[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording vragen van de V-100 over Uitvoering van overheidsbeleid en de NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Brief regering

Nummer: 2025D32456, datum: 2025-07-04, bijgewerkt: 2025-07-15 13:29, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33835 -256 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Onderdeel van zaak 2025Z14279:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


33835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Nr. 256 Brief van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2025

Op maandag 26 mei vond de V100 plaats. Het thema was dit jaar Uitvoering van overheidsbeleid en de NVWA was een van de acht uitgenodigde ‘publieke dienstverleners’. Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, de beantwoording van de vragen aan die in het kader van de V100 zijn gesteld.

 
De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

J.F. Rummenie

LVVN

1. Hoe zorgt u ervoor dat de inspecteurs van de NVWA – in het licht van de eerdere motie die opriep tot het rouleren van inspecteurs – ook over voldoende sectorspecifieke kennis beschikken om hun taken goed uit te voeren? Hoe zorgt u ervoor dat de NVWA-inspecteurs handelen binnen het kader van de wet, maar wel speelruimte hebben om te oordelen naar kennis en kunde?

Uw vraag verwijst naar de motie van de leden Graus en Eerdmans van 17 mei 2022.1 Daarin wordt verzocht een roulatiesysteem binnen NVWA-teams in te stellen om intimidaties en of te hechte banden met de directie en medewerkers te voorkomen. De staatssecretaris LVVN steunt het idee achter deze motie volledig. Het benadrukt de positie van de NVWA als onafhankelijke toezichthouder. Voor de teams die toezicht houden op de pluimveesector en de roodvleessector wordt inmiddels gewerkt met een roulatiesysteem. Er zijn afspraken over roulatie, waarbij bijvoorbeeld voor functiegroepen benoemd is wat de maximale tijd is dat iemand verbonden is aan een locatie. Inroostering vindt plaats zodat toezichthouders, afhankelijk van hun functie, van locatie wisselen. Daarnaast blijft er aandacht voor de onafhankelijke en stevige positie van de toezichthouder, zodat deze zich goed bewust is van de risico’s van verstrengeling en om kan gaan met situaties van intimidatie en agressie. Concreet betekent dit training in gesprekstechnieken en intervisie. U wijst er in uw vraag ook terecht op dat de sectorspecifieke kennis van de toezichthouder belangrijk is voor een goede uitvoering van taken. Daarom is de periode waarna gerouleerd wordt ook niet té kort gemaakt, en is er voldoende aandacht voor overdracht van sectorspecifieke kennis in nascholing en tussen toezichthouders.

U vraagt ook naar de mogelijkheden van inspecteurs om te oordelen naar kennis en kunde, binnen het kader van de wet. De NVWA is een professionele en onafhankelijke toezichthouder, die toezicht houdt op wettelijk voorgeschreven taken. Het interventiebeleid van de NVWA beschrijft hoe de NVWA ingrijpt bij overtredingen van wet- en regelgeving waar zij toezicht op houdt. Dat bevordert uniformiteit in het optreden van de toezichthouders en daarmee de rechtszekerheid voor bedrijven waar het toezicht plaatsvindt. Het hoofddoel van het interventiebeleid is het bevorderen van de naleving van deze wet- en regelgeving. De NVWA heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om overtredingen aan te pakken. De keuze van de interventie hangt af van de ernst van de overtreding, de risico's die eraan verbonden zijn, de aard van de overtreder (bijvoorbeeld herhaaldelijke overtredingen) en het doel dat bereikt moet worden. Daar waar afwegingsruimte zit voor de toezichthouder gelden de principes van proportionaliteit, subsidiariteit en risicogerichtheid. Om de toezichthouders te helpen deze afwegingen keer op keer gemotiveerd en transparant te maken is er aandacht voor in de bij- en nascholing en intervisie.

2. Welke mogelijkheden ziet u om burgers te informeren over gewasbeschermingsmiddelen die in hun directe omgeving worden gebruikt? Is het bijvoorbeeld mogelijk een systeem te ontwikkelen dat hen daarover informeert?

