Antwoord op vragen van het lid Bruyning over het rapport 'Zorgen over kinderen die wachten op jeugdbescherming en jeugdreclassering'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D33222, datum: 2025-07-10, bijgewerkt: 2025-07-11 10:03, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Mede namens: J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z03879:
- Gericht aan: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Gericht aan: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Indiener: F.H. Bruyning, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (š origineel)
AH 2707
2025Z03879
Antwoord van staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid), mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 10 juli 2025)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024-2025, nr. 1742
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(IGJ)Ā en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) van februari 2025,
waarin ernstige zorgen worden geuit over kinderen die te lang wachten op
een vaste jeugdbeschermer en passende hulp? 1)
Antwoord op vraag 1
Ja
Vraag 2
Bent u bekend met het artikel uit het Dagblad van het Noorden
āInspecties hebben āgrote zorgenā over bescherming kinderen in Drenthe
en Groningen. Extra toezicht bij Jeugdbescherming Noordā 2)
Antwoord op vraag 2
Ja
Vraag 3
Kunt u specifiek aangeven hoe het extra toezicht, waar het Dagblad van
het NoordenĀ op wijst eruit gaat zien? 3) En waar gaan de Inspecties
specifiek op letten?
Antwoord op vraag 3
De inspecties voeren toezicht uit bij vijf gecertificeerde instellingen
(GIās). De inspecties maken bij publicatie van de toezichtrapporten
openbaar bij welke instellingen dit toezicht is uitgevoerd. Het eerste
rapport over de William Schrikker Stichting is inmiddels door de
inspecties gepubliceerd1.
Het toezicht is gericht op de kwaliteit van de taakuitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Specifieke aandachtpunten zijn de wijze waarop met de jeugdige en ouders wordt gekeken wat er aan de hand is en wat er nodig is (analyse en plan van aanpak), de tijdige inzet van passende hulp en het voeren van regie, zicht op veiligheid en ontwikkeling van jeugdigen met een maatregel. Verder kijkt de inspectie naar de mate waarin de bestuurder zijn verantwoordelijkheid neemt, ook in situaties waarin het niet lukt om de taakuitvoering conform wettelijke en veldnormen uit te voeren.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat 1.496 jeugdigen zonder vaste
jeugdbeschermer zitten, ondanks eerdere signaleringen en toezeggingen om
de situatie te verbeteren?
Antwoord op vraag 4
Op 2 december 20242 heb ik uw Kamer geĆÆnformeerd over de
wachtlijsten bij de jeugdbescherming op peildatum 1 oktober 2024. Dit
heeft betrekking op dezelfde wachtlijsten als waarover de inspectie
thans rapporteert.
Sinds december 2022 hebben het Rijk en de gemeenten veel geĆÆnvesteerd in het verlagen van de werkdruk bij de jeugdbeschermers. De hoge werkdruk was ƩƩn van de belangrijkste oorzaken voor het ontstaan van wachtlijsten. Mede op basis van het nieuwe landelijke tarief is de workload per jeugdbeschermer omlaag gebracht van gemiddeld 17,1 naar gemiddeld 12,6 jeugdigen per jeugdbeschermer. Een daling van 26%. Daarmee is invulling gegeven aan de aanbeveling van de inspecties om de werkdruk bij de GIās te verlagen, zodat jeugdbeschermers weer voldoende tijd hebben om de kinderen en de gezinnen op adequate wijze te helpen en te beschermen. In de periode 1 december 2022 tot 1 oktober 2024 is de wachtlijst gedaald van 2.072 naar 1.496 jeugdigen. Een daling van 29%; maar nog steeds te hoog.
