Antwoord op vragen van het lid Ceder over het bericht 'Nederland zet voor het eerst 'gewortelde' kinderen uit sinds einde pardonregeling'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D33303, datum: 2025-07-10, bijgewerkt: 2025-07-11 09:45, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie
- Mede ondertekenaar: Y.J. van Hijum, minister voor Asiel en Migratie (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z10994:
- Gericht aan: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Indiener: D.G.M. Ceder, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
AH 2699
2025Z10994
Antwoord van minister Van Weel (Asiel en Migratie), mede namens de minister van Asiel en Migratie Van Hijum (ontvangen 10 juli 2025)
Vraag 1
Hoe luidt uw reactie op het bericht 'Nederland zet voor het eerst ‘gewortelde’ kinderen uit sinds einde pardonregeling'? 1)
Antwoord op vraag 1
Wij hebben kennisgenomen van het bericht. Wij gaan verder niet in op individuele casuïstiek.
Vraag 2
Klopt het dat dit de eerste keer is dat gewortelde kinderen
Nederland uit worden gezet sinds het afschaffen van het kinderpardon? Zo
ja, wat maakt dat in dit geval er wel voor gekozen is om de kinderen uit
te zitten? Zo niet, hoeveel keren is het al gebeurd dat gewortelde
kinderen uitgezet werden?
Antwoord op vraag 2
In alle procedures voor een verblijfsvergunning waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken wordt betrokken wat een negatief besluit en de daarmee vaak gepaard gaande vertrekplicht voor deze kinderen voor gevolgen heeft. Die gevolgen worden betrokken in een belangenafweging die de IND maakt om vast te stellen of de uitzetting van de vreemdeling in strijd is met artikel 8 EVRM. Bij het maken van deze belangenafweging wordt ook rekening gehouden met de leeftijd van het kind, en de duur van het verblijf in en banden met Nederland. Voor een zuiver begrip wat ‘gewortelde kinderen’ betreft; dit is niet een zelfstandig toetsingscriterium dat als zodanig door de IND wordt gehanteerd in de beoordeling of een vreemdeling recht heeft op verblijf en als zodanig systematisch wordt geregistreerd. Om die reden kunnen wij ook niet ingaan op de vraag hoeveel keren het al is gebeurd dat gewortelde kinderen zijn uitgezet.
Iedere vreemdeling die in Nederland verblijft, zal in zekere mate banden aangaan met Nederland. Dit geldt zeker ook voor kinderen. Hoe langer een kind in Nederland is, hoe sterker de banden met Nederland zullen zijn. Deze banden worden, zoals gezegd, betrokken in een bredere belangenafweging.
Vraag 3
Hoe is het mogelijk dat Nigeria niet op de lijst van veilige landen staat van het Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), maar dit gezin wel is uitgezet? Hoe verantwoordt u het uitzetten van een moeder met drie kinderen naar een stad waar ze niet vandaan komen en geen contacten hebben?
Vraag 4
Hoe verhoudt dit zich met het ‘regelmatig oplaaiende’ en ‘toenemende’ geweld in Nigeria waar de minister van Buitenlandse Zaken over spreekt in zijn beantwoording op eerdere schriftelijke vragen? [2]
Antwoord op vraag 3 en 4
Dat een land niet voorkomt op de lijst veilige landen, laat onverlet dat in individuele gevallen door de IND gemotiveerd kan worden vastgesteld dat de vreemdeling in land van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging of het reële risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM.
Voorts worden bij de toepassing van artikel 8 EVRM de banden van de vreemdeling met het land van herkomst gewogen.
Het uitgangspunt is dat de vreemdeling zelf verantwoordelijk is voor zijn/haar vertrek. De DTenV faciliteert de vreemdeling daarbij zoveel als mogelijk. Naast het faciliteren bij het verkrijgen van reisdocumenten en het boeken van vliegtickets wordt de vreemdeling in vertrekgesprekken ook geïnformeerd over de uitgebreide ondersteuningsmogelijkheden, zoals de basisondersteuning en de herintegratieondersteuning, zodat de vreemdeling met een duurzaam perspectief kan terugkeren naar het land van herkomst. Hiervoor werkt de DTenV samen met diverse (maatschappelijke) organisaties, zoals het IOM en NGO’s. Een deel van de vreemdelingen wil Nederland, ondanks de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden, echter niet uit eigen beweging verlaten. In dat geval is gedwongen vertrek aan de orde. Het is een eigen keuze van de vreemdeling om uiteindelijk geen gebruik te maken van de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden.