Het ministerie van LVVN vindt het belangrijk dat er meer transparantie komt over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Daarvoor zet het ministerie van LVVN in op het ondersteunen van de ontwikkeling van een (vrijwillig) benchmarkingsysteem door de land- en tuinbouwsector waarin het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming gemonitord kan worden. In dit systeem zullen geaggregeerde data worden bijgehouden, die niet herleidbaar zijn naar individuele gebruikers. In recente antwoorden op Kamervragen2 is aangeven dat overheden spuitgegevens kunnen opvragen die professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen verplicht moeten bijhouden op bedrijfsniveau, alleen als dat nodig is voor een specifiek doel. Zo kan de NVWA gegevens vorderen voor toezichts- en handhavingsdoeleinden. Dit leidt ertoe dat het voor de overheid, zo ook het ministerie van LVVN, niet mogelijk is om deze gegevens actief op te vragen en bijvoorbeeld voor omwonenden te ontsluiten in een centraal systeem.

3. Kunt u in uw jaarverslag in het vervolg aangeven hoeveel boetes de NVWA heeft uitgedeeld, tegen welk deel daarvan bezwaar is aangetekend, hoeveel van die bezwaren gegrond zijn verklaard en welke consequenties daaraan zijn verbonden? Hoe verhouden de land- en tuinbouw en de vleessector zich daarbij tot bijvoorbeeld de horeca en industrie? Welke stappen gaat u zetten om te komen tot boetes die in proportie staan tot het financieel gewin van de

overtreding?

In het jaarbeeld NVWA (dat aan de Kamer gestuurd wordt en dat wordt gepubliceerd op de website) is het aantal boetes opgenomen dat de NVWA uitdeelt, in het hoofdstuk NVWA-brede thema’s, paragraaf Maatregelen en (handhavings)verzoeken. In de tabel die deze informatie bevat, is ook te vinden hoeveel bezwaren worden ingediend. Deze informatie is opgenomen tot een aantal jaar terug. De NVWA streeft ernaar om de verdeling van het aantal bezwaren in gegrond, ongegrond, niet-ontvankelijk en ingetrokken ook op te nemen. Als een bezwaar (deels) gegrond is, hangt het volledig af van het oorspronkelijke besluit welke consequenties hieraan verbonden zijn. Dit soort specifieke informatie is niet opgenomen in het jaarbeeld. De NVWA kan geen inzicht geven in de verhouding tussen de land- en tuinbouw en de vleessector en bijvoorbeeld de horeca en de industrie omdat deze informatie niet per sector uitgesplitst kan worden.

De boetestelsels in de wetgeving van de ministeries van LVVN en VWS die de NVWA toepast bevatten wettelijk gefixeerde boetebedragen. De wetgever bepaalt de hoogte van de boetes en legt deze vast in regelgeving. Bij het inrichten van de stelsels is al rekening gehouden met de boetehoogte, de overtreden norm en de overtreder. Op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een boete in een individuele zaak in het kader van bijzondere omstandigheden worden gematigd. Indien de hoogte van de gefixeerde boete door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden bestaat in de lgeving van het ministeries van LVVN de mogelijkheid om een hogere boete op te leggen, al dan niet gerelateerd aan de omzet van de overtreder. In de regelgeving van het ministerie van VWS bestaat ook de mogelijkheid om een hogere bestuurlijke boete op te leggen, al dan niet omzetgerelateerd, indien de overtreding opzettelijk of met grove schuld is begaan en een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft.

4. Kunt u in uw jaarverslag in het vervolg aangeven hoeveel meldingen in relatie tot dierenwelzijn de NVWA ontvangt, in hoeverre de NVWA deze opvolgt, in hoeverre de NVWA op basis daarvan overtredingen constateert en welke consequenties hieraan verbonden zijn? Welke mogelijkheden ziet u om daarbij een onderscheid te maken tussen anonieme en niet-anonieme meldingen en tegelijkertijd de privacy van de melder te garanderen én de drempel om anonieme meldingen te doen te verhogen?

In het jaarbeeld van de NVWA (dat aan de Kamer gestuurd wordt en dat gepubliceerd wordt op de website) neemt de NVWA het aantal meldingen van burgers over dierenwelzijn op. Deze informatie is te vinden in hoofdstuk 3, NVWA-brede thema’s, paragraaf Klantcontact. Zie onderstaande tabel voor de informatie over 2023.

In het jaarbeeld is het aantal overtredingen dat op basis van meldingen wordt geconstateerd en de daaraan verbonden consequenties nog niet inzichtelijk gemaakt. De NVWA werkt er wel naartoe meer informatie in de toekomst via de NVWA website beschikbaar te stellen.

