Uitkomst verkenning toegang tot de werkvloer
Arbeidsmarktbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D31805, datum: 2025-07-03, bijgewerkt: 2025-07-03 13:41, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Verkenning toegang tot de werkvloer
- Beslisnota bij Kamerbrief Uitkomst verkenning toegang tot de werkvloer
Onderdeel van kamerstukdossier 29544 -1285 Arbeidsmarktbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z14011:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-09-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-09 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Aanleiding
Vakbonden spelen een belangrijke rol in het Nederlandse stelsel van arbeidsverhoudingen. Om evenwichtige arbeidsvoorwaarden te waarborgen is het van belang dat vakbonden hun taak goed en efficiënt kunnen uitvoeren. Dit kan onder andere worden bereikt door goede afspraken te maken over het faciliteren van vakbondswerk. Hieronder valt ook het faciliteren van toegang tot de werkvloer voor vakbonden om hun vakbondswerk te kunnen doen bij de werkgever.
In september 2023 heeft mijn voorganger u de resultaten toegestuurd van het onderzoek van mijn ministerie naar cao-afspraken over faciliteiten voor vakbondswerk.1 De resultaten van dit cao-onderzoek vormden aanleiding om nader in gesprek te gaan met sociale partners. In vervolggesprekken is verkend of er mogelijkheden zijn om de faciliteiten voor vakbondswerk, waaronder toegang tot de werkvloer beter te borgen. Ook het wettelijk waarborgen hiervan is verkend. Tevens is nagegaan op welke wijze de toegang tot de werkvloer in Duitsland, Nieuw-Zeeland en Frankrijk vorm heeft gekregen. Voor de volledige resultaten van deze verkenning verwijs ik u naar de bijlage. Met deze brief en de verkenning, geef ik invulling aan de moties Maatoug c.s.2 en Kathmann3. Verder doe ik met deze brief de toezegging af die in het verlengde van deze moties is gedaan.4
Conclusies op grond van de verkenning
Op basis van ILO-verdrag 135 moeten aan werknemersvertegenwoordigers faciliteiten in de onderneming worden verleend die nodig zijn zodat zij hun functies snel en doeltreffend kunnen vervullen. In het verdrag is expliciet geregeld dat de uitwerking van het verdrag niet noodzakelijkerwijs via wetgeving hoeft plaats te vinden maar ook via cao’s gestalte kan krijgen. Nederland heeft er destijds voor gekozen om faciliteiten voor vakbondswerk onderdeel te laten zijn van het cao-overleg tussen vakbonden en werkgevers(organisaties).
Ruimte voor een betere borging via cao’s en via de praktijk
Op grond van het onderzoek en de gesprekken met sociale partners zie ik ruimte voor verbreding en verbetering. Zo kennen lang niet alle cao’s een afspraak over toegang tot de werkvloer. Het zou goed zijn als partijen alsnog zo’n afspraak opnemen. Door de nationale wetgeving zoals het (strafrechtelijke) verbod op lokaalvredebreuk, computervredebreuk en huisvredebreuk komen afspraken die een inbreuk maken op het territorium van de werkgever overigens niet voor algemeenverbindendverklaring (avv) in aanmerking.
Verder zouden bestaande afspraken over toegang tot de werkvloer kunnen worden verbeterd door expliciet te vermelden dat niet alleen toegang wordt verleend voor contact met (kader)leden maar ook voor contact met werknemers in het algemeen.
Ook zou ik aandacht willen vragen voor cao-bepalingen over vakbondswerk in de onderneming die zich wél voor avv lenen. Daarbij kan gedacht worden aan cao-afspraken in verband met de fiscale facilitering van de vakbondscontributie, maar ook aan cao-afspraken over vakbondsverlof en aan bepalingen die de rechtspositie van kaderleden van werknemersorganisaties beschermen. In de praktijk wordt voor deze bepalingen niet altijd avv verzocht.
