Overige moties en toezeggingen
Bijlage
Nummer: 2025D33278, datum: 2025-07-10, bijgewerkt: 2025-07-10 17:04, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak ‘Stop femicide!’ (2025D33277)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage nummer | 1 |
Horend bij | Kamerbrief Voortgang van de prioriteiten uit het plan van aanpak ‘Stop femicide!’ |
Datum | |
BIJLAGE 1- Overige moties en toezeggingen
De volgende moties en toezeggingen zullen hieronder worden afgedaan:
Motie van het lid Van der Werf over uitwerken hoe het herkennen van en effectief handelen op rode vlaggen bij femicide beter in de opleiding van relevante beroepen terecht kan komen.1
Motie van de leden Van der Werf en Becker over expertise op het terrein van femicide landelijk samenbrengen ter ondersteuning van een laagdrempelige 24/7-hulplijn.2
Motie van het lid Van Nispen c.s. een motie ingediend over onderzoeken welke gevolgen de budgetverlaging voor gemeenten heeft op de vrouwenopvang3 en toezegging hierover in gesprek te gaan
Toezegging over onderzoek naar de wijze waarop huiselijk geweld als factor wordt meegewogen in beslissingen over gezags- en omgang: beleidsreactie op het rapport ‘Waar geweld uit beeld raakt’ door het Verwey-Jonker Instituut.
Motie van de leden Temmink en Mutluer met het verzoek de aanbevelingen van de commissie GREVIO over te nemen en tot uitvoering te brengen.4
Motie van de leden Temmink en Mutluer met het verzoek nader onderzoek te doen naar de rol van het familie- en jeugdrecht bij fysiek en psychisch geweld.5
Toezegging over verkenning contact, omgang en gezag na partnerdoding
Toezeggingen n.a.v. gesprekken tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en het Verenigd Koninkrijk over het aanpakken van vrouwenhaat als extremisme
Aanbieding van het WODC-onderzoek naar preventieve beschermingsbevelen bij huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking
Beleidsreactie op het WODC-onderzoek naar de mogelijke inzet van systematische reviews na dodelijke gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling
Infographic politiedata huiselijk geweld en femicide in Nederland 2020-2024
Motie Van der Werf over uitwerken hoe het herkennen van en effectief handelen op rode vlaggen bij femicide beter in de opleiding van relevante beroepen terecht kan komen
Motie van het lid Van der Werf over uitwerken hoe het herkennen van en effectief handelen op rode vlaggen bij femicide beter in de opleiding van relevante beroepen terecht kan komen.6 Zoals aangegeven in deze Kamerbrief wordt dit onderdeel meegenomen in het ontwikkelen van een strategie op deskundigheidsbevordering van de uitvoerende organisaties. Dit is verwerkt in de opdrachtbeschrijving en daarmee is deze motie afgedaan. De Tweede Kamer zal in de voortgangsbrieven over het plan van aanpak ‘Stop Femicide’ verder geïnformeerd worden over de voortgang op deskundigheidsbevordering.
Motie Van der Werf en Becker over expertise op het terrein van femicide landelijk samenbrengen ter ondersteuning van een laagdrempelige 24/7-hulplijn
Motie van de leden Van der Werf en Becker over expertise op het terrein van femicide landelijk samenbrengen ter ondersteuning van een laagdrempelige 24/7-hulplijn.7 Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 1 april 2025 is er voor gekozen de landelijke expertise samen te brengen bij Veilig Thuis. De staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke zorg is samen met het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT) bezig met het verstevigen van de rol van Veilig Thuis als landelijk expertisepunt. Hiervoor wordt ingezet op het verbeteren van de bereikbaarheid, bekendheid en toegankelijkheid van Veilig Thuis in zijn algemeen, maar wordt er ook extra geïnvesteerd in de laagdrempelige informatiepositie van Veilig Thuis, onder andere door het ontwikkelen van een digitaal platform waar alle expertise op huiselijk geweld en kindermishandeling, maar ook specifiek op femicide en rode vlaggen van femicide, samen wordt gebracht en mensen ook interactief vragen kunnen stellen en verder geholpen worden. De staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg zal de Tweede Kamer hierover blijven informeren, dan wel in de voortgangsbrief femicide, dan wel in voortgangsbrieven over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hiermee is de motie van de leden Van der Werf en Becker afgedaan.