Onderwerp Aantal meldingen
Welzijn en gezondheid boerderijen 2917
Welzijn en gezondheid gezelschapsdieren 1996
Natuur- welzijn overige dieren, CITES, invasieve exoten 724

Wat betreft de anonimiteit is de bewuste keuze gemaakt om het meldformulier niet te beginnen met het invullen van de persoonlijke gegevens, maar om dit pas later in het formulier een keuze te laten zijn. De vraag wordt gesteld of de melder een terugkoppeling wenst te ontvangen en dus zijn gegevens wil delen of dat deze anoniem wil blijven. Hiermee wordt gestimuleerd dat men hun gegevens invult, omdat dan nog altijd contact opgenomen kan worden als er bijvoorbeeld informatie in de melding mist. Ook is het zo dat de meldergegevens uiteindelijk niet zichtbaar zijn in het dashboard.

5. Kunt u toelichten waarom het drie maanden duurt voordat bedrijven (in de groente- en fruitteelt) de resultaten van steekproefsgewijze monstername naar voedselveiligheid door de NVWA ontvangen, terwijl de producten ondertussen wel verhandeld mogen worden? Welke mogelijkheden ziet u om dit proces te versnellen (en vergelijkbaar te met de snelheid van private monsternames waarin het resultaat binnen 1 dag beschikbaar is)?

Bij levensmiddelen geldt de wettelijke vereiste dat bedrijven in eerste aanleg zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit en veiligheid van hun producten. Dit is ook waarom je ziet dat bedrijven bijvoorbeeld zelf terugroepacties doen. Dit is dan vaak naar aanleiding van eigen kwaliteitscontroles. Daar houdt de NVWA vervolgens toezicht op. De NVWA streeft naar doorlooptijden van niet meer dan 10 werkdagen vanaf ontvangst, als het gaat om partijen met hoogrisico levensmiddelen die tijdens importinspecties bemonsterd zijn.3 Het is dus niet zo dat dit gemiddeld drie maanden duurt.

Daarnaast is op 4 maart de motie Flach c.s.4 aangenomen die de regering verzoekt om private laboratoria die voldoen aan de kwaliteitsstandaarden die behoren bij de genoemde Europese regelgeving de mogelijkheid te geven zich te accrediteren voor testen bij de import van vers voedsel. Om invulling te geven aan deze motie wordt opdracht gegeven aan een onderzoeksbureau om te onderzoeken hoe de overgang naar private laboratoria snel en adequaat ingeregeld kan worden. Ook worden bijvoorbeeld de vereisten voor het tweedelijns toezicht door de NVWA op deze laboratoria onderzocht en zal worden gekeken naar de mogelijke effecten van het aanwijzen van de private laboratoria. De uitkomsten van dit onderzoek zullen naar verwachting in het najaar beschikbaar zijn.

6. Hoe kunt u de partijen uit het veld vooraf beter betrekken bij het opstellen van wet- en regelgeving en bij het vormgeven van de inspecties daarop?

De Rijksoverheid hanteert voor het opstellen van wet- en regelgeving een vaste werkwijze, het zogenaamde Beleidskompas. Onderdeel van deze werkwijze is dat toezichthouders, zoals de NVWA, al vroeg in het wetgevingsproces worden betrokken om te toetsen of voorgenomen wet- en regelgeving handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig is. Bij deze toets wordt ingegaan op de handhaafbaarheid in de praktijk, gevolgen voor de in te zetten capaciteit en het aanpassen van de wijze van inspecteren5. Hierbij worden ook partijen uit het veld betrokken. Ook vindt er internetconsultatie plaats. Bij het ministerie van VWS worden partijen uit het veld betrokken via het Regulier Overleg Warenwet (ROW).

7. Hoe verklaart u dat de door de NVWA gehanteerde tarieven voor keuringen af kunnen hangen van de snelheid en kennis van de inspecteurs? Wat gaat u doen om ondernemers meer inzicht te bieden in de kosten van keuringen in vergelijking tot de markttarieven en om deze tarieven dichter bij elkaar te brengen?

Voor veel tarieven van de NVWA gelden vaste prijzen, dat gaat dan bijvoorbeeld om een tarief per certificaat of een tarief per kilogram. Kennis en snelheid van een individuele inspecteur zijn niet van invloed op het tarief. Ook bij keuringen worden de kosten die in rekening worden gebracht niet beïnvloed door de kennis en snelheid van de inspecteur. Tot slot besteedt de NVWA veel aandacht aan uniformiteit in werken door opleiding, begeleiding, protocollen en werkwijzen. Het beleid van het kabinet is om tot kostendekkende tarieven te komen. De NVWA heeft hier geen invloed op. Wel besteedt de NVWA continue aandacht aan doelmatige uitvoering van het werk, dat ten goede komt aan de hoogte van de kosten voor overheid en bedrijven. Hierover vindt regulier overleg plaats met sectorpartijen en brancheorganisaties en hier wordt ook aandacht besteed aan het bieden van inzicht.6

8. Hoe staat u tegenover het starten van een pilot om over te gaan op (gedeeltelijke) privatisering van het veterinair toezicht (vergelijkbaar met het Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB) in de groente- en fruitsector)? Als u daartoe bereid bent, welke stappen gaat u daar dan toe zetten? Zo niet, waarom niet?

