36735, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 2 juli 2025)
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2026)
Bijgewerkte tekst
Nummer: 2025D33921, datum: 2025-07-02, bijgewerkt: 2025-07-16 17:27, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2025Z08531:
- Indiener: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Medeindiener: S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2025-05-13 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-05-15 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-06-05 14:00: Fiscale verzamelwet 2026 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2025-06-17 16:30: Extra procedurevergadering commissie Financiën (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-07-03 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-09-03 14:00: Fiscale verzamelwet 2026 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
Preview document (đ origineel)
Bijgewerkt t/m nr. 7 (nota van wijziging d.d. 2 juli 2025). | |
36 735 | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2026) |
Nr. 2 | VOORSTEL VAN WET |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2026 wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.8, tweede lid, wordt â7.2, achtste lidâ vervangen door â7.2, achtste of twintigste lidâ.
B
Aan artikel 2.9 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid is de verschuldigde belasting over inkomen dat op grond van artikel 7.2, twintigste lid, in aanmerking wordt genomen en dat op grond van artikel 2.8, tweede lid, wordt aangemerkt als te conserveren inkomen gelijk aan het bedrag dat volgt uit de overeenkomstige toepassing van artikel 2.12, geldend in het kalenderjaar van de omzetting, bedoeld in artikel 3.65, eerste lid, op dat te conserveren inkomen, na vermindering van dat inkomen met het bedrag dat volgt uit de toepassing op dat te conserveren inkomen van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, geldend in het jaar van de omzetting.
C
Aan artikel 3.100 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing op termijnen of uitkeringen van een niet of niet langer kwalificerende lijfrente, tenzij ter zake van die lijfrente negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking zijn genomen. Onder een niet of een niet langer kwalificerende lijfrente wordt verstaan: een aanspraak waarvoor uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking zijn genomen als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, en:
a. die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden die in deze wet en de daarop berustende bepalingen aan de aftrek van uitgaven voor inkomensvoorzieningen worden gesteld; of
b. waarbij zich een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 3.133, tweede of derde lid, anders dan bedoeld in onderdeel a.
D
Artikel 3.111 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, tweede zin, wordt âhet achtste lidâ vervangen door âhet negende lidâ.
2. In het zesde lid, aanhef, wordt âtenminsteâ vervangen door âten minsteâ.
3. Onder vernummering van het zevende tot en met tiende lid tot achtste tot en met elfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. Voor de toepassing van het zesde lid, onderdeel a, wordt indien de woning om niet ter beschikking wordt gesteld niet als derde aangemerkt:
a. een bloed- of aanverwant in de rechte neergaande lijn van de belastingplichtige, een bloed- of aanverwant in de rechte neergaande lijn van diens partner of een bloed- of aanverwant in de rechte neergaande lijn van degene die direct voorafgaand aan de periode, bedoeld in het zesde lid, de partner van de belastingplichtige was;
b. de partner van de belastingplichtige of degene die direct voorafgaand aan de periode, bedoeld in het zesde lid, de partner van de belastingplichtige was;
c. de persoon die direct voorafgaand aan de periode, bedoeld in het zesde lid, gedurende ten minste twaalf aaneengesloten maanden behoorde tot het huishouden van de belastingplichtige.
E
In artikel 3.112, zesde lid, wordt âartikel 3.111, achtste lidâ vervangen door âartikel 3.111, negende lidâ.
F
Artikel 3.125, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt âingaanâ vervangen door âwaarvan de eerste termijn wordt uitgekeerdâ en wordt âen uitsluitendâ vervangen door âen waarvan de termijnen uitsluitendâ.
2. In onderdeel c wordt â, een looptijdâ vervangen door âen een looptijdâ en wordt â, niet eerder ingaanâ vervangen door âen waarvan de eerste termijn niet eerder wordt uitgekeerdâ. Voorts wordt âuiterlijk ingaanâ vervangen door âuiterlijk wordt uitgekeerdâ.
G
In artikel 3.126, tweede lid, wordt âc, en dâ vervangen door âc en d,â. Voorts wordt aan het lid toegevoegd â, met dien verstande dat deze premies ook in aanmerking worden genomen indien zij zijn verschuldigd aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringenâ.
