Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 16-18 juli 2025 (Kamerstuk 21501-30-675)
Raad voor Concurrentievermogen
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D33911, datum: 2025-07-16, bijgewerkt: 2025-07-17 10:31, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken (VVD)
- Mede ondertekenaar: H.W. Krijger, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-676 Raad voor Concurrentievermogen.
Onderdeel van zaak 2025Z14751:
- Indiener: V.P.G. Karremans, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2025-09-09 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op het Schriftelijk Overleg over de informele Raad voor Concurrentievermogen van 16, 17 en 18 juli. De antwoorden over het onderdeel onderzoek van de Raad stuur ik mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Vincent Karremans
Minister van Economische Zaken
Vragen van de GroenLinks-PvdA fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de geannoteerde agenda in relatie tot het vorig jaar uitgebrachte Draghi-rapport over het Europese concurrentievermogen. Het oordeel in dat rapport was stevig, namelijk dat de Europese economie een langzame doodstrijd strijdt. Het is goed dat het kabinet in de geannoteerde agenda schrijft: “Nederland vindt het belangrijk dat er meer strategische keuzes ten aanzien van prioritaire onderzoeksgebieden en technologieën worden gemaakt binnen de thematisch georiënteerde onderdelen van het kaderprogramma. Door betere coördinatie, het aanbrengen van focus en het bundelen van middelen wordt op Europees niveau meer impact gecreëerd. Gerichte investeringen vanuit KP10 zijn daarom noodzakelijk. Daarnaast kan de kracht van ecosystemen beter benut worden om valorisatie te faciliteren, terwijl tegelijkertijd gerichte opschalingsmogelijkheden via bijvoorbeeld de Europese Innovatieraad (EIC) plaatsvinden. Om dit alles goed te verankeren is er een strategische dialoog tussen de lidstaten, de Europese Commissie en stakeholders nodig.” Genoemde leden vragen wat hiervan nu het effect zal zijn op het concurrentievermogen van de Europese Unie (EU) ten opzichte van bijvoorbeeld China en de Verenigde Staten.
Antwoord
Zie antwoord vraag 4.
Is het bovenstaande voldoende om zich te ontworstelen aan die ‘langzame doodstrijd’? Zo ja, hoe weet het kabinet dit? Hoe kan hij dit onderbouwen? Zo nee, hoe weet het kabinet dit? Wat is extra nodig om wel de concurrentiestrijd in de wereld aan te kunnen?
Antwoord
Bovengenoemde is een belangrijk onderdeel ter versterking van het EU-concurrentievermogen. Op zichzelf zal dit niet voldoende zijn om de uitdagingen die Mario Draghi constateert te adresseren. Versterking van het EU-concurrentievermogen vraagt, zoals ook toegelicht in de kabinetsvisie EU-concurrentievermogen,1 op veel terreinen maatregelen. Denk aan versterking van de interne markt en de kapitaalmarktunie, toegang tot talent, een goed mededingingskader, minder onnodige regeldruk, toegang tot kritieke grondstoffen, toegang tot betaalbare energie en stabiel overheids- en EU-beleid. Het kabinet ziet deze maatregelen ook niet los van elkaar: ze versterken elkaar. Een gericht kaderprogramma dat innovaties voortbrengt heeft aansluitend bijvoorbeeld een sterke interne markt nodig zodat bedrijven een grotere afzetmarkt hebben en makkelijker grensoverschrijdend kunnen opereren, een goed werkende kapitaalmarkt voor de benodigde private financiering, of voldoende personeel om te kunnen groeien.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er op de agenda van de informele Raad een beleidsdebat staat over de vraag op welke manier lidstaten beter kunnen samenwerken, zodat sterke Europese onderzoeksecosystemen op het terrein van kritieke technologieën worden gecreëerd. Komen de kritieke technologieën die de Europese Commissie wil bespreken overeen met de technologieën die Nederland heeft geïdentificeerd in de Nationale Technologiestrategie? Hoe zorgt het kabinet voor samenhang tussen deze twee trajecten? Kijkt het kabinet ook naar datgene waarin Nederland in het bijzonder goed is en ook naar datgene waarin Nederland misschien minder goed is, om op die manier juist op Europees niveau de krachten te bundelen?
