Verslag
Wijziging van de Wet houdbare overheidsfinanciƫn in verband met de implementatie van Richtlijn2024/1265 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU betreffende voorschriften voor debegrotingskaders van de lidstaten (Implementatiewet herziene Europese begrotingsregels)
Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)
Nummer: 2025D34805, datum: 2025-08-08, bijgewerkt: 2025-08-11 10:29, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiƫn (PVV)
- Mede ondertekenaar: W.A. Lips, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36756 -6 Wijziging van de Wet houdbare overheidsfinanciƫn in verband met de implementatie van Richtlijn2024/1265 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU betreffende voorschriften voor debegrotingskaders van de lidstaten (Implementatiewet herziene Europese begrotingsregels).
Onderdeel van zaak 2025Z10851:
- Indiener: E. Heinen, minister van Financiƫn
- Medeindiener: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-06-03 16:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-06-17 16:30: Extra procedurevergadering commissie Financiƫn (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-07-03 10:00: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-08-07 14:00: Implementatiewet herziene Europese begrotingsregels (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiƫn
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | |
36 756 | Wijziging van de Wet houdbare overheidsfinanciƫn in verband met de implementatie van Richtlijn 2024/1265 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (Implementatiewet herziene Europese begrotingsregels) |
Nr. 6 | VERSLAG Vastgesteld 8 augustus 2025 De vaste commissie voor Financiƫn, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid. De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw Adjunct-griffier van de commissie, Lips |
INLEIDING | |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Implementatiewet herziene Europese begrotingsregels als onderdeel van de Wet Houdbare Overheidsfinanciƫn (wet HOF). Deze leden hebben nog een aantal vragen, opmerkingen en suggesties met betrekking tot het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Implementatiewet herziene Europese begrotingsregels. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Kunnen deze vragen beantwoord worden voor het commissiedebat begrotingsproces van de commissie voor de Rijksuitgaven op 4 september 2025?
De leden van de VVD-fractie maken zich al langere tijd zorgen over de handhaving van de nieuwe Europese begrotingsregels. Voor de leden was een stevige handhaving randvoorwaardelijk bij de aanpassing van de Europese begrotingsregels, het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Deze leden willen daarom weten wanneer er een evaluatie van het nieuwe SGP komt. Deze leden verzoeken de regering om in Brussel aan te dringen op een snelle evaluatie om te kunnen bepalen of het nieuwe SGP werkt zoals het hoort te werken met voldoende handhaving van de regels, indien deze evaluatie niet binnenkort is voorzien. Wat is er in het SGP en de begrotingsregels vastgelegd over de handhaving door de Europese Commissie? De leden van de VVD-fractie hechten aan onafhankelijkheid en dat maakt ook onderdeel uit van de regelgeving voor de lidstaten. Maar hoe is die onafhankelijkheid geregeld en geborgd met betrekking tot de strikte handhaving door de Europese Commissie? De leden van de VVD-fractie willen weten of de implementatie deadline van 31 december 2025 haalbaar is. En waarom de implementatiewet niet eerder voorgelegd is aan de Kamer. De leden van de VVD-fractie willen graag de bevestiging dat er geen lidstaatopties en/of koppen op wet- en regelgeving in deze implementatiewet zit. De leden van de NSC-fractie hebben op dit punt de volgende vragen. Klopt het dat de Afdeling advisering van de Raad van State een position paper heeft geschreven met betrekking tot de implementatie en handhaving van de nieuwe Europese begrotingsregels en de verankering hiervan in de Wet HOF? Kunnen de leden van de NSC-fractie dit position paper ontvangen? Kan de regering dit position paper aan de Kamer doen toekomen? Klopt het