H
Artikel 3.126a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel a, onder 4°, vervalt â, verminderd met het aantal jaren dat de leeftijd van de belastingplichtige op het tijdstip van het uitkeren van de eerste termijn hoger is dan de leeftijd die 15 jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswetâ.
2. In het zesde lid wordt voor âzijn erfgenamen of legatarissenâ ingevoegd âeen of meer vanâ.
I
In artikel 3.127, vierde lid, wordt âpartnerpensioen op of na pensioendatumâ vervangen door âpartnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, voor zover deze ingelegde premies het gevolg zijn van de toeneming van de diensttijd in dat kalenderjaarâ.
J
Artikel 3.133 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Een aanspraak op lijfrente die nog niet tot uitkering van termijnen is gekomen omdat de omvang van die termijnen nog moet worden vastgesteld, wordt op de eerste dag direct volgend op de hierna aangeduide uiterste datum geacht te zijn afgekocht indien op die uiterste datum nog geen termijn is uitgekeerd. De uiterste datum bij leven is 31 december van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de belastingplichtige de leeftijd heeft bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet. De uiterste datum bij overlijden is 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar van het overlijden. De termijnen, bedoeld in de tweede en derde zin, kunnen door de inspecteur worden verlengd wanneer door bijzondere omstandigheden geen termijnen zijn uitgekeerd.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
13. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een niet of niet langer kwalificerende lijfrente als bedoeld in artikel 3.100, vierde lid, die is ondergebracht bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, en waarvan de termijnen niet of niet langer overeenkomstig het derde lid en artikel 3.125 worden uitgekeerd.
K
Aan artikel 6.5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot bedragen die worden overgemaakt naar een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht bij een bank, een beleggingsonderneming, een beheerder van een beleggingsinstelling of een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 3.126a, tweede lid, waarbij in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, bij overlijden van de gewezen echtgenoot het recht op de nog niet uitgekeerde termijnen overgaat op een of meer erfgenamen of legatarissen van de gewezen echtgenoot.
L
Aan artikel 6.6 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot bedragen die worden overgemaakt naar een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht bij een bank, een beleggingsonderneming, een beheerder van een beleggingsinstelling of een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 3.126a, tweede lid.
M
Aan artikel 7.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
20. Indien een onderneming door een buitenlandse belastingplichtige met toepassing van artikel 3.65, eerste lid, wordt omgezet in de vorm van een door een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gedreven onderneming, wordt in afwijking van artikel 3.65, eerste lid, voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, onder de belastbare winst uit Nederlandse onderneming mede begrepen de waarde in het economische verkeer van de omgezette onderneming op het tijdstip van die omzetting, verminderd met de boekwaarde van die onderneming op dat tijdstip van omzetting, alsmede verminderd met de positieve voordelen dan wel vermeerderd met de negatieve voordelen die, zonder de toepassing van artikel 3.65, eerste lid, zouden zijn vrijgesteld door de toepassing van de artikelen 3.11 of 3.12.
N
In artikel 7.8, zesde lid, wordt âverstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld â vervangen door âverstrekt ingeval de inspecteur daarom verzoekt. De inspecteur kan die belastingplichtige na dat verzoek alsnog de mogelijkheid bieden op een andere wijze aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden, bedoeld in de eerste zin, aanhef en onderdelen a of b, is voldaanâ en vervalt âen kunnen regels worden gesteld op grond waarvan om doelmatigheidsredenen de verklaring achterwege kan blijvenâ.
O
Artikel 10a.27 vervalt.
Artikel II
In de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in hoofdstuk 2 aan artikel I, onderdeel O, zesde lid, een zin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van de eerste zin is artikel 3.133, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing, mits niet een latere contractueel overeengekomen einddatum voor de aanspraak op lijfrente van toepassing is dan de uiterste datum, genoemd in artikel 3.133, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en indien dat wel het geval is, is op die aanspraak op lijfrente artikel 3.133, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals dat artikel luidde op 31 december 2025 van toepassing.