Antwoord
In oktober 2023 presenteerde de Europese Commissie tien kritieke
technologieën die van belang zijn voor de veiligheid van de EU.2 In januari 2024 presenteerde het
kabinet de Nationale Technologie Strategie.3 Er
zijn veel overeenkomsten tussen de technologieën van de Europese
Commissie en de Nationale Technologie Strategie (NTS). De NTS heeft een
breder afwegingskader ten opzichte van de Commissie, aangezien impact op
verdienvermogen, maatschappelijke uitdagingen en huidige kennissterkte
eveneens criteria zijn voor het bepalen van prioritaire technologie,
naast nationale veiligheid.
Tijdens deze informele Raad wordt echter besproken hoe lidstaten beter kunnen samenwerken in algemene zin t.a.v. strategische (of kritieke) technologieën. Het gaat hier niet om de vraag op welke strategische technologieën samengewerkt dient te worden, noch om welke strategische technologieën de Europese Commissie wil bespreken.
Het kabinet zet zich ten aanzien van deze technologieën in op het versterken van het nationale en het Europese niveau, het stimuleren van complementariteit en het vermijden van duplicatie. Daarom maakt het kabinet er zich, onder andere in haar contacten met de Europese Commissie, hard voor dat de EU-inzet op strategische onderzoeksprioriteiten en technologiegebieden aansluit bij de Nederlandse wetenschappelijke en innovatieve sterktes en prioriteiten, zoals de NTS.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het logisch dat het kabinet in de geannoteerde agenda het volgende schrijft: “Het op 14 oktober 2024 aan u verzonden Nederlandse vision paper over het volgende kaderprogramma beschrijft de noodzaak van voortzetting van het succes van Horizon Europe voor Nederland, waarbij aandacht is voor de kennisketenbrede benadering. De hoofdlijneninzet van het Nederlandse kabinet ter voorbereiding op de aanstaande onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader van de EU voor de periode vanaf 2028, zet in op O&I als fundament voor het versterken van het Europees concurrentievermogen.” Genoemde leden constateren dat ondanks het succes van het huidige kaderprogramma, Horizon Europe, de concurrentiekracht van de EU onvoldoende is en dat Nederland de doelstelling niet haalt om 3% van het bruto nationaal product (BNP) te besteden aan onderzoek en innovatie. Wat is in dit kaderprogramma nodig om het concurrentievermogen van de EU wel vergelijkbaar te laten worden met die van China en van de Verenigde Staten? Hoe moet het kaderprogramma bijdragen aan het behalen van de 3%-doelstelling voor Nederland?
Antwoord
Op 14 oktober 2024 heeft u het Nederlandse vision paper ontvangen, waarin wordt aangegeven wat de Nederlandse inzet is voor het volgende Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (KP10)4. Daarin stelt het kabinet dat door meer strategische keuzes ten aanzien van prioritaire onderzoeksgebieden en technologieën te maken en door het bundelen van krachten en middelen, sterke Europese ecosystemen kunnen worden opgezet. Hiermee kan de EU een grotere impact hebben en daarmee kan zij uiteindelijk haar concurrentievermogen versterken, wat de positie van de EU in de mondiale context ten goede moet komen. Draghi stelde dat het Europese concurrentievermogen onder andere vergroot kan worden door het versterken van de vermarkting van onderzoek & innovatie. Hiertoe heeft de Europese Commissie recent een eerste stap gezet met de EU Startup en Scale-up strategie5. Naar verwachting zal opschaling van innovaties ook een prominente plek krijgen in de voorstellen voor het tiende kaderprogramma voor Onderzoek & Innovatie (O&I), dat de Europese Commissie naar verwachting op 16 juli a.s. zal publiceren.
Het kabinet kijkt met interesse uit naar deze publicatie en zal via een BNC-fiche haar appreciatie uitspreken over het voorstel.
Ten aanzien van de rol van het kaderprogramma bij het behalen van de 3%-investeringen in O&I benadrukt de Europese Commissie in de eerder dit jaar verschenen interim evaluatie van Horizon Europe, dat financiering uit het huidige kaderprogramma voor O&I een tiende van de publieke EU-investeringen in O&I vertegenwoordigt. Nederland is van mening dat het kaderprogramma voor O&I als een hefboom kan dienen om samenwerking tussen publieke en private partijen te bevorderen.