dat het dat de verordeningen 2024/163 en 2024/164 reeds in Nederland in werking zijn getreden? Hoe kan het dan dat het Europese meerjarige netto uitgavenpad vorig jaar is afgekeurd door de Europese Commissie? Moet Nederland hieraan voldoen als het voorliggende wetsvoorstel in werking treedt? Wat is de reden dat Nederland op een te hoog uitgavenpad zit volgens de Europese Commissie? Klopt het dat het grootste deel van de Afdeling advisering van de Raad van State niet voldoet aan de kennisvereisten op het gebied van overheidsfinanciƫn, macro-economie en begrotingsbeheer? Klopt het dat deze Europese regel min of meer wordt omzeild door nadere uitleg te geven over de werkwijze van de Afdeling advisering van de Raad van State in de toelichting? Kan de regering ingaan op de wenselijkheid hiervan? Immers het ligt toch voor de hand dat de nationale toezichthouder op de SGP-regels deze kennis toch wel in huis moet hebben? Is het denkbaar dat er een andere toezichthouder wordt aangewezen? Is bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer niet beter gekwalificeerd voor deze taak? Welke resultaten heeft de uitvoeringstoets opgeleverd en op welke manier is deze verwerkt in het voorliggende wetsvoorstel? De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet HOF ter implementatie van Richtlijn 2024/1265. Deze leden wijzen op het grote belang van deze herziening omdat het huidige begrotingsraamwerk tot disproportionele schuldreductiedoelstellingen zou leiden en daarom de facto sinds de coronacrisis buiten werking is. De nauwe Europese economische samenwerking die vooral voor een kleine, open economie als Nederland een enorme toegevoegde waarde heeft, kan in de ogen van deze leden echter niet functioneren zonder gezamenlijke begrotingsregels. Ook kennen de eurolanden grote uitdagingen, zowel voor schuldafbouw, noodzakelijke hervormingen als investeringen (jn bijvoorbeeld defensie). Een herziening van het begrotingsraamwerk is naar de mening van deze leden nodig zodat de begrotingsregels dit belangrijke beleid stimuleren en niet tegenwerken. De leden van de D66-fractie hebben daarom in algemene zin verheugd kennisgenomen van de voorstellen vanuit de Europese Commissie. Desalniettemin zijn er wel nog wat open eindes of zorgen die de leden van de D66-fractie hebben over de uitwerking en implementatie van specifieke onderdelen van de voorstellen. Daarom hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen die deze leden graag aan de regering willen voorleggen. 2. Aanleiding en totstandkoming Wet Hof De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe de andere EU-lidstaten het oorspronkelijke SGP in wet- en regelgeving hebben verwerkt. En hoe dit ook verschilt van de vastlegging in de Nederlandse wet- en regelgeving. |
|
3. Hoofdlijnen herziene Europese begrotingsraamwerk De leden van de D66-fractie hebben in 2023 bij de behandeling van het fiche inzake Verordeningen en richtlijn herziening Europees begrotingsraamwerk (Kamerstuk 22 112, nr. 3699) veel vragen gesteld over de uitwerking van de voorstellen. Zou de regering kunnen reflecteren op de vragen van de leden van de D66-fractie destijds en de uiteindelijke uitwerking en implementatie van de voorstellen nu? b. Het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de uitvoering van de herziene regels van het SGP. Een aantal landen hebben een zorgwekkend hoge staatsschuld en begrotingstekort. Als het gaat om de staatsschuld is 60 procent van het BBP bepaald als een prudent niveau. Bij een hogere staatsschuld moet er een geloofwaardig pad van daling zijn. Deze leden willen graag weten wat āgeloofwaardigā is. Wat gebeurt er als het niet geloofwaardig is? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe in de nieuwe Europese begrotingsregels is gewaarborgd dat in een lidstaat met een overheidsschuld groter dan de norm van 60 procent, deze overheidsschuld geloofwaardig daalt, als het kabinet in dat lidstaat is gevallen en een nieuw kabinet het uitgavenpad wil aanpassen. Sancties onder de excessive deficit procedure lijken zo vooruitgeschoven te kunnen worden. In landen met een instabiel politiek klimaat en een lossere vanzelfsprekende begrotingsdiscipline lijkt een geloofwaardige daling van de overheidsschuld op het eerste gezicht moeilijk te realiseren onder de herziene Europese begrotingsregels. Hoe ziet de regering dit? De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er gewerkt gaat worden met een budgettair structureel plan voor de middellange termijn en een uitgavenpad. De leden van de VVD-fractie zien dat er investeringen nodig zijn in onze toekomst, in ons verdienvermogen, in onze infrastructuur. Dat terwijl de staatsschuld (EMU-schuld) eind 2024 op een historisch laag niveau stond van 43,3 procent van het BBP (491,6 miljard euro) en er dus ruimte is om te kunnen investeren, maar er met het EMU-saldo wel strak aan de wind wordt gezeild in de ramingen en er eigenlijk geen ruimte is voor extra uitgaven. In de praktijk zijn de geraamde uitgaven vaak te ambitieus en niet uitvoerbaar. Hoe denkt de regering hierin te opereren, en ervoor te zorgen dat er voldoende geĆÆnvesteerd kan worden? Hoe voorkomt de regering dat uitgaven te ambitieus worden gepland? De leden van de D66-fractie constateren dat met het voorliggende wetsvoorstel artikel 2, leden vijf tot en met tien, van de Wet HOF komen te vervallen, omdat deze samenhangen met de middellangetermijndoelstelling (MTO), welke wordt vervangen door het door de Raad van de Europese Unie aanbevolen netto-uitgavenpad. De leden van de D66-fractie vragen de regering om nader toe te lichten waarom in het voorliggende wetsvoorstel niet opnieuw wordt voorzien in een correctiemechanisme, waarbij de regering wordt verplicht om een herstelplan op te stellen in geval van overschrijding van het netto-uitgavenpad. Deze leden vragen in het bijzonder of de regering kan reflecteren op de stelling dat ook na de vervanging van de MTO door het netto-uitgavenpad een wettelijk verankerde verplichting voor een herstelplan bij afwijkingen bijdraagt aan de transparantie en geloofwaardigheid van het begrotingsbeleid. c. De buitensporigtekortprocedure De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie moet onderzoeken of de overschrijding van het tekortcriterium ābeperkt, tijdelijk en exceptioneelā is. Wat wordt daaronder verstaan in de praktijk? Wanneer is het ābeperkt, tijdelijk en exceptioneelā? En wat betekent het precies dat de Europese Commissie onder andere rekening houdt met economische en budgettaire ontwikkelingen in een lidstaat? In hoeverre kan dit leiden tot willekeur? De leden van de NSC-fractie hebben op dit punt de volgende vragen. Hoe robuust zijn de nieuwe begrotingsregels eigenlijk die op 30 april 2024 zijn ingegaan en waarvoor dit jaar alweer een belangrijke uitzondering wordt gemaakt (de nationale ontsnappingsclausule van 1,5 procent van het BBP)? Want het klopt toch ook dat in het SGP sinds 2002 nog geen enkele boete is uitgedeeld aan een lidstaat? Deelt de regering de mening dat regels zonder effectieve handhaving niet werken? Zou Nederland wel voldoen aan het netto-uitgavenpad indien het de nationale ontsnappingsclausule zou inroepen? Kan de regering een aparte appreciatie versturen van (de methodologie van) de commissiebeoordelingen van de activatieverzoeken onder de ontsnappingsclausule? Kan RoemeniĆ« ook boetes krijgen als het geen effectieve opvolging blijft geven aan het buitensporig tekort? Klopt het een uitbreiding van de defensie-uitgaven naar 3,5 procent zou betekenen dat 38 miljard euro aan defensie uitgegeven zou moeten worden? In hoeverre past dit binnen het Uitgavenkader van ca. 427 miljard euro? Klopt het dus dat een dergelijke verhoging van de defensie-uitgaven niet kan binnen de huidige begrotingsregels en het trendmatig begrotingsbeleid? Is de regering bereid om de eerstvolgende 18e Studiegroep Begrotingsruimte om advies te vragen over een hervorming van de begrotingsregels die meestal in de Startnota worden afgesproken? En daarbij ook mee te nemen dat steeds terugkomende uitgaven- en inkomstenmeevallers sneller en eerder betrokken kunnen worden bij de voorjaarsbesluitvorming met als dekking voor beleidsintensiveringen bij de Voorjaarsnota? Deelt de regering de mening dat de Europese begrotingsregels (het SGP) al zeer streng zijn? Waarom zijn er