[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toezeggingen gedaan tijdens Commissiedebat Participatiewet op 16 januari 2025 en enige andere onderwerpen

Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Brief regering

Nummer: 2025D32261, datum: 2025-07-03, bijgewerkt: 2025-07-04 15:29, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 34352 -343 Uitvoering en evaluatie Participatiewet.

Onderdeel van zaak 2025Z14185:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


In het Commissiedebat Participatiewet van 16 januari 2025 heb ik toegezegd uw Kamer dit voorjaar te informeren over een zestal toezeggingen. Tevens wil ik uw Kamer informeren over de uitvoering van drie moties die zijn aangenomen op 22 april jl. in het kader van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Participatiewet in balans. Tenslotte wordt de ombuiging op de IOAZ als vermeld in de Voorjaarsnota 2025 nader toegelicht.

Leeswijzer

Het gaat achtereenvolgens om de volgende toezeggingen en moties:

  • toezegging sociale coöperatie (mw. Welzijn/NSC)

  • toezegging ondernemerscertificaat (dhr. Flach/SGP)

  • toezegging ontwikkeling jongeren in de bijstand (dhr. De Jong/PVV)

  • toezegging offensief om bijstandsgerechtigden aan werk te helpen en de rol van steviger handhaving (dhr. Flach/SGP)

  • toezegging jongeren die uitstromen uit de Jeugdzorg (mw. Welzijn/NSC)

  • toezegging mogelijkheden rondom cv-plicht bij uitkeringsaanvraag of het in kaart brengen van de vaardigheden (dhr. De Kort/VVD)

  • motie Van Kent c.s. over alleen giften in valuta laten meetellen voor giftenvrijlating (TK 36 582, nr. 55)

  • motie Lahlah en De Kort (TK 36 582, nr. 57) over investeringen van zzp'ers in de eigen onderneming niet als inkomen zien

  • motie Saris c.s. (TK 36 582, nr. 59) over het bevorderen dat gemeenten niet langer gebruik maken van anonieme kliklijnen

  • motie Flach en Inge van Dijk (TK 36 582, nr.65) over een ‘Right-to-Challenge’-regeling opnemen in lagere regelgeving.

Sociale coöperatie

In het debat van 16 januari 2025 heeft mevrouw Welzijn (NSC) aandacht gevraagd voor mensen die vanuit de bijstand ruimte, begeleiding en ondersteuning willen krijgen om hun eigen bedrijf op te zetten onder de paraplu van een sociale coöperatie. Ik heb toegezegd met de VNG en UWV te bespreken of er wettelijke of andere belemmeringen in het veld ervaren worden en dit aan de Kamer schriftelijk terug te koppelen. Met betrekking tot de inkomstenvrijlating in de Participatiewet heb ik in het debat al geantwoord dat inkomstenvrijlating kan worden toegepast in de Participatiewet. Het is aan gemeenten dit instrument - dat is bedoeld om arbeidsinschakeling te stimuleren - in te zetten.

De uitvoering van de Participatiewet is gedecentraliseerd naar gemeenten. Gemeenten ontvangen hiervoor middelen van het Rijk uit het gemeentefonds. Gemeenten hebben de wettelijke opdracht om mensen die vallen onder de doelgroep van de Participatiewet te ondersteunen richting werk. Gemeenten bepalen hoe ze daar invulling aan geven en dus hoe ze de middelen in het gemeentefonds uitgeven. Zo kunnen gemeenten ook bestedingen doen aan en afspraken maken met een sociale coöperatie over de deelname van mensen die tot hun doelgroep behoren als parttime ondernemer aan die sociale coöperatie. Het ligt voor de hand dat daarbij afspraken worden gemaakt over het perspectief van de deelnemer en dat duidelijkheid wordt geboden over de verplichtingen voor de betrokken partijen. De afspraken kunnen ook gaan over de bestemming van de opbrengsten die een deelnemer genereert met zijn onderneming. Zo kan bijvoorbeeld worden afgesproken dat een deel van de opbrengsten in de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemer wordt geïnvesteerd. De inkomstenvrijlating op basis van de Participatiewet geldt zowel voor bijstandsgerechtigden die parttime werken in loondienst als voor bijstandsgerechtigden die parttime ondernemen.

UWV ondersteunt op dit moment deelname aan een sociale coöperatie niet als re-integratievorm binnen de dienstverlening aan mensen met een UWV-uitkering. Uit een verkenning die een aantal jaren geleden door UWV is uitgevoerd blijkt dat het daadwerkelijk genereren van inkomsten beperkt is. Zo deze er al zijn, zijn deze ook van een wisselende omvang, wat de complexiteit bij inkomensverrekening vergroot. Daarbij is vaak niet helder in welke mate inkomsten (deels of volledig) ook weer terugstromen in de onderneming. Afhankelijk van de vorm die een sociale coöperatie aanneemt kan het daarnaast voorkomen dat deelnemers zowel werknemer als mede-eigenaar van een coöperatie zijn, wat een complexe situatie met zich meebrengt. Deelname aan een sociale coöperatie vraagt daarom veel van het doenvermogen van deelnemers, wat bij mensen met een Wajong of WIA-uitkering niet altijd aanwezig zal zijn.