Ten aanzien van de nationale inzet richting de 3% wijzen wij u graag op het op 11 juli jl. met uw Kamer gedeelde 3%-R&D-actieplan met negen concrete voorstellen om meer private investeringen in technologie en innovatie te mobiliseren.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben voorts vragen in dezelfde lijn over de gesprekken over startups en scale-ups tijdens de informele Raad. Het oordeel van Draghi is erg scherp, dus volgens deze leden is het belangrijk om concreet en precies in beeld te brengen wat nodig is om het concurrentievermogen van de EU op peil te brengen. Dat vereist meetbare doelen. Deze leden missen die nu. Daardoor is het ook onmogelijk om te bepalen of de inzet van het Deens voorzitterschap, de Europese Commissie en het kabinet voldoende zal bijdragen. Kan het kabinet een preciezere analyse geven van de moeilijkheden die startups en scale-ups ondervinden?
Antwoord
Zoals uiteengezet in het BNC-fiche over de EU Startup en Scale-up Strategie6, onderschrijft het kabinet in grote mate de probleemanalyse van de Europese Commissie over de moeilijkheden die startups en scale-ups ondervinden. De moeilijkheden zijn door de Europese Commissie bevestigd in de publieke consultatie die eerder dit jaar is uitgevoerd7. De obstakels hebben vooral te maken met ontoereikende toegang tot durfkapitaal, versnipperde wet- en regelgeving, een hoge regeldruk en gebrek aan beschikbaar talent. Dit betreffen grote obstakels die internationale expansie van Nederlandse startups en scale-ups afremmen.
Kan het kabinet aangeven hoeveel de besproken acties de startups en scale-ups zullen helpen?
Antwoord
Zoals uiteengezet in het BNC-fiche over de EU Startup en Scale-up Strategie8, vindt het kabinet de zichtbare urgentie bij de Europese Commissie om de voorwaarden en prikkels die tot snellere doorgroei van innovatieve startups leiden te verbeteren, zeer positief. Dit is hard nodig om de EU-concurrentiepositie te verbeteren en de open strategische autonomie en het toekomstige verdienvermogen te waarborgen. De gestelde doelen en ambitieniveaus van de besproken acties zijn potentierijk, maar ook afhankelijk van de nadere uitwerking en (uitvoering van) de implementatie. Als overkoepelende voorwaarde voor de effectiviteit van de acties hamert het kabinet erop dat het cruciaal is voor startups en scale-ups dat de regelgeving binnen Europa meer geharmoniseerd en vereenvoudigd wordt. Het kabinet roept de Commissie daarom op om bij de verdere uitwerking van deze strategie zo veel mogelijk aansluiting te zoeken bij de eerdere voorstellen zoals het vierde Omnibuspakket, de horizontale interne marketstrategie en de kapitaalmarktunie.
Deze leden hebben specifiek een vraag over het vierde Omnibuspakket waarbij ook wordt gekeken naar deregulering, terwijl het kabinet recent in beantwoording van Kamervragen heeft aangegeven dat de regeldruk in Nederland lager is dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten.9 Hoe verstandig is het dan om dit als belangrijk actiepunt te nemen? Zijn er geen andere acties nodig om het startup- en scale-up-klimaat in Nederland te verbeteren?
