[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op rapporten Wetenschappelijke Klimaatraad en Nationaal Klimaatplatform

Brief regering

Nummer: 2025D33453, datum: 2025-07-11, bijgewerkt: 2025-07-11 16:05, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z14600:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Op 11 december jl. is het briefadvies ‘Boeren in een veranderend klimaat’ van de Wetenschappelijke Klimaatraad (hierna: WKR) verschenen. Dit is een verdere uitwerking van het eerste advies van de WKR, ‘Met iedereen de transities in’. Een paar weken eerder (19 november jl.) verscheen het vierde signalenrapport van het Nationaal Klimaatplatform (hierna: NKP) met als titel ‘Een duurzame basis voor bestaanszekerheid van boeren en tuinders’.

In deze brief reageer ik op de adviezen uit beide rapporten en op welke wijze deze aanbevelingen (al) worden opgevolgd. Tevens ga ik in op de motie van de leden Thijssen, Bromet, Grinwis en Boswijk over voedselprijzen (Kamerstuk 36200 XIV nr.37) die ten tijde van de onderhandelingen over het Landbouwakkoord is aangenomen.

Breed toekomstperspectief

Het kabinet onderschrijft de aanbeveling van de WKR om te zorgen voor duidelijke en concrete kaders en doelen voor de korte en langere termijn. Daarvoor zijn er tot 2030 Europese en nationale (klimaat)doelen geformuleerd voor de landbouw. Het kabinet houdt vast aan de klimaatdoelen, ook voor 2030 voor landbouw en landgebruik. Als deze doelen niet gehaald dreigen te worden, wordt er alternatief beleid gemaakt. Daarbij wordt rekening gehouden met de haalbaarheid en uitvoerbaarheid. In het Klimaatplan is geschetst hoe de landbouw zich doorontwikkelt richting 2050 naar een sector gericht op het verhogen van efficiëntie, duurzaamheid en veerkracht van het voedselsysteem. Voedselzekerheid en innovatie van de land- en tuinbouw om te komen tot een toekomstgericht voedselsysteem en perspectief en bestaanszekerheid van boeren en tuinders staan hierin centraal.

Om duidelijkheid te geven aan agrarische ondernemers en invulling te geven aan de klimaatdoelen richting 2030 en daarna, zet het kabinet onder andere in op doelsturing met haalbare afrekenbare bedrijfsspecifieke normen voor broeikasgassen en stikstof. Recent is de Kamer ook geïnformeerd over de contouren en uitgangspunten hiervan (Kamerstuk 35334, nr. 331). Agrarische ondernemers krijgen hierbij de ruimte om te ondernemen binnen haalbare normen en tegelijkertijd bij te dragen aan het halen van de verschillende doelen die de maatschappij van hen vraagt. Het advies van de WKR is om KPI’s voor emissies uit te drukken per hectare of per bedrijf en niet per productie-eenheid. In de Kamerbrief over het Startpakket in het kader van de MCEN (Kamerstuk 35334, nr. 362) heb ik uw Kamer geïnformeerd

dat waar mogelijk wordt aangesloten bij bestaande stelsels, om stapeling van verplichtingen en extra stelsels te voorkomen. In 2025 wordt gestart met pilots om bedrijfsspecifieke emissiedoelen in de praktijk te testen. Naast afrekenbare bedrijfsnormen wil ik ook onderzoeken hoe ik kan inzetten op het ondersteunen en stimuleren van boeren die sneller of meer stappen willen zetten. Hierbij werken we zoveel mogelijk publiek-privaat samen.

Het NKP schetst in het rapport dat de basis voor een breed gedragen toekomstperspectief al aanwezig is. Zo toont het recente onderzoek van Imke de Boer en Kawire Gosselink dat daarover veel meer overeenstemming bestaat dan dat we denken. Op dit moment werk ik aan een analyse van het voedselsysteem waarbij deze studies worden meegenomen. Dit zal resulteren in een Nationale Voedselstrategie die in het laatste kwartaal van 2025 zal verschijnen.

Om te komen tot dit toekomstperspectief, onderschrijft het kabinet het belang om boeren(vertegenwoordigers) te blijven betrekken bij de besluitvorming over de toekomst van de landbouw. Het herstel van vertrouwen is hierbij het vertrekpunt, omdat dit de basis is van elke relatie. Het kabinet is daarom, zoals aangekondigd in het Regeerprogramma, gestart met een strategisch overleg landbouw en voedsel. Het strategisch overleg, met boeren(vertegenwoordigers), brancheorganisaties, ketenpartijen en maatschappelijke organisaties, is in de eerste plaats een gedachtevormend gremium, een plek van ontmoeting, delen van dilemma’s, verbinding houden, reflecteren op ontwikkelingen, identificeren van kansen en richting geven. Dat geeft de gelegenheid om strategische vraagstukken over de toekomst van de landbouw te bespreken en open de verschillende belangen te bediscussiëren.

