Voortgang verbeteraanpak UWV
Brief regering
Nummer: 2025D33349, datum: 2025-07-11, bijgewerkt: 2025-07-11 15:29, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z14570:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-09-09 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Inleiding
Op 24 maart jl.1 heb ik de voortgang geschetst bij de hersteloperatie gericht op het herstellen van de fouten die zijn gemaakt bij de vaststelling van het dagloon van WIA-uitkeringen in de periode 2020-2024. Onderdeel hiervan is ook het zo snel mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de vaststelling van de WIA-uitkeringen. In deze brief geef ik u de laatste stand van zaken. In lijn met de motie van het lid Ergin gebruik ik daarbij consequent de term ‘hersteloperatie’2.
Hoofdboodschap
De hersteloperatie roept bij mensen veel onzekerheid op, dat
realiseer ik mij terdege. Het is daarom van belang hen goed over de
hersteloperatie te informeren. Inmiddels zijn bijna alle mensen op
individuele basis door UWV geïnformeerd. Zowel aan de mensen van wie de
uitkering niet nader wordt onderzocht als de mensen bij wie dat wel het
geval is, stuurt UWV een brief. Een ander punt van onzekerheid betreft
de mogelijkheid van terugvorderen. Ik heb besloten in lijn met de motie
van het lid Ceder3 daarvan af te zien.
Op dit moment worden de 43.000 uitkeringen, waarbij er mogelijk sprake
is van een fout in de dagloonvaststelling, handmatig onderzocht. Het
herstellen van de uitkeringen zelf is nog niet gestart. Zoals ik in het
plenaire debat met uw Kamer op 16 april jl. heb aangegeven, dient
daartoe eerst nog een aantal zaken nader te worden uitgewerkt. De
belangrijkste daarvan is het vraagstuk hoe om te gaan met keteneffecten,
wanneer mensen een nabetaling krijgen. Een nabetaling kan immers leiden
tot het optreden van keteneffecten bij andere partijen, zoals een
verlaging van het recht op toeslag(en) en een hogere belastingheffing.
Daarbij staat het belang van de mensen die het betreft voorop. Met het
oog op hun belang is mijn uitgangspunt om zoveel als mogelijk die
keteneffecten te voorkomen. Ik heb in samenwerking met UWV en de
betreffende ketenpartners diverse scenario’s onderzocht. Mijn voorkeur
gaat uit naar een variant met compensatieregeling. Ik licht dat verderop
in deze brief toe.
Naast het herstellen van de fouten werkt UWV hard aan het op orde
brengen van de kwaliteit van de sociaal-medische dienstverlening en
heeft inmiddels een tweede ronde van kwaliteitsmetingen plaatsgevonden.
Het op orde brengen van de kwaliteit binnen UWV vormt een van de
kernpunten van het herstel en in mijn eerdere brieven heb ik stilgestaan
bij het kwaliteitsmanagementsysteem van UWV. In de afgelopen maanden is
dit systeem getoetst door EY en hebben zij belangrijke aanbevelingen
gedaan voor verdere verbetering daarvan. Hierin zitten belangrijke
aanknopingspunten voor verdere verbetering waarmee UWV aan de slag
gaat.
Ik hecht eraan nogmaals te benadrukken dat deze hersteloperatie een grote en complexe opgave is, waarbij het continu zoeken is naar de juiste balans tussen zorgvuldigheid en voortvarendheid. Mensen zitten nu in onzekerheid over hun uitkering en hebben er recht op dat UWV hen voortvarend duidelijkheid biedt, maar ook dat de fouten in de dagloonberekening op een zorgvuldige manier worden afgehandeld. Ik houd daarbij scherp oog voor de ingewikkelde context waarbinnen UWV deze operatie moet uitvoeren. Het hele terrein van de sociaal-medische dienstverlening staat onder druk en UWV staat daarbij ook voor een grote interne organisatieopgave. Ik verwijs daarbij ook naar mijn brief van 11 juni jl.4 UWV werkt nauw samen met SZW om deze opgaven het hoofd te bieden. Het is belangrijk dat we gezamenlijk toewerken naar een toekomstbestendig, sterk vereenvoudigd stelsel.
Opbouw van de brief
Hieronder ga ik eerst in op de stand van zaken bij het onderdeel van de hersteloperatie dat gericht is op de aanpassing van daglonen. Vervolgens komt het op orde brengen van de kwaliteit en het verkleinen van de foutenlast binnen UWV aan bod. Daarna ga ik in op het thema sturing en ik sluit af met een vooruitblik naar de komende maanden. Uw Kamer heeft meerdere moties ingediend en ik heb diverse toezeggingen gedaan. Daar sta ik in de verschillende onderdelen van mijn brief apart bij stil.
Stand van zaken hersteloperatie
2.1. Contact met mensen
Tijdens het plenaire debat WIA-problematiek op 16 april jl. heb ik uw Kamer toegezegd dat mensen die niet door de hersteloperatie worden getroffen – naar verwachting – binnen vier weken worden geïnformeerd. UWV is begonnen met het uitsturen van een brochure met begeleidende brief aan deze groep, waarin is aangegeven dat UWV bij hen geen aanwijzingen heeft gevonden voor mogelijke fouten in de dagloonberekening. In de brochure laat UWV ook weten hoe mensen contact kunnen opnemen als zij hier vragen over hebben.
Aan de groep uitkeringsgerechtigden wiens dossier UWV wel gaat onderzoeken, is UWV begonnen met het uitsturen van een brief. In de brief legt UWV uit waarom het de berekening van het dagloon gaat onderzoeken en dat de uitkeringsgerechtigde wordt gebeld als het onderzoek klaar is.
Ook wordt de uitkeringsgerechtigde tussentijds op de hoogte gehouden, omdat de verwachting is dat het onderzoek van de gehele groep tot 2027 kan doorlopen. Tevens licht UWV de mogelijke uitkomsten van het onderzoek toe. Waar sprake is van andere situaties zoals combinaties met andere herstelacties (loonloze tijdvakken, indexering, opting-in en AOP), past UWV de brief aan naar de situatie van de uitkeringsgerechtigde. Verder wordt in de brief verwezen naar voorlichtingsbijeenkomsten die UWV in het najaar gaat organiseren en laat UWV weten hoe mensen contact op kunnen nemen bij vragen.
UWV heeft aan beide groepen erkend dat het fouten heeft gemaakt en daarmee onrust heeft veroorzaakt. Hiervoor heeft UWV ook excuses aangeboden. Hiermee is uitvoering gegeven aan motie Saris5.
Naast de verstuurde brieven heeft UWV de website6 aangevuld met informatie over de analyse van de gehele groep van 220.000 mensen. UWV blijft de communicatie naar uitkeringsgerechtigden uitbreiden en actualiseren. Waar mogelijk kiest UWV voor visualisaties om de begrijpelijkheid te versterken.