Antwoord
Zoals in de Kamervragen staat vermeld, ligt het beeld over of wij in Nederland minder belemmerende wet- en regelgeving hebben dan in de Verenigde Staten genuanceerd. Soms scoort Nederland beter op een bepaalde indicator van de regulatory and administrative burden van de Product Market Regulation (PMR) dan de VS en soms niet. Daarom verwelkomt het kabinet de inzet van de Europese Commissie op regeldrukvermindering via de Omnibuspakketten, waaronder de vierde Omnibus. Ook in Nederland is het verlagen van onnodige regeldruk een belangrijk doel, ongeacht internationale vergelijkingen. Tegelijkertijd is regeldruk slechts één van de factoren die het startup- en scale-upklimaat beïnvloeden. Wat andere acties betreft die nodig zijn om het startup- en scale-up klimaat in Nederland te verbeteren verwijst het kabinet naar het BNC-fiche over de EU Startup and Scale-up Strategy10. Deze hebben vooral te maken met toegang tot durfkapitaal en met het verminderen van de versnippering van wet- en regelgeving per land en gebrek aan talent. Het kabinet blijft zich daarnaast inspannen voor het verbeteren van het ondernemingsklimaat in Nederland zodat startups sneller kunnen doorgroeien tot technologie- en marktleiders. Dit door 1) generieke maatregelen, zoals het verbeteren van toegang tot kapitaal, talent, kennis en het verminderen van regeldruk, en 2) de specifieke focus op deeptech startups, in lijn met de in 2024 gelanceerde Nationale Technologiestrategie.11
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tot slot een aantal vragen over de industrie in relatie tot het concurrentievermogen. Vorige week is weer een noodsignaal afgegeven door de Nederlandse industrie met de vakbonden. Dit komt onder andere doordat de fossiele energieprijzen in Nederland en in de EU hoger zijn dan in bijvoorbeeld het Midden-Oosten en de Verenigde Staten. Tegelijkertijd zien deze leden het falen van het Nederlandse industriebeleid. De nationale CO2-heffing is door de Kamer afgeschaft en de minister van Klimaat en Groene Groei schrijft dat het niet lukt om tot maatwerkafspraken te komen met de energie-intensieve industrie ondanks mogelijk miljarden euro’s subsidie. Als reden hiervoor geeft deze minister in een brief aan de Kamer: ‘rendementseisen van de vaak buitenlandse moederbedrijven’ en dat ‘de businesscases in Nederland nu vaak niet of minder rendabel zijn dan elders, onder meer door de hogere energiekosten en de CO2-beprijzing'.12 Is het kabinet het met deze leden eens dat fossiele energie in de EU zonder goedkoop Gronings en Russisch gas altijd duurder zal zijn dan in andere werelddelen? Is het kabinet het met deze leden eens dat vanwege de noodzaak om naar nul CO2-uitstoot te gaan en vanwege het ingezette emissiehandelssysteem (ETS) om dit te bereiken, de CO2-beprijzing in de EU beter geregeld is en dat de prijzen daarmee hoger zijn dan in andere werelddelen? Wat zijn de verschillen in energiekosten en CO2-kosten tussen de EU en de werelddelen buiten Europa? Wat zou het kosten om die verschillen weg te financieren en de business cases in Nederland aantrekkelijk te maken voor investeringen?
Antwoord
De Nederlandse industrie staat inderdaad onder zware druk. Hoge energieprijzen, maar ook vertraging in de benodigde infrastructuur, onzekerheid rondom vergunningverlening door de stikstofproblematiek én goedkope import, tasten de concurrentiepositie ernstig aan. Verduurzaming van de industrie is essentieel voor het toekomstperspectief van onze industrie. Maar de verduurzaming van de industrie kent op korte termijn grote uitdagingen. Om ervoor te zorgen dat de verduurzaming van de industrie niet ten koste gaat van de concurrentiepositie, wil ik benadrukken dat een tijdig en zorgvuldig proces nodig is.
Wat betreft de energieprijzen, de EU heeft inderdaad substantieel hogere energieprijzen dan wereldwijde handelspartners. Door de teruggang van de aardgaswinning op land en op zee en het wegvallen van het Russisch gas is Nederland, net als andere landen in Noordwest-Europa, afhankelijker geworden van import van vloeibaar gas (LNG). De mondiale markt voor LNG was sinds 2022 krap, waardoor gas (relatief) duurder was dan voor de energiecrisis. Doordat de Nederlandse industrie afhankelijker is van aardgas dan omliggen landen, is er weinig prijselasticiteit en wordt de Nederlandse industrie relatief harder geraakt bij een prijsstijging van aardgas. Vanaf 2026 wordt meer LNG-productiecapaciteit verwacht, waardoor het aanbod van LNG zal toenemen en de krapte op de wereldmarkt zal afnemen.
Het kabinet is het er mee eens dat met het ETS systeem de EU een georganiseerd systeem heeft dat op EU-niveau bijdraagt aan het beprijzen van CO2-emissies en daarmee emissiereductie voor grote uitstoters ook stimuleert. Dit handelssysteem zorgt met CO2-beprijzing echter ook voor hogere prijzen/kosten ten opzichte van derde landen die een dergelijke systematiek niet kennen, c.q. geen stimuleringsbeleid voor emissiereductie kennen. Deze hogere prijzen beïnvloeden het concurrentievermogen van de EU. Momenteel zorgt het CBAM-instrument op EU-niveau er daarnaast voor dat producten uit landen met minder streng klimaatbeleid (lees: waarbij meer uitstoot bij de productie is gerealiseerd) gelijkere concurrentievoorwaarden hebben als producten die in de EU worden geproduceerd en onder de EU ETS regelgeving vallen. Het is van belang dat klimaatbeleid en concurrentievermogen elkaar niet in de weg zitten, maar elkaar versterken. Dit moet dan ook het uitgangspunt zijn voor Europees en nationaal industriebeleid.