Artikel III
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
aA
In artikel 18, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, vervalt âdie de leeftijd van 25 jaar nog niet hebben bereiktâ.
bA
Artikel 18a, derde lid, vierde zin, vervalt.
cA
Aan artikel 18c wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Een wezenpensioen eindigt niet later dan op de laatste dag van de kalendermaand waarin de wees de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt.
A
In artikel 18f, onderdeel d, aanhef, wordt aan het begin ingevoegd âonder overeenkomstige toepassing van artikel 18d, derde lid,â.
B.
Aan artikel 18g, tweede lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. de situatie waarin de werknemer in een dienstbetrekking in deeltijd werkt, anders dan bedoeld in onderdeel e;
e. de situatie waarin de werknemer aan het eind van zijn loopbaan zijn arbeidsduur vermindert.
C
Artikel 38p wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, onder 2Ë, wordt na âuitgekeerd aanâ ingevoegd âeen of meer vanâ.
2. In het derde lid wordt na âover opâ ingevoegd âeen of meer vanâ.
D
Aan artikel 38r wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Artikel 18a, derde lid, vijfde zin, is van overeenkomstige toepassing voor de situatie waarin een lager percentage per dienstjaar wordt toegepast dan de percentages, genoemd in de tabel in het eerste lid.
Artikel IV
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A.
Artikel 8, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede zin wordt âbelastbare loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964â vervangen door âloon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 belasting wordt gehevenâ.
2. In de derde zin wordt âvolzinâ vervangen door âzinâ.
B
Aan artikel 23c wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Rechtsmiddelen tegen een beschikking als bedoeld in het zevende lid kunnen uitsluitend betrekking hebben op de grootte van het over te brengen bedrag voor zover dat niet eerder is vastgesteld.
C
Aan artikel 23d wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Rechtsmiddelen tegen een beschikking als bedoeld in het vijfde lid kunnen uitsluitend betrekking hebben op de grootte van het over te brengen bedrag voor zover dat niet eerder is vastgesteld.
D
Aan artikel 23e wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Rechtsmiddelen tegen een beschikking als bedoeld in het vijfde lid kunnen uitsluitend betrekking hebben op de grootte van het over te brengen bedrag voor zover dat niet eerder is vastgesteld.
Artikel V
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, in afwijking in zoverre van dat onderdeel, ook toepassing vindt ten aanzien van aldaar nader te bepalen ondernemers die winst beogen.
B
Aan artikel 25e worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. De te verstrekken informatie bevat geen informatie die de ondernemer reeds eerder ingevolge artikel 25c, eerste lid, in samenhang met artikel 25d heeft verstrekt.
5. De te verstrekken informatie bevat ook de informatie vanaf het tijdstip van de voorafgaande kennisgeving tot en met het einde van het kalenderkwartaal waarin de voorafgaande kennisgeving is ingediend, indien het individuele nummer met het achtervoegsel âEXâ in een daaropvolgend kalenderkwartaal is medegedeeld.
C
Aan hoofdstuk VI, afdeling 5, worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 39bis
Een uitspraak van de inspecteur op het bezwaarschrift tegen of een rechterlijke uitspraak ten aanzien van een voldoening op aangifte kan leiden tot een teruggaaf van op aangifte voldane belasting of een teruggaaf van niet in aftrek gebrachte belasting als bedoeld in artikel 2.
Artikel 39ter
1. Voor de toepassing van artikel 26, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 39bis wordt onder voldoening op aangifte mede verstaan een voldoening van nihil, mits de ondernemer de aangifte over het tijdvak tijdig heeft ingediend.
2. Bij een de voldoening van nihil vangt de termijn voor het instellen van bezwaar, bedoeld in artikel 22j, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, aan met ingang van de dag na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van die wet, in samenhang met het vierde lid van dat artikel.
D
In tabel I, onderdeel a, post 6, wordt âonderdelen a tot en met gâ vervangen door âonderdelen a tot en met g en onderdeel iâ.