Motie Van Nispen c.s. over onderzoeken welke gevolgen de budgetverlaging voor gemeenten heeft op de vrouwenopvang en toezegging hierover in gesprek te gaan
Op 23 oktober 2024 heeft het lid Van Nispen c.s. een motie ingediend over onderzoeken welke gevolgen de budgetverlaging voor gemeenten heeft op de vrouwenopvang.8 Daarnaast heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tijdens het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 3 april jl. toegezegd in gesprek te gaan met de daartoe verantwoordelijke staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg over de landelijke financiering van opvangplekken en de motie Van Nispen, waarin de regering wordt verzocht om in overleg met de VNG te onderzoeken wat de gevolgen zijn van de verlaging van de budgetten voor de gemeentes voor de vrouwenopvang en de Kamer hierover te informeren. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit signaal doorgegeven aan de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg. De staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg is doorlopend in gesprek met Valente en de VNG met als doel te komen tot voldoende opvangplekken. Hiermee is de motie van het lid van Nispen c.s. afgedaan.
Toezegging over onderzoek naar de wijze waarop huiselijk geweld als factor wordt meegewogen in beslissingen over gezags- en omgang: beleidsreactie op het rapport ‘Waar geweld uit beeld raakt’ door het Verwey-Jonker Instituut. En moties van de leden Temmink en Mutluer over de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie GREVIO en over nader onderzoek naar de rol van familie- en jeugdrecht bij fysiek en psychisch geweld.
In oktober 2024 heb ik, de staatssecretaris Rechtsbescherming, samen met de toenmalige staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, toegezegd uw Kamer in deze voortgangsbrief te informeren over de uitkomsten van het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar de vraag hoe huiselijk geweld als factor wordt meegewogen in beslissingen over gezag en omgang. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid van vrouwen op 3 april jl. deze toezegging herhaald. Het onderzoeksrapport heeft de titel ‘Waar geweld uit beeld raakt - Een verkennend onderzoek naar de zichtbaarheid van huiselijk geweld in het familierecht’.9 Met deze beleidsreactie komen wij deze toezegging na. Met deze beleidsreactie beantwoord ik ook de Kamervragen die het lid Van Nispen over dit onderzoek heeft gesteld.10 Verder kom ik hiermee tegemoet aan de motie van de leden Temmink en Mutluer van 18 oktober 2023, waarin zij de regering verzoeken de aanbevelingen van de commissie GREVIO over te nemen en tot uitvoering te brengen.11 Ook geef ik hiermee uitvoering aan de motie van de leden Temmink en Mutluer van 24 oktober 2023, waarin zij de regering verzoeken om nader onderzoek te doen naar
de rol van het familie- en jeugdrecht bij fysiek en psychisch geweld, waarbij nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan de ervaringen van familierechtadvocaten, ouders, kinderen en slachtoffers van fysiek en psychisch geweld.12
Allereerst ben ik de onderzoekers erkentelijk voor dit gedegen onderzoek, dat overigens niet in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid is uitgevoerd. Ik vind het evenwel belangrijk dat onderzoek is gedaan naar de zichtbaarheid van huiselijk geweld in het familierecht. De uitkomsten zijn bovendien zeer relevant en bruikbaar voor de beleidsopgaven die er op dit terrein zijn. Daarnaast biedt het onderzoek een belangrijke aanvulling op het advies Kind-onveiligheid in complexe (ex-)partnerrelaties door de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming13, waar de focus vooral lag op de (on)veiligheid van kinderen, nu de onderzoekers ook aandacht besteden aan geweld door de (ex-)partner tegen de slachtofferouder. In deze beleidsreactie deel ik de conclusies en aanbevelingen en geef ik aan welke acties ik hieraan koppel.