Vraag 5
Hoe verantwoordt u het uitzetten van in Nederland geboren en gewortelde kinderen die na vijf jaar naar een onveilig land moeten dat ze niet kennen?
Antwoord op vraag 5
Het belang van het kind is, zowel in asielprocedures als in reguliere toelatingsprocedures, onderdeel van de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM. In de toetsing aan artikel 8 EVRM wordt het belang van het kind meegewogen, zoals dit hoort op basis van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Daaruit volgt dat het belang van het kind een eerste overweging dient te zijn bij alle maatregelen die kinderen betreffen.
De toets aan artikel 8 EVRM omvat een afweging van alle aangevoerde omstandigheden van het individuele geval. Zo wordt onder andere rekening gehouden met de leeftijd van het kind, diens binding met Nederland, waaronder de duur en aard van het verblijf (rechtmatig of onrechtmatig), als ook de positie van het kind in het land van herkomst en afhankelijkheid van het kind van de ouder(s). Het gaat om een optelsom van meerdere aspecten die het privéleven vormen, niet om één factor als hoe groot het sociaal netwerk is. Het hebben van privéleven wordt dus meegewogen in de afweging van belangen van die van het individu tegen die van de Staat. De IND weegt de belangen en maakt deze weging inzichtelijk in het besluit.
Indien er beroep wordt ingesteld toetst de rechter of de IND zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind in de betreffende zaak en beoordeelt de rechter of de IND in de motivering van de beschikking op kenbare wijze het belang van het kind heeft betrokken.
Vraag 6
Waarom mocht het gezin de uitspraak in het hoger beroep niet afwachten? Als het gezin gelijk krijgt, hoe gaan ze dan terug naar Nederland worden gehaald?
Antwoord op vraag 6
Wij kunnen niet ingaan op individuele gevallen. In algemene zin kunnen wij aangeven dat een hoger beroep alleen in Nederland kan worden afgewacht als de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening toewijst.
Vraag 7
Erkent u dat het feit dat kinderen geschaad worden in hun ontwikkeling door detentie en door (dreigende) uitzetting in strijd is met artikel 6 van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind, het recht op leven en ontwikkeling?
Antwoord op vraag 7
Het uitgangspunt is dat vertrekplichtige vreemdelingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun vertrek. Dit uitgangspunt laat echter onverlet dat de DTenV de vreemdeling zoveel als mogelijk wil faciliteren bij zijn/haar vertrek en in vertrekgesprekken ook informeert over de uitgebreide ondersteuningsmogelijkheden, zoals de standaard terugkeerondersteuning en de herintegratieondersteuning, zodat de vreemdeling met een duurzaam perspectief kan terugkeren naar het land van herkomst. Hiervoor werkt de DTenV samen met diverse (maatschappelijke) organisaties, zoals het IOM en andere NGO’s. Een deel van de vreemdelingen wil Nederland, ondanks de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden, echter niet uit eigen beweging verlaten. Alleen als vertrekplichtige vreemdelingen weigeren Nederland zelfstandig te verlaten en niet wensen gebruik te maken van het uitgebreide aanbod van de ondersteuningsmogelijkheden, is gedwongen vertrek – met daarbij de mogelijkheid van plaatsing in vreemdelingenbewaring om de vreemdelingen beschikbaar te houden voor vertrek – aan de orde.
Overigens worden gezinnen met minderjarige kinderen, die in vreemdelingenbewaring worden geplaatst om ervoor te zorgen dat ze beschikbaar blijven voor vertrek, enkel geplaatst op de ggv (gesloten gezinsvoorziening). Dit is een speciale locatie voor gezinnen. Bij de ggv is sprake van vreemdelingenbewaring met volledige bewegingsvrijheid binnen de muren van de locatie, met toegang tot internet, speelvoorzieningen en onderwijs. Daarnaast is er een grote buitenruimte met veel groen.