Het was niet voor alle GIās in de periode december 2022 tot 1 oktober 2024 (goed) mogelijk om zowel de workload omlaag te brengen als de wachtlijst weg te werken. Om de workload omlaag te brengen krijgen de jeugdbeschermers minder jeugdigen toebedeeld. Daardoor kunnen niet alle kinderen direct geholpen worden en ontstaat er noodgedwongen een wachtlijst. Omdat de GIās in dezelfde periode nieuwe medewerkers moesten werven en nieuwe medewerkers niet meteen volledig productief zijn (door opleiding), zijn er dan per saldo onvoldoende medewerkers beschikbaar om de cliĆ«nten op de wachtlijst te helpen. Desondanks is het de GIās gelukt om de wachtlijst in die periode omlaag te brengen. De GIās hebben aangegeven dat nu de werkdrukverlaging gerealiseerd is, ze hun aandacht meer kunnen richten op het wegwerken van de wachtlijst. Dat zal in de komende periode gestalte moeten krijgen. Wij blijven dat met de GIās nauwgezet volgen. In de brief die we u op 16 juni3 hebben toegezonden, hebben we u over het aantal jeugdigen geĆÆnformeerd die wachten op een vaste jeugdbeschermer op peildatum 1 april 2025.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het gegeven dat slechts vijf van de dertien
gecertificeerde instellingen (GI's) erin slagen om binnen de wettelijke
termijn van vijf werkdagen contact op te nemen met jeugdigen en hun
gezin?
Antwoord op vraag 5
Op peildatum 1 oktober 2024 was er sprake van een totale wachtlijst van
1496 jeugdigen die langer dan 5 dagen op een vaste jeugdbeschermer
moesten wachten. Deze wachtlijst is niet gelijk over het hele land
verdeeld omdat GIās te maken hebben met een verschillende regionale
context of uitgangspositie. Sommige GIās hebben bijvoorbeeld te maken
met een daling van de instroom van de jeugdigen die een maatregel
krijgen. In dat geval kan gewerkt worden aan de daling van de workload
zonder dat er een wachtlijst ontstaat. Andere GIās hadden al een
relatief hoog tarief waardoor ze al met een verlaagde workload konden
werken en waardoor ze eerder in staat waren om conform de nieuwe
workload te werken. Hierdoor waren ze ook eerder in staat om een
eventuele wachtlijst aan te pakken.
Vraag 6
Wat zijn de concrete stappen die u op korte termijn gaat zetten om
ervoor te zorgen dat jeugdigen niet langer maanden moeten wachten op een
plan van aanpak of passende hulp?
Antwoord op vraag 6
De GIās hebben aangegeven dat nu de werkdrukverlaging gerealiseerd is,
ze hun aandacht meer kunnen richten op het verminderen van de
wachtlijst. Als kinderen weer binnen 5 dagen geholpen worden is het
daarmee ook weer mogelijk om binnen 6 weken na de uitspraak van de
kinderrechter waarmee een beschermingsmaatregel wordt opgelegd, een plan
van aanpak op te stellen. Een van de belangrijke doelen van de
Hervormingsagenda is ook om te zorgen dat juist de meest kwetsbare
kinderen, waaronder kinderen met een beschermingsmaatregel, tijdig de
jeugdhulp kunnen krijgen die nodig is. Daar wordt hard aan gewerkt, ook
in navolging van het op 31 januari door de Deskundigencommissie
gepubliceerde advies āGroeipijnā.4 In de voortgangsbrief
jeugdzorgĀ van 13 juni5 en de brief over de afspraken tussen
Rijk en VNG van 18 juni6 hebben we uw Kamer over de voortgang
hierop geĆÆnformeerd.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u het feit dat het aantal jeugdigen op interne
wachtlijsten is toegenomen, ondanks een daling van het totaal aantal
opgelegde maatregelen?
Antwoord op vraag 7
Op 1 oktober 2024 moesten 589 kinderen bij de start van de maatregel
langer dan 5 werkdagen wachten op een jeugdbeschermer. Dit waren 518
kinderen op 1 april 2024. Daarnaast stonden er 907 kinderen op een
interne wachtlijst binnen de GI. Dat waren 825 kinderen op 1 april 2024.