Voor mensen met een uitkering van UWV is het wel toegestaan om zelf (als zelfstandige) deel te nemen in een sociale coöperatie en de contributie aan de coöperatie als deelnemer zelf te dragen. UWV biedt deze route echter niet actief aan. Indien mensen met een UWV-uitkering als zelfstandige aan de slag willen, kunnen zij wel ondersteuning krijgen door UWV. UWV kan indien nodig hier ondersteuning voor inkopen op de re-integratiemarkt. Sociale coöperaties zijn echter geen re-integratiebedrijf en maken daarom geen deel uit van de aanbieders van deze ondersteuning op de re-integratiemarkt.

Uit de verkenning van UWV is gebleken dat een sociale coöperatie een goede vorm van sociale activering kan zijn. Voor het doel sociale activering beschikt UWV echter al over twee bestaande modulaire diensten: participatie interventie en verhogen maatschappelijke deelname. Gelet op de gesignaleerde complexiteiten en het feit dat gelijksoortige dienstverlening binnen UWV beschikbaar is, is UWV op dit moment niet voornemens om verdere stappen te nemen om sociale coöperaties als re-integratievorm in te bedden in de dienstverlening.

Ondernemerscertificaat

In hetzelfde Commissiedebat heb ik aan de heer Flach (SGP) toegezegd met de VNG te bespreken hoe gemeenten mensen in de bijstand, die ondernemer willen worden, kunnen ondersteunen, zodat zij niet onvoorbereid ondernemer worden en duurzaam uit de bijstand uitstromen. In het gesprek met de VNG is besproken of gemeenten bepaalde drempels ervaren bij deze ondersteuning. Daarbij is ook het ondernemersdiploma of ondernemerscertificaat onderwerp van gesprek geweest.

De VNG heeft aangegeven dat het stimuleren (of zelfs verplichten) van een basiscursus ondernemerschap als een belangrijke preventieve maatregel wordt gezien om bijvoorbeeld schuldenproblematiek bij ondernemers te voorkomen. De markt voorziet in aanbod. Er zijn de nodige initiatieven van de Kamer van Koophandel en andere organisaties, maar die zijn ofwel te vrijblijvend vanuit de gedachte dat er geen drempels mogen worden opgeworpen voor ondernemerschap ofwel ondernemers maken er nu veel te weinig gebruik van.

Als er echter een beroep wordt gedaan op bijstandsmiddelen zoals het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) ben ik van mening dat het volgen van een basiscursus meer regel dan uitzondering zou moeten zijn en dat het wenselijk is dat gemeenten dit actief bevorderen alvorens over te gaan tot bijstandsverlening.

Zoals de minister van SZW eerder heeft aangegeven in de Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n)1 vind ook ik het van groot belang dat startende ondernemers goed voorbereid de markt betreden. Het is essentieel dat zij zich bewust zijn van risico’s zoals schijnzelfstandigheid en goed geïnformeerd zijn over belangrijke zaken die bij het ondernemerschap komen kijken, zoals het correct en tijdig indienen van hun belastingaangifte en de wijze waarop een deugdelijke boekhouding wordt bijgehouden. Het ontbreken van een deugdelijke boekhouding waardoor schulden ontstaan bij de fiscus bijvoorbeeld (achterstallige aangiften) werkt immers ook belemmerend ten aanzien van schuldregeling, wanneer dat onverhoopt nodig is.

Het wordt ook breed ondersteund door VNG/gemeenten om meer aandacht te geven aan het beschikken over voldoende ondernemersvaardigheden van zelfstandig ondernemers die een beroep doen op het Bbz. Zo hebben gemeenten bij starters vanuit de bijstand al de bestaande mogelijkheid om tijdens de voorbereidingsperiode (in de bijstand2) iets aan te bieden. Ik wil via Gemeentenieuws SZW gemeenten oproepen om, wanneer bijstandsgerechtigden willen starten als zelfstandige, te bekijken of zij wel beschikken over voldoende ondernemersvaardigheden. En als dit niet het geval is hen te stimuleren (en eventueel te verplichten) eerst een basiscursus ondernemersvaardigheden te volgen.

Ontwikkeling jongeren in de bijstand

Tijdens het commissiedebat Participatiewet heb ik dhr. De Jong (PVV) toegezegd om te kijken naar welke oorzaken en belemmeringen er zijn waardoor de groep jongere bijstandsgerechtigden niet werkt in tijden van arbeidsmarktkrapte. Hiervoor zijn de afgelopen periode openbare (data)bronnen geraadpleegd. Daarnaast is gesproken met de G4 om te bezien of landelijke trends ook op gemeentelijk niveau worden herkend. Onderstaande gaat allereerst in op de ontwikkelingen van jongeren in de bijstand. Daarna worden enkele mogelijke verklaringen gegeven voor deze trends. Tot slot wordt stilgestaan bij beleid voor jongere bijstandsgerechtigden.