Denkt het kabinet dat het haalbaar is om die verschillen weg te financieren? Zo ja, waarom? Zo nee, welke van de genoemde maatregelen zijn volgens het kabinet nodig om de investeringen in schone industriële technologieën wel mogelijk te maken?
Antwoord
Een weerbare en concurrerende energie-intensieve industrie is van fundamenteel belang voor ons verdienvermogen en het Europees concurrentievermogen. Om deze te behouden is een gelijk speelveld, zowel Europees als mondiaal, daarbij van cruciaal belang. De EU heeft substantieel hogere energieprijzen dan wereldwijde handelspartners: in 2023 lagen de gemiddelde prijzen voor gas drie tot vijf keer zo hoog in de EU als in de VS, terwijl gasprijzen historisch gezien twee tot drie keer zo hoog waren. Voor elektriciteit lagen de prijzen twee tot drie keer hoger in de EU dan in de VS en China. Historisch gezien lagen de Europese elektriciteitsprijzen tot wel 80% hoger dan die in de VS, terwijl ze ongeveer gelijk waren aan die in China. (M. Draghi, The future of European competitiveness, september 2024, p. 05). Momenteel wordt onderzocht wat de verschillen in elektriciteitskosten tussen verschillende Europese landen zijn. Hier zal in de komende klimaat- en energienota verder over gerapporteerd worden. Voor wat betreft CO2-beprijzing zien we dat steeds meer landen buiten de EU een vorm van CO2-beprijzing invoeren of een systeem aan het ontwikkelen zijn. Daarin zitten grote verschillen ten aanzien van de prijs, gratis rechten en de reikwijdte. Wegens deze verschillen is er geen eenduidig antwoord te geven over kostenverschillen. In algemene zin staat wel vast dat de EU met het EU ETS het meest ambitieuze systeem heeft om emissies te beprijzen. |
---|
Om energiekosten structureel te verlagen is het belangrijk om te blijven werken aan een sterkere interne energiemarkt, aan de opschaling van eigen schone energie en aan het verkleinen van strategische afhankelijkheden. Daarbij zijn ook andere randvoorwaarden als beroepsbevolking, logistieke voorzieningen en regelgeving van belang op het vestigingsklimaat. Het kabinet zet erop in dat eventuele compensatie gericht op het verbeteren van het speelveld ten opzichte van de rest van de wereld Europees geharmoniseerd wordt vormgegeven.
Recent zijn er fabrieken in Nederland gesloten en naast bovengenoemde dynamiek speelt daar ook oneerlijke concurrentie mee uit andere werelddelen, waarbij vooral China wordt genoemd. Ziet het kabinet dit ook? Is de minister bereid om dit ter sprake te brengen tijdens het lunchgesprek en is hij bereid, indien dit een terechte zorg blijkt, daar snel voldoende actie op te ondernemen?
Antwoord
De Nederlandse industrie is goed voor zo’n 12% van het bbp13 en levert daarmee een substantiële bijdragen aan het Nederlands verdienvermogen. Daarbij is de industrie fundamenteel voor onze welvaart, weerbaarheid en het oplossen van maatschappelijke opgaven. Denk aan de halfgeleiderindustrie met vele toepassingen binnen de zorg, veiligheid en de duurzame transitie, de defensie-industrie en internationale infrastructuur waarmee we onszelf en onze internationale partners kunnen beschermen tegen invloeden van buitenaf, de farmaceutische industrie waarmee we onszelf kunnen wapenen tegen een nieuwe pandemie, de chemische en energie-industrie die werkt aan duurzame producten, processen en energie- en (circulaire) grondstofvoorziening die noodzakelijk is om onze economie en planeet in de toekomst draaiende te houden.
Zoals aangegeven in mijn prioriteitenbrief14 zet ik mij daarom actief in voor het behouden en stimuleren van de Nederlandse (hoog-)technologische industrie.15
Een gelijk speelveld, zowel binnen Europa als wereldwijd, is daarin van cruciaal belang voor het toekomstperspectief van onze industrie. Mede door overcapaciteit en lage productiekosten in derde landen staan verschillende Europese industrieën onder toenemende druk.