Artikel VI
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 22, eerste lid, onderdeel b, wordt âbijlage 1, tabel 1, van het Besluit stralingsbeschermingâ telkens vervangen door âbijlage 3, onderdeel B, tabel A, deel 1, van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbeschermingâ.
B
Aan hoofdstuk IV, afdeling 2, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 24a
1. Voor de toepassing van artikel 24, onderdeel b, stelt de kennisgever, indien hij niet in Nederland is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, een fiscaal vertegenwoordiger aan. De fiscaal vertegenwoordiger treedt namens hem op en treedt in zijn plaats met betrekking tot alle rechten en verplichtingen die hij heeft inzake de belasting.
2. De fiscaal vertegenwoordiger is in het bezit van een daartoe door de inspecteur verstrekte vergunning.
3. Degene die een vergunning als fiscaal vertegenwoordiger wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.
4. Bij het verzoek, bedoeld in het derde lid, wordt een verklaring overgelegd van degene aan wie de toestemming, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel c, is verleend, waaruit blijkt dat deze degene die het verzoek indient, machtigt op te treden als zijn fiscaal vertegenwoordiger.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de gegevens die het verzoek, bedoeld in het derde lid, moet bevatten alsmede met betrekking tot voorwaarden waaronder de vergunning wordt verleend, gewijzigd en ingetrokken.
6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
C
In artikel 28, eerste lid, onderdeel c, wordt âWet algemene bepalingen omgevingsrechtâ vervangen door âOmgevingswetâ.
D
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel p, vervalt, onder verlettering van de onderdelen q tot en met ad tot p tot en met ac.
2. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot vijfde tot en met zevende lid.
E
In artikel 56, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt âartikel 47, zevende lidâ vervangen door âartikel 47, zesde lidâ.
F
In artikel 59c wordt âartikel 47, eerste lid, onderdelen v tot en met zâ vervangen door âartikel 47, eerste lid, onderdelen u tot en met yâ.
G
In artikel 61a wordt âartikel 47, achtste lid, onderdeel bâ vervangen door âartikel 47, zevende lid, onderdeel bâ.
Artikel VII
De Algemene douanewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:33 wordt vernummerd tot artikel 1:37a en wordt ingevoegd voor artikel 1:38.
B
Paragraaf 1.2.5, aanhef, komt te luiden:
Paragraaf 1.2.5 Verstrekking van gegevens en inlichtingen.
C
In artikel 8:2 wordt onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien de bedragen van een uitnodiging tot betaling en van een andere beschikking als bedoeld in het tweede lid op één aanslagbiljet zijn vermeld, wordt die beschikking voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep geacht onderdeel uit te maken van de uitnodiging tot betaling.
Artikel VIII
De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7, zesde lid, wordt na âof een pleegkind is van de belanghebbende, van zijn partner, of van een medebewonerâ ingevoegd â, of een persoon is voor wie de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner in enig jaar een pleegvergoeding heeft ontvangen op grond van de Wet op de jeugdzorg of de Jeugdwet dan wel voor wie de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner in enig jaar kinderbijslag heeft ontvangen op grond van de Algemene Kinderbijslagwetâ.
B
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na âbelanghebbendenâ ingevoegd âof partijen als bedoeld in artikel 38, eerste, vierde of negende lid,â.
2. In het derde lid wordt na âgroepen van belanghebbendenâ ingevoegd âof partijen als bedoeld in artikel 38, eerste, vierde of negende lid,â.
C
Aan artikel 22 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Indien op grond van artikel 26, tweede lid, de beschikking tot terugvordering tot een lager bedrag is vastgesteld, wordt een daaropvolgend voorschot slechts uitbetaald voor zover het uit te betalen bedrag hoger is dan het bedrag waarmee de beschikking tot terugvordering is verlaagd.
D
Aan artikel 24 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien op grond van artikel 26, tweede lid, de beschikking tot terugvordering tot een lager bedrag is vastgesteld, wordt een daaropvolgende tegemoetkoming slechts uitbetaald voor zover het uit te betalen bedrag hoger is dan het bedrag waarmee de beschikking tot terugvordering is verlaagd.