In 2024 nam het aantal bijstandsuitkeringen onder jongeren tot 27 jaar beperkt toe. De groep jongeren tot 27 jaar is met bijna 40 duizend personen nog steeds de kleinste groep bijstandsontvangers.3 In totaal ontvingen in september 2024 circa 403 duizend mensen een bijstandsuitkering; het gaat bij jongeren tot 27 jaar dus om bijna 10% van het totaal. Dit is al een langere periode het geval.4

Sinds begin 2023 is er sprake van een lichte stijging van het totale aantal mensen in de bijstand: van circa 397 duizend naar circa 406 duizend eind 2024. De grootste relatieve stijging vond plaats bij jongeren. Ten opzichte van september 2023 deden in september 2024 2.760 meer mensen jonger dan 27 jaar een beroep op de bijstand (+7,6%). Bij de leeftijdsgroepen 27 tot 45 jaar en boven de 45 jaar lag dit op respectievelijk +1,7% en +0,1%. Dit komt met name doordat er sinds 2023 bij de jongeren sprake is van een gestage toename in de instroom, terwijl de uitstroom juist licht afneemt.5 Recente cijfers over Q3 2024 laten zien dat de uitstroom weer flink is toegenomen, waardoor het totale aantal jongeren in Q3 weer wat afnam.6 Dit kan echter ook te maken hebben met het begin van het studiejaar en hoeft nog niet te wijzen op een nieuwe trend; het is een seizoenspatroon dat al meerdere jaren zichtbaar is in de bijstandscijfers.

Wanneer ingezoomd wordt op achtergrondkenmerken van jongeren in de bijstand valt op dat de recente toename voornamelijk zit bij mannen. En meer specifiek vooral bij mannen met een herkomst buiten-Europa en geboren buiten Nederland. Zowel in absolute aantallen (1.640) als relatief (+16,5%) is de stijging van deze groep tussen september 2023 en september 2024 het grootst.7 Het gaat om meer dan de helft van de totale stijging onder jongeren (2.760). Ook bij vrouwen met een herkomst buiten-Europa en geboren buiten Nederland is er sprake van een stijging, maar deze is beperkter in omvang (+8%, 560). Bij de meeste andere groepen jongeren is er sprake van een toename van minder dan 3%.

Een toename van het beroep op bijstand door jongere statushouders kan daarmee een goede verklaring zijn voor de stijging van jongeren in de bijstand. Uit de beschikbare data valt dit echter niet met zekerheid te zeggen. Bovendien zijn er ook andere (additionele) verklaringen, zoals een lichte afkoeling van de economie sinds 2023 die vooral effect heeft op jongeren (die vaker een flexibel contract hebben) en een mogelijke mismatch op de arbeidsmarkt.8 Ook de mentale gezondheid van jongeren speelt mogelijk een rol, waarbij de COVID19-pandemie voor een verdere verslechtering van de mentale gezondheid heeft gezorgd.9 Daarnaast zijn gemeenten met de komst van de Participatiewet in 2015 verantwoordelijk voor jonggehandicapten die niet meer onder de Wajong vallen. Het beroep op bijstand zou hierdoor kunnen toenemen indien jonggehandicapten onvoldoende aan het werk komen.10 De afgelopen jaren werd dit echter nog niet duidelijk in de cijfers; de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten onder de Participatiewet die in het doelgroepregister voor de banenafspraak zijn opgenomen nam bijvoorbeeld toe.11 Daarbij ging het vooral om schoolverlaters vso/pro en mensen die via de Praktijkroute instroomden. De afgelopen jaren is, zeker ook bij jongeren, een gestage groei waarneembaar in het aantal ingezette gemeentelijke voorzieningen zoals loonkostensubsidie, beschut werk en de jobcoach.12

Gelijktijdig is bekend dat er ook een groep, waaronder ook veel jongeren, nog onvoldoende geholpen wordt.13 Met de Voorjaarsnota 2025 is € 4 mln. (2027) oplopend tot € 29 mln. structureel beschikbaar gesteld voor de ondersteuning van afgewezen Wajongers. Ik ga met gemeenten in gesprek over hoe deze middelen op een goede manier kunnen worden ingezet.

Inzake het beleid voor jongere bijstandsgerechtigden wijs ik op het volgende.

Het kabinet wil dat nieuwkomers, waaronder jongeren, sneller aan het werk gaan, bijvoorbeeld door hen startbanen aan te bieden en door eisen te stellen aan de taalbeheersing, zie hiervoor ook de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije samenleving van 7 februari 202514. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans, dat op 22 april door uw Kamer is aangenomen, bevat maatregelen om de arbeidsparticipatie van bijstandsgerechtigden te bevorderen. Zo komt de uniforme vrijlating van arbeidsinkomsten ook beschikbaar voor jongeren. Daarnaast werkt het kabinet aan betere begeleiding bij de overstap van school naar werk en bij werkloosheid via het wetsvoorstel ‘Van school naar duurzaam werk’.15 Met de Voorjaarsnota zijn extra middelen voor de inzet van beschut werk beschikbaar gekomen, die ingezet kunnen worden voor jongeren met een indicatie beschut werk. Ook wordt ingezet op sectorale ontwikkelpaden om werkzoekenden kansen te bieden in kraptesectoren. Met de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur wordt daarnaast gewerkt aan betere samenwerking tussen gemeenten, UWV en werkgevers zodat betere matches op de arbeidsmarkt ontstaan. Zie verder ook de paragraaf Jongeren die uitstromen uit de Jeugdzorg hieronder.

