Jaarverslag Rechtspraak 2024
Brief regering
Nummer: 2025D33443, datum: 2025-07-11, bijgewerkt: 2025-07-11 16:04, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2025Z14596:
- Indiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-09-11 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Hierbij bied ik u, op grond van artikel 104 van de Wet op de rechterlijke
organisatie, het jaarverslag van de Rechtspraak over het jaar 2024 aan.
Op 22 mei jl. ontving ik een verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (kenmerk 2025Z10081/2025D23473) om voor de zomer een kabinetsreactie te geven op de gesignaleerde knelpunten in het jaarverslag van de Rechtspraak en een update ten aanzien van het oplossen van eerder gesignaleerde knelpunten. Deze aanbiedingsbrief bevat de gevraagde kabinetsreactie.
Dit jaarverslag geeft inzicht in de resultaten die de Rechtspraak in 2024 heeft behaald en de daarvoor ingezette financiële middelen. Ik wil mijn waardering uitspreken voor het inzichtelijke jaarverslag en voor het werk dat in 2024 is verricht door alle rechters en rechtspraakmedewerkers.
De Raad voor de rechtspraak (hierna: de Raad) staat in het jaarverslag stil bij de rol van de rechter in de democratische rechtsstaat. Hierbij noemt de Raad belangrijke elementen zoals macht en tegenmacht, toegang tot het recht en de rechter en de integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak. Ik vind het waardevol en belangrijk dat de rechtspraak dit thema naar voren brengt.
De Raad benoemt in het jaarverslag trends in wets- en beleidsvoorstellen. De Raad is verheugd met de wet- en regelgeving die het afgelopen jaar op het gebied van (digitale) toegankelijkheid tot stand is gebracht, zowel nationaal als vanuit de Europese Unie. Deze maatregelen dragen bij aan het verbeteren van de toegang tot de rechter. Een opvallende trend is volgens de Raad het aanzienlijke aantal wetsvoorstellen met soms zeer forse werklastgevolgen voor de Rechtspraak. Wanneer er sprake is van een stapeling van wetsvoorstellen met forse werklastgevolgen kunnen ook de doorlooptijden (verder) oplopen. Verder constateert de Raad in een aantal wetsvoorstellen een trend om procedures te willen versnellen door het hoger beroep over te slaan. De Raad waarschuwt daarbij voor een uitholling van de rechtspraak. Tot slot constateert de Raad dat het in het afgelopen jaar tweemaal ongevraagd advies heeft uitgebracht. Het is positief en van belang dat de Raad deze trends en aandachtspunten benoemt, aangezien dit kan bijdragen aan het verbeteren van de wetgevingskwaliteit.
In lijn met de jaarverslagen van voorgaande jaren gaat de Raad ook in het jaarverslag over het jaar 2024 in op diverse knelpunten in wet- en regelgeving die door de rechtspraak zijn gesignaleerd. De rechtspraak heeft er dit jaar voor gekozen om bij meerdere knelpunten ook oplossingen aan te dragen.
Ik hecht er grote waarde aan dat de Raad het kabinet langs deze weg blijft adviseren op onderwerpen waar wet- en regelgeving in de praktijk als knellend wordt ervaren. Ook waardeer ik het initiatief om bij een aantal knelpunten ideeën aan te dragen die kunnen bijdragen aan het oplossen van deze knelpunten.
In deze brief ga ik namens het kabinet in op de wijze waarop met de genoemde knelpunten wordt omgegaan en geef ik de stand van zaken met betrekking tot in eerdere jaarverslagen gesignaleerde knelpunten. Daarbij houd ik de volgorde en de titels van de paragrafen van het jaarverslag aan.
Knelpunten in wetgeving en uitvoering
Algemeen bestuursrecht en belastingrecht
Maatwerkvoorziening opvang (weigering noodopvang) Wmo
2015
In het jaarverslag wordt gemeld dat rechters in meerdere uitspraken over
het toekennen van een maatwerkvoorziening vanuit de Wet maatschappelijke
opvang (Wmo) de overheid oproepen een oplossing te vinden voor
dakloosheid die voortkomt uit het tekort aan betaalbare woonruimte.
Het kabinet stelt dat de Wmo 2015 is gericht op het ondersteunen van mensen die zich door psychische, sociale of lichamelijke beperkingen niet op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving. Het bieden van opvang aan mensen die enkel dakloos zijn vanwege woningnood – zonder bijkomende kwetsbaarheid – past daarmee niet binnen het wettelijke kader van de Wmo. Dat neemt uiteraard niet weg dat de maatschappelijke impact schrijnend kan zijn. Het kabinet herkent dat er sprake is van een woningcrisis en zet zich op verschillende fronten in om deze aan te pakken.
Zo wordt volop ingezet op de bouw van meer woningen. Het Regeerprogramma bracht afspraken om meer passende en betaalbare woningen te bouwen. Om het tekort aan woningen te verkleinen en op alle plekken in Nederland extra woonruimte toe te voegen voor die mensen die een huis zoeken, moeten bestaande gebouwen en de bijbehorende omgeving beter worden benut. Hier wordt door middel van diverse initiatieven invulling aan gegeven.
Met het Nationaal Actieplan Dakloosheid ‘Eerst een thuis’
(2023-2030)1 is vastgesteld dat de oplossing voor
dakloosheid niet gevonden wordt door het realiseren van extra
maatschappelijke opvang, maar door in te zetten op betaalbaar wonen en
het versterken van financiële bestaanszekerheid.
Tot slot is in dit kader het wetsvoorstel Versterking regie
volkshuisvesting relevant dat ervoor zorgt dat overheden kunnen sturen
op hoeveel, waar en voor wie er gebouwd wordt. Na inwerkingtreding van
dit wetsvoorstel moeten gemeenten, provincies en het Rijk
volkshuisvestingsprogramma’s opstellen, waarin is aangeven wat de
woonbehoefte is van inwoners.2 Als onderdeel daarvan
moet de opgave voor (dreigend) dakloze mensen meegenomen. Bovendien
regelt het wetsvoorstel dat in alle gemeenten dakloze mensen die
uitstromen uit de maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015
verplicht met voorrang moeten worden gehuisvest. Gemeenten kunnen er
aanvullend voor kiezen ook een bredere groep mensen die dak- of
thuisloos zijn, of om andere sociale redenen dringend behoefte hebben
aan woonruimte, op te nemen in de urgentieregeling als woningzoekenden
die met prioriteit in aanmerking komen voor een woning.
Vaststelling van WOZ-waarde blijft ‘freerider-gedrag’ 3 uitlokken
De Raad wijst op de waarderingsdiscussies die de Wet waardering
onroerende zaken (WOZ) en de Wet op de belasting van personenauto's en
motorrijwielen 1992 (bpm) veroorzaken. Hierdoor zijn rechters en
rechtspraakmedewerkers te vaak bezig met zaken die gaan over kleine
financiële verschillen. De Raad doet de suggestie om waardering binnen
een bandbreedte op te nemen in de WOZ. De discussies ontstaan volgens de
Raad omdat de waardering in deze zaken nu leidt tot een vast bedrag.
Tevens meldt de Raad in het jaarverslag dat er een forse stijging van
WOZ-zaken is en een daling van het aantal bpm-zaken.
