Antwoorden op vragen commissie van de V-100 over het COA
Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)
Brief regering
Nummer: 2025D31955, datum: 2025-07-03, bijgewerkt: 2025-07-07 14:05, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie (Ooit BBB kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33042 -39 Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA).
Onderdeel van zaak 2025Z14092:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: commissie voor de Rijksuitgaven
- 2025-09-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-11 10:00: Procedurevergadering commissie Rijksuitgaven (Wwtewaall van Stoetwegenzaal) (Procedurevergadering), commissie voor de Rijksuitgaven
Preview document (š origineel)
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de commissie voor de Rijksuitgaven die zijn geformuleerd tijdens de V-100.
De Minister voor Asiel en Migratie,
M.C.G. Keijzer
V-100 (26 mei 2025) ā Vragen over het Centraal Orgaan opvang asielzoekers
Aan de minister van Asiel en Migratie
1. Hoe voorkomt u dat asielzoekers regelmatig moeten
verhuizen tussen opvanglocaties en wat zijn de criteria voor een
overplaatsing? Erkent u dat verhuizingen negatieve effecten kunnen
hebben op participatie en integratie?
Veelvuldig verhuizen kan inderdaad een negatieve invloed hebben op de participatie en integratie van asielzoekers en statushouders. Het is van belang het aantal verhuisbewegingen terug te brengen. Verhuizingen komen vooral voor in de tijdelijke noodopvang. Met instroombeperkende en uitstroom bevorderende maatregelen wordt de druk op het opvanglandschap verminderd. Zo kunnen asielzoekers vaker gebruik maken van een duurzame opvangplek.
Ook de uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen heeft het doel het aantal verhuisbewegingen voor asielzoekers terug te brengen. Na de aanmeldprocedure verhuizen asielzoekers slechts een keer. Naar een regulier azc (kansrijk), of naar een azc voor versnelde procedure (kansarm).
Het COA hanteert momenteel de onderstaande criteria voor
overplaatsingen:
- gezinnen met schoolgaande kinderen verhuizen zoveel mogelijk in
de
schoolvakanties.
- bewoners blijven als het kan binnen dezelfde regio, zodat ze hun
sociale
netwerk houden en verder kunnen gaan met hun studie of
vrijwilligerswerk.
- Er wordt rekening gehouden met medische en psychosociale
omstandigheden
van bewoners.
- Er wordt zoveel mogelijk voorkomen dat asielzoekers binnen korte
tijd
meerdere keren moeten verhuizen.
Ondanks de volle inzet van het demissionair kabinet en de keten is de
bezettingsgraad nog altijd hoog. Het is daarom nog niet altijd mogelijk
om de gewenste kwaliteit ook voor alle bewoners te realiseren.
2. Hoe verschilt het aanbod van participatie en
vrijwilligerswerk tussen typen opvanglocaties, zoals noodopvang, en hoe
stuurt u op gelijke toegang van voorzieningen?
Het voorzieningenpeil op noodopvanglocaties is gemiddeld van
mindere kwaliteit dan op reguliere COA-locaties. Het is mede daarom dat
bewoners hier zo kort mogelijk verblijven. Niet alle trainingen die het
COA aanbiedt ter stimulering van participatie worden op alle
noodlocaties aangeboden. Statushouders in de noodopvang kunnen niet
altijd beginnen met hun voorinburgeringstraject.
Op alle COA locaties worden lessen basis Nederlands aangeboden door
vrijwilligers. Ook kunnen bewoners op alle locaties vrijwilligerswerk
doen, bijvoorbeeld in de schoonmaak. Tot slot is er op elke locatie
sprake van een activiteitenaanbod. Bewoners worden betrokken in het
aanbod en in de deelname daaraan.
3. Welke mogelijkheden ziet u om asielzoekers vanaf dag ƩƩn nuttige dagbesteding of participatieactiviteiten aan te bieden ongeacht hun opvanglocatie?
Het gebruik van noodopvang wordt teruggedrongen door
maatregelen die de druk op de asielketen verlichten. Zo kunnen
asielzoekers vaker gehuisvest worden op een duurzame opvanglocatie met
een goed voorzieningenpeil. Daarbij helpt het dat asielzoekers sinds
enkele tijd al na zes maanden in Nederland betaald werk mogen
verrichten. Ook de implementatie van de Uitvoeringsagenda Flex biedt
mogelijkheden om asielzoekers sneller voor te bereiden op het opbouwen
van een toekomst in Nederland of in het land van herkomst.