Offensief om mensen uit de bijstand aan het werk te helpen en rol hierin voor stevigere handhaving

De heer Flach (SGP) heeft tijdens het commissiedebat aandacht gevraagd voor de dienstverlening aan (langdurig) bijstandsgerechtigden en voorgesteld dat het kabinet komt met een offensief om mensen uit de bijstand aan het werk te helpen. In het verlengde hiervan heeft de heer Flach gevraagd welke rol ik hierin zie voor stevigere handhaving. In het stelsel van de decentrale uitvoering van de Participatiewet ligt het primaat van de uitvoering bij de gemeentelijke wethouders. Uit mijn ervaringen tijdens werkbezoeken en bestuurlijk overleg met wethouders en bestuurders van de VNG weet ik dat gemeenten zich goed bewust zijn van de kansen die de krapte op de arbeidsmarkt biedt en daarop binnen hun mogelijkheden ook vol inzetten. In die zin is het gevraagde offensief al gaande. Het kabinet draagt daar op allerlei manieren aan bij. Denk aan het wetsvoorstel Participatiewet in balans, waarmee onder andere werken in deeltijd met een bijstandsuitkering wordt bevorderd, het programma Simpel switchen in de Participatieketen, om de overgangen tussen uitkering en werk en verschillende vormen van werk te vereenvoudigen, de ontwikkeling van sectorale Ontwikkelpaden, waarmee mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt makkelijker aan werk en bijbehorende scholing kunnen komen in kraptesectoren, het wetsvoorstel van school naar duurzaam werk, waarmee de overgang van kwetsbare jongeren van school naar de arbeidsmarkt wordt verbeterd, de versterking van de sociale infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en het bevorderen, ook financieel, van de inzet op beschut werk, en de vorming van regionale werkcentra in het kader van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur, waarmee de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers wordt verbeterd.

Handhaving van de arbeidsverplichting en uitvoering van de taaleis zijn integrale onderdelen van de Participatiewet. In het wetsvoorstel Participatiewet in balans wordt uitgebreid aandacht besteed aan de rol van handhaving. Het wetsvoorstel introduceert een generieke participatieplicht die inhoudt dat de bijstandsgerechtigde betaald werk moet zien te behouden, verkrijgen en aanvaarden, aangeboden voorzieningen in het kader van re-integratie moet aanvaarden en, indien arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, naar vermogen maatschappelijk te participeren. Deze verplichtingen zijn van rechtswege verbonden aan de bijstand. Gemeenten krijgen ruimte om activiteiten af te spreken met de bijstandsgerechtigde die (eventueel op termijn) leiden tot arbeidsinschakeling, reëel zijn en daarover afspraken te maken. Dit leidt ertoe dat verplichtingen worden opgelegd die ook dienen te worden nagekomen en bij niet naleven moeten leiden tot passende handhaving16. Ook het niet voldoen aan de voorwaarden van de taaleis valt onder dit handhavingsregime.

Jongeren die uitstromen uit de Jeugdzorg

Ik heb naar aanleiding van een vraag van mw. Welzijn (NSC) toegezegd om in overleg met de staatssecretaris Jeugd in het voorjaar 2025 schriftelijk terug te komen op haar vraag hoe jongeren die uitstromen uit jeugdzorg op de radar te houden (om te voorkomen dat zij dakloos of in andere kwetsbare posities raken).

Het kabinet ziet dat het een uitdaging kan zijn om jongeren in beeld te houden nadat zij uitstromen uit residentiële jeugdhulp. Veel jongeren willen een eigen plek, terug naar school of werk. Een toekomst opbouwen, los van de zorginstelling en andere professionals. Terwijl sommige jongeren, nadat ze zijn uitgestroomd uit residentiële jeugdhulp, nog ondersteuning op verschillende levensgebieden nodig hebben bij de overgang van jeugd naar volwassenheid.

Zowel in de Hervormingsagenda Jeugd, als in het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis17 is er aandacht voor het versterken van de overgang van jeugdhulp met verblijf naar volwassenheid (overgang 18-/18+). Gemeenten en jeugdhulpaanbieders hebben zich via de Hervormingsagenda Jeugd en het richtinggevend kader ‘Toegang, lokale teams en integrale dienstverlening,’ gecommitteerd om samen met jongeren tijdig een toekomstplan te formuleren, nog voordat zij de jeugdzorg verlaten. Dit toekomstplan gaat in op de zogeheten ‘big 5,’ de leefgebieden: 1. support, 2. wonen, 3. school en werk, 4. inkomen en schulden, en 5. welzijn en gezondheid. Ook heeft het Ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd, in opdracht van het ministerie van VWS, een aantal gemeenten en hun partners met de aanpak 16-27 intensieve ondersteuning geboden bij het ontwikkelen van een integrale aanpak op de uitstroom van jongvolwassenen uit residentiële jeugdhulp. Deze aanpak wordt nog landelijk beschikbaar gesteld via het Platform Sociaal Domein.18

Het is van belang dat jongeren in een kwetsbare positie, waaronder jongeren die uitstromen uit residentiële jeugdhulp, zo snel mogelijk een bijstandsuitkering kunnen krijgen als er geen andere inkomstenbron (mogelijk) is. Met het op 22 april jl. door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel Participatiewet in balans krijgen gemeenten meer ruimte om jongeren te ondersteunen, waaronder de mogelijkheid om de vierwekenzoektermijn voor jongeren in een kwetsbare positie buiten beschouwing te laten.