Het kabinet is zich bewust van de waarderingsdiscussies en spant zich
in om te voorkomen dat deze discussies kunnen leiden tot verdringing van
zaken waarmee een groter maatschappelijk belang is gemoeid.
Voor de bpm geldt dat het kabinet de daling in het aantal bpm-zaken bij
rechtbanken met tevredenheid verwelkomt. Tegelijk wordt er onverminderd
nagedacht over manieren om de bpm robuuster vorm te geven en de instroom
van nieuwe zaken te beperken. Zo wordt gewerkt aan de digitalisering van
de bpm-aangifte, in nauwe samenwerking met de Rijksdienst voor het
Wegverkeer (RDW). Ook is recent een voorstel aangeboden via
internetconsultatie waarin onder andere wordt voorgesteld om de eisen
aan taxatierapporten aan te scherpen ten einde kunstmatig lage
bpm-waarderingen te voorkomen.4 Voor de langere termijn
zal, ook in het kader van de in het Regeerprogramma aangekondigde
hervorming van de autobelastingen, worden bezien op welke wijze
juridische discussies over deze belastingen in de toekomst zoveel
mogelijk kunnen worden beperkt.
Voor de WOZ geldt dat een stijging is waargenomen van het aantal
beroepszaken, terwijl het aantal hoger beroepszaken is gedaald. Naar
verwachting is de stijging van beroepszaken de nasleep van de
bezwarengolf uit 2023. Om de effecten van de Wet herwaardering
proceskostenvergoedingen WOZ en bpm in kaart te brengen zullen deze
aantallen de komende jaren worden gemonitord. Ondertussen blijft in de
WOZ-keten gewerkt worden aan de verbetering van het WOZ-proces. Op dit
moment wordt regelgeving voorbereid om de elementen van het
taxatieverslag voor woningen te uniformeren (maatregel gemoderniseerd
taxatieverslag woningen) en om de relevante objectkenmerken bij de
woningeigenaar te controleren (maatregel verplicht informeel traject).
De verwachting is dat deze maatregelen bijdragen aan de kwaliteit van de
WOZ-waardering en daarmee kunnen bijdragen aan een vermindering van het
aantal juridische procedures.
De door de Raad voorgestelde wijziging van het WOZ-waarderingssysteem
van een vaste waarde in een systeem van waardenklassen zou een
fundamentele wijziging zijn. De WOZ-waarde wordt inmiddels door
bestuursorganen voor uiteenlopende toepassingen gebruikt, en is niet
meer voorbehouden aan het heffen van belastingen. Dit bredere gebruik
brengt mee dat de WOZ-waarde op één vaste waarde wordt vastgesteld, en
een systeem van waardenklassen niet passend is.
Familie- en jeugdrecht
Gebrek aan goede diagnostiek (en behandeling) om te beoordelen
wat tussen ouders speelt
De Raad geeft aan dat er gebrek is aan goede diagnostiek (en behandeling) om te kunnen beoordelen wat tussen ouders onderling en/of hun kinderen speelt of heeft gespeeld. Het kabinet herkent dat de rechter beter moet worden geïnformeerd om in complexe familie- en jeugdzaken te kunnen beoordelen wat tussen ouders onderling en/of hun kinderen speelt. Dit heeft mijn aandacht. Zeker omdat hier het risico bestaat dat signalen van huiselijk geweld onvoldoende worden meegewogen in beslissingen omtrent zorgregelingen, gezag en omgang. Recent is het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar hoe huiselijk geweld als factor wordt meegewogen in beslissingen over gezag en omgang, onder de titel ‘Waar geweld uit beeld raakt’ gepubliceerd.5 In de voortgangsbrief over de aanpak femicide volgt hier nog voor de zomer een reactie op.
Daarnaast wordt aan dit knelpunt ook aandacht besteed in het traject dat ziet op het kindvriendelijker inrichten van de scheidingsprocedure. Samen met partners als de Rechtspraak, advocatuur, Raad voor de Kinderbescherming en Villa Pinedo, wordt gewerkt aan een advies hierover, waarbij kindvriendelijkheid centraal staat. Hierin heeft de informatiepositie van de rechter ook de aandacht. Dit advies verwacht het kabinet voor het eind van 2025 met de Tweede Kamer te delen.
Inschrijving verklaring voor recht in het gezagsregister
De Raad geeft aan dat een verklaring voor recht, dat iemand met het
gezag is belast op basis van het buitenlands recht, niet kan worden
opgenomen in het gezagsregister. Het gezag kan in deze gevallen enkel
worden aangetoond door de beschikking waarin de verklaring is afgegeven
te tonen. De Raad vraagt aandacht voor deze situaties en wijst erop dat
aanpassing van artikel 2 van het Besluit gezagsregisters een oplossing
zou zijn.
Het kabinet deelt de mening van de Raad dat de inschrijving van een verklaring voor recht in dergelijke gevallen wenselijk kan zijn. Het kabinet zal daarom een wijziging van artikel 2 van het Besluit gezagsregister voorbereiden. Over deze aanpassing vindt inmiddels met de rechtspraak overleg plaats.
Openbaar Ministerie als verzoeker in procedure aanvulling
register van de burgerlijke stand
De Raad vraagt aandacht voor ervaren knelpunten rondom de zogeheten
civiele taak van het Openbaar Ministerie (OM). Het kabinet constateert
dat er op 16 mei jl. een uitspraak is gedaan in de procedure van
cassatie in het belang der wet.6 De uitkomst van deze
procedure wordt door het kabinet meegenomen in de afweging van eventuele
vervolgstappen.
Samenloop Wet zorg en dwang en Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, Zorgmijdende betrokkenen en Wilsbekwaamheid in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
De Raad benoemt in het jaarverslag enkele knelpunten die raken aan de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd). Zo leidt het verschil in de procedures binnen de Wzd en Wvggz bij een verzoek voor een rechterlijke machtiging tot problemen. Ook ervaart de Raad een knelpunt wanneer een lopende zorgmachtiging vervalt als de rechtbank te laat beslist in zaken die een zorgmijdende patiënt betreffen. Tot slot kan de beoordeling van wilsbekwaamheid van de betrokkenen bij de afgifte van een zorgmachtiging volgens de Raad tot extra werk en discussies leiden.
Tijdens de voorbereiding van het wetsvoorstel Evaluatiewet Wvggz en Wzd is met de landelijke expertgroep Verplichte Zorg van de Raad gesproken waarbij enkele knelpunten naar voren zijn gebracht. In het wetsvoorstel Evaluatiewet Wvggz en Wzd zijn zoveel mogelijk relevante knelpunten geadresseerd. De (internet)consultatie voor dit wetsvoorstel is op 26 mei van dit jaar afgerond.7
De Raad is hierbij gevraagd om advies en heeft op 28 mei jl. gereageerd op het wetsvoorstel. Deze reactie wordt betrokken bij de verdere voorbereiding van het wetsvoorstel.
Kanton en civiel
De cumulatieregeling voor incassokosten bij de Wet kwaliteit
incassodienstverlening
De Raad ervaart in de praktijk problemen met de cumulatieregeling
die reeds met het ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: JenV)
zijn gedeeld. Hierover is tussen april en november 2024 contact geweest
tussen de Raad en het ministerie van JenV. Dit zal een vervolg krijgen,
mede in het licht van signalen uit de incassobranche.