dan ook nog Nederlandse begrotingsregels in de vorm van de Startnota? Is dit niet een dubbel slot op de deur, of anders gezegd een kop op Europese wet- en regelgeving? Klopt het dat Duitsland zijn eigen op kop op Europese wet- en regelgeving (de Schuldenbrehmse) onlangs ook heeft hervormd via een grondwetswijziging? Klopt het dat de Nederlandse begrotingsregels tot doel hebben om het begrotingsproces ordentelijk en stabiel te laten verlopen? Hoe verhoudt dit zich tot de bijna-kabinetscrises van augustus 2024 en april 2025, toen deze Begrotingsregels een obstakel bleken voor ordentelijke en stabiele besluitvorming over de begroting? Kunnen de begrotingsregels in dit licht worden gemoderniseerd? Klopt het dat deze begrotingsregels inmiddels alweer 31 jaar in deze vorm bestaan? Klopt het dat de Nederlandse begrotingsregels aan transparantie kunnen winnen? Kan de regering ingaan op begrotingsregel 1.1.5.5? Vindt de regering deze begrotingsregel transparant en duidelijk? Kan de regering overwegen om deze en de andere begrotingsregels duidelijker te maken? Kan de regering zich ervoor inspannen dat de Nederlandse begrotingsregels in een ordentelijk debat met de Kamer worden besproken, bijvoorbeeld tijdens de Algemene FinanciĆ«le Beschouwingen? Voor de duidelijkheid wijzen deze leden in dit kader op bovengenoemde begrotingsregel, luidende: ā1.1.5.5 Zvw premies en Zvw uitgaven De Zvw-premies maken deel uit van het inkomstenkader. Een per saldo meevaller in de uitgaven aan de Zorgverzekeringswet wordt, na saldering met eventuele tegenvallers elders in de zorg en op de VWS-begroting, ingezet voor lastenverlichting via een verlaging van de premies. In het geval dat er sprake is van een meevaller aan de uitgavenzijde, wordt tegenover de lagere zorgpremies geen compenserende lastenverhoging gesteld. In dit geval wordt een kadercorrectie toegepast. In het geval dat er sprake is van een kaderrelevante tegenvaller aan de uitgavenzijde wordt dit opgelost binnen het uitgavenkader en worden aan de inkomstenkant de lasten met hetzelfde bedrag verlaagd. In principe wordt dit ingevuld met compenserende bijstellingen elders die zo goed mogelijk aansluiten bij de doelgroep. De compensatie in het inkomstenkader wordt in het voorjaar, tegelijkertijd met de uitgavenkant, naar buiten toe gecommuniceerd.ā. 4. Wijze van implementatie en inhoud van het wetsvoorstel De leden van de VVD-fractie willen weten hoe de andere EU-lidstaten het nieuwe SGP in hun wet- en regelgeving implementeren. En hoe ver deze lidstaten daarmee zijn. De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de implementatiewet herziene Europese begrotingsregels. Deze leden vragen de regering of de regering een actueel beeld heeft bij de voortgang van de implementatie in de andere Europese lidstaten. Wordt de deadline van 31 december EU-breed gehaald? c. Hoofdstuk 3: prognoses De leden van de VVD-fractie constateren dat er vaak nogal een verschil zit tussen de prognoses van het CPB en het ministerie van FinanciĆ«n. Welke gevolgen heeft deze implementatiewet voor het verschil dat er toch regelmatig is? d. Hoofdstuk 4: cijfermatige begrotingsregels De leden van de VVD-fractie willen weten wat er wordt bedoeld met āde bovengenoemde Europese cijfermatige begrotingsregels in acht worden genomenā? Wat wordt bedoeld met ādat rekening wordt gehouden met āaan de lidstaat Nederland gegeven aanbevelingenā. Wat zijn daarvan de gevolgen voor de beleidsruimte van Nederland? e. Hoofdstuk 5: onafhankelijke begrotingsinstellingen i. Onafhankelijke begrotingsinstellingen De leden van de VVD-fractie willen weten hoe de onafhankelijkheid van de begrotingsinstellingen is geregeld in andere EU-lidstaten. Heeft de regering zorgen op dit vlak? De leden van de VVD-fractie willen weten of de onderverdeling van de taken van het CPB en de Afdeling advisering van de Raad van State ook is geĆ«valueerd en wat daar uit is gekomen. En als het niet is geĆ«valueerd, waarom is dat niet gebeurd en gaat dit nog wel gebeuren en zo ja, wanneer? De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van het waarborgen van de onafhankelijkheid van de onafhankelijke begrotingsinstellingen, zoals