In mijn brief van 8 mei jl. heb ik aangegeven toe te staan dat gemeenten vooruit kunnen lopen op de inwerkingtreding van Participatiewet in balans, specifiek op de maatregelen die betrekking hebben op jongeren.19 In de brief van 8 mei heb ik ook aangegeven dat ik in gesprek ga met de staatsecretaris Jeugd, Preventie en Sport en de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke zorg over de verdere analyse van de problematiek van de groep jongeren in een kwetsbare positie. Hierbij betrek ik de uitwerking van mogelijke oplossingsrichtingen die antwoord kunnen geven op de ondersteuningsbehoefte van deze jongeren in spoor 2 van Participatiewet in balans, alsook mogelijkheden ter verbetering van de aansluiting tussen jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en participatie.

Verder worden gemeenten opgeroepen om een sluitende beleidsaanpak op 16-27-jarigen in een kwetsbare positie te hebben, dan wel te ontwikkelen, met als doel dat geen jongere tussen wal en schip raakt en dakloosheid wordt voorkomen. De inzet van een vaste jongerenregisseur, die op alle levensgebieden de benodigde hulp coördineert en overzicht houdt op de verschillende benodigde acties, kan hierbij helpen, geven jongeren van het Jongerenpanel de Derde Kamer aan20.

Daarnaast zijn gemeenten verplicht om in de re-integratieverordening Participatiewet regels te hebben staan over de samenwerking binnen het gehele sociale domein, als dit nodig is voor integrale ondersteuning.21 Op deze manier kunnen gemeenten jongeren op passende wijze ondersteunen bij leerwerktrajecten of bij het vinden van een opleiding of, als een opleiding (tijdelijk) niet haalbaar is, met het vinden van werk. Met het eerder genoemde wetsvoorstel Van school naar duurzaam werk, dat uw kamer in behandeling heeft, wil het kabinet stimuleren dat alle jongeren van 15 tot 27 jaar een startkwalificatie behalen (of gaan werken) en daarmee wordt voortijdig schoolverlaten tegengaan. Het biedt scholen, doorstroompunten en gemeenten meer mogelijkheden om jongeren in een kwetsbare positie bij de overgang van school naar werk (en van werk naar werk) beter te ondersteunen. Gemeenten, onderwijs en doorstroompunten werken samen in een regionaal programma. In het regionaal programma worden de (Doorstroompunt)regio’s verplicht om maatregelen te nemen om het aantal jongeren zonder onderwijs en werk te verminderen, en daarin te focussen op groepen met een hoog risico hierop. Hierbij is specifiek aandacht voor jongeren met problemen op verschillende levensgebieden en voor de samenwerking tussen de domeinen zorg, inkomen en veiligheid. Dit kan helpend zijn bij het in beeld houden van jongeren, waaronder jongeren die uitstromen uit residentiële jeugdhulp.

Mogelijkheden rondom de cv-plicht of het in kaart brengen van de vaardigheden bij gemeenten

In het debat van 16 januari jongstleden heb ik naar aanleiding van het voorstel van dhr. De Kort (VVD) aangegeven geen voorstander te zijn van extra procesvoorschriften in de Participatiewet, zoals het verplicht CV inleveren bij de uitkeringsaanvraag, omdat deze niet passen bij de gedecentraliseerde uitvoering van de Participatiewet. Dat laat onverlet dat ik het idee achter dit voorstel volledig onderschrijf: het is natuurlijk wenselijk dat mensen die bijstand aanvragen weer zo snel mogelijk aan het werk komen. Dat is ook het uitgangspunt van de Participatiewet, in het bijzonder artikel 9 waarin de verplichting voor de bijstandsgerechtigde is opgenomen om als werkzoekende geregistreerd te staan bij het UWV en om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden. Deze verplichtingen maken standaard onderdeel uit van het proces van bijstandsverstrekking.

Het hebben van actuele arbeidsmarktgegevens van mensen zoals opleiding, skills en werkervaring is rand voorwaardelijk voor het begeleiden naar werk. Nog niet alle gemeenten zijn hier even ver in. Daarom is het belangrijk dat gemeenten van elkaar leren en een goede gegevensuitvraag organiseren. Deze gesprekken kunnen plaatsvinden in de arbeidsmarktregio waar gemeenten, UWV, scholen en sociale partners afspraken maken over de dienstverlening en gegevensdeling. De producten van het afgeronde programma Verbetering Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM) (VUM-uitwisselingsvoorziening, het afsprakenstelsel en de gegevensstandaard) ondersteunen de hiervoor benodigde gegevensuitwisseling. Na afgeronde pilots maken UWV en gemeenten in de arbeidsmarktregio’s Flevoland, Achterhoek en Groningen hier inmiddels gebruik van. VNG, UWV, Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) en Inlichtingenbureau (IB) werken aan de implementatie in de overige arbeidsmarktregio’s. Dit bevindt zich nog in de opstartfase. Tegelijkertijd werken de ketenpartners samen met SZW aan doorontwikkeling van de producten. Via de periodieke Stand van de Uitvoering wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de implementatie.

Motie Van Kent c.s. over alleen giften in valuta laten meetellen voor de giftenvrijlating 22

De motie van het lid Van Kent (SP) c.s. verzoekt de regering alleen giften in valuta mee te laten tellen voor de giftenvrijlating, omdat het bijhouden van giften in natura voor bijstandsgerechtigden niet uitvoerbaar is. Middels deze brief wil ik uw Kamer toelichten waarom ik deze motie niet zal uitvoeren.