In de recente Kamerbrief over de Wet kwaliteit incassodienstverlening (Wki) ‘Invoeringstoets Wet kwaliteit incassodienstverlening‘ van 28 maart jl.8 is opgenomen dat de nieuwe cumulatiebepaling (artikel 6:96 lid 8 BW) een onderdeel is van de Wki dat later in werking is getreden.9 Hierdoor is het nog te vroeg om de eerste effecten van de nieuwe cumulatiebepaling mee te nemen in de invoeringstoets Wki die op dit moment loopt. De cumulatiebepaling zal dan ook op een later moment worden geëvalueerd.
Onderscheid in Successiewet tussen binnen en buiten een huwelijk
geboren kinderen
Zoals is aangekondigd in de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda
2025 die op 25 april jl. door de staatssecretaris van Financiën naar de
Tweede Kamer is verzonden10, wordt de Successiewet
1956 aangepast naar aanleiding van het arrest van 6 september 2024 van
de Hoge Raad (HR) over biologisch kind.11
De HR heeft geoordeeld dat het verschil in behandeling voor de schenk-
en erfbelasting tussen kinderen die geboren zijn binnen het huwelijk en
buitenhuwelijkse kinderen die niet in familierechtelijke betrekking
stonden tot hun biologische ouder maar wel een zodanig nauwe relatie met
hem hadden dat sprake is van ‘family life’, in strijd is met het
discriminatieverbod van artikel 14 van het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens. Ter reparatie hiervan wordt deze wetsaanpassing
opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2026 met 1 januari 2026 als
beoogde datum inwerkingtreding.12
Twee jaar ziekte en geen recht op loondoorbetaling dan wel een
Ziektewetuitkering
Wanneer werknemers langdurig ziek zijn, hebben zij gedurende twee
jaar (104 weken) recht op loondoorbetaling door de werkgever. Als iemand
na afloop van die periode nog steeds zijn/haar eigen arbeid niet
(volledig) kan uitvoeren door ziekte of gebrek, dan kan de langdurig
zieke werknemer een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen (WIA) aanvragen. Dat geldt ook wanneer iemand passende
arbeid verricht. Ook kan worden gekozen voor een vrijwillige verlenging
van de periode van loondoorbetaling. De Raad benoemt een knelpunt dat
ontstaat wanneer werknemers na twee jaar ziekte passend werk bij hun
werkgever blijven verrichten. Zij zouden geen recht hebben op
loondoorbetaling én niet in aanmerking komen voor een
ziektewetuitkering. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
zal met de Raad in contact treden om nadere informatie over dit knelpunt
op te vragen om daarna eventuele oplossingen te kunnen verkennen.
Behoefte aan mogelijkheid van meervoudige afdoening van
kantonzaken
De Raad benoemt de behoefte aan de mogelijkheid van meervoudige
kantonrechtspraak. Op 22 november 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat
de enkelvoudige rechtsprekende kantonrechter een zaak niet kan verwijzen
naar de meervoudige kamer van drie kantonrechters.13
In zijn arrest onderkende de Hoge Raad dat de rechtspraktijk behoefte
heeft aan de mogelijkheid van meervoudige kantonrechtspraak. De Hoge
Raad geeft in zijn arrest aan dat het aan de wetgever is om te
beoordelen of de wetgeving op dit punt aanpassing behoeft. Het kabinet
erkent de behoefte in de rechtspraktijk om de mogelijkheid te krijgen om
kantonzaken meervoudig af te doen. Dit zou uitsluitend gaan om civiele
zaken en zou in dat geval een wijzigingen vergen van art. 46 Wet RO en
art. 98 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering. Het kabinet zal zich
oriënteren op de haalbaarheid hiervan.
Huurrecht - ontruiming en belangen kinderen
De Raad besteed in het jaarverslag aandacht aan de invulling van
artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (VRK) bij
ontruimingszaken en/of in zaken waarbij sprake is van afsluiting van
drinkwater. Concreet gaat het erom dat gegevens uit de Basisregistratie
Personen (BRP) nodig zijn om te bepalen of er minderjarige kinderen op
het adres staan ingeschreven. De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens
(RvIG) gaat over de autorisatiebesluiten.
Momenteel lopen er gesprekken tussen RvIG en de Stichting Netwerk
Gerechtsdeurwaarders (SNG) over het aanpassen van de autorisatie voor
gerechtsdeurwaarders. De urgentie en het belang worden erkend. Er wordt
onderzocht of de gewenste en beoogde bevraging van de BRP al onder de
reikwijdte van de bestaande autorisatie van SNG valt of dat er een
wettelijke grondslag is om de gerechtsdeurwaarders te autoriseren voor
deze bevraging.
(Capaciteits)tekorten met impact op bestuursrechtzaken
Beroepen niet-tijdig
In eerdere jaarverslagen is aandacht besteed aan de grote gevolgen
van de hoge instroom van beroepen niet tijdig beslissen (BNTB). De Raad
constateert dat de instroom BNTB’s ook in 2024 verder is gestegen. De
hoge instroom wordt namelijk veroorzaakt doordat uitvoeringsorganisaties
zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) er steeds minder in
slagen om binnen geldende termijnen besluiten te nemen.
IND
Helaas lukt het bij vreemdelingenzaken de IND vaak niet om binnen de wettelijke termijn te beslissen op een aanvraag of op een bezwaarschrift. Om meer grip op de migratie te krijgen, zet het kabinet in op een breed pakket aan maatregelen. Zowel om de instroom te verminderen als om de asielketen per direct en duurzaam te ontlasten. Tegelijkertijd doet de IND wat ze kan om de hoge asielinstroom op te vangen. Zo werkt de IND aan verhoging van de productiviteit, vooral door slimmer en efficiënter te werken en het werk, waar dat kan, eenvoudiger te maken.
Door een aanhoudend hoog aantal asielaanvragen, ook bij nareis, is de wachttijd voor aanvragers verder opgelopen. Hoewel er diverse maatregelen zijn genomen om aanvragen versneld af te handelen en de voorraad zaken minder snel te laten oplopen, blijft de druk groot. Onlangs is de beslistermijn voor nareis verlengd naar negen maanden. Deze verlenging versnelt echter niet de afhandeling van (nareis)asielaanvragen en beperkt de voorraadgroei nauwelijks. Wel heeft het invloed op de voorraad die over de beslistermijn heen gaat.
Ondanks de voorgenomen maatregelen om de productiviteit te verhogen, zal de werkvoorraad van de IND naar verwachting de komende tijd, ook in 2025, nog toenemen. Dit komt doordat de productiecapaciteit bij de IND, ondanks uitbreiding, onvoldoende is om de asielinstroom bij te houden. De oplopende doorlooptijden hebben in het afgelopen jaar geleid tot een stijging van het aantal bestuurlijke en rechterlijke dwangsommen. Onlangs is de bestuurlijke dwangsom afgeschaft; de rechterlijke variant blijft voorlopig bestaan. Het is daarom van belang om naast de inzet op het afschaffen van de dwangsommen, te blijven inzetten op het herstellen van het vermogen van de IND om tijdig te beslissen. Tegelijkertijd zet het kabinet met een pakket aan maatregelen in op het beperken van de instroom. Omdat de beschikbare productiecapaciteit bij de IND op dit moment onvoldoende is om de instroom bij te houden en de voorraad weg te werken, zal het nog enige tijd duren voordat op alle asielaanvragen binnen de wettelijke termijn beslist kan worden.