4. Welke problemen ziet u in toegang tot BSN, REBA, TWV en
hoe worden deze weggenomen om participatie te bevorderen?
Sinds enige tijd is het voor asielzoekers mogelijk om na een
verblijf van zes maanden in Nederland betaald werk te verrichten. Dit
bevordert de mogelijkheden tot participatie en biedt mogelijkheden om
een eigen bijdrage voor de asielopvang te vragen via de Regeling Eigen
Bijdrage Asielzoekers (REBA). In Nederland is een Burgerservicenummer
(BSN) verplicht om te kunnen werken. Bij een eerste inschrijving in de
basisregistratie personen (BRP) wordt een BSN afgegeven. De
achterstanden bij de registratie van asielzoekers in de BRP is
grotendeels ingehaald. Op dit moment kan iedereen die een BSN nodig
heeft voor werk, wonen of studie binnen twee weken worden uitgenodigd
bij een van de BRP-inschrijfvoorzieningen.
5. Hoe beoordeelt u de huidige informatievoorziening aan asielzoekers over hun rechten, plichten en procedures en op welke wijze wordt deze geƫvalueerd?
Ik beoordeel de informatievoorziening aan asielzoekers over hun rechten, plichten en procedures als goed. In het rechten en plichtengesprek dat het COA met een asielzoeker voert, wordt de asielzoeker gewezen op de huisregels, geĆÆnformeerd over de verstrekkingen en over de consequenties van het niet naleven van de afspraken en plichten in de opvang. Belangrijk onderdeel hierbij is het non-discriminatiebeginsel, zoals dit is bepaald in artikel 1 van de Grondwet. De informatie over āproceduresā wordt, waar dit ziet op de asielprocedure, verstrekt door IND, de advocaat en Vluchtelingenwerk. Medewerkers van het COA worden getraind om deze informatie op een toegankelijke manier over te brengen, met behulp van begrijpelijke taal, beeldmateriaal, vertalingen en tolken. Zij letten daarbij ook op signalen van bewoners over wat wel en niet werkt, afhankelijk van de doelgroep. Deze signalen worden actief opgepakt zodat de informatievoorziening waar nodig kan worden aangepast. Daarnaast toetst het COA de tevredenheid van bewoners over de informatievoorziening via een bewonerstevredenheidsonderzoek. Ook loopt er momenteel een pilot op een beperkt aantal locaties waarbij de tevredenheid continu wordt gemeten.
6. Welke maatregelen neemt u om de begrijpelijkheid en
betrouwbaarheid van informatie voor asielzoekers te waarborgen
bijvoorbeeld via sleutelpersonen of vertalingen?
Het is belangrijk dat het COA haar bewoners weet te bereiken
via goed opgeleid personeel met voldoende specialisering in de
verschillende deelbehoeften. Het COA is gevraagd hier rekening mee te
houden in haar personeelsbestand via cursussen voor
aandachtsfunctionarissen en contactpersonen.
7. Welke stappen onderneemt u om de begeleiding van kwetsbare groepen, zoals alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMVās) en LHBTI-asielzoekers, te verbeteren?
Voor de opvang van amvās wordt extra aandacht gevraagd. Voor
amvās werkt het COA nauw samen met Nidos, dat als wettelijke voogd
verantwoordelijk is voor hun begeleiding. Iedere amv heeft een
jeugdbeschermer van Nidos. Samen wordt ingezet op veilige opvanglocaties
die aansluiten bij de specifieke behoeften van deze jongeren, met extra
aandacht voor hun ontwikkeling en bescherming. Verder is het streven dat
op iedere COA-locatie een contactpersoon kind aanwezig is. Deze persoon
is verantwoordelijk voor het organiseren van activiteiten en
coƶrdinerend in het bieden van begeleiding en voorlichting aan
kinderen.
Het COA is verzocht voort te bouwen op bestaande verbeterplannen voor deze doelgroepen. Daarbij blijft het uitgangspunt dat amvās en andere kwetsbare groepen niet worden opgevangen op noodopvanglocaties. Wanneer dit toch noodzakelijk is, moeten die locaties kunnen voorzien in hun specifieke begeleidings- en activiteitenbehoeften. De samenwerking met Nidos is hierin van groot belang.