De in het wetsvoorstel Participatiewet in balans opgenomen giftenvrijlating borgt dat alle giften en kostenbesparende bijdragen die een bijstandsgerechtigde ontvangt tot 1.200 euro niet onder de meldingsplicht vallen en niet worden verrekend met de bijstandsuitkering. De motie verzoekt de regering om giften in natura buiten die giftenvrijlating te houden. Wanneer wij dit letterlijk nemen, betekent dit echter dat die giften dus wel moeten worden gemeld en in mindering kunnen worden gebracht op de uitkering. Ik ga er in het hiernavolgende van uit dat dit niet is wat de motie beoogt en dat met de motie wordt bedoeld dat giften in natura überhaupt niet verrekend moeten worden met de bijstandsuitkering, omdat dit heel ingewikkeld is en (te) veel vraagt van mensen.

Op grond van de thans geldende Participatiewet moeten bijstandsgerechtigden alle ontvangen giften bijhouden en melden bij de gemeente, zodat die kunnen worden verrekend met de bijstandsuitkering. Dankzij de in het wetsvoorstel Participatiewet in balans opgenomen giftenvrijlating hoeft men giften en kostenbesparende bijdragen tot een bedrag van in totaal 1.200 euro niet meer te melden. Ook heeft men de garantie dat dit niet wordt verrekend met de uitkering. Dit betekent een aanzienlijke verbetering voor mensen in de bijstand. Ik heb begrip voor de bezwaren tegen de verplichting voor bijstandsgerechtigden die wel blijft bestaan.

Het (volledig) buiten beschouwing laten van giften in natura is echter onwenselijk, omdat het indruist tegen het vangnetkarakter van de Participatiewet. Dit principe houdt in dat mensen eerst de eigen beschikbare middelen aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Wanneer een bijstandsgerechtigde beschikt over een netwerk dat door het verstrekken van giften in natura een substantieel deel van deze kosten op zich neemt, is het niet langer noodzakelijk hiervoor aanspraak te maken op de bijstand. De giftenvrijlating is voorgesteld vanuit de gedachte dat bijstandsgerechtigden ook gebruik kunnen maken van de vrijgevigheid van anderen, zoals ook mensen die niet in de bijstand zitten dat kunnen. Gelet op het minimumbehoefte-karakter van de bijstand, is de vrijlating wel beperkt tot 1.200 euro. De vrijlatingsgrens van 1.200 euro per jaar is gekozen omdat – zo leren gesprekken met de gemeentelijke uitvoering en ervaringsdeskundigen – het niet vaak voorkomt dat die grens van 1.200 euro wordt overschreden. Het is dan ook de verwachting dat dit bedrag voor veruit de meeste bijstandsgerechtigden toereikend en uitvoerbaar zal zijn.

Graag wil ik ook nog benadrukken dat met de maatregel niet is beoogd dat gemeenten bij elke bijstandsgerechtigde exact gaan controleren of hij per kalenderjaar meer of minder dan 1.200 euro aan giften en kostenbesparende bijdragen heeft ontvangen. In beginsel kan voor deze maatregel worden aangesloten bij de op dit moment bestaande uitvoeringspraktijk, van signaalgestuurde en periodieke onderzoeken in combinatie met meldingen door de bijstandsgerechtigde zelf.

Mocht blijken dat een bijstandsgerechtigde meer dan de toegestane 1.200 euro aan giften en kostenbesparende bijdragen heeft ontvangen, betekent dit ook niet automatisch dat dit zal leiden tot gevolgen voor het recht op bijstand. Op individuele basis kan de gemeente ook hogere giften buiten beschouwing laten indien deze – met name in verband met hun doel – nog verantwoord zijn met het oog op bijstandsverlening.

Ik acht het van belang dat gemeenten hun bijstandsgerechtigden ondersteunen in de naleving van de Participatiewet. Dat kan door algemene informatieverstrekking, op de persoon toegesneden informatieverstrekking (bijvoorbeeld: “gezien eerdere giften geldt voor u dat u dit jaar nog te ontvangen giften boven bedrag X aan ons dient te melden”), of door aan te geven dat zowel incidentele giften als structurele, periodieke giften met een totaalwaarde boven de 1.200 euro gemeld moeten worden. Op die manier kan de gemeente ook samen met bijstandsgerechtigden voorkomen dat op een later moment (bijvoorbeeld bij een reguliere hercontrole) blijkt dat geconstateerd wordt dat de vrijlatingsgrens is overschreden.

Motie Lahlah en De Kort over investeringen van zzp'ers in de eigen onderneming niet als inkomen zien23

In de motie Lahlah en De Kort die is aangenomen op 22 april jl., roept uw Kamer de regering op om per AMvB te regelen dat eigen investeringen van zzp’ers in de eigen onderneming niet worden gezien als inkomen en dat eigen investeringen ook niet worden gekort op de aanvullende uitkering. Hun rechtszekerheid en bestaanszekerheid worden zo gewaarborgd. Naar aanleiding hiervan bericht ik u het volgende. Wanneer zelfstandig ondernemers waaronder zzp’ers in het Bbz (Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) hun spaargeld investeren in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep kan dit niet als inkomen worden gezien of vindt korting plaats op de uitkering. In het Bbz geldt - evenals in de fiscaliteit - dat investeringen in de eigen onderneming dienen te worden afgeschreven.

Vervolgens kunnen de afschrijvingen als kosten van de winst worden afgetrokken, waarna het inkomen resteert. Om die reden wordt reeds uitvoering gegeven aan uw motie.