Zie tevens de Staat van Migratie die op 4 juli jl. aan de Tweede Kamer is verzonden met relevante cijfermatige en beleidsmatige ontwikkelingen op het terrein van migratie in 2024.14
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen
Bij enkele onderdelen van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) lukt het vaak niet om binnen de wettelijke termijn te besluiten. Dat betreft aanvragen voor compensatie voor gedupeerden in de toeslagenaffaire (integrale beoordeling of aanvraag aanvullende compensatie werkelijke schade) of bezwaarschriften tegen beschikkingen op die compensatieregelingen.
Het kabinet heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over diverse maatregelen om de uitvoering te versnellen15. Momenteel begint voor de laatste groepen ouders hun integrale beoordeling en naar verwachting wordt eind 2025 de laatste integrale beoordeling afgerond. Bij de afhandeling van bezwaren zet het kabinet onder meer in op een responsieve afhandeling van het bezwaar, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de juridische juistheid van een besluit, maar ook naar de belangen en de beleving van de burger. Met betrekking tot aanvragen voor aanvullende compensatie van werkelijke schade zet het kabinet in op een uniform schadekader en twee schaderoutes om te komen tot een vaststellingsovereenkomst. Ondanks deze inzet leiden de maatregelen er bij de afhandeling van aanvragen van aanvullende compensatie van werkelijke schade en bezwaren helaas nog niet toe dat op korte termijn de wettelijke beslistermijnen worden gehaald.
Het kabinet heeft in 2024 onderzocht of een aanpassing van de wettelijke beslistermijnen zou kunnen bijdragen aan het voorkomen van beroepen-niet-tijdig-beslissen en van verstoring van de behandelvolgorde. De Tweede Kamer is geïnformeerd dat onder andere naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is afgezien van aanpassing van de wettelijke beslistermijnen.16 In reactie op de adviezen van de commissie Van Dam heeft het kabinet diverse aanvullende maatregelen aangekondigd om de afhandeling van aanvragen voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade en voor bezwaren te versnellen en te verbeteren.17 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarnaast in een zaak uitspraak gedaan over de termijn waarbinnen de Dienst Toeslagen bij een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit bekend moet maken.18 Hieruit volgt een verlengde beslistermijn tot 60 weken na het verlopen van de oorspronkelijke beslistermijn van 12 tot 16 weken.
De Tweede en Eerste Kamer zijn op 4 juli jl. in de Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen over de periode januari - april 2025 door de staatssecretaris van Financiën - Herstel en Toeslagen geïnformeerd over de uitwerking van de aangekondigde maatregelen, de consequenties van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de (on)mogelijkheden rondom het beslissen binnen de beslistermijnen.19
(Capaciteits)tekorten met impact op kantonzaken
Impact tekort aan verzekeringsartsen op arbeidszaken
Volgens de Raad wordt bij kanton in arbeidszaken als knelpunt
ervaren dat het UWV er niet of niet tijdig in slaagt een
deskundigenoordeel af te geven. Dit wordt veroorzaakt door een tekort
aan verzekeringsartsen.
Dit kan ook gevolgen hebben voor herstel en re-integratie. Daarnaast heeft deze mismatch tussen vraag en capaciteit gevolgen voor bijvoorbeeld het afgeven van deskundigenoordelen door UWV. Op dit moment wordt door het UWV prioriteit gegeven aan het uitvoeren van deze WIA-beoordelingen en de Wajong-beoordelingen. Hiermee hoopt het UWV de wachttijden te verkorten en mensen eerder duidelijkheid te geven over hun recht op een WIA of Wajong-uitkering. Dit heeft onder andere tot gevolg dat er veel minder deskundigenoordelen kunnen worden verricht. Het genoemde knelpunt wordt dan ook door het kabinet herkend.
Uiteraard wordt er samen met het UWV doorlopend gezocht naar
mogelijke oplossingen voor de eerdergenoemde mismatch. Op korte termijn
is er echter geen voor de hand liggende oplossing. De komende jaren
zullen er achterstanden blijven. Dit betekent dat ook het probleem ten
aanzien van de af te geven deskundigenoordelen niet op korte termijn zal
worden opgelost. Dit is betreurenswaardig, zeker omdat het alternatief
voor een deskundigenoordeel van het UWV hogere kosten met zich
meebrengt.
Het uitvoeren van WIA-beoordelingen blijft de hoogste prioriteit
verdienen. Het is van groot belang dat mensen sneller duidelijkheid
krijgen over hun recht op een uitkering. Dat dit resulteert in een
knelpunt met financiële gevolgen is daarbij helaas onvermijdbaar.
Met de brief ‘Voortgang sociaal-medisch beoordelen en uitkomst voorjaarsbesluitvorming’ heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 11 juni jl. de Tweede Kamer geïnformeerd over de vooruitzichten voor de komende jaren.20 In deze brief worden ook de maatregelen genoemd om de achterstanden niet veel verder te laten oplopen.
(Capaciteits)tekorten met impact op civiele jeugdzaken, het familierecht en het jeugdstrafrecht
Beschikbaarheid jeugdhulpverlening
De Raad geeft aan dat kwaliteit en de kwantiteit van de
jeugdhulpverlening al jaren onder de maat is. De overheid (Rijk en
gemeente) is verantwoordelijk voor de jeugdhulpverlening en de rechter
moet zich hierop verlaten. Rechterlijke uitspraken kunnen hierdoor soms
niet worden uitgevoerd. Ook komt het voor dat geen machtiging aan de
rechter wordt gevraagd omdat er geen plek voor een jeugdige is in een
instelling. Dit wordt alleen maar problematischer. Het systeem dreigt
vast te lopen. Dit speelt zowel in het civiel jeugdrecht, het
familierecht als het jeugdstrafrecht. De problemen in de (tijdige)
beschikbaarheid van jeugdhulp die door de rechter is opgelegd spelen
helaas al langere tijd. De oplossing van deze problematiek is complex,
mede als gevolg van een splitsing van verantwoordelijkheden op grond van
het decentrale stelsel.
De urgentie van deze problematiek wordt door het kabinet onderkend. Vanuit de Hervormingsagenda Jeugd 2023 - 2028 wordt dan ook met veel inzet gezamenlijk met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gewerkt aan concrete verbetering.21 In deze Hervormingsagenda zijn maatregelen opgenomen om de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van het jeugdstelsel te verbeteren. Deze zijn onder andere gericht op de reikwijdte van de jeugdhulpplicht, versterking van lokale teams en standaardisatie van de specialistische jeugdzorg. Daarnaast heeft het kabinet de ambitie om zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen en gezinnen jeugdzorg nodig hebben en wil het kabinet ervoor zorgen dat, als hulp nodig is, zij zo snel mogelijk de juiste hulp en ondersteuning krijgen.