Om mensen met een WIA- of Wajonguitkering goede ondersteuning te bieden, heeft UWV een extra team van casemanagers aangesteld. De casemanagers zorgen voor persoonlijke begeleiding en helpen mensen door zorgen gericht in beeld te brengen en de juiste vervolgstappen te regelen. De casemanagers werken samen met een netwerk van professionals van binnen en buiten UWV om vraagstukken en problemen van mensen die zich zorgen maken over hun uitkering op te pakken. Daarnaast hecht ik eraan te benadrukken dat UWV rekening houdt met het feit dat mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn doorgaans niet meer kunnen werken. UWV benadert hen niet voor re-integratie inspanningen. Daarmee wordt ook uitvoering gegeven aan de motie van het lid Heutink7.
In de motie Ergin8 is verzocht om gemeenten extra te wijzen op de begeleiding en ondersteuning van mensen met aanvullende bijstand in hun contact met UWV, als zij vragen of zorgen hebben over hun uitkering. Gemeenten kunnen voor vragen over hun inwoners UWV benaderen via regionale arbeidsdeskundigen, die in elke arbeidsmarktregio actief zijn. Daarnaast is er een rechtstreeks nummer beschikbaar waarmee gemeenten contact kunnen opnemen met UWV voor bijvoorbeeld vragen en zorgen van mensen omtrent hun WIA- en Wajonguitkeringen. Mensen worden in dat geval warm overgedragen aan een casemanager van UWV. Via het Gemeentenieuws zal ik hiervoor aandacht vragen bij gemeenten.
2.2. Omvang problematiek
Zoals eerder gemeld onderzoekt UWV handmatig 43.000 dossiers waarbij er mogelijk een fout is gemaakt bij de vaststelling van het dagloon in de periode 2020 – 2024. Op dit moment is nog niet bekend in hoeveel dossiers er daadwerkelijk een fout is gemaakt bij de vaststelling van het dagloon en wat de omvang van die fouten is.
Ten behoeve van de budgettaire verwerking van het herstel is er voor
de voorjaarsbesluitvorming wel een raming gemaakt van de omvang. Deze
raming is gebaseerd op een inschatting die UWV ten behoeve van de
UWV-jaarverantwoording heeft opgesteld, waarbij UWV zich gebaseerd heeft
op verschillende bronnen. Deze inschatting heeft UWV zowel afgestemd met
de interne als externe accountant. Ook de Algemene Rekenkamer heeft in
haar onderzoek naar de WIA dagloonfouten naar de raming van UWV gekeken.
In de voorjaarsbesluitvorming heb ik € 66 miljoen vrijgemaakt zodat UWV
alle benodigde nabetalingen kan voldoen. Daarnaast heb ik voor de
herstelorganisatie € 53 miljoen vrijgemaakt. Deze kosten vallen relatief
hoog uit, omdat UWV alle WIA uitkeringen moet controleren die in de
periode 2020 – 2024 zijn ontstaan. Het daadwerkelijk herstel van de
dagloonvaststelling heeft betrekking op een veel lager aantal
uitkeringen.
In mijn voortgangsbrief van maart jl. heb ik aangegeven dat de periode
waarover uitkeringen zullen worden gecontroleerd en mogelijk
gecorrigeerd, is verlengd tot eind 2024. De motie van het lid Heutink9 verzoekt mij niet uit te sluiten dat
er ook correcties moeten worden uitgevoerd na 2024. Ik ben voornemens om
eind dit jaar te bekijken of het in de rede ligt de periode waarover
uitkeringen worden onderzocht en gecorrigeerd, verder te verlengen. Naar
verwachting zijn eind dit jaar de uitkomsten van de kwaliteitsmetingen
over de eerste helft van dit jaar beschikbaar. Daarmee is er zicht op
hoe de kwaliteit zich heeft ontwikkeld ten opzichte van vorig
jaar.
2.3. Reikwijdte en aanpak hersteloperatie
In mijn brieven van 22 november 202410 en 24 maart jl. heb ik
aangegeven welke reikwijdte ik voor ogen heb bij de hersteloperatie. In
de kern komt het erop neer dat WIA-uitkeringen over de periode 2020-2024
worden gecontroleerd op fouten bij de dagloonvaststellingen en dat deze
waar nodig zullen worden hersteld. De motie van het lid Saris c.s.11 verzoekt mij de betreffende
dossiers ook te controleren op fouten in de sociaal-medische
beoordeling. Zoals ik in mijn brief van 22 november 2024 heb aangegeven,
had ik graag gezien dat ook in deze beoordelingen eventuele fouten
konden worden opgespoord en hersteld. UWV geeft aan dat dit niet
mogelijk is. Het eerlijke en tegelijkertijd ongemakkelijke verhaal is
dat voor controle en herstel dusdanig veel medische- en
arbeidsdeskundige beoordelingen met terugwerkende kracht zouden moeten
plaatsvinden, dat de hele dienstverlening van UWV zou vastlopen. Dit
heeft mij genoopt tot een keuze waarbij ik de hersteloperatie beperk tot
fouten in de dagloonvaststelling. Dezelfde motie verzoekt mij tevens om
uit te werken of en in hoeverre dossiers in lopende hersteloperaties
kunnen worden samengevoegd. Voor de herstelacties waarbij er een
inhoudelijke samenhang is, vindt dit al plaats. In de paragraaf
hieronder over samenhang wordt dit nader toegelicht.
2.4. Aanpak correcties
Een belangrijk onderdeel van de aanpak van de hersteloperatie betreft het omgaan met terugvorderingen als gevolg van correcties over het verleden.In mijn brief van 22 november 2024 heb ik aangeven hier zeer terughoudend mee om te gaan, in lijn met de daarvoor geldende regels en jurisprudentie. De motie van het lid Ceder c.s.12 verzoekt mij niet terug te vorderen van uitkeringsgerechtigden die te goeder trouw waren. In het debat van 16 april jl. heeft het lid Ceder toegelicht dat hij hiermee een meer terughoudende lijn voorstaat dan die ik in mijn eerdere brief heb geschetst. Ik heb de motie ontraden, omdat de lijn die ik eerder heb geschetst maximaal de ruimte benut die de relevante regels en jurisprudentie mij bieden. Het volgen van de motie van het lid Ceder c.s. treedt daarbuiten. Ik heb desondanks besloten de gewenste richting uit de motie te volgen. De belangrijkste overwegingen daarbij zijn dat:
- de vaststelling van het dagloon dermate complex is dat het voor mensen vooraf niet in te schatten is of ze tot de groep behoren waar aan de hand van het huidige kader zou worden teruggevorderd;
- het zeer lang duurt voordat deze onzekerheid voor mensen kan worden weggenomen. Aan het begin van de zomer 2024 is duidelijk geworden dat er mogelijk op grote schaal fouten zijn gemaakt bij de vaststelling van het dagloon en een jaar later is er nog geen concrete datum waarop die duidelijkheid wel gegeven kan worden aan betrokkenen. De verwachting is dat het onderzoeken van de uitkeringen waarin mogelijk fouten zijn gemaakt, nog tot 2027 kan doorlopen. Dit heeft te maken met de complexiteit en omvang van de hersteloperatie. Deze lange duur van onzekerheid onderscheidt deze hersteloperatie van andere hersteloperaties, omdat;
- voor veel mensen de fouten die ten grondslag liggen aan de verkeerde dagloonvaststelling al meerdere jaren geleden hebben plaatsgevonden;- mensen zelf geen gegevens hoefden aan te leveren voor de vaststelling van het dagloon en de fout dus in het geheel niet bij hen lag;
- de zware en complexe opgave van de hersteloperatie verlicht kan worden wanneer van terugvorderen wordt afgezien.