Conclusies
Huiselijk geweld onvoldoende meegewogen in de
familierechtprocedure
De onderzoekers concluderen dat het in de huidige praktijk niet
vanzelfsprekend is dat de impact van huiselijk geweld wordt meegewogen
in rechterlijke beslissingen over zorgregelingen, omgang en gezag. Dat
heeft een aantal oorzaken. Huiselijk geweld wordt niet altijd naar voren
gebracht door de advocaat. Belangrijke redenen hiervoor zijn een gebrek
aan onderbouwing, het risico dat de positie van cliënt erdoor
verslechtert of dat de cliënt het niet wil. Als veiligheidsaspecten wel
aan bod komen, betreft dit veelal de veiligheid van het kind en in
mindere mate de veiligheid van de slachtofferouder. Daarnaast ontbreekt
bij de betrokken professionals kennis over de impact van verschillende
geweldspatronen op de slachtofferouder en het kind. Hierdoor blijft het
geweld onzichtbaar en ontbreekt de juiste aanpak, waardoor onveiligheid
in stand wordt gehouden.
Belang van afstemmen en informatie delen
Uit het onderzoek blijkt ook dat het afstemmen en delen van kennis en
informatie binnen familierechtelijke procedures niet eenvoudig is bij
huiselijk geweld. De familierechter heeft een lijdelijke positie en is
afhankelijk van onder meer de Raad voor de Kinderbescherming en
advocaten voor het ontvangen van informatie. Als huiselijk geweld niet
expliciet wordt benoemd, heeft de familierechter hier geen weet van.
Feitelijke informatie zou volgens de onderzoekers eerder en beter
betrokken kunnen worden in het proces, bijvoorbeeld doordat de Raad voor
de Kinderbescherming of de advocaat dergelijke informatie inbrengt. Ook
is het belangrijk dat informatie vanuit het strafrecht makkelijker
toegankelijk wordt in de familierechtprocedure.
Ontwikkeling naar meer aandacht voor veiligheid
kwetsbaar
Verder stellen de onderzoekers dat er de laatste jaren meer aandacht is
voor veiligheid waar het gaat om beslissingen over zorgregelingen,
omgang en gezag. Deze ontwikkeling is echter kwetsbaar, omdat veiligheid
geen standaard onderdeel is van de familierechtelijke procedure, en de
aandacht op dit moment vooral de veiligheid van het kind betreft en in
mindere mate de veiligheid van de slachtofferouder en de samenhang
daartussen.
Aanbevelingen
De onderzoekers doen twee aanbevelingen om de aandacht voor
huiselijk geweld in familierechtzaken te vergroten.
Kennis vergroten
De onderzoekers bevelen scholing aan, om zo de kennis bij familierechtadvocaten, scheidingsmediators, de rechtelijke macht, medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming en hulpverleners die betrokken zijn bij scheidingen te verbeteren.
Toetsingskader ontwikkelen
Een toetsingskader, gebaseerd op het Verdrag van Istanbul,14 dient volgens de onderzoekers onderdeel te worden van de Uitvoeringswet Geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Het toetsingskader moet onderdeel zijn van een breder overheidsbeleid gericht op het borgen van veiligheid tijdens en na de scheidingsprocedure. Dit betekent volgens de onderzoekers:
Risicotaxatie en screening van geweldspatronen aan het begin van de familierechtelijke procedure.
Procesdiagnostiek om de geweldsdynamiek vast te kunnen stellen en om adequate beschermingsmaatregelen en interventies te kunnen inzetten.
Meer aandacht voor ouderschapsvaardigheden in de afweging of en zo ja welke zorg- of omgangsregeling gewenst is.
Verbetering van de uitwisseling van strafrechtelijke informatie in geval van een familierechtelijke procedure en vice versa.