Motie Saris c.s. over het bevorderen dat gemeenten niet langer gebruik maken van anonieme kliklijnen24

In de motie Saris c.s. die is aangenomen op 22 april jl., verzoekt uw Kamer de regering om in overleg met gemeenten te bevorderen dat gemeenten niet langer gebruik maken van anonieme kliklijnen. Hierover ben ik in gesprek gegaan met de VNG. De regering zet in brede zin, en met het wetsvoorstel Participatiewet in balans in het bijzonder, in op een cultuuromslag waarin wordt uitgegaan van vertrouwen in mensen. Preventie, vereenvoudiging en proactieve dienstverlening dragen hier ook aan bij. Met de diverse inzetten worden onregelmatigheden zoveel als mogelijk voorkomen. Dat betekent niet dat handhaving niet steeds noodzakelijk blijft: er blijven bepaalde regels waaraan mensen moeten voldoen. Dit draagt ook juist bij aan de voorspelbaarheid van de overheid, en daarmee het vertrouwen dat mensen in de overheid kunnen hebben.25

Daarnaast heb ik met de VNG besproken dat het noodzakelijk is dat gemeenten laagdrempelig en goed bereikbaar zijn voor meldingen en signalen van mensen, over allerhande onderwerpen. Gemeenten kunnen dit op verschillende manieren inrichten in de uitvoeringspraktijk. Zij zijn daarbij vrij om al dan niet gebruik te maken van een meldpunt. Een meldpunt kan gemeenten helpen bij het stroomlijnen van de uitvoeringscapaciteit die noodzakelijk is om signalen zorgvuldig te verwerken. Iedere inwoner moet bij de gemeente terecht kunnen om eventuele zorgen te uiten of vragen te stellen. Het is vervolgens aan de gemeente om de grootst mogelijke zorgvuldigheid te betrachten of en op welke wijze opvolging gegeven wordt aan een ontvangen signaal. Hierbij staat buiten kijf dat wettelijke waarborgen die in de handhaving relevant zijn, zoals het organiseren van hoor- en wederhoor en het in acht nemen van de onschuldpresumptie, altijd toegepast worden.

Motie Flach en Inge van Dijk over een ‘Right-to-Challenge’-regeling opnemen in lagere regelgeving26

Een ‘Right-to-Challenge’-regeling is origineel bedoeld voor het stimuleren van burgerparticipatie bij gemeenten.27 Met het wetsvoorstel Participatiewet in balans wordt al meer ruimte geregeld voor bijstandsgerechtigden: zij krijgen wettelijk het recht om hun maatschappelijke participatie zelf vorm te geven, op basis van eigen initiatief.

Daarnaast zou gedacht kunnen worden aan een zogenoemd ‘interbestuurlijk Right-to-Challenge’ voor gemeenten om het Rijk uit te dagen.28 Op dit moment kent de Participatiewet al een experimenteerartikel, waarmee gemeenten nieuwe aanpakken buiten de kaders van de Participatiewet kunnen testen. Dit experimenteerartikel wordt verruimd met het wetsvoorstel Participatiewet in balans en voorziet dan in initiatieven gericht op het bevorderen van uitstroom naar werk en maatschappelijke participatie. Indien een andere vorm van een Right-to-Challenge dan het experimenteerartikel gewenst is, is eerst een wijziging van de Participatiewet nodig voordat een Right-to-Challenge via lagere regelgeving geregeld kan worden.

Met gemeenten ga ik de komende periode in gesprek over de wensen die er zijn om een toekomstig experiment vorm te geven en wat daarvoor juridisch nodig is. Ik zal uw Kamer, met oog op de inwerkingtreding van het nieuwe experimenteerartikel begin volgend jaar, hierover uiterlijk eind dit jaar informeren.

Ombuiging IOAZ

Zoals in de Voorjaarsnota 202529 is gecommuniceerd heeft het kabinet keuzes moeten maken om het overheidstekort niet verder op te laten lopen. Er is hierbij ook gekozen voor een aantal ingrepen in de sociale zekerheid. Als onderdeel daarvan wordt de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (hierna: IOAZ) afgesloten voor nieuwe instroom per 1 januari 2028. Hiermee wordt binnen de begrotingshorizon cumulatief 27 miljoen euro omgebogen.

De IOAZ is een regeling voor oudere gewezen zelfstandigen (55 jaar en ouder tot de AOW-leeftijd) die willen stoppen als zelfstandig ondernemer omdat zij onvoldoende inkomen hebben uit het eigen bedrijf om van te leven. De IOAZ vult het inkomen aan tot het niveau van het sociaal minimum. Hierbij is een verschil tussen de IOAZ en de algemene bijstand dat de IOAZ een hogere vermogensvrijstellingsgrens hanteert. Deze grens is ontstaan vanuit het uitgangspunt dat zelfstandig ondernemers een andere, hogere vermogenspositie hebben dan werknemers, onder andere doordat zij zelf sparen voor hun (aanvullend) pensioen. De hogere vermogensgrens in de IOAZ voorkomt dat zelfstandigen moeten interen op die pensioenvoorziening. Ook bij de algemene bijstand worden pensioenvoorzieningen, die dienen als een oudedagsvoorziening, beschermd door middel van een vrijlating. Het gaat hierbij, anders dan bij de IOAZ, uitsluitend om vermogen dat vastzit in deze voorziening.