Ik ben zeer gevoelig voor de maatschappelijke impact die achter deze overwegingen schuilgaat en de wens van uw Kamer die spreekt uit de vrijwel Kamerbreed gesteunde motie op dit punt. Tegen die achtergrond pas ik het terugvorderbeleid in deze hersteloperatie als volgt aan: er zal niet worden teruggevorderd bij het herstellen van de fouten bij de dagloonvaststelling. Dit geldt alleen voor deze hersteloperatie, bij toekomstige gevallen blijft het uitgangspunt de wet- en regelgeving zoals we die kennen. In meer technisch juridische zin vormt de volgende redenering mijn basis voor de lijn om bij deze hersteloperatie niet terug te vorderen. De motie spreekt van te goeder trouw. Dat is een privaatrechtelijke term die niet wordt toegepast in het bestuursrecht. Te kwader trouw is wel een term die daarin wordt toegepast. In het verlengde daarvan leg ik de motie zo uit dat alleen wordt teruggevorderd indien iemand te kwader trouw was. Dan gaat het om opzettelijk misbruik maken. Aangezien mensen bij de vaststelling van het dagloon zelf geen handelingen hoeven te verrichten – UWV haalt de gegevens uit de Polisadministratie – is er bij de gemaakte fouten geen sprake van opzettelijk misbruik. Deze lijn volgend zullen er geen terugvorderingen plaatsvinden bij herstel van de door UWV gemaakte fouten bij de dagloonvaststelling. Bovenstaande laat onverlet dat, mocht UWV misbruik constateren bij een ander onderdeel van een uitkering, UWV de mogelijkheid behoudt hiertegen op te treden.In mijn brief van 24 maart jl. heb ik aangegeven dat nog zou worden bezien hoe wordt omgegaan met beëindigde uitkeringen in de periode 2020-2024. Mijn uitgangspunt is deze uitkeringen mee te nemen in de hersteloperatie. Dat wil zeggen dat ook deze uitkeringen worden gecontroleerd en waar nodig hersteld. Achtergrond voor mijn keuze is dat ik heb besloten om van terugvorderingen af te zien. Daarnaast is er zicht op een oplossing om nadelige keteneffecten voor mensen sterk te beperken. Daarmee heeft het betrekken van deze uitkeringen een begunstigend effect voor de mensen die het betreft. Een andere overweging is dat UWV heeft aangegeven dat het betrekken van deze uitkeringen uitvoerbaar is. Zoals gezegd vormt het betrekken van deze uitkeringen in de hersteloperatie mijn uitgangspunt. Het is echter nog niet definitief. Mocht de optie voor het beperken van keteneffecten niet haalbaar blijken, dan zal ik dit heroverwegen.
2.5. Nabetaling en keteneffecten
Als mensen in een eerder kalenderjaar een te lage uitkering hebben gekregen, krijgen ze te maken met een nabetaling. Deze nabetaling veroorzaakt een eenmalige piek in het inkomen in het jaar van de nabetaling en kan invloed hebben op inkomensondersteunende regelingen, zoals de hoogte van het recht op toeslagen, en op de te betalen belastingen. Dit heeft grote impact op mensen. Door de keteneffecten kunnen zij bijvoorbeeld minder inkomensondersteuning krijgen dan waar ze recht op hadden als de uitkering wel direct goed was vastgesteld. Soms zijn de keteneffecten zelfs groter dan de nabetaling zelf. Een nabetaling kan financiële problemen opleveren en geeft onzekerheid en een hoge administratieve last voor mensen.
Keteneffecten zijn niet nieuw en doen zich dagelijks voor in de
reguliere uitvoering. Vanuit het programma Vereenvoudiging
Inkomensondersteuning voor Mensen (VIM)13
wordt momenteel gewerkt aan een structurele oplossing voor dit probleem.
Hierbij onderzoekt VIM mogelijkheden om een nabetaling buiten het
toetsingsinkomen te houden. De oplossingsrichting van VIM ziet op een
structurele oplossing op de langere termijn (niet eerder dan 1 januari
2028). Dit is een belangrijk verschil met de verkenning van
oplossingsrichtingen die in het kader van deze WIA-hersteloperatie wordt
gedaan, waarbij minder tijd beschikbaar is voor de implementatie. Waar
mogelijk en relevant wordt aansluiting gezocht.
Samenwerking met ketenpartners
UWV heeft in deze hersteloperatie als uitgangspunt om bij nabetalingen
nadelige financiële effecten zo veel als mogelijk weg te nemen en geeft
hiermee dan ook gehoor aan de motie Van Kent14
op dit punt. Voorop kan ik stellen dat het een complex en tijdrovend
traject is. Sinds de voortgangsbrief verbeteraanpak UWV van 24 maart jl.
is verder gewerkt aan mogelijke oplossingen. Dat is samen gedaan met de
Pensioenfederatie, het Verbond van Verzekeraars, de VNG, de SVB, het
CAK, Belastingdienst, Dienst Toeslagen en DUO.
Aanpak mogelijke oplossingen en huidige conclusies
Er zijn verschillende scenario’s onderzocht om de nadelige effecten van nabetalingen te verminderen, waaronder het informeren van ketenpartners over correcties, het niet-terugvorderen van bedragen, onderling verrekenen tussen UWV en ketenpartners en het buiten het verzamelinkomen houden van nabetalingen. De mogelijkheden om in te grijpen in de keten van sociale zekerheid en fiscaliteit worden echter mede beperkt door wet- en regelgeving. De analyse van de verschillende scenario’s vindt u als bijlage bij deze Kamerbrief.
Op basis van de analyse zie ik twee scenario's als mogelijke opties voor herstel van fouten in de dagloonvaststelling:
Dienstverleningsscenario: UWV corrigeert te laag vastgestelde uitkeringen met terugwerkende kracht in diens systemen. UWV doet een nabetaling en keert een schadevergoeding uit voor gevolgschade. Daarnaast zorgt UWV voor extra samenwerking met de relevante ketenpartners. Dit scenario verandert niets aan de keteneffecten die nog steeds optreden. Deze worden pas achteraf vergoed, waarbij het van belang is dat het moment van uitbetalen van de nabetaling getimed wordt. Wel is het mogelijk om door verbetering van de dienstverlening en communicatie tussen UWV en ketenpartners de onzekerheid bij mensen te verminderen.
Compensatieregelingsscenario met correctie toekomende datum: UWV corrigeert per toekomende datum in diens systemen en compenseert voor misgelopen WIA-uitkering in het verleden op basis van een aparte regeling. UWV neemt via de eindheffing de belastingheffing over de compensatie voor eigen rekening. Voor mensen betekent dit dat het bedrag niet meetelt voor het verzamelinkomen en daarmee keteneffecten worden voorkomen.