Beleidsreactie op hoofdlijnen
De onderzoekers maken duidelijk dat huiselijk geweld onvoldoende
wordt meegewogen in familierechtzaken en dat dit grote impact kan hebben
op de slachtofferouder en het kind. Immers, het meemaken van huiselijk
geweld – als slachtoffer, maar ook als getuige – is al ingrijpend. Dat
hier vervolgens onvoldoende aandacht aan wordt besteed in rechterlijke
beslissingen omtrent zorgregelingen, gezag en omgang is zorgelijk. Juist
vanwege de verstrekkende gevolgen die dergelijke beslissingen kunnen
hebben op het leven van de betrokken ouders en kinderen. Ik ben het met
de onderzoekers eens dat er tijdens de zitting meer aandacht moet zijn
voor de impact van geweld op de band tussen ouder en kind en voor de
opvoedvaardigheden van de pleger. Hierdoor komt de veiligheid voor zowel
kind als ouder voorop te staan en kunnen beslissingen worden genomen die
meer in het belang van het kind zijn. Ik ben het daarnaast met de
onderzoekers eens dat het belang van de slachtofferouder momenteel
onvoldoende gewaarborgd lijkt in de huidige rechtsgang. Ik hecht er
daarom belang aan dat er meer aandacht komt voor huiselijk geweld in
familierechtzaken in het belang van zowel het kind als de betreffende
slachtofferouder. Daarbij behoeft ook de verbinding tussen de
verschillende betrokken rechtsgebieden straf- en civiel (familie)recht
verbetering.
Ik voel de urgentie om hier voortvarend mee aan de slag te gaan. Duidelijk is dat de informatievoorziening aan de rechter moet worden verbeterd, zodat huiselijk geweld beter meegewogen kan worden bij beslissingen over zorgregelingen, gezag en omgang. Daarnaast deel ik met de onderzoekers dat het vergroten van de kennis bij de betrokken professionals en het ontwikkelen van een toetsingskader belangrijke instrumenten zijn om de aandacht voor huiselijk geweld in familierechtzaken te vergroten. Dat geldt ook voor het gebruik van risicoscreeningsinstrumenten die helpen om een inschatting te maken van de aard en ernst van het huiselijk geweld. Ik ben het met de onderzoekers eens dat deze instrumenten van waarde zijn.
Met de Raad voor de Kinderbescherming en de Raad voor de Rechtspraak zijn hierover al eerste verkennende gesprekken gevoerd. Deze verkenning heeft ertoe geleid dat ik een verbetertraject zal starten, met als doel het vergroten van de aandacht voor huiselijk geweld in familierechtzaken. In dit verbetertraject zal ik de aanbevelingen en verbeteracties van de onderzoekers meenemen in verdere gesprekken met de rechtspraak en de Raad voor de Kinderbescherming, maar ook met andere betrokken organisaties en hun professionals, zoals de advocatuur en Slachtofferhulp Nederland. Samen met deze organisaties zal worden bezien hoe de aanbevelingen kunnen worden meegenomen in relevante acties uit het plan van aanpak ‘Stop Femicide!’ en eventuele nieuwe acties. Ik zal de onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut ook blijven betrekken bij het verbetertraject. Ik zal u in het najaar van 2025 nader informeren over de stand van zaken.
Ten aanzien van het genoemde toetsingskader doen de onderzoekers de concrete aanbeveling dat dit wordt opgenomen in het implementatiewetsvoorstel van de EU-Richtlijn (2024/1385) ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Deze specifieke aanbeveling over de juridische inbedding van een toetsingskader zal niet worden gevolgd. De reden hiervoor is dat in de implementatieregeling geen andere regels worden opgenomen dan voor de implementatie strikt noodzakelijk zijn.15 Op grond van artikel 32 van de EU-Richtlijn zijn lidstaten verplicht er voor te zorgen dat bevoegde autoriteiten in civiele procedures over het belang van het kind toegang hebben tot relevante informatie over huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen. Gelet op de bestaande wettelijke structuur en praktijk wordt geconcludeerd dat Nederland reeds voldoet aan de eisen van artikel 32 lid van de richtlijn. De toegang tot informatie over geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld is gewaarborgd voor zover dat noodzakelijk is voor civiele procedures waarin kinderen zijn betrokken.
Wel zal verkend worden of verbetering hiervan mogelijk is door de informatiepositie van de Raad voor de Kinderbescherming te verbeteren, ook in situaties waarin geen concrete vermoedens van geweld bestaan, maar signalen uit het bredere zorg- of veiligheidsdomein daartoe aanleiding geven. Omdat het belang van een toetsingskader wordt ingezien, zal dat, zoals hiervoor is toegelicht, ook onderdeel uitmaken van deze verkenning.