Bij de interne wachtlijst gaat om kinderen die door langdurige ziekte of
personeelsverloop bij jeugdbeschermers nog geen nieuwe vaste
jeugdbeschermer hebben. Deze kinderen hebben in de regel wel een plan
van aanpak en veelal een vorm van (jeugd)hulp. De reden dat bij sommige
GIās de interne wachtlijst is gestegen is dat bij enkele GIās de
instroom is toegenomen. De GIās hebben ervoor gekozen om de nieuwe
kinderen zo snel mogelijk te helpen, mede omdat voor kinderen op de
interne wachtlijst veelal al (jeugd)hulp geregeld is. Hierdoor moeten
kinderen die op de interne wachtlijst staan langer wachten.
Vraag 8
Wat is uw oordeel over het gebruik van het 'Handelingsperspectief bij
onderbezetting', waarbij jeugdigen minimale begeleiding ontvangen of
langdurig op wachtlijsten blijven staan? Bent u van plan in te grijpen
als blijkt dat deze aanpak structureel wordt in plaats van
tijdelijk?
Antwoord op vraag 8
Voor alle kinderen die op de wachtlijst staan, geldt dat de GI
zicht houdt op de veiligheid7. Hiertoe voeren de GIās
risico- en veiligheidstaxaties uit, handelen ze direct wanneer dat nodig
is en maken zij afspraken met het lokale veld en zorgaanbieders over het
inzetten en/of continueren van jeugdhulp. In 2022 stelden de GIās
gezamenlijk het āHandelingsperspectief en veldnorm bij onderbezetting
Gecertificeerde Instellingenā op. Het is een werkwijze voor
wachtlijstbeheer in geval van personele onderbezetting. De GIās werken
met het handelingsperspectief als een āminimumvariantā in situaties van
personele onderbezetting. In de praktijk doen de meeste GIās meer dan
wat is voorgeschreven in het Handelingsperspectief. Helaas zijn er nog
altijd kinderen die op een wachtlijst staan. De inzet van het
Handelingsperspectief of onderdelen daarvan zal dan nodig blijven om het
zicht op de veiligheid van het kind te garanderen.
Vraag 9
Hoe gaat u ervoor zorgen dat jeugdbeschermingsregioās en gecertificeerde
instellingen voldoende capaciteit en middelen krijgen om structurele
personeelstekorten en hoge werkdruk aan te pakken?
Antwoord op vraag 9
Rijk en gemeenten hebben in 2023 afspraken gemaakt over een landelijk
tarief om daarmee de werkdruk bij de GIās te verlagen. Hierdoor is de
workload (het aantal kinderen per jeugdbeschermer) met 26% gedaald tot
het gewenste niveau. Gemeenten en Rijk hebben samen ⬠60 mln.
structureel vrijgemaakt om het landelijk tarief te financieren en
daarmee een lagere werkdruk te realiseren.
Om meer jeugdbeschermers aan te trekken is verder de succesvolle subsidieregeling voor zij-instromers uitgebreid met 10 miljoen euro en verlengd tot en met 2025.
Vraag 10
Kunt u toezeggen dat u, in samenwerking met gemeenten en instellingen,
werkt aan een crisisaanpak om te zorgen dat kinderen met een
jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel per direct de
begeleiding, bescherming en hulp krijgen die zij nodig
hebben?
Antwoord op vraag 10
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 11
Hoe gaat u de voortgang van verbetermaatregelen monitoren, en bent u
bereid de Kamer hierover periodiek te informeren?
Antwoord op vraag 11
Ik informeer uw Kamer reeds periodiek over het aantal cliƫnten, de
wachtlijsten en de werkdruk in de jeugdbescherming, voor het laatst in
de eerdergenoemde brief van 16 juni 2025. Verder informeer ik u ā samen
met de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport ā via de terugkerende
voortgangsbrieven Jeugd over de voortgang van onder meer de
Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario Kind- en
Gezinsbescherming.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het recht op bescherming, zoals vastgelegd
in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, niet mag
worden geschonden door capaciteitsproblemen? Zo ja, hoe gaat u dit recht
garanderen?