Specifiek met betrekking tot de beschikbaarheid van jeugdzorg, is het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg aanhangig waarin gemeenten door verplicht regionaal samen te werken beter in staat worden gesteld te voorzien in een toereikend aanbod van specialistische jeugdzorg.22 Dit wetsvoorstel is op 15 april jl. aangenomen door de Tweede Kamer.23
Door middel van de Verzamelbrief Justitiële Jeugd24 van 20 mei 2025 heeft het kabinet de Tweede Kamer uitgebreid geïnformeerd over de voortgang op de diverse initiatieven: op het gebied van wetgeving, de uitbreiding van landelijke inkoop en het beter regelen van regionale inkoop van Jeugdhulp in Strafrechtelijk kader, onderzoek om verdiepend inzicht te krijgen en vervolgacties in de verschillende regio’s waarbij gemeenten met zorgaanbieders werken aan verbetering van de beschikbaarheid. Door al deze gezamenlijke inspanningen is de hoop dat de komende tijd resultaten zichtbaar worden.
Steunfiguren bij familierechtelijke en
jeugdbeschermingsprocedures
Het kabinet deelt de mening van de Raad dat steunfiguren bij
familierechtelijke en jeugdbeschermingsprocedures van grote betekenis
zijn. Om deze reden heeft het kabinet in maart 2025 de opdracht gegeven
om een onderzoek te doen naar steunfiguren bij familierechtelijke en
jeugdbeschermingsprocedures.
Bijzondere curatoren vervullen bijvoorbeeld een belangrijke rol bij de ondersteuning van een kind in een procedure. Zij worden door de rechter benoemd. Bijzondere curatoren kunnen zowel een juridische als een niet-juridische achtergrond hebben. De Raad geeft aan dat het aantal bijzondere curatoren met een gedragswetenschappelijke achtergrond nog steeds beperkt is, terwijl daar veel behoefte aan is. De Raad geeft aan dat dit mogelijk samenhangt met de vergoeding vanuit de overheid. Op 3 maart jl. heeft de commissie-Van der Meer II haar adviesrapport gepresenteerd met daarin verschillende aanbevelingen om de vergoedingen binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand te verbeteren.25 Ten aanzien van de vergoeding voor bijzonder curatoren heeft de commissie geadviseerd om de zaakcode P091 (bijzondere curator) te splitsen in twee aparte zaakcodes. Volgens de commissie moet het forfait in zaken ex artikel 1:212 BW vast worden gesteld op 10 punten en het forfait in zaken ex artikel 1:250 BW op 13 punten.
Op 26 juni jl. is de Tweede Kamer nader geïnformeerd over de toekomst van de sociale advocatuur en de voortgang van de stelselvernieuwing rechtsbijstand.26 In deze brief wordt onder andere de opvolging van de aanbevelingen van de commissie-Van der Meer II toegelicht. Het kabinet is verheugd te melden dat de vergoedingen voor sociaal advocaten al in 2026 op onderdelen structureel worden verbeterd, conform de aanbevelingen van de commissie.
In dit kader informeert het kabinet graag over de opvolging van het in 2023 geadresseerde knelpunt ten aanzien van de bescherming van het vermogen van minderjarigen met een ouder wiens vermogen onder bewind is gesteld. Het wetsvoorstel, waarin voor dit knelpunt een regeling wordt getroffen, is van 10 maart tot 10 juni jl. in (internet)consultatie gegeven.27 Voorgesteld wordt dat wanneer het vermogen van een ouder of voogd onder bewind wordt gesteld, steeds door de kantonrechter wordt beoordeeld of ook met betrekking tot het vermogen van het minderjarige kind een voorziening moet worden getroffen. Dit kan betekenen dat als een ouder of voogd gezamenlijk met een andere ouder of voogd het bewind uitoefent, de uitoefening van het bewind door de onderbewindgestelde ouder of voogd geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd en het bewind door de andere ouder of voogd geheel of gedeeltelijk alleen wordt gevoerd. Als er geen andere ouder of voogd is die verder het bewind kan voeren, kan dit betekenen dat het bewind geheel of voor het beëindigde deel door een benoemde bewindvoerder wordt gevoerd. Bij zijn beslissing neemt de kantonrechter het belang van de minderjarige als uitgangspunt.
(Capaciteits)tekorten met impact op de strafrechtketen
Capaciteitstekort in de geestelijke gezondheidszorg
In het jaarverslag 2023 heeft de Raad al aandacht gevraagd voor de capaciteitstekorten in de geestelijke gezondheidszorg en de effecten in het strafrecht. Deze zorgen zijn volgens de Raad nog steeds aanwezig. Het kabinet wil met een brede aanpak voor personen met verward/onbegrepen gedrag proberen te bewerkstelligen dat mensen tijdig passende zorg en ondersteuning krijgen, zodat zij niet onnodig in aanraking komen met politie en justitie.
De Werkagenda aansluiting reguliere zorg en forensische zorg is onderdeel van deze brede aanpak en richt zich specifiek op het deel van de doelgroep met een hoog veiligheidsrisico.28 Het doel van de Werkagenda is specifiek de aansluiting tussen forensische zorg en reguliere zorg te verbeteren voor dat deel van de doelgroep met verward gedrag én een hoog veiligheidsrisico. Hiermee wordt voorkomen dat mensen tussen wal en schip raken met alle mogelijke gevolgen van dien. De ministeries van JenV en VWS hebben samen met veldpartijen in het kader van de Werkagenda 11 maatregelen geïdentificeerd om dit doel te behalen. Hierover hebben de staatssecretaris van JenV en de staatssecretaris van VWS de Tweede Kamer op 25 november 2024 bij brief geïnformeerd.29 Na de zomer ontvangt de Tweede Kamer een brief over de voortgang van de Werkagenda.
Specifiek meldt de Raad dat bij de toepassing van artikel 2.3 Wet
forensische zorg (Wfz) ook regelmatig blijkt dat aan de machtiging geen
gevolg kan worden gegeven omdat er geen geschikte plek (met voldoende
zorg én beveiliging) beschikbaar is. Dit knelpunt is ingebed in
voornoemde Werkagenda aansluiting forensische en reguliere zorg.
Daarnaast wordt in het wetsvoorstel Evaluatiewet Wvggz en Wzd
voorgesteld dat in de Wfz expliciet wordt opgenomen dat de
voorbereidingsprocedures van de Wvggz en Wzd gevolgd dienen te worden.
Het doel is om de afstemming met zorgaanbieders vooraf beter te laten
verlopen waardoor tijdig een passende zorgplaats kan worden
gevonden.
De capaciteitstekorten in de geestelijke gezondheidszorg hebben volgens
de Raad ook gevolgen voor de plaatsing van terbeschikkinggestelden in
tbs-klinieken. De lange wachttijden voor plaatsing in een tbs-kliniek
ondermijnen de effectiviteit en geloofwaardigheid van het tbs-systeem.
Het kabinet zet zich daarom in om de capaciteitsdruk binnen de tbs aan
te pakken, onder andere door het uitbreiden van de capaciteit. Het
kabinet heeft de Tweede Kamer hierover op 30 juni jl. geïnformeerd met
de voortgangsbrief Forensische Zorg.30
Capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen
De Raad uit in het jaarverslag verder haar zorgen over en maakt bezwaren tegen de (nood)maatregelen van het ministerie van JenV en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) om de capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen aan te pakken.