Toezegging verkenning contact, omgang en gezag na partnerdoding
In april 2025 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid toegezegd om met mij, de staatssecretaris Rechtsbescherming, in gesprek te gaan over contact, omgang en gezag na partnerdoding, waarbij ook aandacht is voor het perspectief en de ervaringen van nabestaanden, en om uw Kamer daarover te informeren.16 Hierbij wordt deze toezegging nagekomen.
Ik begrijp dat het voor de nabestaanden van de slachtofferouder moeilijk en belastend kan zijn om na het verlies van een dierbare belast te worden met juridische procedures over contact, omgang, en gezag van de gedetineerde ouder met het kind. En dat de uitkomst van een dergelijke procedure ook veel impact kan hebben. In dat kader hebben wij gesproken over de mogelijkheid tot het automatisch beëindigen van het gezag van en het contact of de omgang met de verdachte/dader-ouder. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat een automatische beëindiging van het gezag en het contact of de omgang niet mogelijk is. Het recht op contact of omgang is een fundamenteel recht van ouder én kind, dat wordt beschermd door verschillende mensenrechtenverdragen.17 Om die reden kan het contact of de omgang niet automatisch worden ontnomen, maar dient altijd een zorgvuldige afweging door de kinderrechter gemaakt te worden of contact of omgang in het belang van het kind is. Daarnaast dient het belang van het kind altijd de eerste overweging te zijn bij alle maatregelen die hem of haar betreffen,18 dus ook wanneer het gaat om de beslissing over het gezag. Uit de recente evaluatie van de Wet clausulering recht op contact of omgang na partnerdoding blijkt dat deze zorgvuldige afweging ook plaatsvindt.19 Hieruit blijkt bovendien dat het gezag van de gedetineerde ouder in de meeste gevallen wordt beëindigd. Een automatische beëindiging van het gezag zou leiden tot een minder zorgvuldig proces en afweging, hetgeen niet in het belang van het kind wordt geacht.
In de gevallen dat besloten wordt tot een contact- of omgangsregeling tussen de gedetineerde ouder en het kind, of dat het gezag van de gedetineerde ouder niet beëindigd wordt, kan het belang van het kind botsen met het belang van andere nabestaanden. Ik erken dat dit heel pijnlijk kan zijn voor die nabestaanden. Hierover, en over de bejegening van nabestaanden na partnerdoding, heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid eind mei met de Federatie Nabestaanden Geweldslachtoffers gesproken. Ik zal samen met de betrokken uitvoeringsorganisaties, experts en nabestaanden verkennen wat de mogelijkheden zijn om het proces rond contact-, omgang- en gezagskwesties voor nabestaanden te verbeteren, uiteraard zonder daarbij af te doen aan het belang van het kind.
Toezeggingen n.a.v. gesprekken tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en het Verenigd Koninkrijk over het aanpakken van vrouwenhaat als extremisme
Hieronder wordt ingegaan op eerdere toezeggingen van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de beantwoording van schriftelijke Kamervragen van de leden Rooderkerk en Van der Werf20 en Becker21 en op een toezegging van de staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tijdens het Wetgevingsoverleg Emancipatie van 13 december 2024.
De afgelopen maanden heeft de NCTV meermaals gesproken met de collega’s uit het Verenigd Koninkrijk over de relatie tussen vrouwenhaat en extremisme en welke lessen Nederland van de aanpak van het Verenigd Koninkrijk kan leren. Het Verenigd Koninkrijk heeft hierbij te kennen gegeven dat vrouwenhaat een breed begrip is waar een groot aantal fenomenen onder geschaard kunnen worden, uiteenlopend van het plaatsen van haat zaaiende opmerkingen online tot femicide, waarbij dus ook de aanpak per fenomeen kan verschillen. Zo is er bij femicide bijvoorbeeld vaak sprake van een persoonlijk motief en is er geen sprake van een achterliggende extremistische ideologie. In die gevallen van vrouwenhaat waar wel een ideologische component aanwezig is, geldt in het Verenigd Koninkrijk de aanpak van extremisme van toepassing is. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn wanneer vanuit incel-gedachtegoed sprake is van vrouwenhaat.22
Het beeld dat naar voren komt uit de gesprekken met het Verenigd Koninkrijk komt overeen met de waargenomen dreiging en de daaropvolgende aanpak in Nederland. Vrouwenhaat wordt door het kabinet niet gezien als extremistische ideologie, maar komt wel terug als onderdeel in het narratief bij verschillende
extremistische en terroristische ideologieën. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) definiëren extremisme als ‘het uit ideologische motieven bereid zijn om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen.’ Een ideologisch motief is wanneer er wordt gehandeld vanuit een bepaald wereldbeeld om een al dan niet specifiek einddoel te bereiken. Dit einddoel kan ook beperkt zijn tot: anders dan nu. Persoonlijke grieven, criminele motieven of geldelijk gewin worden niet gezien als ideologisch motief.