Artikel IX
In de Provinciewet wordt artikel 222, derde lid, als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt â, c en f, en artikel 23a, eerste lidâ vervangen door âen câ.
2. In onderdeel c vervalt â, tweede lid,â.
Artikel X
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âbelastingplichtigen of inhoudingsplichtigenâ vervangen door âbelastingplichtigen, inhoudingsplichtigen, administratieplichtigen of algemeen nut beogende instellingenâ.
2. In het derde lid wordt âgroepen van belastingplichtigen of inhoudingsplichtigenâ vervangen door âgroepen van belastingplichtigen inhoudingsplichtigen of administratieplichtigen, of algemeen nut beogende instellingenâ.
B
In artikel 5b, tiende lid, vervalt âdoor grotere instellingenâ.
C
Artikel 67c, vierde lid, komt te luiden:
4. Artikel 20, eerste lid, tweede zin, en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
D
Artikel 67f, zesde lid, komt te luiden:
6. Artikel 20, eerste lid, tweede zin, en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel XI
De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na âbelastingschuldigenâ ingevoegd âof aansprakelijk gesteldenâ.
2. In het derde lid wordt na âbelastingschuldigenâ ingevoegd âof aansprakelijk gesteldenâ.
B
Artikel 25, achtste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt na âartikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, van die wetâ ingevoegd â, artikel 7.2, twintigste lid, van die wetâ.
2. In onderdeel b wordt âwaarin de belastingschuldige de aandelen of winstbewijzen houdt, reserves aan de belastingschuldige heeft uitgedeeldâ vervangen door âop de aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen, reserves heeft uitgedeeldâ.
C.
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt na âdividendbelastingâ ingevoegd âop de aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggenâ.
2. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt âbelastingschuldigeâ vervangen door âaandeelhouder of houder van winstbewijzenâ.
D
Na artikel 34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 34a
1. De hoogte van de aansprakelijkheid van de inlener voor de door de uitlener verschuldigde loonbelasting, sociale verzekeringspremies en omzetbelasting, bedoeld in artikel 34, eerste lid, of â ingeval doorlening plaatsvindt â voor de door de doorlener verschuldigde omzetbelasting, bedoeld in artikel 34, eerste lid, wordt vermoed per tijdvak 35 percent van het bedrag te zijn van de factuur die de uitlener, onderscheidenlijk de doorlener, de inlener ter zake van de geleverde prestatie of prestaties heeft doen toekomen. De hoogte van deze aansprakelijkheid wordt verminderd met het bedrag dat de inlener op de betreffende factuur heeft betaald door overmaking van dat bedrag naar de rekening van de uitlener, onderscheidenlijk doorlener, bedoeld in artikel 34, derde lid. Indien de som van de berekende aansprakelijkheid van de bij de ontvanger bekende inleners het openstaande bedrag van de aanslag over het betreffende belastingtijdvak overstijgt, vindt vermindering van de aansprakelijkheid van de inlener naar evenredigheid plaats. Bij toepassing van de vorige zin worden in de aanslag begrepen bestuurlijke boetes buiten beschouwing gelaten.
2. Voor de toepassing van het eerste lid en artikel 34 wordt degene die beschikt over een toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 12i, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs vermoed een uitlener te zijn als bedoeld in artikel 34, eerste lid, vanaf de dag waarop de toelating is opgenomen in een openbaar register als bedoeld in artikel 12v, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs. De vorige zin vindt toepassing met betrekking tot de belastingtijdvakken die zijn aanvangen voor de dag waarop het besluit tot intrekking van de toelating in werking is getreden als bedoeld in artikel 12n, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.
E
In artikel 45, eerste lid, wordt âbelastingschuldige de aandelen of winstbewijzen heeft vervreemdâ vervangen door âaandelen of winstbewijzen die aan het uitstel van betaling ten grondslag liggen zijn vervreemdâ en wordt âvoor zover aandelen of winstbewijzen nadien zijn geschonken waarbij het uitstel op grond van artikel 25, achtste lid, onderdeel a, is voortgezetâ vervangen door âvoor zover voor de aandelen of winstbewijzen die nadien zijn geschonken het uitstel op grond van artikel 25, achtste lid, is voortgezetâ.