Daarnaast is het COA gestart met een hernieuwde en verdiepende
inventarisatie van de situatie van kinderen en amvās in de
(asiel)opvang. Deze inventarisatie brengt in kaart welke locaties wel of
niet voldoen aan de opvangstandaarden voor kinderen, en wat nodig is om
verbeteringen te realiseren. Op basis van de uitkomsten zullen gerichte
maatregelen worden getroffen om de opvangsituatie van kinderen en amvās
te verbeteren.
Zoals in het antwoord op uw eerste vraag aangegeven is de
bezettingsgraad, ondanks de inspanningen van het demissionair kabinet en
de keten, nog altijd hoog. Dit komt ook de kwaliteit van de begeleiding
van kwetsbare groepen niet ten goede.
8. Hoe wordt samengewerkt met organisaties binnen en buiten
de asielketen om passende begeleiding en bescherming van kwetsbare
groepen te garanderen?
De medewerkers van de betrokken organisaties binnen en buiten de
migratieketen spreken elkaar veelvuldig in verschillende verbanden
waarin de begeleiding en bescherming van kwetsbare groepen centraal
staat. Zowel op operationeel als ambtelijk niveau. Ook als minister
onderhoud ik goede contacten met de betrokken organisaties. Door deze
nauwe banden kunnen signalen adequaat van vervolgacties worden
voorzien.
9. Op welke manier worden tekorten aan opvangplekken voor
AMVās in kaart gebracht en aangepakt en hoe wordt de overgang naar
volwassenheid daarin meegenomen?
Het COA en Nidos monitoren de opvangcapaciteit voor amvās zorgvuldig. Zij houden op basis van de actuele instroom, doorstroom en uitstroom de beschikbare en benodigde opvangplekken bij. Dit maakt het mogelijk om tijdig bij te sturen waar dat nodig is. Het verkrijgen van voldoende nieuwe opvangplekken verloopt moeizaam. Nidos en het COA zijn voortdurend in gesprek met gemeenten om te bezien waar nieuwe locaties geopend kunnen worden.
Bij de begeleiding van amvās wordt expliciet rekening gehouden met de
overgang naar volwassenheid. Nidos- de voogdijinstelling voor alle amv ā
begeleidt de jongeren hierbij. Het doel is om de overgang van
minderjarigheid naar volwassenheid zo geleidelijk en zorgvuldig mogelijk
te laten verlopen, met oog voor de ontwikkeling van de jongere. De
verlengde opvang speelt hierin een belangrijke rol. Dit houdt in dat
Nidos jongeren die dat nodig hebben tot hun 21e kan
begeleiden.
10. Welke waarborgen zijn er voor een zorgvuldige behandeling van verzoeken tot familiehereniging en hoe wordt hierover gecommuniceerd met betrokkenen?
Er zijn verschillende waarborgen voor een zorgvuldige procedure. Daarbij is er voldoende ruimte voor een individuele beoordeling waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Zo heeft de vreemdeling drie maanden na het krijgen van een verblijfsvergunning asiel de tijd om gezinshereniging (nareis) aan te vragen. Indien de vreemdeling de aanvraag niet tijdig heeft ingediend, wordt door de IND beoordeeld of dit verschoonbaar kan worden geacht. Daarbij worden de individuele omstandigheden van de vreemdeling meegewogen. Als de IND de te late indiening verschoonbaar acht, gelden de gunstige nareisvoorwaarden. Op deze manier wordt voorkomen dat aanvragers buiten hun schuld om aan strengere reguliere voorwaarden voor gezinshereniging moeten voldoen.
Om voor gezinshereniging in aanmerking te kunnen komen moet aan verschillende voorwaarden voldaan worden. De vreemdeling kan middels documenten en verklaringen onderbouwen dat hieraan voldaan wordt. Indien de aanvraag niet compleet is, zal de IND de vreemdeling in de gelegenheid stellen zijn aanvraag compleet te maken. De IND beoordeelt vervolgens op basis van de overgelegde documenten en/of afgelegde verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, of de identiteit en de familierechtelijke relatie aannemelijk zijn gemaakt. Naar gelang de uitkomst van deze integrale beoordeling kan worden overgegaan tot nader onderzoek of een beslissing. Bij nader onderzoek kan de IND de vreemdeling tegemoet komen door bijvoorbeeld DNA-onderzoek aan te bieden of een gehoor te houden met de gezinsleden in het buitenland en/of de referent in Nederland.