De NCTV heeft eerder over vrouwenhaat gerapporteerd in relatie tot gekende extremistische ideologieën. Bijvoorbeeld in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland van juni 2024, waar de incel-beweging in relatie tot het rechts-terroristisch onlinemilieu wordt beschreven.23 De NCTV volgt de ontwikkelingen in de dreiging nauwlettend. Op het moment dat er zich ontwikkelingen voordoen waarbij er buiten gekende extremistische ideologieën om uitingen worden gedaan met betrekking tot haat tegen vrouwen die de lat van gewelddadig extremisme (of zelfs terrorisme) halen, dan zal de NCTV ook hierover rapporteren, onder meer in toekomstige dreigingsbeelden. Dit geldt overigens niet alleen voor vrouwenhaat, maar ook voor haat richting andere bevolkingsgroepen, zoals bijvoorbeeld moslims, joden of de lhbtqi+ gemeenschap. Net als in het Verenigd Koninkrijk is ook in Nederland de aanpak van extremisme van toepassing op die vormen van vrouwenhaat, waarbij sprake is van een ideologische component. Zo kunnen bij signalen van radicalisering richting extremisme of terrorisme, al dan niet in combinatie met vrouwenhaat of haat richting andere bevolkingsgroepen, personen onder meer worden opgenomen in de lokale persoonsgerichte aanpak radicalisering. De persoonsgerichte aanpak radicalisering betreft maatregelen en/of interventies genomen onder regie van gemeenten die door het bestuur, de strafrechtelijke instanties of door maatschappelijke instellingen kunnen worden getroffen om (verdere) radicalisering tegen te gaan.
Onderzoek naar preventieve beschermingsbevelen bij huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking
Op 30 juni 2025 heeft het WODC het rapport ‘Over grenzen - Een rechtsvergelijkend onderzoek naar preventieve beschermingsbevelen bij huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking’ gepubliceerd. Op verzoek van de toenmalige minister voor Rechtsbescherming is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) een verkenning uitgevoerd of en hoe preventieve beschermingsbevelen, zoals deze in België, Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk worden toegepast, kunnen bijdragen aan de Nederlandse praktijk. Hierbij bieden wij uw Kamer dit rapport aan. Het rapport en de bijbehorende factsheet zijn als respectievelijk bijlage 3a en 3b opgenomen bij deze voortgangsbrief. De beleidsreactie op het onderzoek wordt voor het einde van dit jaar aan uw Kamer gezonden.
Beleidsreactie WODC-onderzoek naar de mogelijke inzet van systematische reviews na dodelijke gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling
De voormalig minister voor Rechtsbescherming heeft het WODC gevraagd om onderzoek te laten doen naar de mogelijke inzet van systematische reviews na dodelijke gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling (hierna: HG-reviews) als aanvullend instrument in het Nederlandse beleid. Dit verkennend onderzoek is op 6 februari jl. door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan uw Kamer aangeboden.24 Hierbij ontvangt uw Kamer de beleidsreactie op dit rapport. Het onderzoek, uitgevoerd door de Universiteit Leiden, heeft de haalbaarheid, toegevoegde waarde en inrichtingsmogelijkheden van HG-reviews in zowel Europees als Caribisch Nederland verkend. Daarbij is gebruikgemaakt van internationale voorbeelden en praktijkervaringen, en is gekeken naar de reflecties van Nederlandse ketenpartners op dit instrument. De centrale vraag was in hoeverre HG-reviews kunnen bijdragen aan het leren van ernstige geweldszaken en het verbeteren van het handelen van betrokken instanties, zonder daarbij een verantwoordingsinstrument te worden.