Artikel XII
Overige fiscale maatregelen 2018 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XVII wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel C komt te luiden:
C
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de tabel âeigen massaâ telkens vervangen door âmassa rijklaarâ en worden de getallen in de eerste en vierde kolom verhoogd met 100.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt âeigen massa van 500 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 600 kgâ en wordt âeigen massa van 600 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 700 kgâ. Voorts wordt âeigen massa van 700 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 800 kgâ en wordt âeigen massa van 800 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 900 kgâ. Ten slotte wordt âeigen massa van 900 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 1000 kgâ en wordt âeigen massa boven 900 kgâ vervangen door âmassa rijklaar boven 1000 kgâ.
3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt âeigen massa van 500 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 600 kgâ en wordt âeigen massa van 600 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 700 kgâ. Voorts wordt âeigen massa van 700 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 800 kgâ en wordt âeigen massa van 800 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 900 kgâ. Ten slotte wordt âeigen massa van 900 kgâ vervangen door âmassa rijklaar van 1000 kgâ en wordt âeigen massa boven 900 kgâ vervangen door âmassa rijklaar boven 1000 kgâ.
1a. Onderdeel D vervalt.
2. Onderdeel E komt te luiden:
E
In artikel 24a, eerste lid, wordt in de tabel âeigen massaâ vervangen door âmassa rijklaarâ en worden de getallen in de eerste en vierde kolom verhoogd met 100.
3. Onderdeel F komt te luiden:
F
In artikel 24b, eerste lid, wordt in de tabel âeigen massaâ telkens vervangen door âmassa rijklaarâ en worden de getallen in de eerste en vierde kolom verhoogd met 100.
4. Onderdeel G komt te luiden:
G
In artikel 25c, eerste lid, wordt in de tabel âeigen massaâ telkens vervangen door âmassa rijklaarâ en worden de getallen in de eerste en vierde kolom verhoogd met 100.
B
Artikel XIX komt te luiden:
Artikel XIX
Artikel 222 van de Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt âvoor de belastingtijdvakken die na 31 december 2011 aanvangenâ.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Voor de berekening van het aan opcenten verschuldigde bedrag wordt uitgegaan van de volgende tarieven voor de motorrijtuigenbelasting:
a. voor personenautoâs:
bij een massa rijklaar in kilogrammen van over een tijdvak van drie maanden vermeerderd met per 100 kg massa rijklaar boven
600 of minder ⏠14,50
700 ⏠17,33
800 ⏠20,40
900 ⏠26,98
1000 ⏠34,12
1.100 en meer ⏠45,81 ⏠11,68 1.100 kg
met dien verstande dat:
1â°. dit tarief voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt gedeeld door twee;
2â°. dit tarief voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 23b, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt gedeeld door 10 en vermenigvuldigd met zeven en een half;
3â°. dit tarief voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt gedeeld door vier;
b. voor motorrijwielen: ⏠7,80;
c. voor een kenteken als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994: ⏠45,81.
3. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien de hoofdsom en de provinciale opcenten zonder toepassing van artikel 84a, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 samen meer bedragen dan het maximum, bedoeld in dat tweede lid, wordt voor de berekening van de provinciale opcenten, het maximum verminderd met de hoofdsom, waarbij het aandeel van de hoofdsom ten hoogste het genoemde maximum kan bedragen.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt âVanaf 1 januari 2013 wordt bij het begin van het kalenderjaarâ vervangen door âBij het begin van het kalenderjaar wordtâ.
Artikel XIII
Overige fiscale maatregelen 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
a. In het in onderdeel 2 opgenomen artikel 13, eerste lid, wordt âEen belanghebbende heeftâ vervangen door âIn afwijking van artikel 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht heeft een belanghebbendeâ.
b. In het in onderdeel 3 opgenomen artikel 13, derde lid, wordt âBij ministeriĂ«le regeling kunnenâ vervangen door âIn afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen bij ministeriĂ«le regelingâ.