Met betrekking tot het vaststellen van kaders na 2030 stelt de WKR voor dat de overheid vaststelt welke emissies door welke soort en welke hoeveelheid koolstofverwijdering kunnen worden gecompenseerd. En duidelijkheid geeft over hoe het beperkte potentieel voor koolstofverwijdering in Nederland ingezet zal worden. Dit advies hangt samen met het advies van de WKR over koolstofverwijdering en het bijbehorende achtergronddocument over het verantwoord inzetten van tijdelijke koolstofverwijdering1. Het kabinet heeft invulling gegeven aan de adviezen van de WKR in de Routekaart Koolstofverwijdering die gelijktijdig met het Klimaatplan is gepubliceerd.

De WKR stelt voor dat de overheid duidelijk in kaart brengt welke gebieden nu en in de toekomst kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering, bijvoorbeeld droogte, wateroverlast en verzilting. Op dit moment beoogt het kabinet via de actieprogramma’s klimaatadaptatie landbouw en natuur om de kwetsbaarheden in beeld te brengen per gebied. Deze inzichten worden benut, in het kader van adaptatie van landbouw en natuur, bij de ontwikkeling van de nieuwe nationale klimaatadaptatiestrategie die in 2026 wordt opgeleverd. Onlangs heeft de WKR ook een apart adviesrapport over klimaatadaptatie gepresenteerd2 welke in de herziening van de nationale klimaatadaptatiestrategie wordt meegenomen.

Perspectief voor blijvers en stoppers

De WKR adviseert het kabinet om boeren “zowel financieel als met begeleiding te ondersteunen bij het omschakelen naar een bedrijfsvoering die past binnen de […] kaders voor klimaat en milieu”. Veel agrarische ondernemers hebben al grote stappen gezet in het terugbrengen van hun uitstoot van broeikasgassen, wat laat zien dat met de juiste kennis en ondersteuning veel bereikt kan worden. Met regelingen zoals de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (SBV) en het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL) stimuleert het kabinet agrariërs om investeringen te doen die bijdragen aan emissiereductie. In het IDL is cofinanciering verplicht, zodat banken hier ook een verantwoordelijkheid in dragen. Het IDL is na een pilotperiode sinds de zomer 2024 langjarig opengesteld tot in elk geval 2034. Aanvullend zijn er diverse regelingen waar boeren een beroep op kunnen doen voor advies en begeleiding. Zo helpt de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie (SABE) agrariërs die hun kennis over verduurzaming van de landbouw willen vergroten door het aanbieden van educatie, advies op maat door een onafhankelijke adviseur of door groepsgewijze kennisdeling via demonstratieprojecten of praktijkleernetwerken met andere boeren. Ook kunnen boeren binnenkort gebruik maken van meerjarige Sociaal Economische Begeleiding (SEB) door onafhankelijke procesbegeleiders die ondersteunen bij het verder ontwikkelen van de bedrijfsvoering en de keuzes die daarbij moeten worden gemaakt.

Als agrarische ondernemers, die bijvoorbeeld geen opvolger meer hebben, de moeilijke keuze maken om te stoppen met hun bedrijf, dan helpt het kabinet hen hierbij. Het kabinet deelt de boodschap van het NKP dat deze ondernemers perspectief geboden moet worden. Daarom werkt het kabinet, in aanvulling op de eerder opengestelde vrijwillige beëindigingsregelingen, aan een nieuwe, vrijwillige brede beëindigingsregeling voor veehouders die willen stoppen, zoals aangekondigd in de Kamerbrief over het Startpakket in het kader van de MCEN (Kamerstuk 35334, nr. 362). In deze regelingen worden boeren begeleid door zaakbegeleiders in het maken van deze moeilijke keuze.

Het kabinet vindt het van belang dat we een vitaal platteland hebben met een toekomstgericht voedselsyteem. Het kabinet onderschrijft dat de keuzes die we maken impact hebben op meer dan alleen individuele bedrijven, namelijk ook op de regionale economie en arbeidsmarkt. Het NKP benadrukt dat een brede aanpak vereist is om boerenbedrijven toekomstperspectief te bieden, met voordelen op zowel maatschappelijk, economisch als ecologisch vlak. Momenteel zet het kabinet zich in voor de sociale en economische vitaliteit van het platteland. In de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur zijn een sociale en regionaaleconomische actielijn aangekondigd. Hiermee wil het kabinet gebiedsgericht bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van een rurale economische structuur die in balans is met de leefomgeving. Conform de motie van het lid Van der Plas (Kamerstuk 36600 XIV, nr. 51) is het kabinet in gesprek met werknemersvakbonden over een transitieplan voor werknemers in de voedsel en agrisector over de impact van de stikstofmaatregelen op de werkgelegenheid en daarmee de leefbaarheid van het landelijk gebied. Hierbij bouwen we voort op de structuren die er zijn, zoals het GroenPact en de lessen uit het SER advies over leven lang leren, en trekken we samen op met het Ministerie van SZW.