In het jaarverslag worden knelpunten gesignaleerd naar aanleiding van de (capaciteits-)tekorten in het gevangeniswezen, met impact op de strafrechtketen. Het kabinet onderschrijft het belang van de tenuitvoerlegging van opgelegde vrijheidsstraffen. Tegelijkertijd dwingt de huidige capaciteitskrapte het kabinet om maatregelen te treffen. Daarbij is het de inzet om tijdelijke maatregelen, zoals het eerder heenzenden van gedetineerden, alleen toe te passen indien dit strikt noodzakelijk is. Deze noodmaatregel wordt juridisch mogelijk gemaakt in de Regeling tijdelijk verlaten inrichting (Rtvi). In de voortgangsbrief Forensische Zorg die op 30 juni jl. aan de Tweede Kamer is verzonden, wordt hier verder op ingegaan.31 De capaciteitsproblemen bij DJI zijn niet op korte termijn opgelost. Structurele oplossingen om de capaciteitsdruk in het gevangeniswezen te verlichten zijn daarom noodzakelijk. Een onderdeel van het verlichten van de capaciteitsdruk binnen het gevangeniswezen is het zo spoedig mogelijk kunnen doorstromen van tbs-passanten naar een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC). Zie ook de aanpak van capaciteitstekort in de forensische zorg zoals hiervoor omschreven.
De Raad geeft aan dat er ook bij de jeugdzorg en justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) capaciteitsproblemen zijn. De JJI’s kampen inderdaad al langere tijd met hoge capaciteitsdruk als gevolg van een gebrek aan capaciteit van personeel en gebouwen en een toenemende instroom. Daarom wordt hard gewerkt aan het uitbreiden van de JJI-capaciteit.32 Zo is in het najaar van 2024 een afdeling met 10 plaatsen in Rijks JJI Den Hey-Acker33 opnieuw in gebruik genomen en zijn in januari van dit jaar in JJI De Haven twee leefgroepen met in totaal 18 plaatsen geopend. Ook staan dit jaar verdere uitbreidingen van JJI’s De Haven en Teylingereind gepland. Daarnaast verkent DJI de haalbaarheid tot herbestemming van de locatie Harreveld tot een JJI.34 Verder geeft de Raad aan dat er veel meer behoefte is aan plaatsingen binnen instellingen van Catamaran, een kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en Kleinschalige Voorzieningen Justitiële Jeugd (KVJJ’s) dan er werkelijk plaatsen zijn. Het kabinet heeft uw Kamer op 20 mei jl. geïnformeerd over de kosten en baten van de KVJJ’s.35 In 2024 was de gemiddelde maandelijkse bezetting van de gecombineerde KVJJ’s 20 van de 40 plekken (waarbij er veel verschil is tussen de vijf KVJJ’s). Hier is dus eerder sprake van een overschot dan een tekort aan plekken. Tevens is de verwachting dat de bezetting niet verder zal toenemen. Onderdeel van de voornoemde verkenning Herbestemming Harreveld is naast de herbestemming tot JJI, het realiseren van een locatie voor forensische jeugdpsychiatrie.
Ten slotte zijn er volgens de Raad lange wachttijden bij allerlei instanties die informatie kunnen geven die relevant is voor de beoordeling van een zaak. Zo is het vaak lang wachten op een persoonlijkheidsonderzoek vanwege het tekort aan (jeugd)psychiaters. Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) kampt al geruime tijd met problemen om te voldoen aan de vraag naar pro Justitia-rapportages36 en deze op tijd op te leveren. Afgelopen jaren zijn de zwaarte van de problematiek van de doelgroep en de complexiteit van de behandelde zaken toegenomen. Hierdoor staan de huidige declareerbare uren niet langer in verhouding tot de daadwerkelijk bestede uren.
Momenteel wordt bekeken of en hoe binnen de bestaande budgettaire kaders, in aanvulling op de bestaande maatregelen, de tarieven voor pro Justitia-rapporteurs en het aantal declareerbare uren per rapportage kunnen worden verhoogd. Daarna zal samen met de betrokken partijen worden bezien op welk tijdstip een dergelijke verhoging in werking kan treden.
Tot slot stelt de Raad in dit kader dat het tekort aan forensisch deskundigen met het aandachtsgebied minderjarigen bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) schrijnend is. Het NFI heeft inmiddels de capaciteit voor forensisch onderzoek bij minderjarigen kunnen uitbreiden en deze capaciteit zal in de loop van dit jaar nog verder worden uitgebreid. Door de eerdere tekorten aan forensisch artsen bij het NFI was de doorlooptijd opgelopen. Om deze achterstand in te lopen, is een deel van de zaakstroom voor minderjarigen sinds maart 2024 naar het Landelijk Onderzoeks- en Expertisebureau voor Forensische Medische Onderzoeken bij minderjarigen (LOEF) gegaan. De doorlooptijd is inmiddels teruggebracht naar gemiddeld vier maanden. Er is nauw overleg tussen het OM en het NFI over prioritering en voortgang. In een klein aantal zaken, waarbij complex schedel hersenletsel met dodelijke afloop aan de orde is, duurt het onderzoek langer vanwege neuropathologisch onderzoek dat veel tijd vergt en extern moet worden uitgevoerd.
Eerder gesignaleerde knelpunten
Een aantal van de in eerdere jaren gesignaleerde knelpunten is volgens de Raad nog steeds actueel, zoals de tweewoningen maatregel in de AOW, de behoefte aan de uitbreiding van de wettelijke mogelijkheid in het bestuursrecht en het belastingrecht om gemachtigden te kunnen weigeren, en de als hoog ervaren griffierechten in civiele zaken en de hoge proceskostenvergoeding voor lage vorderingen in kantonzaken waar verstekvonnissen op volgen. Ook de eerder gesignaleerde knelpunten in het strafrecht zijn volgens de Raad allemaal nog actueel. Dit zijn onder andere het taakstrafverbod, de ongewenstverklaring van terbeschikkinggestelden, de jaarlijkse verhoging van verkeersboetes en de onduidelijkheden rondom de GBM (gedragsbeïnvloedende maatregel). Hierna wordt de voortgang met betrekking tot deze knelpunten gedeeld, voor zover van toepassing. Andere eerder geïdentificeerde knelpunten blijven eveneens onder de aandacht van het kabinet. Hierop is vanwege uiteenlopende redenen op dit moment geen voortgang op te melden.
De tweewoningen maatregel in de AOW
Net als in het jaarverslag 2023 noemt de Raad de tweewoningenregel in de AOW als knelpunt. De tweewoningenregel is geïntroduceerd om een knelpunt op te lossen voor AOW’ers met een zogenoemde latrelatie (“living apart together”), waarbij belanghebbenden er bewust voor kiezen geen gezamenlijke huishouding te (willen) voeren, maar apart te blijven wonen. De Raad geeft aan de feitelijke situatie van gehuwden en registreerde partners, op wie de regeling niet van toepassing is, gelijk kan zijn aan die van ongehuwd samenwonenden, die wel vallen onder deze regeling.
Ook de Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft in brede zin naar voren gebracht dat er knelpunten zijn omtrent de leefvormdefinities en -beoordeling om de uitkeringshoogte van een AOW-gerechtigde vast te stellen. Dit signaal is bekend bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. SZW verkent samen met de SVB hoe de AOW op dit onderwerp kan worden vereenvoudigd. Het kabinet is echter niet voornemens de tweewoningenregel ook in te voeren voor gehuwden/geregistreerd partners.