2. In onderdeel B wordt in het opgenomen artikel 13a, eerste lid, âBij ministeriĂ«le regeling kunnen berichten, groepen van belanghebbendenâ vervangen door âIn afwijking van artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen bij ministeriĂ«le regeling berichten, groepen van belanghebbenden of partijen als bedoeld in artikel 38, eerste, vierde of negende lid,â en wordt na âeen belanghebbendeâ ingevoegd âof een partij als bedoeld in artikel 38, eerste, vierde of negende lid,â.
B
Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
a. In het in onderdeel 1 opgenomen artikel 3a, eerste lid, wordt âEen belastingplichtige of inhoudingsplichtige heeftâ vervangen door âIn afwijking van artikel 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht heeft een belastingplichtige, inhoudingsplichtige of algemeen nut beogende instellingâ.
b. In het in onderdeel 2 opgenomen artikel 3a, derde lid, wordt âBij ministeriĂ«le regeling kunnenâ vervangen door âIn afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen bij ministeriĂ«le regelingâ en wordt âof inhoudingsplichtigenâ vervangen door â, inhoudingsplichtigen, algemeen nut beogende instellingenâ. Voorts wordt âeen belastingplichtige of inhoudingsplichtigeâ vervangen door âeen belastingplichtige, inhoudingsplichtige of algemeen nut beogende instellingâ.
2. In onderdeel B wordt in het opgenomen artikel 3b, eerste lid, âBij ministeriĂ«le regeling kunnen berichten, groepen van belastingplichtigen of inhoudingsplichtigenâ vervangen door âIn afwijking van artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen bij ministeriĂ«le regeling berichten, groepen van belastingplichtigen, inhoudingsplichtigen, administratieplichtigen of algemeen nut beogende instellingenâ en wordt âbelastingplichtige of inhoudingsplichtigeâ vervangen door âbelastingplichtige, inhoudingsplichtige, administratieplichtige of een algemeen nut beogende instellingâ.
C
Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
a. In het in onderdeel 1 opgenomen artikel 7c, eerste lid, wordt âEen belastingschuldige heeftâ vervangen door âIn afwijking van artikel 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht heeft een belastingschuldigeâ.
b. In het in onderdeel 2 opgenomen artikel 7c, derde lid, wordt âBij ministeriĂ«le regeling kunnenâ vervangen door âIn afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen bij ministeriĂ«le regelingâ.
2. In onderdeel B wordt in het opgenomen artikel 7d, eerste lid, âBij ministeriĂ«le regeling kunnen berichten, groepen van belastingschuldigenâ vervangen door âIn afwijking van artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen bij ministeriĂ«le regeling berichten, groepen van belastingschuldigen of aansprakelijk gesteldenâ en wordt na âeen belanghebbendeâ ingevoegd âof aansprakelijk gesteldeâ.
Artikel XIV
De Wet compensatie wegens selectie aan de poort wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
nabestaande:
a. de partner, bedoeld in artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de belanghebbende op het moment dat die belanghebbende is komen te overlijden;
b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon, het kind, zijnde bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn, van de belanghebbende;.
B
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a Toekenning bij overlijden belanghebbende
1. De inspecteur kent de compensatie, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede en derde lid, ambtshalve toe aan de nabestaanden, indien de belanghebbende is overleden voordat de compensatie waarop deze belanghebbende recht zou hebben bij leven aan hem bij voor bezwaar vatbare beschikking is toegekend.
2. Indien meerdere kinderen op grond van het eerste lid aanspraak maken op de compensatie, wordt het bedrag van de compensatie verdeeld naar evenredigheid van het aantal kinderen dat in aanmerking komt voor die compensatie.
3. Nabestaanden die niet bekend zijn bij de inspecteur kunnen een gemotiveerde aanvraag doen tot toekenning van de compensatie.
4. De aanvraag wordt voor 1 januari 2027 ingediend.
5. De inspecteur beslist op de aanvraag binnen een termijn van zes weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes weken worden verlengd.