Voor mensen heeft het compensatieregelingsscenario naar verwachting veel minder negatieve impact dan het dienstverleningsscenario. Vanuit dat perspectief geniet deze variant daarmee duidelijk mijn voorkeur. Dit geldt ook voor de publieke ketenpartners. Voor hen is het dienstverleningsscenario waarin de effecten in de keten optreden en daarna moeten worden ‘gerepareerd’ onwenselijk. Ik werk samen met UWV hard verder aan de uitwerking van het compensatieregelingsscenario. Ik teken hierbij aan dat de uitwerking hiervan in een regeling ingewikkeld is, waarbij onder andere rekening moet worden gehouden met samenloopsituaties met andere herstelacties. Daarnaast is het uitvoerbaar krijgen van deze variant voor UWV lastig. Om die reden heb ik UWV gevraagd om in ieder geval ook het dienstverleningsscenario uit te werken. Ik verwacht u na het zomerreces nader te kunnen informeren over de uitwerking van de scenario’s, inclusief eventuele budgettaire gevolgen.
Pensioenfondsen en verzekeraars
Anders is dit voor pensioenfondsen. Voor de mensen met een arbeidsongeschiktheidspensioen (en vaak ook voor het toekomstige ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen) is het volgens de pensioenfondsen van essentieel belang dat in de administratie van de pensioenfondsen correcties met terugwerkende kracht worden aangepast. Zowel bij verhogingen als bij verlagingen.
Pensioenfondsen hebben processen om de effecten van nabetalingen te dempen en vorderen meestal geen teveel betaald pensioen terug als de deelnemer niets te verwijten valt, zoals hier het geval is. Het eindheffingsscenario voldoet hier niet aan, maar ook het dienstverleningsscenario voldoet hier maar deels aan: alleen in geval van nabetalingen wordt de uitkering met terugwerkende kracht aangepast.
Momenteel ben ik met de pensioenfondsen en verzekeraars nader aan het onderzoeken hoe hiermee kan worden omgegaan. Een samenwerking is van groot belang om de effecten van het herstellen van het dagloon op aanvullende verzekeringen en pensioenen in kaart te brengen en pensioenfondsen in staat te stellen te voldoen aan hun verplichting om correcte uitvoering te geven aan hun pensioenreglementen.
2.6. Impact werkgevers
De situatie rond het herstel van WIA-uitkeringen en de impact op werkgevers is complex en heeft mogelijk financiële implicaties. Zo betalen Eigenrisicodragers (ERD’ers) de uitkeringen van hun uitkeringsgerechtigde (oud-)werknemers. Betalingen die zij in het verleden hebben gedaan, zijn misschien niet juist geweest. Voor publiek verzekerde werkgevers kunnen correcties gevolgen hebben voor publieke premies. Voor te hoog vastgestelde daglonen geldt dat werkgevers over het verleden te veel hebben betaald en voor te laag vastgestelde daglonen dat werkgevers te weinig hebben betaald. Of foutieve daglonen wel of niet met terugwerkende kracht worden hersteld is hierbij van grote invloed.
Samen met UWV blijf ik met werkgeversorganisaties en andere relevante organisaties in gesprek over de impact van de hersteloperatie. Dit geldt ook voor de impact van mijn besluit om bij uitkeringsgerechtigden af te zien van terugvorderingen. Het uitgangspunt is om nadelige gevolgen voor werkgevers zoveel mogelijk te beperken, in lijn met de wens van de Kamer (motie Flach15).
2.7. Samenhang met andere herstelacties
In de herstelorganisatie worden naast WIA-dagloon ook andere herstelacties op de WIA meegenomen vanwege de inhoudelijke samenhang. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van die herstelacties en op welke wijze deze onder de herstelorganisatie vallen.
Het is op dit moment nog niet mogelijk om per herstelactie exact aan te geven om welke bedragen en aantallen het per herstelactie gaat. In alle herstelacties beoordeelt UWV op individueel niveau wat de specifieke gevolgen zijn. Daarom is er nu nog onvoldoende inzicht te geven in de bedragen. Daarnaast zijn in de update op de Verbeteraanpak van 24 maart jl.16 aantallen per herstelactie genoemd. Deze inschatting van de aantallen wordt momenteel door UWV gevalideerd. Dit kan leiden tot verschuivingen in de aantallen. Uitzondering hierop is het aantal van 43.000 voor de herstelactie WIA-dagloon, dit is reeds gevalideerd.
Om die reden zijn de aantallen voor de andere herstelacties nog niet opgenomen. In een volgende voortgangsbrief zal ik uw Kamer hierover informeren.
Herstelactie | Wat is er geconstateerd? | Wijze onder herstel-organisatie |
---|---|---|
Kwaliteit WIA-dagloon | Mogelijke fouten in de berekening van het dagloon voor WIA-uitkeringen tussen 2020-2024. | Volledige doelgroep |
Loonloze tijdvakken | Opvolging uitspraken van de Centrale Raad van Beroep omtrent loonloze tijdvakken in WIA-dagloonvaststelling vanaf 2015. | Volledige doelgroep |
WIA-indexatie | Sinds 2006 is in sommige gevallen het handmatig doorvoeren van de indexering niet (goed) toegepast bij de vaststelling van nieuwe WIA-uitkeringen. | Doelgroep instroom 2020 – 2024 |
Opting-in | Bij de abonnementenservice AW zijn opting-in inkomsten tussen 2021 en 2024 voor een groep niet verrekend met de uitkering. | WIA-doelgroep instroom 2020 – 2024 |
AO-pensioen | De verrekening van nabetalingen van arbeidsongeschiktheidspensioenen hebben tussen 2018 en 2024 niet of niet juist plaatsgevonden. | WIA-doelgroep instroom 2020 – 2024 |
Zoals de tabel weergeeft, wordt in de herstelorganisatie naast de herstelactie op WIA-dagloon ook de herstelactie loonloze tijdvakken meegenomen. Voor de herstelacties indexatie WIA-dagloon, opting-in inkomsten en AO-pensioen geldt dat een deel van de doelgroep wordt meegenomen, namelijk alleen die uitkeringen die zijn gestart in de periode van de herstelactie op WIA-dagloon, namelijk 2020 – 2024. Ook in deze dossiers kunnen fouten in het dagloon zitten. Daarom onderzoekt UWV ook of er sprake is van een fout in het dagloon in de dossiers van deze herstelacties.
Als een uitkeringsgerechtigde te maken heeft met verschillende herstelacties, is het de bedoeling dat UWV alle herstelacties in één keer uitvoert. Op die manier heeft de uitkeringsgerechtigde de minste hinder van de herstelacties. UWV werkt de praktische uitvoering hiervan nog uit. Het belang van de uitkeringsgerechtigde staat hierbij voorop.