Antwoord 12
Ja. Ieder kind heeft recht op bescherming als de rechter een maatregel
oplegt. Wanneer door personeelstekorten ouders en kinderen langer moeten
wachten op een vaste jeugdbeschermer dan de wet voorschrijft, beziet de
GI altijd op welke wijze de veiligheid van het kind wordt geborgd. Bij
acute dreiging wordt een kind direct geholpen.
Vraag 13
Hoe verhoudt de stap van de IGJ zich tot hun eerdere stellingname in de
signaalbrief toezicht jeugdbescherming 4), waarin de Inspecties aangaven
hun toezichthoudende taken niet meer te kunnen uitvoeren zolang de
problemen binnen de jeugdzorg, zoals wachtlijsten, financiering,
onderbezetting en werkdruk, niet zijn aangepakt?
Antwoord op vraag 13
In de signaalbrief in 2022 hebben de inspecties laten weten wel op te
treden als instellingen in de jeugdbeschermingsketen niet āin controlā
zijn op de taken waar zij zelf verantwoordelijk voor zijn en zelf grip
op behoren te hebben.
De inspecties geven aan dat signalen en meldingen, zorgen over de knelpunten bij jeugdbescherming en jeugdreclassering, en zicht op de effecten van het gebruik van het āHandelingsperspectief bij onderbezettingā aanleiding zijn opnieuw toezicht te gaan uitvoeren bij de GIās.
Vraag 14
Wat maakt dat de Inspectie nu alsnog die toezichthoudende taken wel gaat
of kan uitvoeren, terwijl de genoemde knelpunten nog niet structureel
zijn opgelost?
Antwoord op vraag 14
Zie het antwoord op vraag 13.
Vraag 15
Bent u ermee bekend dat rechters steeds vaker in hun beschikkingen hun
zorgen uitspreken over de wachtlijsten die bij de GIās gehanteerd worden
en de lange termijnen voor het koppelen van een jeugdbeschermer, het
aanleveren van een plan van aanpak of het opstarten van de
hulpverlening?
Antwoord 15
Ik weet dat deze zorgen regelmatig in beschikkingen van rechters worden
genoemd. Of deze zorgen steeds vaker worden genoemd is mij niet bekend.
Ik kan mij voorstellen dat problemen in de uitvoering de rechter voor
een dilemma kunnen plaatsen, namelijk moet de rechter in de uitspraak
rekening houden met de beschikbaarheid van een jeugdbeschermer of
jeugdhulp of niet. Ik verwijs ook naar de beantwoording (3 maart 2025)
van de Kamervragen van het lid Bruyning over de āKamerbrief
kabinetsreactie inspectierapport incident pleegmeisje Vlaardingenā.8
Vraag 16
Bent u er mee bekend dat slechts een beperkt gedeelte, schatting
vierĀ tot vijf procent, van de beschikkingen in het civiele familierecht
wordt gepubliceerd en dat hierdoor deze problemen nauwelijks aan het
licht komen?
Antwoord op vraag 16
Ja, het is mij bekend dat slechts een beperkt gedeelte van de
beschikkingen in het familierecht wordt gepubliceerd. Een groot deel van
de rechterlijke afdoeningen in het familierecht betreft de goedkeuring
van verzoeken en verantwoordingen van bewindvoerders en curatoren. Op
grond van de selectiecriteria van de rechtspraak worden de uitspraken in
hogere instanties gepubliceerd maar ook uitspraken die de belangen raken
van anderen dan de procespartijen, die van bijzonder belang zijn voor
bepaalde beroepsgroepen of van belang voor de rechtsontwikkeling. Ik
weerspreek dat hierdoor problemen in de jeugdbescherming rond
wachtlijsten, werkdruk of gebrek aan passende zorg nauwelijks aan het
licht komen. Die problemen zijn nadrukkelijk in beeld.
Vraag 17
Deelt u de meningĀ dat het aantal gepubliceerde beschikkingen in dit
rechtsgebied drastisch en snel moet worden opgeschroefd zodat ook dit
soort problemen sneller aan het licht gebracht kunnen worden? Zo ja
welke stappen gaat u ondernemen om via de rechtspraak te regelen dat
stapsgewijs tot 2030 het aantal gepubliceerde beschikkingen wordt
opgehoogd tot honderd procentĀ in 20230?