Het kabinet erkent dat, bijvoorbeeld, het aanbieden van Chinese producten tegen een niet-marktconforme lagere prijs dan waar de Europese industrie tegen kan produceren een probleem is. Tijdens het lunchgesprek zal ik benadrukken hoe belangrijk het is als EU te werken aan een gedecarboniseerde en weerbare energie-intensieve industrie, die ook concurrerend is. Hierbij moet ook zeker naar het mondiale gelijke speelveld gekeken moet worden en hoe deze problematiek WTO-conform aangepakt kan worden. Echter, de EU dient ten eerste in EU-verband te kijken hoe het concurrentievermogen verbeterd kan worden voor bestaande energie-intensieve industrie en hoe het vestigingsklimaat voor nieuwe groene initiatieven verbeterd kan worden, door bijvoorbeeld de circulaire economie te versterken of het interne gelijke speelveld op energieprijzen te verbeteren. De Europese Commissie werkt binnen het kader van de Clean Industrial Deal aan verschillende voorstellen om deze zorgen aan te pakken, zoals via de Industrial Decarbonisation Accelerator Act (verwacht in Q4) of via de verdere uitwerking van het actieplan betaalbare energieprijzen.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie achten het de uitdaging om, zoals gezegd, de EU uit die langzame doodstrijd te halen inzake haar concurrentievermogen. Recent heeft het parlement in de Verenigde Staten de zogenaamde ‘Big Beautiful Bill’ aangenomen en sowieso hebben de Verenigde Staten een veel hogere staatsschuld. Ook in China is er veel, deels oneerlijke, staatssteun. Hoe verhouden de financiële steun van de Chinese, Amerikaanse en Europese overheden zich tot elkaar? Is het mogelijk om deze verschillen met niet-financiële maatregelen te overbruggen? Of is het ook noodzakelijk om, zoals Draghi aanbeveelt, tien jaar lang 800 miljard euro per jaar extra te investeren? Zo nee, kan het kabinet onderbouwen waarom hij dit niet nodig vindt?
Antwoord
Het is lastig om maatregelen uit de Verenigde Staten of China te vergelijken met Europese maatregelen. Ten algemene kan worden gesteld dat wanneer steun van derde landen een ongelijk speelveld tot gevolg heeft, dat deels hersteld kan worden met niet-financiële maatregelen, zoals handelsmaatregelen. Tegelijkertijd constateert het kabinet ook dat de meest rendabele investeringen in de EU achterblijven. Net als Draghi is het kabinet van mening dat investeringen met name privaat moeten zijn. Het kabinet zet dan ook in op het bevorderen van private investeringen, zoals door versterking van de kapitaalmarktunie en een belangrijke rol voor de Europese Investeringsbank (EIB). Het is daarbij ook van belang om publieke investeringen zo in te zetten dat ze private investeringen zo veel mogelijk mobiliseren. Tegelijkertijd ziet het kabinet dat een sterke interne markt de basis is van de Europese economie en ons concurrentievermogen. Deze moet dan ook verder worden verdiept. Dit vergemakkelijkt innovatie, bevordert het zakendoen, verbetert het vestigingsklimaat voor (kleinere) innovatieve bedrijven en vergroot de ruimte voor opschaling.
Kamerstuk: 21501-30-621↩︎
Kamerbrief over appreciatie aanbeveling van de Europese Commissie op kritieke technologiegebieden | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎
De Nationale Technologiestrategie | Beleidsnota | Rijksoverheid.nl↩︎
The Netherlands vision paper on the future EU Framework Programme for Research and Innovation FP10 | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎
Fiche 1 EU Startup and Scaleup Strategy | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerbrief 22112-4098.↩︎
European Commission concludes public consultation on the EU Startup and Scaleup Strategy - European Commission↩︎
Kamerbrief 22112-4098.↩︎
Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2024-2025, nr. 2574↩︎
Kamerbrief 22112-4098.↩︎
De Nationale Technologiestrategie | Beleidsnota | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstuk 29 826, nr. 260.↩︎
CBS, 2025. De Nederlandse industrie vanaf 2022↩︎
Kamerbrief met overzicht van prioriteiten | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎
In de komende maanden zal uw Kamer worden geïnformeerd over de hernieuwing van het industriebeleid.↩︎