Uit het onderzoek komt naar voren dat internationale experts unaniem de meerwaarde van HG-reviews onderschrijven. Zo’n review, een gestructureerde evaluatie na een dodelijk incident, biedt belangrijke leer- en reflectiemogelijkheden voor alle betrokkenen. Het daadwerkelijk voorkomen van toekomstige gevallen van dodelijk huiselijk geweld is daarbij echter geen direct doel. De toegevoegde waarde van HG-reviews manifesteert zich volgens de bevindingen op drie terreinen. Ten eerste krijgen nabestaanden erkenning en inzicht in de gebeurtenissen rond het overlijden van hun dierbare, en dat draagt bij aan verwerking. Ten tweede kunnen de betrokken instanties patronen herkennen en hun werkprocessen verbeteren, zodat zij effectiever leren ingrijpen bij signalen van ernstig huiselijk geweld. Ten derde wordt structureel kennis opgebouwd over de achtergronden van deze extreme geweldsincidenten, waarmee het beleid en de aanpak van huiselijk geweld verder versterkt kunnen worden.
Daarnaast benadrukt het onderzoek dat HG-reviews niet zijn bedoeld als middel voor externe verantwoording. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een inspectieonderzoek met oordelende insteek, beoogt de HG-review juist een open en vertrouwelijke sfeer te creëren waarin ketenpartners gezamenlijk kunnen reflecteren zonder vingerwijzen. Om dit te bereiken is afstemming en uniformiteit cruciaal. Zo bestaat er een duidelijke voorkeur voor landelijke coördinatie en standaardisering van de werkwijze bij HG-reviews. In dat kader wordt voorgesteld een centraal monitoringsysteem op te zetten waarin alle fatale gevallen van huiselijk geweld gecodeerd worden geregistreerd. Tot slot blijkt dat de praktische invoering van HG-reviews een aanzienlijke voorbereiding vergt. Eerst moeten namelijk de noodzakelijke randvoorwaarden worden vervuld, denk aan een duidelijke doelstelling, juridische grondslag, toereikende financiering en onderling vertrouwen tussen alle partijen, waardoor een relatief lange aanloopfase nodig zal zijn voordat HG-reviews structureel kunnen worden ingevoerd.
De uitkomsten van het onderzoek bieden waardevolle aanknopingspunten om de aanpak van huiselijk geweld verder te versterken. Tegelijkertijd tonen de bevindingen aan dat er uiteenlopende varianten mogelijk zijn in de inrichting van HG-reviews, bijvoorbeeld wat betreft de reikwijdte (bijvoorbeeld alleen fatale gevallen of ook niet-fatale incidenten), de frequentie van uitvoering en de mate van participatie van betrokken instanties en nabestaanden.
Een zorgvuldige voorbereiding is daarom essentieel. Voor een duurzame en effectieve toepassing zijn heldere doelen, een passende vormgeving en duidelijke randvoorwaarden noodzakelijk. Denk daarbij aan juridische bevoegdheden, voldoende personele en financiële middelen, en een gedeelde vertrouwensbasis tussen betrokken partijen. Zonder deze fundamenten is succesvolle implementatie niet realistisch. Om deze voorbereiding te faciliteren, start dit najaar een vervolgtraject. Hierin zal de mogelijke opzet van HG-reviews verder uitgewerkt worden, zullen analysemethoden getest en geëvalueerd worden, en zullen deze vertaald worden naar concrete handvatten voor besluitvorming en uitvoering. De verwachting is dat deze verkennende fase van het ‘uitproberen’ van HG-reviews ruim een jaar zal duren. Daarna wordt uw Kamer geïnformeerd over de opbrengsten van dit traject en zullen wij een besluit nemen over mogelijke structurele invoering van HG-reviews in Nederland.