Verantwoordelijkheid van ketenpartijen

In de rapporten van WKR en NKP wordt geadviseerd om toekomstgericht markt- en prijsbeleid te ontwikkelen en om partijen in de keten aan te zetten voor verdere verduurzaming. Boeren zijn niet als enige verantwoordelijk voor bedrijfsaanpassingen die leiden tot emissiereductie. Het kabinet onderschrijft dit. Om boeren een eerlijke beloning voor duurzame landbouwproducten te geven, is een evenwicht tussen aanbod en vraag essentieel. Daarom werk ik binnen het Marktprogramma verduurzaming dierlijke producten samen met de keten aan het vergroten van de vraag en het inzichtelijk maken van klimaateffecten met erkende methoden.

Daarnaast stimuleert het kabinet ketenpartijen om afspraken te maken met boeren over de productie en een passende vergoeding daarvoor. Mededingingsregels voor de landbouw bieden ruimte voor het maken van dergelijke afspraken tussen afnemers en boeren over bovenwettelijke eisen. Hierover sta ik in nauw contact met de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De ACM biedt gericht informatie over de mogelijkheden van duurzaamheidsafspraken, met bijvoorbeeld de Leidraad samenwerking landbouwers en de recent gepubliceerde ‘Samenwerkcheck’. Ook heeft de ACM het initiatief van On the Way to PlanetProof over het invoeren van een duurzaamheidsvergoeding voor boeren informeel beoordeeld. Deze beoordeling geeft aan dat de ketenafspraken over deze vergoeding niet in strijd zijn met concurrentieregels, en dat het onwaarschijnlijk is dat de consumentenprijs hierdoor merkbaar zou stijgen. In de motie (Kamerstuk 36200 XIV nr.37) van de leden Thijssen, Bromet, Grinwis en Boswijk werd mij gevraagd om onderzoek te doen naar de effecten van de afspraken in het landbouwakkoord op de voedselprijzen. De bevindingen zouden worden gepresenteerd samen met het Landbouwakkoord. Zoals de Kamer weet is er geen definitief Landbouwakkoord gesloten. Dit onderzoek door de ACM geeft voor het On the Way to PlanetProof initiatief aan dat deze duurzamere productiewijze niet per definitie leidt tot een substantieel hogere consumentenprijs. Dit onderzoek is in de geest van de motie te interpreteren, en daarmee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Stimuleren initiatieven vanuit de sector

De WKR en het NKP adviseren om te investeren in initiatieven die de samenwerking tussen boeren en consumenten en tussen boeren onderling bevorderen, en om voorbeelden zichtbaar te maken.

Samenwerking door boeren onderling is een belangrijke factor in het versterken van ondernemerschap. De projecten uit de SABE laten dat zien. De SABE-regeling heeft als doel er voor te zorgen dat bestaande kennis over het doorontwikkelen van het boerenbedrijf sneller bij agrariërs terechtkomt, zodat zij met deze opgedane kennis in staat zijn om bedrijfsaanpassingen door te voeren. Uit de evaluatie van deze regeling (Kamerstuk 30252, nr. 173) blijkt dat het bieden van inspiratie en kennis vanuit de praktijk door collega-agrariërs een goede basis blijkt voor boeren om hun eigen bedrijfsvoering verder te ontwikkelen. Informatie over de projecten wordt gepubliceerd op Groen Kennisnet dat zowel door bedrijfsadviseurs als agrarisch ondernemers wordt geraadpleegd.

Daarnaast wordt er via het platform Groeien naar morgen op meerdere manieren aandacht gegeven aan innovaties op verschillende boerenbedrijven die ter kennisvergroting dienen voor andere agrarisch ondernemers. Deze inzet wordt momenteel uitgebreid. Deze bedrijven vormen onderling een netwerk waarin zij hun kennis uitdragen. Ook via verschillende experimenteergebieden en experimenteerlocaties wordt praktijkkennis opgedaan en gedeeld.

Vele boerenbedrijven zetten ook producten af direct aan de consument, soms op kleine schaal en soms als volledig business model. Dit directe contact tussen boer en consument wordt door beiden vaak als zeer waardevol ervaren. Het kabinet zet zich ervoor in om boeren die dergelijke initiatieven (willen) nemen te ondersteunen. Bijvoorbeeld door met lokale overheden te kijken waar zich in regelgeving belemmeringen voordoen, en hoe deze kunnen worden opgelost.

Hoogachtend,

Femke Marije Wiersma

Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur


  1. https://www.wkr.nl/adviezen/co2-verwijdering↩︎

  2. https://www.wkr.nl/actueel/nieuws/2025/06/19/meeveranderen-met-het-klimaat↩︎