Reactie op brief LBVSO inzake participatieproces sprintsessies VN- agenda Handicap
Brief regering
Nummer: 2025D33395, datum: 2025-07-11, bijgewerkt: 2025-07-11 15:50, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit BBB kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z14581:
- Indiener: N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Geachte voorzitter,
Op 12 maart jl. ontving de Kamercommissie van VWS een brief van vertegenwoordigende organisatie LBVSO over het participatieproces van de sprintsessies VN-verdrag Handicap. In deze brief reageer ik op de inhoud hiervan. Ik schets eerst de processtappen die het kabinet heeft gezet om de werkagenda te ontwikkelen. Daarna ga ik in op de inhoud van de brief.
Proces om de werkagenda VN-verdrag Handicap te ontwikkelen
De werkagenda VN-verdrag Handicap (hierna: de werkagenda) is een uitwerking van de nationale strategie VN-verdrag Handicap (de strategie).1 De strategie bevat zeven levensdomeinen2 met doelstellingen die uiterlijk in 2040 bereikt moeten zijn.
Wie is verantwoordelijk voor de werkagenda
De werkagenda is een uitwerking van de maatregelen die het kabinet neemt om de doelstellingen te bereiken. De eerste werkagenda geldt voor de komende vijf jaar. Ieder ministerie heeft een eigen rol en verantwoordelijkheid in de ontwikkeling en uitvoering van de werkagenda. Voor deze eerste werkagenda zijn negen ministeries betrokken: de ministeries van OCW, SZW, VWS, IenW, BZK, VRO, JenV, EZ en Financiën. VWS heeft het ontwikkelproces gecoördineerd. Elk ministerie, waaronder ook VWS op onderdelen, gaat zelf over de inhoud van de werkagenda.
De processtappen om de werkagenda te ontwikkelen
De werkagenda is per levensdomein ontwikkeld in verschillende fasen. Globaal zag het proces er als volgt uit:
In het voorjaar 2024 zijn twee bijeenkomsten per levensdomein georganiseerd. Voor deze bijeenkomsten nodigden de ministeries belangrijke stakeholders uit en bij elke sessie was een brede vertegenwoordiging van mensen met een beperking uitgenodigd. Deze bijeenkomsten waren bedoeld om te inventariseren en vast te stellen welke drempels weggenomen moeten worden om de doelstellingen uit de nationale strategie te bereiken. De bijeenkomsten werden gefaciliteerd door een externe partij en inhoudelijk voorbereid door de verantwoordelijke ministeries. Er was in deze sessies de ruimte om alle mogelijke knelpunten en andere punten in te brengen passend bij het levensdomein dat besproken werd.
Het verslag van deze bijeenkomsten per levensdomein is gedeeld met alle deelnemers en kon schriftelijk worden aangevuld.
De ministeries hebben op basis van de opbrengsten van de bijeenkomsten en andere belangrijke bronnen zoals de aanbevelingen van het VN-comité en de initiatiefnota ‘Ons land is beperkt’, beleidsmaatregelen uitgewerkt om de doelstellingen uit de nationale strategie te realiseren.
Dit voorstel met beleidsmaatregelen is in het najaar van 2024 en voorjaar 2025 besproken in opnieuw twee bijeenkomsten per levensdomein. Ook hiervoor zijn belangrijke stakeholders uitgenodigd, en bij elke sessie was een brede vertegenwoordiging van mensen met een beperking uitgenodigd. De sessies werden gefaciliteerd door een externe partij, en de ministeries waren zelf de inhoudelijke gesprekspartners tijdens de bijeenkomst. De bijeenkomsten waren bedoeld om de beleidsmaatregelen te bespreken, aan te scherpen en in te schatten wat een stap in de goede richting zou zijn.
De opbrengsten van deze bijeenkomsten zijn door het kabinet verwerkt in een conceptwerkagenda. Deze conceptwerkagenda is besproken in het bestuurlijk overleg VN-verdrag Handicap. Deelnemers aan dit overleg waren: VNG, VGN, MKB-Nederland, Alliantie VN-verdrag Handicap (Ieder(in), MIND, LFB en Per Saldo), stichting Het Gehandicapte Kind en JongPit.
Brede vertegenwoordiging van mensen met een beperking
De werkagenda kan alleen ontwikkeld worden samen met een brede vertegenwoordiging van mensen met een beperking. Dat was een uitdaging gezien de enorme hoeveelheid bijeenkomsten (vier bijeenkomsten per levensdomein, dus minimaal 28 bijeenkomsten in totaal). Ik heb daarom samengewerkt met koepelorganisatie Ieder(in) om dit vorm te geven.
In totaal zijn twaalf groepen organisaties uitgenodigd die op hun beurt mensen met een beperking en hun naasten vertegenwoordigen. Eén groep organisaties bestond uit meerdere organisaties die mensen met een vergelijkbare aandoening of beperking vertegenwoordigen. Als voorbeeld: de groep organisaties voor en door mensen met communicatieve beperkingen bestond uit FOSS, Stichting Support Stotteren, Patiëntenvereniging Hoofd-Hals, Nederlandse stottervereniging Demostenus, IsaacNF en stichting TOS. Elke groep heb ik gevraagd samen de bijeenkomsten voor te bereiden en steeds één organisatie af te vaardigen namens de groep naar een bijeenkomst. Op deze manier was er een brede en diverse inbreng, maar bleven de bijeenkomsten organiseerbaar.
Aanvullend op deze aanpak zijn er per levensdomein ervaringsdeskundigen en vertegenwoordigende organisaties uitgenodigd die voor specifieke beleidsterreinen belangrijke inbreng hebben. LBVSO, die uw Kamer de brief stuurde, is een voorbeeld van deze organisaties.
Zij vertegenwoordigen leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs, en vertegenwoordigen daarmee een belangrijke stem in de beleidsontwikkeling rondom bijvoorbeeld onderwijs en (leerlingen)vervoer.
De klachten en zorgen van LBVSO
In de brief die uw Kamercommissie ontving, deelt LBVSO ernstige zorgen en klachten over het proces van de werkagenda. Zij spreken van structurele uitsluiting van onderwerpen en deelnemers, onveiligheid binnen de bijeenkomsten, niet nagekomen toezeggingen, geen werkelijke inspraak en het belang van structurele verankering van leerlingenvervoer en ander doelgroepen. Ik neem deze zorgen en signalen uiterst serieus en heb hierover meerdere keren met LBVSO gesproken. Intussen heeft er een aparte bijeenkomst plaatsgevonden tussen mijn ministerie, OCW en LBVSO en andere partijen over leerlingenvervoer.
De ontwikkeling van de werkagenda is een grootschalig en complex traject, zowel door de hoeveelheid betrokkenen als door de reikwijdte van de inhoud. Een dergelijke kabinetsbrede werkagenda is uniek in zijn soort.
Ik zie de samenwerking met mensen met een beperking en hun vertegenwoordigende organisaties als een essentieel onderdeel van de ontwikkeling en uitvoering van de werkagenda. De ervaring leert dat dit steeds weer vraagt om aanpassingen in de praktijk. Vanuit die hoedanigheid blijft het kabinet inzetten op samenwerking met de verschillende vertegenwoordigers. Waar relevant zal ook LBVSO daarbij betrokken worden.
Bij het versturen van de werkagenda zal ik uw Kamer informeren over de structuur die het kabinet heeft afgesproken om de betrokkenheid van mensen met een beperking te borgen in de uitvoering van de werkagenda.
Hoogachtend,
de staatssecretaris Langdurige
en Maatschappelijke Zorg,
Nicki J.F. Pouw-Verweij