Antwoord 17
Rechterlijke uitspraken vormen een belangrijke bron van informatie voor
de maatschappij. Met het uitvoeren van het programma āMeer en
verantwoord publicerenā werkt de Rechtspraak er sinds eind 2021 aan dat
aanzienlijk meer uitspraken in alle rechtsgebieden worden gepubliceerd.
Het programma voert hiertoe organisatorische en technische maatregelen
door. In dit verband kan onder andere gedacht worden aan de ontwikkeling
van een tool voor het pseudonimiseren van uitspraken.
Uiteindelijk is het aan de onafhankelijke rechter om te beslissen of
een uitspraak wordt gepubliceerd met als basis de Richtlijnen voor
publicatie: er kunnen zwaarwegende redenen zijn om niet te publiceren.
Er zal dan ook nooit sprake van zijn, dat Ɣlle rechterlijke uitspraken
worden gepubliceerd.
Vraag 18
Hoe beoordeelt u de rol en verantwoordelijkheid van bestuurders
van de GIāsĀ in het nakomen van afspraken met gemeenten Ć©n in het
waarborgen van de kwaliteit en veiligheid van de zorg voor
kinderen?
Antwoord 18
Taken van de GI vloeien voort uit de Jeugdwet (o.a. H3/H4) en het
Burgerlijk Wetboek (art. 1:254 e.v. BW). Hoofdstuk 4 van de Jeugdwet
stelt eisen aan GIās, waaronder het verlenen van verantwoorde hulp en
het zich zodanig organiseren dat dat tot die verantwoorde hulp leidt of
redelijkerwijs moet leiden (artikel 4.1.1 Jeugdwet). In het Burgerlijk
Wetboek benoemt artikel 1:262 BW specifiek het doel en de inspanningen
van de GI bij een OTS. Tegelijkertijd hebben jeugdzorgorganisaties de
plicht om die hulp daadwerkelijk te leveren conform de contractuele
afspraken en wettelijke normen. Bestuurders dragen hierin de
verantwoordelijkheid voor het scheppen van adequate randvoorwaarden voor
het professioneel handelen, zoals het opstellen van beleid, het creƫren
van een veilige werkomgeving en het organiseren van intern toezicht. Dat
wordt ook wel aangeduid als de verantwoordelijkheid op grond van
āduty of careā. In artikel 3.5 Jeugdwet wordt specifiek de
verhouding tussen de GI en de gemeente geregeld bij het bepalen van
jeugdhulp. Zowel gemeenten als GIās moeten zich aan de afspraken houden
die zij met elkaar maken om tot een goede uitvoering te komen van
jeugdbeschermingsmaatregelen.
Vraag 19
Wat is uw mening omtrent al die instellingen die de
kinderbeschermingsmaatregelen zouden moeten uitvoeren en daarvoor
overigens ook altijd betaald krijgen door de overheid, maar hun zaken
niet op orde hebben?
Antwoord op vraag 19
De problemen bij de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen zijn
het gevolg van meerdere factoren en niet altijd alleen te wijten aan de
GIās zelf. De GIās zetten zich in om de wachtlijsten terug te dringen,
maar worden daarbij ook geconfronteerd met structurele knelpunten zoals
personeelstekorten. Reguliere financiering is daarvoor een noodzakelijke
randvoorwaarde.
Vraag 20
Bent u van mening dat bestuurders hun organisatie niet goed leiden
wanneer zij stelselmatig de minimale wettelijke eisen die worden gesteld
aan de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel niet behalen? Wat
vindt u van de situatie dat bestuurders leiding geven aan een
organisatie die wel zorgkosten declareert, maar niet de zorg levert die
daarbij hoort? Vindt u dat onder die omstandigheden sprake kan zijn van
onbehoorlijk bestuur en daarmee sprake kan zijn van aansprakelijkheid?