In 2000 werd een deel van de veterinaire keuringstaken geprivatiseerd. Omwille van de borging van de voedselveiligheid werd besloten deze taken weer in de publieke dienst in één organisatie onder te brengen. Dit traject werd echter niet afgerond. In 2022 is opnieuw geconcludeerd dat het apart onderbrengen van dit toezicht buiten de NVWA juist leidt tot méér complexiteit in het stelsel. De toezichtketen op naleving van de Wet dieren zou gefragmenteerd worden en de daarmee gepaard gaande hogere kosten zouden juist het verkrijgen van rust in de verhouding met het bedrijfsleven bemoeilijken. Het doel en breed gedragen standpunt in de Tweede Kamer om te werken aan betere naleving van de regels voor dierenwelzijn en om een duidelijke en slagvaardige toezichthouder te positioneren met slagkracht naar de sector, wordt niet behaald door het veterinaire toezicht af te stoten en het toezicht te fragmenteren. In 2025 is het private deel van het veterinaire toezicht (KDS) weer ondergebracht bij de NVWA.

Het deels privatiseren van het veterinair toezicht staat dus haaks op de ingezette veranderingen en zou leiden tot meer complexiteit in het stelsel.

VWS

1. Kunt u toelichten hoe de NVWA bepaalt welke bedrijven (bijvoorbeeld in de speelgoedbranche) wel en niet worden geïnspecteerd? Voor de introductie van de Europese Richtlijn 2009/48/EC gaf de NVWA eerder aan minimaal eens per drie maanden bij de producenten en importeurs van speelgoed te gaan controleren op naleving van de Richtlijn. Hoe kan het gebeuren dat er bedrijven zijn waar al meer dan tien jaar niet is geïnspecteerd?

De NVWA ziet toe op de productveiligheid bij enkele honderdduizenden bedrijven. Deze kunnen niet allemaal bezocht worden; de NVWA inspecteert daar waar het meeste effect is te bereiken en daar waar de grootste risico’s zijn.

Het meeste effect is te bereiken door zo hoog mogelijk in de keten, dus bij fabrikanten en importeurs, te controleren of hun compliance management borgt dat zij veilige producten op de markt zetten. Hierbij wordt de beschikbare inspectiecapaciteit ingezet op de grootste fabrikanten en importeurs met de meeste impact op de markt en de meeste potentieel risicovolle producten. Dat zijn dus ook de grotere speelgoedfabrikanten; deze zijn zeker bezocht in de afgelopen jaren. Er zijn ook kleinere speelgoedfabrikanten. Deze komen in beeld na een melding of een ander signaal van een onveilig product.

2. Kunt u toelichten waarom de NVWA bedrijven (bijvoorbeeld in de speelgoedbranche) niet ondersteunt bij de interpretatie van Europese wet- en regelgeving, en de NVWA hen daarvoor doorverwijst naar dure adviesbureaus?

Als toezichthouder heeft de NVWA de taak om toezicht te houden op bijvoorbeeld de veiligheid van consumentenproducten. Dat doet de NVWA door risicogericht inspecties uit te voeren en waar nodig naleefhulp te bieden. De NVWA is toezichthouder en geeft geen specifiek productgericht advies; daarvoor worden bedrijven doorverwezen naar adviesbureaus. De NVWA investeert wel in naleefhulp die voor iedere ondernemer toegankelijk is, bijvoorbeeld via het ondernemersplein, de website van de NVWA en door voorlichtingsbijeenkomsten.


  1. Kamerstuk 28 286, nr. 1246↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 473↩︎

  3. Voor meer informatie zie: Doorlooptijden laboratoriumonderzoek levensmiddelen | Import levensmiddelen | NVWA)↩︎

  4. Kamerstuk 33 835, nr. 236↩︎

  5. Voor meer informatie zie: Beleidskompas | Kenniscentrum voor beleid en regelgeving↩︎

  6. Voor meer informatie zie: Tarieven NVWA | Ondernemers | NVWA↩︎