Vraag 8
In hoeverre zijn deze uitgezette kinderen geworteld geraakt door toedoen van te lange asielprocedures? Deelt u de mening dat kinderen die geworteld raken buiten de schuld van de ouders om een verblijfsvergunning zouden moeten krijgen?
Antwoord op vraag 8
Het komt voor dat asielzoekers na een definitieve afwijzing, nieuwe verblijfsprocedures starten. Daardoor ontstaat na afwijzing een stapeling van procedures. Gevolg is dat het verblijf in Nederland voortduurt.
Wij zijn met u eens dat kinderen niet verantwoordelijk zijn voor de daden van hun ouders en niet bestraft mogen worden voor de daden van hun ouders. Zoals blijkt uit artikel 2 van het IVRK moeten kinderen beschermd worden tegen discriminatie en bestraffing op grond van de omstandigheden of de activiteiten van, de meningen geuit door of de overtuigingen van de ouders, wettelijke voogden of familieleden. Bestraffing of discriminatie van kinderen in die zin van dat artikel is niet aan de orde wanneer het gaat om het toetsen aan democratisch tot stand gekomen voorwaarden. Van bestraffing is dus geen sprake als het gaat om toepassen van het migratiebeleid. Dat de afwijzing gevolgen heeft voor een kind, maakt dat niet anders. Wij willen daarbij nog benadrukken dat het de ouders zijn die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn om de belangen van hun kinderen te behartigen.
Vraag 9
In hoeverre bent u op de hoogte van de mentale schade die kinderen oplopen door uitgezet te worden naar een land dat ze niet goed kennen? Hoe reageert u op het onderzoek over geworteldheid van de Rijksuniversiteit Groningen? [3]
Antwoord op vraag 9
U verwijst naar de schadenota uit 2018. In dit verband verwijzen wij naar de brief uit 2019 met betrekking tot het kinderpardon en het treffen van overgangsmaatregelen.1
Vraag 10
Op welke wijze is rekening gehouden met het belang van het kind, dat voortvloeit uit artikel 3 van het VN-Kinderrechtenverdrag, bij de uitzetting van deze gewortelde kinderen?
Antwoord op vraag 10
Het belang van het kind is, zowel in asielprocedures als in reguliere toelatingsprocedures, onderdeel van de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM. In de toetsing aan artikel 8 EVRM wordt het belang van het kind meegewogen, zoals dit hoort op basis van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Daaruit volgt dat het belang van het kind een eerste overweging dient te zijn bij alle maatregelen die kinderen betreffen. Dit artikel sluit echter niet uit dat andere zwaarwegende belangen kunnen prevaleren. Er dient een afweging plaats te vinden tussen het belang van het kind en andere belangen, waarbij deugdelijk gemotiveerd moet worden waarom een belang doorslaggevend is.
Vraag 11
Bent u in contact met de Nigeriaanse autoriteiten waar het gezin aan wordt overgedragen?
Antwoord op vraag 11
Wij kunnen niet ingaan op individuele gevallen.
Vraag 12
In hoeverre heeft de u zicht op de toekomst van gewortelde kinderen in Nederland? Zullen er meer uitzettingen volgen?
Antwoord op vraag 12
Uitgangspunt is dat indien een asielaanvraag is afgewezen, terugkeer aan de orde is. Dat geldt dus ook voor gezinnen met minderjarige kinderen. Daarbij willen wij opmerken dat het niet in het belang van kinderen is wanneer ouders zich in Nederland onttrekken aan het overheidstoezicht of wettelijke verplichtingen om zo alsnog verblijf te kunnen krijgen.
1) de Volkskrant, 22 mei 2025, 'Nederland zet voor het eerst ‘gewortelde’ kinderen uit sinds einde pardonregeling', https://www.volkskrant.nl/binnenland/nederland-zet-voor-het-eerst-gewortelde-kinderen-uit-sinds-einde-pardonregeling~b5ac3e8f/
2) Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2024-2025, nr. 2280.
3) Rijksuniversiteit Groningen, 6 december 2018, 'Wetenschappers waarschuwen voor schade bij uitgezette kinderen na lang verblijf in Nederland', Wetenschappers waarschuwen voor schade bij uitgezette kinderen na lang verblijf in Nederland | Nieuwsberichten | Rijksuniversiteit Groningen
Kamerstuk 19 637, nr. 2459↩︎