Uit de gesprekken met sociale partners blijkt dat ook de praktijk kan worden verbeterd. Als voorbeelden zijn bemiddeling en de totstandkoming van handreikingen door cao-partijen genoemd. Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat cao-partijen zelf verantwoordelijkheid dragen voor de naleving van hun cao-afspraken. Over de manier waarop cao-partijen controleren of cao-afspraken worden nageleefd, kunnen ook afspraken worden gemaakt. Als er concrete activiteiten worden afgesproken voor zulk toezicht, dan lenen die zich in het algemeen voor algemeenverbindendverklaring.5
Wettelijke borging
In beginsel is een wettelijke borging (waarvan bijvoorbeeld in Frankrijk en Nieuw‑Zeeland sprake is) ook voor Nederland denkbaar. Daarvoor zou met een formele wet de wederrechtelijkheid die voortvloeit uit de hierboven genoemde strafwetgeving moeten worden weggenomen.
In ons stelsel van arbeidsverhoudingen hebben sociale partners echter het primaat. Waar het gaat om het onderwerp toegang tot de werkvloer is juist daarom de lijn gekozen dit over te laten aan cao-partijen. Ook vanuit het oogpunt van het kunnen bieden van maatwerk, geniet het maken van cao-afspraken de voorkeur boven het creëren van een wettelijk recht.
Hoewel de vakbeweging heeft aangedrongen op een wettelijke maatregel, zie ik alles overwegende daarvoor op dit moment geen noodzaak. Gegeven de destijds gemaakte keuze om het realiseren van faciliteiten voor vakbondswerk over te laten aan sociale partners, vind ik het logisch om sociale partners eerst de ruimte te bieden de mogelijke verbeteringen in cao’s en in de praktijk ook daadwerkelijk te realiseren.
Uit de gesprekken is ook niet gebleken dat sprake is van een generiek probleem, dat een generieke oplossing – in dit geval wetgeving – zou rechtvaardigen. Daarmee ontken ik niet dat zich in het recente verleden incidenten kunnen hebben voorgedaan, maar ik geef sociale partners graag de ruimte om te bezien of zij in die gevallen inderdaad een bemiddelende rol kunnen spelen. Daarom heb ik sociale partners in het reguliere overleg dat mijn ministerie met de Stichting van de Arbeid heeft, opgeroepen om werk te maken van de eerder genoemde verbeteringen ten aanzien van de faciliteiten die vakbonden in de gelegenheid moeten stellen hun werkzaamheden te verrichten.
Constaterende dat sociale partners belang hechten aan goede arbeidsverhoudingen en aan toegang tot de werkvloer ga ik uit van hun bereidheid daar in de praktijk vorm aan te geven. Ik vertrouw er dan ook op dat er vooruitgang zal worden geboekt op dit onderwerp en op de afspraken in cao’s.
Tot slot
Het is mijn bedoeling de komende jaren de ontwikkelingen te volgen. Eind 2027 zal ik opnieuw de stand van zaken met betrekking tot cao-afspraken over toegang tot de werkvloer op laten maken. De resultaten van dat onderzoek kunt u in de loop van 2028 tegemoet zien. Mocht een aanmerkelijke toename van het aantal cao-afspraken uitblijven, dan kan altijd opnieuw worden overwogen wettelijke maatregelen te nemen.
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over een verkenning naar mogelijk onderhoud van het cao- en avv-stelsel.6 Die verkenning loopt momenteel. De uitkomsten daarvan zullen worden meegenomen bij die afweging.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1218.↩︎
Kamerstukken II 2021/22, 29 861, nr. 87.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 25 883, nr. 469.↩︎
Toezegging gedaan door de Staatssecretaris Integratie en Participatie bij het Commissie-debat Gezond & Veilig Werken van 26 september 2024 met nummer 2024A04977.↩︎
In het Toetsingskader avv wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Zie met name paragraaf 5.2 van het Toetsingskader.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 29 544, nr. 1255.↩︎