36705 Nota van wijziging inzake Wijziging van de Opiumwet in verband met de verhoging van het wettelijk strafmaximum van het aanwezig hebben, de handel, de productie en de in- en uitvoer van verdovende middelen als bedoeld in lijst I bij de Opiumwet (verhoging strafmaxima grootschalige drugscriminaliteit)
Nota van wijziging
Nummer: 2025D33478, datum: 2025-07-11, bijgewerkt: 2025-07-11 16:23, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2025Z14609:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-09-11 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (đ origineel)
36705 Wijziging van de Opiumwet in verband met de verhoging van het wettelijk strafmaximum van het aanwezig hebben, de handel, de productie en de in- en uitvoer van verdovende middelen als bedoeld in lijst I bij de Opiumwet (verhoging strafmaxima grootschalige drugscriminaliteit) (36705)
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel A, derde subonderdeel, komt als volgt te luiden:
3. Onder vernummering van het zesde tot achtste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
6. Indien een feit als bedoeld in het derde lid betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, wordt gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
7. Indien een feit als bedoeld in het vierde lid betrekking heeft op het telen, bereiden, bewerken, verwerken of vervaardigen van een middel en onder omstandigheden is begaan waarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
B
In artikel I worden na onderdeel B twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ba
In artikel 10b wordt, onder vernummering van het derde tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien een feit als bedoeld in het tweede lid betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een substantie die onderdeel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst IA of een preparaat daarvan, wordt gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
Bb
In artikel 10c, eerste lid, wordt âten hoogste drie jarenâ vervangen door âten hoogste vier jarenâ.
C
Artikel I, onderdeel D, komt te luiden:
In artikel 12 wordt âartikelen 10, eerste tot en met vijfde lid,â vervangen door âartikelen 10, eerste tot en met zevende lid,â.
D
Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âartikelen 10, tweede tot en met zesde lid, 10a, eerste lid, 10b, tweede lid,â vervangen door âartikelen 10, tweede tot en met achtste lid, 10a, eerste lid, 10b, tweede tot en met vierde lid,â.
2. In het vierde lid wordt âartikel 10, tweede tot en met vijfde lid, 10a eerste lid, 10b, tweede lidâ vervangen door âartikel 10, tweede tot en met zevende lid, 10a eerste lid, 10b, tweede en derde lid,â en wordt âen artikel 11aâ vervangen door âen artikel 11bâ.
E
In artikel I wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
In artikel 13d, eerste lid, wordt âde artikelen 10, 10a, eerste lid,â vervangen door âde artikelen 10, 10a, eerste lid, 10b, 10c, eerste lid,â.
F
Artikel II komt te luiden:
In artikel 67, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering wordt âde artikelen 10c, 11, tweede lid, en 11a van de Opiumwetâ vervangen door âde artikelen 11, tweede lid, en 11a van de Opiumwetâ.
Toelichting
Onderdeel A
Met dit onderdeel wordt aan artikel 10 van de Opiumwet een nieuw zevende lid toegevoegd. Het wetsvoorstel bevat al een strafverzwaringsgrond voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs (het voorgestelde zesde lid). Het nieuwe zevende lid bevat een strafverzwaringsgrond voor de gevallen waarin de opzettelijke productie van harddrugs is begaan onder omstandigheden waarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Uit recente cijfers van de politie blijkt dat het aantal locaties voor de productie van synthetische (hard)drugs dat de politie jaarlijks aantreft sinds 2021 gestaag stijgt: van 93 in 2021, naar 105 in 2022, 151 in 2023 en 167 in 2024. In drie jaar tijd is sprake van bijna een verdubbeling in aantal aangetroffen productielocaties. Opvallend is dat veel productielocaties in woonwijken worden aangetroffen. In 2024 werden 98 productielocaties aangetroffen in een woongebied, wat ruim 58% van het totaal is. Niet alleen schuren, garages en bedrijfspanden worden gebruikt. De meeste productielocaties zijn aangetroffen in een appartement of andersoortige woning. Deze ontwikkeling is zeer zorgelijk, omdat bepaalde productieprocessen gevaar met zich brengen voor omringende bewoners. De werking van de chemicaliën die voor een productieproces worden gebruikt kan zware ontploffingen tot gevolg hebben. Voor de productie van cocaïne bijvoorbeeld wordt het middel procaïne gebruikt. Dat is een middel dat gebruikt wordt om cocaïne te versnijden, maar dat eerst wordt bewerkt met ontvlambare oplosmiddelen. Dat kan voor brand- of explosiegevaar zorgen. In 2024 werden 20 locaties ontmanteld waar dit versnijdingsmiddel werd bewerkt.1