6. Bij toekenning van de compensatie aan een nabestaande als bedoeld in het derde lid is de hoogte van de compensatie gelijk aan het bedrag dat aan een andere nabestaande van de overledene op grond van het eerste en tweede, onderscheidenlijk dit lid, is toegekend. Indien bij toepassing van dit lid nog geen compensatie is toegekend aan een nabestaande van de overledene op grond van het eerste en tweede, onderscheidenlijk dit lid, wordt het bedrag van de compensatie naar evenredigheid verdeeld over de nabestaanden die op grond van het eerste lid in aanmerking komen en waarbij de tegemoetkoming nog niet aan die nabestaanden is toegekend en de nabestaanden die op grond van het derde lid een aanvraag tot toekenning van de compensatie hebben gedaan en de inspecteur op die aanvragen nog geen besluit heeft genomen.
C
Aan artikel 6 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. De uitbetaling van de compensatie, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede en derde lid, aan een nabestaande vindt plaats op een daartoe door die nabestaande bestemde bankrekening die op diens naam staat, binnen zes weken nadat de compensatie is toegekend en het bankrekeningnummer van de nabestaande bij de inspecteur bekend is geworden. Indien de nabestaande minderjarig is, vindt de uitbetaling plaats op een bankrekening die daartoe is bestemd door diens wettelijke vertegenwoordiger en die op naam staat van de nabestaande of diens wettelijke vertegenwoordiger.
4. De inspecteur betaalt de compensatie, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede en derde lid, niet uit aan een nabestaande als het bankrekeningnummer van de nabestaande niet binnen zes weken na toekenning van de compensatie aan deze nabestaande bij de inspecteur bekend is geworden.
Artikel XV
In artikel XLVIII van het Belastingplan 2025 wordt âartikel 222, derde lid, onderdeel dâ vervangen door âartikel 222, derde lid, onderdeel a, onder 2°â.
Artikel XVI
In de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit vervalt artikel II, onderdelen D, F en G.
Artikel XVIA
In de Pensioenwet wordt in artikel 16, eerste lid, onderdeel d, âhet wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het kind 25 jaar wordtâ vervangen door âhet kind aanspraak maakt op wezenpensioen tot het kind 25 jaar wordt en dat het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de kalendermaand waarin het kind 25 jaar wordtâ.
Artikel XVIB
In de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt in artikel 32, eerste lid, onderdeel d, âhet wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het kind 25 jaar wordtâ vervangen door âhet kind aanspraak maakt op wezenpensioen tot het kind 25 jaar wordt en dat het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de kalendermaand waarin het kind 25 jaar wordtâ.
Artikel XVII
Aan een op basis van artikel III, onderdeel B, ingevolge artikel 18g, tweede lid, aanhef en onderdelen d en e, van de Wet op de loonbelasting 1964 vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan terugwerkende kracht worden verleend tot en met 1 juli 2023.
Artikel XVIII
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat:
a. artikel I, onderdeel H, onder 1, terugwerkt tot en met 1 januari 2023;
b. artikel I, onderdeel I, en artikel III, onderdelen aA, cA en A, terugwerken tot en met 1 juli 2023;
c. artikel I, onderdelen C en J, onder 2, terugwerkt tot en met 25 april 2025;
d. artikel IV voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2026;
e. artikel VI, onderdeel A, terugwerkt tot en met 6 februari 2018;
f. artikel VI, onderdeel C, terugwerkt tot en met 1 januari 2024;
g. artikel X, onderdelen C en D, voor het eerst toepassing vindt op beboetbare gedragingen die zijn begaan op of na 1 januari 2026.
2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen I, onderdeel O, en XV in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XI, onderdeel D, in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 6 oktober 2023 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten) (Kamerstukken 36446) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, met dien verstande dat het in artikel XI, onderdeel D, van deze wet opgenomen artikel 34a, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 eerst toepassing vindt met betrekking tot belastingtijdvakken die zijn aangevangen op of na dat tijdstip.
4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XIII in werking met ingang van de dag waarop artikel I, onderdeel D, van de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer in werking treedt.
Artikel XIX
Deze wet wordt aangehaald als: Fiscale verzamelwet 2026.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,