamerstukken II, 2024/2025, 32 336, no. 164â©ïž
Kamerstuk II, 2024/2025, 2025D16495â©ïž
In de conclusies van de Milieuraad van 17 juni 2024 over de mid-term review van het 8ste Milieuactieprogramma wordt de Europese Commissie opgeroepen met een dergelijke strategie te komen https://www.consilium.europa.eu/en/meetings/env/2024/06/17/â©ïž
Milieuraadsconclusies 26 juni 2019 https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-10713-2019-INIT/en/pdfâ©ïž
Voorstel voor richtlijn COM(2023)781â©ïž
NRC, 9 augustus 1993, âApencentrum TNO bedreigd met verdwijnenâ, https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?query=tno+chimpansees&coll=ddd&page=1&facets%5Bperiode%5D%5B%5D=2%7C20e_eeuw%7C1990-1999%7C1993%7C&identifier=KBNRC01:000031081:mpeg21:a0034&resultsidentifier=KBNRC01:000031081:mpeg21:a0034&rowid=7â©ïž
In de motie Tielen, motie Wassenberg en motie Van Dekken en Heeremaâ©ïž
Kamerstukken II, 2023/2024, 36 410 VIII, nr. 96â©ïž
Kamerstukken II, 2023/2024, 32 336, nr. 152â©ïž
Dit bedrag komt pas ter beschikking nadat aan de door de NGF-adviescommissie gestelde voorwaarden is voldaan en de commissie een positief advies heeft gegeven.â©ïž
Zo heeft de Commissie onder andere een analyse van de internationale literatuur laten uitvoeren door bio-informaticus dr. James Gallant.â©ïž
Kamerstukken II, 2023/2024, 32 336, Nr. 151.â©ïž
Hierbij merk ik wel op dat relevante termen en definities vooral op Europees niveau worden bepaald.â©ïž
Gebouwd volgens BSL4 richtlijnen, maar niet als zodanig geregistreerd.â©ïž
In het online jaarverslag van het BPRC wordt, naast de wetenschappelijke vooruitgang, ook ingegaan op de financiĂ«le resultaten.â©ïž
Ethisch toetsingskader voor proefdiergebruik | Formulier | Centrale Commissie Dierproevenâ©ïž
Kamerstukken II, 2024/2025, 2025D22055â©ïž