Ik heb u ook geïnformeerd over de herstelactie ten aanzien van de inkomstenverrekening bij de Ziektewet17. Op dit moment wordt nog onderzocht in hoeverre er overlap bestaat met de hersteloperatie daglonen. Ik zal uw Kamer daar later nader over informeren.
2.8. Rechtsbescherming en overige zaken
Het is goed mogelijk dat mensen inzage willen hebben in hun dossier, omdat zij bijvoorbeeld willen weten hoe UWV tot de hoogte van hun uitkering is gekomen. Mensen hebben momenteel deze mogelijkheid al.
In het kader van de hersteloperatie onderzoekt UWV aanvullende mogelijkheden om een specifiek proces in te richten. Bijvoorbeeld om mensen met een WIA-uitkering die vragen hebben naar aanleiding van de recent verzonden brieven op een begrijpelijke en gerichte manier inzage te geven in gegevens. Met deze aanpak wordt mede invulling gegeven aan de motie van het lid Ergin18.
Als mensen zich niet kunnen vinden in het besluit van UWV over hun uitkering, dan kunnen ze daartegen in bezwaar en beroep. UWV verwacht geen extra toename in bezwaarzaken en gevolgen voor de rechtspraak. Mede doordat het terugvorderbeleid nu zo wordt aangepast dat er niet wordt teruggevorderd bij het herstellen van de fouten bij de dagloonvaststelling. Ik ben met UWV in gesprek over de financiële ondersteuning bij ongegronde bezwaar- en beroepszaken. In beginsel vergoedt UWV geen proceskosten bij ongegronde bezwaarzaken.
In de motie Saris19 is verzocht om een onafhankelijk meldpunt in stellen. In de motie van Dijk c.s.20 is verzocht om te onderzoeken of een belangenbehartiger, zoals binnen de organisatie is ingericht voor Belastingen en Toeslagen, die mee kan kijken in vastgelopen dossiers, ook kan worden ingesteld bij UWV. Zoals ik u eerder heb gemeld, vul ik dat in door te verkennen welke aanvullende initiatieven om de rechtsbescherming van uitkeringsgerechtigden te borgen, een meerwaarde hebben.
Ten behoeve van de rechtsbescherming van uitkeringsgerechtigden heeft UWV als onderdeel van de hersteloperatie, diverse maatregelen getroffen die recht doen aan principes als onafhankelijkheid, participatie en ondersteuning:
Wanneer mensen vragen hebben of ontevreden zijn, kunnen zij contact opnemen met het Klant Contact Center (KCC). Voor vragen en zorgen over WIA en Wajonguitkeringen zijn er diverse gespecialiseerde medewerkers beschikbaar die mensen verder helpen;
Er worden specifieke cliëntondersteuners ingezet voor vragen van mogelijke WIA-gedupeerden;
Om de stem van uitkeringsgerechtigden duidelijk naar voren te laten komen, worden naast reguliere clientparticipatie ook focusgroepen met WIA-uitkeringsgerechtigden georganiseerd. Uit de eerste focusgroepen is duidelijk geworden dat uitkeringsgerechtigden vooral willen weten waar ze aan toe zijn en wanneer er meer duidelijkheid is over het verdere proces;
Als onderdeel van de Verbeteraanpak worden uitkeringsgerechtigden op logische momenten op de mogelijkheid gewezen om onafhankelijke ondersteuning in te schakelen die hen daadwerkelijk helpt met financiële en/of juridische vragen.
UWV zet zich met deze maatregelen ten volle in om mensen optimaal te ondersteunen en het vertrouwen te herstellen. Desondanks zijn er ook uitkeringsgerechtigden die zich via deze kanalen niet durven of willen melden, bijvoorbeeld omdat zij vanwege eerdere ervaringen wantrouwend staan ten aanzien van UWV en/of zich onvoldoende geholpen voelen. Om ook die uitkeringsgerechtigden optimaal te ondersteunen, ben ik overtuigd van de toegevoegde waarde van een onafhankelijk meldpunt.
Een dergelijk meldpunt kan ook inzicht opleveren in knelpunten die mensen ondervinden; niet alleen rond de WIA-hersteloperatie maar breder.
Uitgangspunt is dat het meldpunt aansluit bij de behoeftes en wensen van mensen en van toegevoegde waarde is in de praktijk. In gesprek met mensen en helpers (rechtsbijstandverleners, sociaal raadslieden etc.) zullen het doel van het meldpunt en de randvoorwaarden voor goed functioneren worden uitgewerkt, zoals de benodigde expertise, samenwerkingsafspraken en positionering. Over de uitvoering van het meldpunt zal onder andere met de Landelijke Cliëntenraad (LCR) worden gesproken. Na de zomer zal ik u hierover nader informeren.
Ten behoeve van de verkenning is een aantal maatregelen en initiatieven ter versterking van rechtsbescherming bij andere publieke dienstverleners in kaart gebracht. Voorbeelden hiervan zijn de aanstelling van een kwartiermaker voor een landelijk dekkend netwerk voor mensen met sociaal-juridische problematiek, de aanstelling van een bestuurlijk boegbeeld voor de schadeafhandeling kanaal Almelo-De Haandrik, de ervaringen met cliëntenraden en meldpunten, en de Belangenbehartiger voor de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen. Hiernaast is er een overzicht opgesteld van wat er binnen UWV inmiddels is ingericht en welke initiatieven er lopen. Er is ook met mensen in het veld gesproken die dicht staan bij de mensen waar het om gaat en hen bijstaan.
UWV heeft de afgelopen jaren diverse activiteiten ontwikkeld om persoonlijke ondersteuning van uitkeringsgerechtigden, maatwerk en signalering van klachten en knelpunten te bevorderen. De aanstelling van individuele cliëntondersteuners, het geldzorgen team, de knelpuntenbrieven en de maatwerkplaats zijn daarvan goede voorbeelden. Ook heeft UWV de samenwerking met rechtshulpverleners, rechtshulpverzekeraars en vakbonden geïntensiveerd en is het nu makkelijker voor hen om vragen te stellen namens UWV-cliënten. Zo kunnen problemen al opgelost worden voor uitkeringsgerechtigden een bezwaar indienen. Samen met het instellen van een onafhankelijk meldpunt dat een rol kan spelen in signalering en de extra maatregelen die UWV treft ten behoeve van de rechtsbescherming van WIA-gedupeerden is er een breed pakket met maatregelen om mensen te ondersteunen. Hoewel er uit de verkenning op zichzelf een positief beeld komt over een (externe) onafhankelijke functionaris als de belangenbehartiger of het bestuurlijk boegbeeld zie ik daarmee geen toegevoegde waarde voor mensen om een belangenbehartiger in te stellen. Daarbij heeft de Nationale Ombudsman ook al een vergelijkbaar mandaat om mensen te helpen en biedt hij een blik van buiten. Wel acht ik het van belang om in gesprek te blijven over mogelijkheden om de rechtsbescherming van uitkeringsgerechtigden te versterken binnen het sociale zekerheidsdomein, zoals bijvoorbeeld door samenwerking met sociaal raadslieden, advocaten en juristen en ondersteuning van de kwartiermaker die zich gaat inzetten voor een landelijk dekkend netwerk van sociaal-juridische dienstverlening.