Infographic politiedata huiselijk geweld en femicide in Nederland 2020-2024
Recent heeft het Informatie- en Analyse Team (IAT), een hybride team van het ministerie van Justitie en Veiligheid, de politie en het CBS, in de periode september 2024 tot en met maart 2025 gewerkt aan een analyse van huiselijk geweld en femicide vanuit het perspectief van de politie. De resultaten van de analyse zijn opgenomen in een infographic, die als bijlage 4 is opgenomen bij deze voortgangsbrief.
In de onderzoeksperiode 2020-2024 zijn 354.024 incidenten van huiselijk geweld geregistreerd bij de politie. In de analyse is gekeken naar welk type incidenten het betrof, de wijze van registratie binnen de politie, casuïstiek, de door politie gepleegde interventies en kenmerken van slachtoffers en verdachten. Door een koppeling van politieregistraties met Veilig Thuis-meldingen, is het zicht op politieactiviteiten gericht op huiselijk geweld vergroot. Geconstateerd is dat de meeste huiselijk geweld incidenten betrekking hebben op ruzie/twist, dat geweld in de meeste gevallen gericht is op (ex-)partners en dat femicide lastig tot niet te kwantificeren is op basis van politieregistraties aangezien de politie registreert op basis van het misdrijf en niet op basis van motief of slachtofferidentiteit. Daarnaast vormt een kleine groep casussen het grootste deel van huiselijk geweld incidenten en lijken er onderscheidende kenmerken te zijn bij slachtoffers en daders.
De bevindingen onderstrepen 1) het belang om alle incidenten serieus te nemen, 2) het belang om in de operatie beter zicht te krijgen op de samenhang tussen de afzonderlijke incidenten zodat het geweldspatroon zichtbaar wordt en 3) het belang van het verder optimaliseren van de nauwe samenwerking tussen Veilig Thuis en politie, zodat meldingsinformatie van Veilig Thuis over zorgwekkende geweldspatronen ook goed bij de politie terechtkomt. Niet alleen intern maar ook in de aanpak Veiligheid voorop werkt de politie samen met diens partnerorganisaties aan de verdere verbetering hiervan. De politie beziet eveneens of de interne registratie-voorschriften aanpassing behoeven om het zicht op de problematiek te verbreden.
Kamerstukken II, 2024-2025, 29279, nr. 889.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29279, nr. 890.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29279, nr. 891.↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 28345, nr. 274.↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 28345, nr. 275.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29279, nr. 889.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29279, nr. 890.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 29279, nr. 891.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 31839, nr. 1026.↩︎
Aanhangsel Handelingen II, 2024-2025, nr. 2326.↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 28345, nr. 274.↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 28345, nr. 275.↩︎
Bijlage bij Kamerstukken II, 2024-2025, 31839, nr. 1026.↩︎
Het Verdrag van Istanbul verplicht lidstaten om passende maatregelen te nemen zodat bij het vaststellen van voogdij- en omgangsregelingen rekening wordt gehouden met situaties van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Daarnaast moet worden gewaarborgd dat de uitvoering van zulke regelingen niet ten koste gaat van de rechten en veiligheid van het slachtoffer of de kinderen (artikel 31 van het Verdrag).
De EU-richtlijn verplicht lidstaten er voor te zorgen dat bevoegde autoriteiten bij civiele procedures over het belang van het kind toegang hebben tot relevante informatie over huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen (artikel 32 van de Richtlijn).↩︎
Aanwijzing 9.4 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, Stcrt. 2024, 20921.↩︎
Aanhangsel Handelingen II, 2024-2025, nr. 1821.↩︎
Artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.↩︎
Artikel 3 Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 34518, nr. 14, bijlage 2024D02103.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 246↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 245↩︎
Incels (involuntary celibates, vrij vertaald onvrijwillig celibatairen) zijn meestal jonge mannen die geloven dat zij geen toegang hebben tot seksuele relaties met vrouwen, omdat zij slachtoffer zijn van genetica, biologie en de maatschappij. Hun waargenomen ontoegankelijkheid of onvermogen vertaalt zich in vrouwenhaat en soms geweld.↩︎
NCTV, ‘Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN)’ juni 2024, p.26 en p.46.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 28345, nr. 283.↩︎