De behoefte aan de uitbreiding van de wettelijke mogelijkheid in het bestuursrecht en het belastingrecht om gemachtigden te kunnen weigeren
De Raad heeft opnieuw aandacht gevraagd voor het ontbreken van een wettelijke bevoegdheid binnen het belastingrecht en het bestuursrecht om gemachtigden, die de belangen van hun cliënten in een rechtszaak niet goed behartigen, voor een bepaalde periode te kunnen weigeren. Dit speelt met name in de beroepsfase omdat het weigeren van een gemachtigde in de beroepsfase alleen per zaak mogelijk is. Dit wordt door de Raad gezien als een knelpunt. De komende periode zal samen met de Raad worden besproken op welke termijn kan worden onderzocht of tot een oplossing voor dit knelpunt kan worden gekomen.
Griffierechten in civiele zaken
Het kabinet is bekend met het door de Raad benoemde knelpunt van griffierechten in civiele zaken. In de Verzamelwet Justitie en Veiligheid en Asiel en Migratie 2025 wordt een aantal verbeteringen van de griffierechtensystematiek doorgevoerd, namelijk verlaging van de griffierechten in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa) en vrijstelling van griffierechten bij betalingsonmacht in het bestuursrecht. Dit wetsvoorstel is door beide Kamers aangenomen en is op 1 juli 2025 in werking getreden.37 Voor verdere verlaging van de griffierechten is er momenteel geen financiële dekking.
De hoge proceskostenvergoeding voor lage vorderingen in kantonzaken waar verstekvonnissen op volgen
In het Jaarverslag 2023 heeft de rechtspraak aangegeven dat de veroordeling van een natuurlijk persoon in de proceskosten van een niet-natuurlijk persoon als knellend wordt ervaren. Het kabinet onderkent de problematiek van hoge proceskostenveroordelingen voor burgers in civiele procedures tegen rechtspersonen. Omdat de draagkracht van de gemiddelde onderneming hoger is dan van de gemiddelde burger, zijn de griffierechten voor ondernemingen hoger dan griffierechten voor burgers. Dit draagkrachtbeginsel heeft als keerzijde dat burgers te maken kunnen krijgen met een hogere proceskostenveroordeling zodra zij in een procedure tegen een rechtspersoon door de rechter in het ongelijk worden gesteld.
Het door de Raad gesignaleerde knelpunt is ook aan de orde gekomen in het Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Problematische schulden.38 In dat kader wordt bezien hoe hiermee wordt omgegaan. Het kabinet hecht eraan op voorhand mee te geven dat hier complexe vraagstukken achter zitten waar in de bijlage van het IBO-rapport ook naar wordt verwezen. Vanuit het IBO Problematische schulden worden allereerst de maatregelen rondom het collectief afbetalingsplan en de zorgplicht gerechtsdeurwaarders uitgewerkt, daarna wordt naar dit punt gekeken. De Tweede Kamer wordt over de uitkomsten geïnformeerd.
Daarnaast is op 1 maart 2025 het experiment met de regelrechter in werking getreden. Het experiment creëert een laagdrempelige toegang tot de kantonrechter voor geschillen over geldvorderingen tot € 5.000 en vorderingen van een werknemer uit hoofde van een arbeidsovereenkomst. Doel van het experiment is onder andere de procedure eenvoudiger, sneller en effectiever te maken. De werkwijze in het experiment met de regelrechter zorgt voor lagere proceskosten. Ook heeft de regelrechter de bevoegdheid om de proceskosten geheel of gedeeltelijk te compenseren, ook als de vordering van eiser volledig wordt toegewezen. Het experiment heeft een looptijd van drie jaar en zal worden geëvalueerd. Aan de hand van de uitkomsten van dit experiment zal worden bekeken of het wenselijk is (elementen uit) deze procedure om te zetten in een structurele regeling.39
Ten slotte bestudeert het kabinet het advies van de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht over het vereenvoudigen van het burgerlijk procesrecht en het opheffen van het onderscheid tussen de dagvaardings- en verzoekschriftprocedure.40 Momenteel wordt bezien of en op welke wijze het advies van de Adviescommissie kan worden gebruikt. Artikel 237 Rv, waarin de proceskostenveroordeling wordt geregeld, maakt hier onderdeel van uit.
Het taakstrafverbod
De Raad benoemt het taakstrafverbod als een al eerder gesignaleerd en nog steeds actueel knelpunt. Bij de behandeling van het eerdere wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod, dat uiteindelijk niet is aangenomen, bleek dat er meerdere fundamentele kritiekpunten bestaan bij het taakstrafverbod en de uitbreiding daarvan.41 Zoals omschreven in het Regeerprogramma en in lijn met aangenomen Kamermoties, wordt momenteel een wetsvoorstel aanpassing taakstrafverbod vormgegeven.42 Daarbij wordt rekening gehouden met de eerder geuite kritiek op het taakstrafverbod en de uitbreiding daarvan. Binnen het nieuwe wetsvoorstel wordt de balans gezocht tussen enerzijds het vergroten van de ruimte om maatwerk toe te passen door het OM en de rechter ten aanzien van het huidige taakstrafverbod. Anderzijds wordt gekeken naar het uitbreiden van het taakstrafverbod bij delicten waarbij enkel een taakstraf niet passend wordt gevonden, namelijk mishandeling van (een afgebakende groep) werknemers met een publieke taak. Het streven is het wetsvoorstel voor de zomer in consultatie te brengen.
De jaarlijkse verhoging van verkeersboetes
De Raad verwijst naar het vorig jaar gesignaleerde knelpunt over de beperkte ruimte die de Mulderrechter heeft om iets te doen aan schrijnende zaken van mensen met schulden, van wie de problemen alleen maar groter worden bij oplopende verschuldigde bedragen. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), dat verantwoordelijk is voor de inning van de verkeersboetes, heeft de afgelopen jaren grote stappen gezet richting een meer persoonsgerichte inning. Er zijn steeds meer mogelijkheden tot het leveren van maatwerk ontwikkeld, zoals het treffen van betalingsregelingen of een verwijzing naar schuldhulpverlening. Het CJIB zal zich ook de komende tijd blijven inzetten voor een persoonsgerichte inning. Zo is het sinds 1 juni jl. mogelijk voor het CJIB de ophogingen bij boetes conform de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) kwijt te schelden indien sprake is van overmacht of onevenredig hardvochtige effecten.43 Op die manier wordt voorkomen dat mensen (verder) in de problemen komen als gevolg van de ophogingen. Op 4 april jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de verschillende scenario’s voor een verlaging van de ophogingspercentages bij Wahv-boetes.44 Bij het regeerprogramma zijn evenwel geen financiële middelen beschikbaar gesteld voor een verlaging.
