De evaluatie van de Omgevingswet
Schriftelijke vragen
Nummer: 2025D33873, datum: 2025-07-16, bijgewerkt: 2025-07-18 10:21, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2025Z14733).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.M. Welzijn, Tweede Kamerlid (Nieuw Sociaal Contract)
Onderdeel van zaak 2025Z14733:
- Gericht aan: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Indiener: R.M. Welzijn, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2025Z14733
Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de evaluatie van de Omgevingswet (ingezonden 16 juli 2025).
Vraag 1
Herinnert u zich dat de kern van de Omgevingswet bestaat uit het vergroten van integraliteit, bestuurlijke afwegingsruimte en het optreden van overheden als één overheid bij fysieke opgaven?1
Vraag 2
Deelt u de analyse dat de Wet versterking regie volkshuisvesting uitgaat van precies diezelfde uitgangspunten die al in de Omgevingswet zitten? Zo niet, waarom niet?
Vraag 3
Ziet u de uitkomsten van de evaluatie van de Omgevingswet dan ook als belangrijke graadmeter voor het succes van de Wet versterking regie volkshuisvesting straks?
Vraag 4
Kunt u aangeven in hoeverre de eerste monitoringsresultaten van de Omgevingswet laten zien dat overheden op dit moment daadwerkelijk functioneren als één overheid en opgaven integraal benaderen?
Vraag 5
Hoe ver staat u af van het bereiken van het beoogde en gewenste resultaat?
Vraag 6
Hoe verklaart u het gegeven dat gemeenten in 2024 in veruit de meeste gevallen hebben gekozen voor het instrument van de BOPA, en veel minder voor planvorming via het omgevingsplan?
Vraag 7
Betekent dit niet dat de beoogde integraliteit wordt omzeild via tijdelijke oplossingen zoals de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)?
Vraag 8
Is het juist dat veel van de nu vastgestelde omgevingsplannen technisch-juridische omzettingen betreffen, en nog niet de integrale en strategische koers die met de wet is beoogd?
Vraag 9
Acht u dit een risico voor de transitie naar de gewenste integrale gebiedsgerichte aanpak?
Vraag 10
Ziet u hierin het risico dat overheden binnen de contouren van een nieuwe wet toch zo lang mogelijk in een «oude wereld» blijven opereren omdat de daadwerkelijke transitie in de praktijk moeilijker is dan wellicht vooraf voorzien?
Vraag 11
Is voorzien in het operationaliseren van de Omgevingswet nu (en de Wet versterking regie volkshuisvesting straks) via een cultuurveranderingstraject?
Vraag 12
Bent u bereid een cultuuromslag actief te faciliteren?
Vraag 13
Kunt u bevestigen dat uit de rapportages blijkt dat participatie en samenwerking tussen overheidslagen formeel worden benoemd in de wet, maar inhoudelijk en in de dagelijkse praktijk nog nauwelijks worden ingevuld?
Vraag 14
Wat zijn hier belemmerende factoren en hoe kunt u die (helpen) wegnemen?
Vraag 15
Deelt u de zorg dat het risico bestaat dat we in de uitvoering van de Wet versterking regie volkshuisvesting dezelfde vertraging en terugval naar oude werkwijzen gaan zien als nu zichtbaar is bij de toepassing van de Omgevingswet?
Vraag 16
Bent u bereid om – vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet versterking regie volkshuisvesting – actief te bevorderen dat bij de toepassing van de Omgevingswet al gestuurd wordt op de werkwijze die nodig is voor die regierol en het samenwerken als één overheid? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Vraag 17
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Kamerstuk 33 118, nr. 300↩︎