Kwaliteit op orde brengen
Algemeen
De kwaliteit van sociaal-medische dienstverlening bij UWV heeft de afgelopen jaren onvoldoende aandacht en prioriteit gehad.
Zoals aangegeven in mijn voortgangsbrief van 24 maart jl. zijn door capaciteitsproblemen en de prioritering op dienstverlening bij UWV om achterstanden te verkleinen structurele kwaliteitscontroles tussen 2020-2024 grotendeels stilgevallen.
Het is essentieel om inzicht te hebben in de kwaliteit van sociaal-medische dienstverlening. Dit helpt bij het vroegtijdig vaststellen van (potentiële) risico's en het nemen van proactieve maatregelen om deze te mitigeren. Naast aandacht voor de balans tussen kwantiteit en kwaliteit en verbeterinitiatieven in het professionele handelen, werkt UWV sinds september 2024 aan een beter kwaliteitsmanagementsysteem. Dit doet UWV onder andere via herinvoering van structurele controles, zoals de Meting Operationele kwaliteit (MOK). In mijn brief van 14 april jl.21 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de eerste MOK en van de evaluatie van de MOK als instrument. Inmiddels zijn de resultaten van de tweede MOK beschikbaar. Daarnaast is het kwaliteitsmanagementsysteem van UWV doorgelicht door EY waarbij er speciale aandacht is gegeven aan de werking van het kwaliteitsmanagementsysteem binnen de divisie Sociaal Medische Zaken (SMZ). Hieronder ga ik in op de resultaten van de tweede MOK en op de uitkomsten van het onderzoek van EY. Tevens sta ik stil bij de verdere implementatie van de maatregelen die zijn genomen bij de vaststelling van het maatmanloon, zoals aangekondigd in mijn brief van 14 april jl.
3.2 Uitkomsten tweede MOK
Inmiddels heeft de tweede MOK plaatsgevonden voor zowel de WIA als de Wajong22. De MOK WIA kijkt naar het volledige beoordelingsproces in de WIA Einde Wachttijd beoordeling. Het omvat de medische beoordeling door de verzekeringsarts (o.a. belastbaarheid en duurzaamheid), arbeidsdeskundige beoordeling (o.a. restverdiencapaciteit, CBBS-functieselectie en maatmanloon), en administratief-juridische onderdelen (dagloon, duur en ingangsdatum van de uitkering). De uitkomsten van de tweede MOK zijn als volgt:
- in 86% van de gevallen is de beslissing juist;
- in 9% is de beslissing ‘onjuist’. Dat wil zeggen dat er directe gevolgen zijn voor het recht, de duur of de hoogte van de uitkering. Dit is onder andere toe te schrijven aan fouten in de dagloonberekening, onvolkomenheid in de berekening van de duur van de loongerelateerde uitkering of een fout in het maatmanloon. Deze beslissingen worden hersteld;
- 5% van de beslissingen is ‘nader te bepalen’. Dit betreft onder andere beslissingen waarbij er een lopend bezwaar is, of waarvoor meer gegevens van uitkeringsgerechtigde of werkgever nodig zijn en de vragen daartoe nog uitstaan.
Deze percentages komen overeen met de uitkomsten van de 1e MOK. Deels is dat vanwege de recente datum van ingezette verbetermaatregelen zoals bij het maatmanloon. Voor een ander deel laten de resultaten zien dat het tijd kost voordat de verbetermaatregelen effect sorteren.Bij de tweede MOK voor de Wajong zijn de percentages wel veranderd ten opzichte van de vorige MOK. In 93% van de gevallen was de beslissing juist (was 87%); bij 3% van de gevallen onjuist (was 9%); en in 4% van de gevallen is de uitkomst ‘nader te bepalen’. Zoals ik in mij brief van april al aangaf zijn de metingen echter nog onvoldoende betrouwbaar en kunnen aan deze percentages nog geen conclusies worden verbonden, ook niet ten positieve. UWV verwacht dat de MOK vanaf het einde van het jaar tot betrouwbare resultaten zal leiden.
De kwaliteit van de metingen zelf is dus ook nog onvoldoende. In het verlengde daarvan is, naast het uitvoeren van de tweede MOK, ook de werking van het instrument MOK zelf geëvalueerd. Oorspronkelijk bedoeld voor intern leren, wordt de MOK nu verder ontwikkeld voor monitoring en interne verantwoording. De evaluatie toonde aan dat er veel variatie bestaat in de uitvoering van de MOK tussen districten, vooral in de consistentie van toetsing. Om deze variatie te verminderen, zijn vaste ‘toetsteams’ samengesteld, handboeken en checklijsten geactualiseerd, en wordt er gestuurd op eenduidigheid. Verdere professionalisering is nodig om de betrouwbaarheid van de MOK-uitkomsten te vergroten. De evaluatiepunten zijn geïmplementeerd voor de start van de derde MOK. Vanaf dat moment verwacht UWV verbeteringen te zien in de kwaliteit van de MOK zelf. UWV past ook de frequentie van de MOK enigszins aan. Voor de WIA wordt de frequentie verlaagd naar één keer per drie maanden. Bij de Wajong zal de frequentie één keer per vier maanden worden. Hiermee wordt een balans gezocht tussen enerzijds adequaat verantwoorden en anderzijds een efficiënte inzet van capaciteit. De eerste MOK voor de Ziektewet vindt plaats in september dit jaar en zal vooralsnog ook een frequentie kennen van eens in de vier maanden.
Ik blijf de ontwikkelingen die UWV doorvoert voor het verbeteren van de kwaliteit nauwlettend volgen. Daarbij wil ik benadrukken dat een sociaal-medische beoordeling geen exacte wetenschap is, ook al kunnen cijfers over de kwaliteit daarvan die indruk wekken. Sociaal-medische oordelen zijn sterk afhankelijk van de professionele beeldvorming en oordeelsvorming van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Binnen wettelijke kaders is er professionele ruimte, waardoor kleine verschillen in beoordelingen legitiem kunnen zijn. Hierdoor zijn cijfers die de juist- of onjuistheid van een beslissing weergeven, nooit absoluut en moeten met nuance worden geïnterpreteerd.
3.3 Maatmanloon
In mijn brief van 14 april jl. heb ik u de uitkomsten gegeven van het
onderzoek naar de vaststelling van het maatmanloon. Daaruit bleek dat de
kwaliteit daarvan onvoldoende is. Uit een representatieve steekproef
bleek dat in 13,4% van de gevallen het maatmanloon onjuist was
vastgesteld. In 1,6% van de gevallen had dit directe impact op de
uitkering van een uitkeringsgerechtigde. In 1,4% had de onjuiste
vaststelling geen effect op de uitkering, maar wel bij een eventuele
overgang van de loongerelateerde uitkering naar de vervolguitkering. In
10,4% van de gevallen was er geen effect, maar kan dat wel het geval
zijn bij een herleving of herbeoordeling. In mijn brief heb ik zowel
maatregelen geschetst die de algemene kwaliteit moeten verbeteren als
maatregelen die ervoor moeten zorgen dat fouten die bij de vaststelling
geen directe impact hebben dat niet later alsnog krijgen.