Het komt geregeld voor dat als gevolg van zoân explosie een drugslaboratorium wordt ontdekt. In een aantal gevallen hebben de ontstane explosies ook aan andere, niet bij de productie betrokken personen het leven gekost. Naast het algemene gevaar dat uitgaat van de productie van harddrugs voor de gezondheid en het welzijn van personen en de gevolgen hiervan voor (het in stand houden) van de georganiseerde criminaliteit, brengen de productielocaties voor harddrugs â zeker als ze in woongebieden zijn ondergebracht â in het bijzonder dus mee dat daarvan direct gevaar kan dreigen voor het leven van andere personen die niet betrokken zijn bij de drugsproductie op die locaties. Ook bestaat er een reĂ«el risico op zwaar lichamelijk letsel, als gevolg van een mogelijke explosie.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven dat het gevangenisstrafmaximum voor de productie van harddrugs integraal wordt verhoogd van acht naar twaalf jaren, zodat bij de straftoemeting alle omstandigheden kunnen worden betrokken die maken dat de opgelegde straf hoog moet zijn. Daarbij is als voorbeeld onder meer gegeven âde omstandigheid dat het drugslab in een woonwijk is aangetroffenâ. De gevaren van zoân drugslaboratorium â explosiegevaar, het gevaar van het vrijkomen van giftige gassen â raken immers de omwonenden (Kamerstukken II 2024/25, 36705, nr. 3, p. 13). Bij nader inzien meen ik dat de gevaren die gepaard gaan met de productie van drugs in met name woongebieden zo groot zijn en de potentiĂ«le gevolgen voor de lichamelijke integriteit van anderen zo ernstig, dat ik aan deze omstandigheid een hogere maximumstraf wil verbinden. Een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren volstaat voor deze gevallen niet. Daarom wordt een strafverzwaringsgrond geĂŻntroduceerd voor die gevallen waarin de opzettelijke productie van harddrugs, dat wil zeggen: het telen, bereiden, bewerken, verwerken of vervaardigen van dergelijke verdovende middelen, onder omstandigheden is begaan waarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dan kan gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd. Voor de omschrijving van de strafverzwaringsgrond is aansluiting gezocht bij de in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen strafbaarstelling, namelijk: het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Aan het bestanddeel âlevensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchtenâ komt dezelfde betekenis toe als in artikel 157, onderdeel 2o, Sr. Met de woorden âvoor een anderâ wordt tot uitdrukking gebracht dat het gaat om onschuldige burgers en niet om degenen die aan het productieproces deelnemen. Voor het te duchten levensgevaar voor een ander is vereist dat dit gevaar ten tijde van de bewezenverklaarde gedragingen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. In een zaak waarin de verdachte was veroordeeld wegens overtreding van artikel 170 Sr (het vernielen van â in dit geval â gasleidingen in een gebouw, waarvan levensgevaar te duchten is), oordeelde de Hoge Raad dat dit gevaar ook voorzienbaar kan zijn als het ten tijde van de bewezenverklaarde gedragingen weliswaar nog niet, maar als gevolg van die gedragingen wel op een later moment te duchten is (ECLI:NL:HR:2023:230). De voorgestelde strafverzwaringsgrond zal aan de orde zijn als de productie op de desbetreffende locatie onder omstandigheden plaatsvindt waaruit naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat ten tijde van de productie â dus van het (proces) telen, bereiden, bewerken, verwerken of vervaardigen â van de harddrugs, of als gevolg van die productie op een later moment levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dat zal in het bijzonder het geval zijn als het productieproces plaatsvindt in een woongebouw waarin zich vrijwel altijd mensen bevinden.
Onderdeel B
Dit onderdeel herstelt een systematische onvolkomenheid in artikel II van het wetsvoorstel waarin een samenloopbepaling is opgenomen. Die samenloopbepaling regelde voor zowel de situatie waarin dit wetsvoorstel eerder in werking treedt als voor de situatie waarin de Wet van 29 januari 2025 tot wijziging van de Opiumwet in verband met het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen (hierna: wet NPS) eerder in werking treedt, dat het strafmaximum dat is gesteld op de verschillende handelingen met zogenoemde nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) integraal wordt verhoogd. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is toegelicht, is de regering van oordeel dat een integrale strafmaximumverhoging niet wenselijk is, maar dat het passender is â net als voor harddrugs â een strafverzwaringsgrond te introduceren voor die gevallen waarin handelingen worden verricht met âeen grote hoeveelheidâ nieuwe psychoactieve stoffen (zie paragraaf 3.1 van de nota naar aanleiding van het verslag). Net als bij de strafbaarstelling van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs zal het bestanddeel âeen grote hoeveelheidâ worden geconcretiseerd in het Opiumwetbesluit. De regering is voornemens deze vast te stellen op 500 gram van een substantie.
Onderdelen C tot en met F
De wijzigingen voorgesteld in de onderdelen C, D en F betreffen wetssystematische aanpassingen die verband houden met de voorgestelde wetswijzingen in de onderdelen A en B. De wijzigingen voorgesteld in het onderdeel F zijn meer inhoudelijk van aard. Voor een toelichting daarop wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2024/25, 36705, nr. 3, p. 26).
Deze nota van wijziging wordt mede ondertekend namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Minister van Justitie en Veiligheid
Zie Nationaal Overzicht Drugslocaties 2024, te raadplegen via:
https://img.startpagina.nl/opt/2024/06/Nationaal-Overzicht-Drugslocaties-2024-1.pdfâ©ïž