Door de IOAZ komen oudere (gewezen) zelfstandigen in aanmerking voor een gunstiger regime in inkomensondersteuning dan jongere (gewezen) zelfstandigen. Vanuit het oogpunt van vereenvoudiging van wet- en regelgeving en een gelijk speelveld voor (gewezen) zelfstandigen heeft het kabinet besloten de IOAZ dicht te zetten voor nieuwe instroom per 1 januari 2028. Door het afsluiten van de IOAZ voor nieuwe instroom hebben uiteindelijk alle (gewezen) zelfstandigen, zowel jongeren als ouderen, onder dezelfde voorwaarden recht op (inkomens)ondersteuning.

In februari 2025 waren er 1.400 huishoudens met een uitkering op basis van de IOAZ.30 De instroom (en uitstroom) bij de IOAZ is beperkt. Aan het begin van 2024 ontvingen 1.500 huishoudens een uitkering op basis van de IOAZ, in het laatste kwartaal van 2024 was dit aantal gedaald naar 1.400 huishoudens (CBS). Naar verwachting zal circa 50% van de huishoudens die na 1 januari 2028 de IOAZ in zouden stromen in aanmerking komen voor de algemene bijstand. Een wetswijziging van de IOAZ om deze per 1 januari 2028 af te sluiten voor nieuwe instroom wordt voorbereid.

De Staatssecretaris Participatie

en Integratie,

J.N.J. Nobel


  1. Kamerstukken II 2024/25, 31 311, nr. 281.↩︎

  2. Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Bbz 2004 kan de bijstand aan de potentiële starter gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden worden voortgezet en moet de potentiële starter meewerken aan door het college aangewezen begeleiding.↩︎

  3. StatLine - Personen met bijstand; persoonskenmerken↩︎

  4. Factsheet Participatiewet 2025-I | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  5. StatLine - Personen met bijstand; persoonskenmerken. Vergelijkbare trends zijn zichtbaar op gemeentelijk niveau. Zie bijvoorbeeld: Collegebrief over Monitor Werk & Inkomen, 3e tertaal 2024 RotterdamRaad - iBabs Publieksportaal. Tegelijkertijd zien sommige gemeenten het aantal jongeren dat actief is op de arbeidsmarkt juist stijgen: Meer Amsterdammers actief op arbeidsmarkt | Website Onderzoek en Statistiek & Document Utrecht - Dashboard Q4 2024 versie 23-01-2025 - iBabs Publieksportaal.↩︎

  6. StatLine - Personen met bijstand; (Her)instromers en uitstromers.↩︎

  7. StatLine - Personen met bijstand; duur van de lopende uitkeringssituatie↩︎

  8. Steeds meer jongeren in de bijstand, ook stijging onder mannen | Economie | NU.nl↩︎

  9. Opgaven voor volksgezondheid en zorg op weg naar 2050. Vooruitblik Volksgezondheid Toekomstverkenning 2024 | RIVM↩︎

  10. Stijging aantal jongeren in de bijstand | Divosa & Voortgangsrapportage Werk en Participatie.↩︎

  11. UWV Monitor arbeidsparticipatie arbeidsbeperkten 2023 | UWV↩︎

  12. Factsheet Participatiewet SZW https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2025/03/18/factsheet-particpatiewet-2025-i↩︎

  13. Op papier arbeidsvermogen, in de praktijk geen reële kans op werk | Rapport | Nederlandse Arbeidsinspectie↩︎

  14. Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 32 824, nr. 448↩︎

  15. Kamerstukken II, 2024/25, 36 667, nr. 2↩︎

  16. Zie in dit kader ook het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid, waarin ook wordt ingegaan op de rol van handhaving in het socialezekerheidsstelsel: Herziening handhavingsbeleid socialezekerheidswetgeving vanuit menselijke maat en vertrouwen | Overheid.nl | Wetgevingskalender↩︎

  17. Kamerstukken II 2022/23, 29 325, nr. 139. Zie ook de Actie-agenda Voorkomen van jongerendakloosheid (16-27), een addendum bij het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Kamerstukken II, 29 325, nr. 170↩︎

  18. Integrale aanpak voor jongeren in een kwetsbare positie↩︎

  19. Kamerstukken II, 2024/25, 36 582, nr. 69.↩︎

  20. Zie: Versterken uitvoering dakloosheid, de basis snel op orde; Movisie, 2023↩︎

  21. Wet van 30 november 2022 tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief) (Stb. 2022, 499).↩︎

  22. Kamerstukken II 2024/25, 36582, nr. 55.↩︎

  23. Kamerstukken II 2024/25, 36 582, nr. 57↩︎

  24. Kamerstukken II 2024/25, 36 582, nr. 59↩︎

  25. Zie in dit verband ook de antwoorden op de vragen van de leden Van Kent en Van Nispen, Kamerstukken II, 2024/25, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1790, en de antwoorden op de vragen van de leden Welzijn en Lahlah, Kamerstukken II, 2024/25, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1791.↩︎

  26. Kamerstukken II 2024/25, 36 582, nr. 65↩︎

  27. Wat is het Right to Challenge en waar komt het vandaan? | VNG↩︎

  28. Right to Challenge | Kenniscentrum voor beleid en regelgeving↩︎

  29. Kamerstukken II, 2024/25, 36 725, nr. 1.↩︎

  30. Tabellen bijstand, eerste kwartaal 2025 | CBS↩︎