Eén van de belangrijkste maatregelen betreft het vierogenprincipe. Per
15 april jl. is geregeld dat voortaan bij iedere vaststelling door een
arbeidsdeskundige (hierna: AD) een collega AD de uitkomst controleert en
ook of de gemaakte keuzes bij de vaststelling voldoende zijn
beargumenteerd. Om ervoor te zorgen dat eerder gemaakte fouten niet
doorwerken in de toekomst, doen AD’s een extra controle op het
maatmanloon als er een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is aangevraagd
waarbij gebruik wordt gemaakt van een eerder berekend maatmanloon. Dit
is het geval bij een herbeoordeling of een aanvraag in verband met een
later ontstaan recht. Ook hierbij wordt het vierogenprincipe toegepast.
Als er bevindingen zijn, dan wordt gezorgd voor correctie, bijvoorbeeld
door aanvullend onderzoek bij werkgever en/of uitkeringsgerechtigde, of
door aanvulling van de argumentatie in het rapport.
Zoals gezegd bestaat er een risico dat een onjuiste vaststelling niet
per direct, maar later wel een effect heeft op de hoogte van de
uitkering. Het gaat daarbij om de overgang van de loongerelateerde
uitkering naar de vervolguitkering. Bij de vervolguitkering wordt immers
van belang in welke arbeidsongeschiktheidsklasse (AO-klasse) iemand zit.
Dat zijn de aparte AO-klassen binnen de grenzen van 35% en 80%
arbeidsongeschiktheid. Er is alleen sprake van doorwerking van een
verkeerde vaststelling van het maatmanloon als iemand daardoor in de
verkeerde klasse terecht komt. Een verschuiving binnen een AO-klasse
heeft geen effect. Tegen die achtergrond en omwille van de schaarse
capaciteit onderzoekt UWV of gerichte controles rondom de grenzen van de
AO-klassen mogelijk zijn. In de volgende voortgangsbrief zal ik aangeven
of zo’n gerichte controle mogelijk is en hoe die eruit zal zien.
Naast deze maatregelen besteedt UWV ook aandacht aan het vergroten van
het vakmanschap van de AD. Er vindt onder andere nascholing plaats,
specifiek gericht op het vaststellen van het maatmanloon. Er wordt ook
gewerkt aan ondersteunende informatievoorzieningen, zodat de AD
geattendeerd wordt op de nodige onderbouwing van het maatmanloon. Met
deze en de voorgaande maatregelen heeft UWV vertrouwen dat de kwaliteit
van de vaststelling van het maatmanloon wordt vergroot. Naar verwachting
zullen de eerste effecten daarvan zichtbaar worden in de vierde MOK
WIA23, omdat er dan dossiers worden
onderzocht over de periode na de invoering van deze maatregelen.
In het plenaire debat van 16 april jl. heeft het lid Van Kent vragen
gesteld over de fouten die wel directe impact hebben op de uitkering.
Het gaat daarbij om de 1,6% waarbij ofwel iemand onterecht geen of
onterecht wel een uitkering heeft gehad. Hij vroeg daarbij wat de
consequenties zouden zijn van een nadere steekproef onder de populatie
rond de grens van 35% AO. Het ligt niet in de rede zo’n steekproef te
doen. Het onderzoek dat UWV heeft verricht is representatief en heeft
een gebruikelijke betrouwbaarheid van 95%. Dat betekent dat het
percentage van 1,6% een betrouwbare uitkomst is. Een nadere steekproef
verandert daar niets aan. Een nieuwe steekproef is voor UWV ook zeer
bewerkelijk en kost veel capaciteit. Dat neemt niet weg dat een
onschuldig ogend percentage van 1,6% nog steeds een grote groep mensen
vertegenwoordigt en dat er daardoor onzekerheid over een juiste
vaststelling is bij de mensen die het betreft. Dat weegt voor mij
zwaar.
Maar zoals ik in mijn brief van 14 april jl. heb toegelicht, maak ik
de noodzakelijke keuze me te richten op de verbetering van de kwaliteit
in de toekomst en niet op nader onderzoek en eventueel herstel over het
verleden.
Tot slot wil ik bij het onderwerp maatmanloon stilstaan bij de
herstelactie inzake de verkeerde indexcijfers die in het verleden bij de
vaststelling van het maatmanloon zijn gebruikt. Ik heb ook hierover
bericht in mijn brief van 14 april jl. Nader onderzoek van UWV toont aan
dat het gaat om 88 uitkeringsgerechtigden waarbij er impact is op de
uitkering als gevolg van het toepassen van een verkeerd indexcijfer. Het
gaat bij de WIA om 24 personen die een toekenning hadden moeten krijgen
en om 2 personen die een afwijzing hadden moeten krijgen. Ook zijn er 55
uitkeringsgerechtigden die in een andere uitkeringsklasse horen dan
eerder is vastgesteld. Bij de Ziektewet gaat het om 7
uitkeringsgerechtigden die wel recht hadden op een Ziektewetuitkering.
Voor de WAO, WAZ, ANW en Wajong zijn er geen effecten gevonden op het
recht op een uitkering.
Voor uitkeringsgerechtigden bij wie na controle is gebleken dat er
impact is, zal herstel moeten plaatsvinden. Omdat in veruit de meeste
gevallen de verschillen pas impact hebben bij de overgang van de eerste
uitkeringsfase (loongerelateerde uitkering) naar de zogeheten
vervolguitkering, is het zaak het herstel zoveel mogelijk te realiseren
vóór afloop van die eerste fase. Vanwege het geringe aantal te
herstellen uitkeringen zal dit herstel ook snel worden opgepakt. Alleen
bij die gevallen waar er sprake is van overlap met de hersteloperatie
WIA-daglonen zal er sprake zijn van een langere doorlooptijd. Daarnaast
zal in de situaties waarbij er sprake is van een onterecht verstrekte
uitkering extra zorgvuldig worden gekeken naar iemands situatie. Dit
gaat om twee personen. UWV zal voor hen opnieuw naar hun situatie kijken
door middel van een volledige herbeoordeling. Op die manier kan ook de
actuele gezondheidssituatie van de betreffende mensen in ogenschouw
worden genomen om te bezien of een afwijzing op basis van de huidige
inzichten aan de orde is.
3.4 Onderzoek EY naar kwaliteitsmanagementsysteem
Om de kwaliteit van de dienstverlening te kunnen waarborgen en te verbeteren is een goed werkend kwaliteitsmanagementsysteem (KMS) essentieel. Zoals aangekondigd in de vorige voortgangsbrief van 24 maart 2025 heeft UWV een extern onderzoek laten verrichten naar het KMS van UWV door adviesbureau EY. Het onderzoek is uitgevoerd op zowel UWV-breed niveau, als op het niveau van de drie grote organisatieonderdelen, Uitkeren, Werkbedrijf en Sociaal Medische Zaken (SMZ).