Het OM heeft naar aanleiding van de hoge indexering van de verkeersboetes voor het jaar 2023 in een brief van 23 juni 2022 aangegeven dat er een disbalans tussen de verschillende sanctiestelsels is ontstaan. Ook de Raad heeft hier vorig jaar aandacht voor gevraagd. De voormalig minister van JenV heeft aan het OM gevraagd advies te geven over de aard en omvang van deze disbalans, de oorzaken hiervan en de scenario’s voor mogelijke oplossingen. Eind mei 2023 is het rapport ‘Boetestelsels in balans’ door het OM opgeleverd. In het rapport wordt geconcludeerd dat er op verschillende punten een problematische disbalans tussen de boetestelsels is ontstaan, met name door de in het verleden doorgevoerde beleidsmatige verhogingen van de verkeersboetes bovenop de reguliere indexering.
In de op 6 juni jl. naar de Tweede Kamer verstuurde kabinetsreactie op het rapport ‘Boetestelsels in balans’ is toegelicht dat er geen opvolging kan worden geven aan het advies van het OM om de boetes binnen het feitgecodeerde stelsel met 30% te verlagen.45 Binnen het kabinet zijn er andere grote financiële uitdagingen, wat maakt dat er ook niet breder gekeken kan worden naar dekking voor dit voorstel. Daarnaast geldt ook dat een dergelijke verlaging van de verkeersboetes, zeker wanneer deze in één keer doorgevoerd zou worden, mogelijk een verkeerd signaal afgeeft. . De afgelopen periode is daarom bekeken op welke wijze er op een budget neutrale manier (deels) opvolging gegeven zou kunnen worden aan het rapport. Gekeken is daarbij naar intensivering van de geautomatiseerde handhaving om met de meeropbrengsten daarvan een boeteverlaging compenseren. Dit is onmogelijk gebleken vanwege de extra druk die dit voor de strafrechtketen op zou leveren. Ook is gekeken naar de mogelijkheid de hoogste verkeersboetes te verlagen en de kosten hiervan te compenseren met het verhogen van de boetes voor de lichtste overtredingen. Omdat hiermee de systematiek van het tarievenhuis binnen de Wahv zou worden verstoord en er bij de verhoging van de laagste verkeersboetes geen sprake zou zijn van een maatschappelijke herwaardering van de ernst van deze overtredingen, is deze optie ook onwenselijk gebleken. Daarom is besloten beide opties niet door te voeren. Hierdoor wordt de bestaande disbalans in stand gehouden. In reactie op de overige aanbevelingen worden wel een aantal kleinere maatregelen genomen zoals het vervroegen van het indexeringsproces en het inventariseren van welke wettelijke grensbedragen aangepast zouden moeten worden. Een ander maatregel is het doen van nader onderzoek naar de verhouding tussen de hoogte van de verkeersboetes en de hoogte van de boetes die door rechters worden opgelegd voor andere commune delicten. Verder zullen de komende jaren verschillende ontwikkelingen die mogelijk kunnen leiden tot een vermindering van de druk op de strafrechtketen worden gemonitord. Dit biedt op den duur wellicht ruimte de handhaving te intensiveren en met de opbrengsten daarvan de feitgecodeerde boetes te verlagen. Ook andere ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de proportionaliteit kan worden verbeterd en de verschillende sanctiestelsels op den duur meer met elkaar in balans kunnen worden gebracht, zullen worden gemonitord en waar nodig nader worden onderzocht. De minister van JenV is voornemens de tarieven op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften met ingang van 1 januari 2026 opnieuw te indexeren. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de voornoemde kabinetsreactie op het rapport ‘Boetestelsels in balans’.
Wetgeving gedragsbeïnvloedende maatregel
De complexiteit van de wetgeving met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) werd in het jaarverslag van 2023 al genoemd als knelpunt. Bij de totstandkoming van de Tweede vaststellingswet van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is de inbreng van de Raad over de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie bij de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige meegenomen. De Tweede vaststellingswet van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is op 1 april 2025 aangenomen door de Tweede Kamer en is aanhangig bij de Eerste Kamer.46
Slotwoord
Ik ben de Rechtspraak wederom erkentelijk voor de signalering van de knelpunten die zij in de praktijk tegenkomt, op het gebied van zowel beleid als wetgeving. Dit stelt zowel de wetgevende als de uitvoerende macht in staat om belangrijke maatschappelijke problemen effectief aan te pakken.
De Staatssecretaris Rechtsbescherming,
T.H.D. Struycken
Kamerstukken II 2022/23, 29325 nr. 139.↩︎
Zie Wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting 36512.↩︎
Dit is de mogelijkheid dat actoren zich economische baten weten toe te eigenen zonder dat ze in de kosten meedelen, of dat ze gegeven een bepaalde bate hun inspanningen of andere kosten proberen te minimaliseren.↩︎
https://www.verwey-jonker.nl/publicatie/waar-geweld-uit-beeld-raakt/↩︎
Zie https://www.internetconsultatie.nl/evaluatiewetwvggzwzd/b1.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 35733 nr. 18.↩︎
Artikel 21 Wki.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 32140 nr. 251.↩︎
HR 6 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1130.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 32140 nr. 251 bijlage 1.↩︎
HR 22 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1724.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 36708 nr. 1.↩︎
Kamerstukken II, 2023/24, 36577, nr. 7.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 36708, nr. 1.↩︎
ECLI:NL:RVS:2025:1301.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2025/07/04/aanbiedingsbrief-voortgangsrapportage-hersteloperatie-toeslagen-januari-april-2025.↩︎
Kamerstukken II, 2024/25, 26448 nr. 846.↩︎
https://open.overheid.nl/documenten/addec5d5-279c-40de-b607-7b64e8441602/file.↩︎
Zie wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg 36546.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2025/04/15/tweede-kamer-stemt-in-met-wet-voor-betere-beschikbaarheid-jeugdzorg.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 28741, nr. 126.↩︎
Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 31753, nr. 293.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 31753, nr. 312.↩︎
https://www.internetconsultatie.nl/beschermingvermogenfamilierecht/b1.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 33628, nr. 106.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 33628, nr. 106.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 33628, nr. 110.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 33628, nr. 110.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 24587, nr. 1047.↩︎
Deze afdeling was eerder buiten gebruik gesteld vanwege personeelstekort.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 24587, nr. 1050.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 28741, nr. 126.↩︎
Dit zijn onderzoeken door een psychiater of psycholoog naar een persoon die betrokken is in de rechtszaak.↩︎
Staatsblad 2025, 124: Verzamelwet Justitie en Veiligheid en Asiel en Migratie 2025.↩︎
Kamerstukken II, 2023/24, 24515 nr. 766: IBO Problematische schulden, Bijlage 11 Beleidsopties IBO Problematische schulden, I8 Alle kosten van civiele invordering herijken.↩︎
Staatsblad 2025, 13: Besluit van 20 januari 2025, houdende tijdelijke regels ten behoeve van een experiment met een procedure bij de regelrechter (Tijdelijk besluit experiment regelrechter).↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brieven/2024/12/23/advies-opheffing-onderscheid-dagvaardings-en-verzoekschriftprocedure.↩︎
Zie wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod nr. 35528.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 36200 VI, nr. 55; Kamerstukken II 2022/23, 29282, nr. 505; Kamerstukken II 2023/24, 29629, nr. 1207.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 29279, nr. 931.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 29279, nr. 931.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 29398, nr. 1176.↩︎
https://www.eerstekamer.nl/korteaantekening/20250408_j_v?dossier=vmhymkpfguxl.↩︎