Zo, nee waarom niet?
Vraag 21
Deelt u de meningĀ dat die aansprakelijkheid er kan zijn voor een
bestuurder op basis van de āduty of careā (zorgplicht) [5]?
Vraag 22
Deelt u de mening dat het denkbaar is dat een bestuurder die het
aanvaardt dat de door hem of haar geleide instelling declareert, maar
dat doet in de wetenschap dat de overeengekomen zorg niet kan worden
geleverd en wettelijke eisen niet worden vervuld? Kunt u uw antwoord
nader toelichten?Ā De instelling zou dan aansprakelijk kunnen zijn, maar
kan het uiteindelijk ook zo zijn dat bestuurders ook persoonlijk
aansprakelijk worden gesteld als zij direct betrokken zijn bij het
bewust niet naleven van contractuele verplichtingen?
Vraag 23
Bent u bereid te onderzoeken of er aanvullende maatregelen nodig zijn om
bestuurders van jeugdzorginstellingen alsmede de GI's meer direct
verantwoordelijk te maken voor het verbeteren van de situatie, en zo ja,
kunt u de Kamer hierover informeren? Kunt u aangeven in hoeverre ook
bestuurders kunnen worden aangesproken indien er sprake zou zijn van
onbehoorlijk bestuur?
Antwoord op vragen 20, 21, 22 en 23
Bestuurders hebben de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen
dat hun organisatie voldoet aan de wettelijke eisen en kwalitatief goede
zorg levert. Binnen het huidige stelsel bestaan er meerdere waarborgen
om toe te zien op het nakomen van deze verantwoordelijkheid, zoals het
toezicht door de inspecties, de certificering, de accountantscontroles
en het interne toezicht door de raad van toezicht van de GIās zelf. Het
stelselmatig niet naleven van minimale wettelijke eisen is onacceptabel.
Tegelijkertijd komen de GIās uit een situatie waarbij het voor hen
nauwelijks doenlijk was om zonder wachtlijsten te werken. Een
belangrijke oorzaak daarvan is de hoge werkdruk met hoog ziekteverzuim
en personeelsverloop waardoor er onvoldoende jeugdbeschermers waren om
de kinderen de begeleiden. Deze hoge werkdruk is de afgelopen 2 jaar -
met extra financiƫle middelen voor een hoger tarief - aanzienlijk omlaag
gebracht. Nu dat grotendeels gerealiseerd is (maar nog wel geborgd moet
worden), hebben de GIās meer ruimte gekregen om hun aandacht te richten
op het omlaag brengen van de wachtlijsten voor een vaste
jeugdbeschermer.
De Jeugdwet stelt eisen aan zowel jeugdhulpaanbieders en GIās als aan gemeenten. Gemeenten hebben een zorgplicht en zijn als opdrachtgever verantwoordelijk voor de inkoop van voldoende passende jeugdhulp en voor het waarborgen van de beschikbaarheid, continuĆÆteit en kwaliteit daarvan (artikel 2.1 e.v. van de Jeugdwet). De gemeenten en de GIās hebben onderling ook afspraken gemaakt over de bekostiging van de werkzaamheden in geval van wachtlijsten voor een vaste jeugdbeschermer. Als een kind op de wachtlijst staat, betekent dat niet dat de GI geen kosten maakt. Als een kind nog geen vaste jeugdbeschermer heeft voeren de GIās minimaal (en vaak meer) de taken uit die zij hebben afgesproken in het handelingsperspectief. Hoofdstuk 4 van de Jeugdwet stelt eisen aan GIās, waaronder het verlenen van verantwoorde hulp en het zich zodanig organiseren dat dat tot die verantwoorde hulp leidt of redelijkerwijs moet leiden (artikel 4.1.1 Jeugdwet).