Het onderzoek is recent afgerond. EY concludeert dat UWV een KMS als basis heeft ontwikkeld, maar dat er te veel ruimte is voor variatie in invulling bij de organisatieonderdelen. Hierdoor bestaan verschillen in de volwassenheid van het KMS bij organisatieonderdelen. EY stelt vast dat Uitkeren en Werkbedrijf beschikken over een KMS met een sterke basis, waarbij de onderzoekers aandachtspunten meegeven voor verdere verbetering en uniformering in lijn met UWV-brede afspraken. Het onderzoek laat ook zien dat het huidige KMS van SMZ in opzet grotendeels ontbreekt en onvoldoende werkt.
UWV neemt de conclusies uit het onderzoek serieus. UWV voert maatregelen door om de kwaliteit van de dienstverlening van UWV op het gewenste niveau te krijgen en werkt de komende tijd aan het versterken van het KMS in lijn met de aanbevelingen van het onderzoek. De volledige bestuurlijke reactie van UWV is samen met het adviesrapport geplaatst op de website van UWV: Onderzoek kwaliteitsmanagement binnen UWV | UWV. Uiteraard hecht ik net als UWV ook veel waarde aan de versterking van het kwaliteitsmanagement bij UWV. Waar nodig zal ik u in de volgende voortgangsbrief hierover informeren.
Sturing
Via de motie Ceder24 heeft u mij verzocht om maatregelen om meer grip te krijgen op UWV en de prestaties te verbeteren. Ik beschouw dit als een oproep aan de Raad van Bestuur van UWV en mijzelf om elk vanuit onze eigen verantwoordelijkheid de UWV-organisatie te versterken en de sturingsrelaties binnen UWV en tussen SZW en UWV te verbeteren.
4.1 Organisatie UWV
Voor UWV als geheel ligt er een grote opgave om onder meer de
dienstverlening te uniformeren en te verbeteren, werkprocessen te
stroomlijnen en de digitale ondersteuning van medewerkers te verbeteren.
UWV-breed heeft de Raad van Bestuur de Verandermotor in gang gezet, die
ervoor moet zorgen dat verbeteringen in dienstverlening en ondersteuning
van medewerkers veel sneller kunnen plaatsvinden dan tot dusverre. De
Verandermotor draagt zo ook bij aan uniformiteit binnen UWV. UWV heeft
de afgelopen periode overleg gevoerd met de ondernemingsraad over hun
zorgen bij de implementatie van de verandermotor. De Raad van Bestuur
heeft vervolgens besloten door te gaan met de Verandermotor. De
ondernemingsraad is hiermee akkoord. Ik steun deze beweging en laat me
periodiek informeren door de Raad van Bestuur over de voortgang, waarbij
telkens een aandachtspunt is of UWV als organisatie het verandertempo
aankan gezien de grote hoeveelheid uitdagingen waar UWV voor staat.
Specifiek over organisatieveranderingen op het gebied van de
sociaal-medische dienstverlening heb ik u al geïnformeerd in de brief
over SMB-mismatch van 11 juni 2025.25
4.2 Sturingsrelatie SZW-UWV
De motie van het lid Inge van Dijk26 van 16 april jl. verzoekt om bij de onderzoeken die lopen naar de relatie tussen ministerie en UWV ook de wenselijkheid van uitvoering door een zbo van de WIA en andere uitkeringsregelingen en mogelijkheden van directere aansturing van de uitvoering te betrekken. In het onderzoek van de Algemene Rekenkamer maakt dit aspect geen deel uit van de vraagstelling.
Naar de zbo-status van UWV is eerder onderzoek gedaan, waarbij de conclusie was om het UWV als zbo te behouden vanwege de nauwe samenwerking met gemeenten en de zeer hoge transactiekosten die gepaard gaan met een mogelijke omvorming naar bijvoorbeeld een agentschap zonder dat aannemelijk is dat een verandering van rechtsvorm leidt tot betere dienstverlening door UWV of andere positieve effecten. De kosten werden veel hoger ingeschat dan de mogelijke baten. Deze argumenten zijn nog steeds valide en ik zie geen aanvullende argumenten die deze afweging op dit moment doen kantelen. Ik zie daarom geen aanleiding om opnieuw de zbo-status van UWV te onderzoeken. Wat ik wel zie is dat bij verschillende publieke dienstverleners - zbo, agentschap of anderszins – de sturing van het departement verschillend werkt. Ik ben daarom voornemens om een onafhankelijk deskundige te vragen om voor enkele publieke dienstverleners in beeld te brengen hoe de sturing met het departement werkt en of hieruit verbetermogelijkheden voor het sociaal domein en in het bijzonder voor UWV te destilleren zijn.
De uitkomsten verwerk ik in de kabinetsreactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer. In deze kabinetsreactie informeer ik u ook, mede op basis van de conclusies en de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, over de wijze waarop ik in overleg met UWV de sturingsrelatie tussen UWV en SZW wil versterken. Voor mij geldt daarbij als vertrekpunt dat ik scherp wil kijken naar de informatievoorziening en verantwoording. Ik wil toe naar een situatie waar we op basis van duidelijke sturingsinformatie het gesprek kunnen voeren over alle relevante aspecten van de dienstverlening van UWV. Dit omvat bijvoorbeeld ook een meer betekenisvolle invulling van het rechtmatigheidscijfer.
Vooruitblik
Met deze voortgangsbrief heb ik de laatste stand van zaken geschetst rondom de hersteloperatie van de dagloonvaststelling bij de WIA-uitkeringen en het verbeteren van de kwaliteit van de sociaal-medische dienstverlening. Voor de mensen die het betreft, hangt er veel af van de voortvarendheid en zorgvuldigheid waarmee deze operatie wordt aangepakt en ik ga daar graag met uw Kamer nader over in gesprek. Ik verwacht samen met UWV nog deze zomer nodig te hebben om de aanpak voor het herstellen van de fouten nader uit te werken. Het daadwerkelijk herstellen van de fouten volgt daarna. Ik ben voornemens in het najaar de volgende voortgangsbrief te sturen. Dan kan ik ook ingaan op de aanbevelingen uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer, dat naar verwachting in november verschijnt.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 812.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 841.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 822.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 846.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 827.↩︎
Herstel berekening WIA-uitkeringen, uwv.nl.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 834.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 839.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 833.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 793.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 826.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 822.↩︎
VIM is een samenwerking van BZK, Fin, OCW, SZW, VWS, Belastingdienst, DUO, gemeenten (VNG/Divosa), SVB, Dienst Toeslagen en UWV.↩︎
Kamerstukken II, 2024/2025, 26 448, nr. 840.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 832.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 812, bijlage ‘Verbeteraanpak WIA – update maart’↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 845, bijlage 'Stand van de uitvoering sociale zekerheid juni 2025'.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 837.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 828.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 824.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 821.↩︎
Het betreft metingen die zijn uitgevoerd over beoordelingen in de periode oktober – december 2024.↩︎
De resultaten van de vierde MOK WIA worden eind 2025 verwacht.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 823.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 846.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 26 448, nr. 824.↩︎