Tegelijkertijd hebben jeugdzorgorganisaties de plicht om die hulp daadwerkelijk te leveren conform de contractuele afspraken en wettelijke normen. Bestuurders dragen hierin de verantwoordelijkheid voor het scheppen van adequate randvoorwaarden voor het professioneel handelen, zoals het opstellen van beleid, het creĆ«ren van een veilige werkomgeving en het organiseren van intern toezicht. Dat wordt ook wel aangeduid als de verantwoordelijkheid op grond van āduty of careā. Of een bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld bij schending van die āduty of careā of contractuele verplichtingen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en ter beoordeling aan de rechter. In beginsel geldt de aansprakelijkheid van de rechtspersoon (de instelling zelf) voor handelingen die in haar naam zijn verricht, zo volgt uit artikel 2:5 Burgerlijk Wetboek.
Bestuurdersaansprakelijkheid in de zin van art. 2:9, tweede lid, BW betreft een interne aansprakelijkheid: de bestuurder is aansprakelijk jegens de rechtspersoon terzake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt, mede gelet op de taakverdeling en de getroffen maatregelen om schade te voorkomen. Deze vordering kan enkel door de rechtspersoon zelf worden ingesteld.
Derden (zoals gemeenten of cliƫnten) kunnen een bestuurder in uitzonderlijke gevallen aanspreken op basis van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). Hierbij wordt door de rechter de invulling van de onrechtmatige daad in belangrijke mate ingevuld door de regels en jurisprudentie van art. 2:9 BW. De drempel daarvoor ligt hoog; persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder komt slechts aan de orde bij ernstige en bewuste nalatigheid. Bij onregelmatigheden staat de aansprakelijkheid van de rechtspersoon voorop.
Een andere mogelijkheid in de wet is dat bestuurders van stichtingen ā wat veel jeugdzorgorganisaties zijn ā op verzoek van belanghebbenden of het Openbaar Ministerie door de rechtbank kunnen worden ontslagen wegens verwaarlozing van hun taak of andere gewichtige redenen (art. 2:298 BW).
Uit het voorgaande blijkt dat de juridische mogelijkheden om bestuurders aan te spreken op onbehoorlijk bestuur reeds bestaan.
1) Inspectie IGJ, 27 februari 2025, Zorgen over kinderen die wachten op jeugdbescherming en jeugdreclassering (www.igj.nl/zorgsectoren/jeugd/publicaties/rapporten/2025/02/27/zorgen-over-kinderen-die-wachten-op-jeugdbescherming-en-jeugdreclassering).
2) Dagblad van het Noorden, 4 maart 2025,Ā Inspecties hebben 'grote zorgen' over bescherming kinderen in Drenthe en Groningen. Extra toezicht bij Jeugdbescherming NoordĀ (https://dvhn.nl/groningen/Inspecties-grijpen-in-bij-Jeugdbescherming-Noord-45734147.html).
3) Dagblad van het Noorden, 4 maart 2025,Ā Inspecties hebben 'grote zorgen' over bescherming kinderen in Drenthe en Groningen. Extra toezicht bij Jeugdbescherming NoordĀ (https://dvhn.nl/groningen/Inspecties-grijpen-in-bij-Jeugdbescherming-Noord-45734147.html).
4) Signalen Jeugdbeschermingsketen april 2024 (https://www.igj.nl/actueel/nieuwsbrieven/signalen-jeugdbeschermingsketen/2024/signalen-jeugdbeschermingsketen-april-2024#:~:text=De%20inspecties%20hebben%20in%20een,voor%20kinderen%20met%20een%20maatregel).
5) Dit houdt in dat bestuurders ervoor moeten zorgen dat de organisatie op een zorgvuldige en verantwoorde manier handelt, niet alleen financieel maar ook als het gaat om de kwaliteit van de zorg.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024ā2025, 31 839, nr. 1048ā©ļø
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024ā2025, 31 839, nr. 1089ā©ļø
TK II 2024/25, 31839, nr. 1063ā©ļø
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024ā2025, 31 839, nr. 1087ā©ļø
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024ā2025, 31 839, nr. 1093ā©ļø
Artikel 4.1.1 Jeugdwetā©ļø
Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 1533.ā©ļø