voorgeschreven in de richtlijn. Deze leden vragen de regering om nader toe te lichten waarom ervoor is gekozen de beperking van de ministeriĆ«le verantwoordelijkheid ten aanzien van het CPB uitsluitend te verankeren voor de taken die volgen uit de Wet HOF. Kan de regering uiteenzetten in hoeverre deze keuze voldoende is om de volledige onafhankelijkheid van het CPB te borgen, mede in het licht van de bredere taken die het CPB verricht in het begrotingsproces? iii. Capaciteit om tijdig publiekelijk te communiceren De leden van de VVD-fractie vragen op dit punt waarom is aangegeven āhoeven de onafhankelijke begrotingsinstellingen geen instructies aannemenā in plaats van āmogen ā¦.. geen instructies aannemenā. iv. Toereikende en stabiele middelen De leden van de D66-fractie constateren dat de richtlijn vereist dat onafhankelijke begrotingsinstellingen over toereikende en stabiele middelen beschikken om hun taken effectief te kunnen uitvoeren. De regering geeft aan dat eventuele extra middelen voor het CPB en de Raad van State in de reguliere begrotingsgesprekken zullen worden betrokken. De leden van de D66-fractie vragen de regering om te waarborgen dat, indien uit evaluaties of voortschrijdend inzicht blijkt dat aanvullende middelen nodig zijn voor de uitoefening van deze taken, deze ook daadwerkelijk en tijdig beschikbaar zullen worden gesteld. Graag ontvangen deze leden een reflectie van de regering hierop. v. Adequate en tijdige toegang tot informatie De leden van de VVD-fractie lezen dat er werkafspraken zijn tussen het ministerie van FinanciĆ«n en het CPB en de Raad van State. De leden willen graag weten wat de ervaringen zijn van het CPB en de Raad van State met deze werkafspraken. De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de opmerkingen van het CPB en de Raad van State over de noodzaak om de afronding van de nationale voorjaarsbesluitvorming beter te laten aansluiten op de termijnen van het Europees Semester. Deze leden vragen de regering om een stand van zaken te geven van de genoemde doorlichting van het begrotingsproces en of de regering bereid is de aanbevelingen van het CPB en de Raad van State hierin mee te nemen, teneinde de aansluiting van het nationale en Europese begrotingsproces structureel te verbeteren. vi. Taken De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de gevolgen zijn van het omschrijven van de taakverdeling in de memorie van toelichting in plaats van in het wetsvoorstel. Waarom is er behoefte aan flexibiliteit? Hoe wordt de Kamer betrokken indien er gebruik gemaakt gaat worden van de flexibiliteit? 3. Uitvoeren van taken overeenkomstig artikel 11, artikel 15, derde lid, en artikel 23 van Verordening (EU) 2024/1263 en artikel 3, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad De leden van de VVD-fractie willen graag een toelichting op de zinsnede āvanaf 1 mei 2032 brengen de betrokken onafhankelijke begrotingsinstellingen deze adviezen uit, mits zij voldoende capaciteit hebben opgebouwdā. Waar is dat opbouwen van voldoende capaciteit van afhankelijk? Wat gebeurt er als er niet voldoende capaciteit is opgebouwd? xii. Macrobudgettaire risicoās De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat wordt bedoeld met de zinssnede āvoor zover mogelijkā. |
|
5. Gevolgen a. Uitvoering en financiƫle gevolgen De leden van de NSC-fractie constateren dat de regering aangeeft dat het voorliggende wetsvoorstel geen nalevingskosten met zich meebrengt. De Afdeling advisering van de Raad van State wijst daarentegen op de kosten die moeten worden gemaakt voor de externe evaluatie die de Raad van State moet ondergaan als onafhankelijke begrotingsinstelling. Ook wijst het CPB erop dat, ondanks dat de formatie momenteel afdoende is voor de taakuitvoering, er in de toekomst mogelijk wel extra middelen nodig zijn. Kan de regering hierop ingaan? Zullen er extra middelen beschikbaar komen? In de memorie van toelichting staat dat indien extra middelen noodzakelijk zijn voor de taakuitvoering van de Afdeling advisering van de Raad van State en het CPB, dit via de minister van BZK respectievelijk de minister van EZ zal worden meegenomen in de begrotingsgesprekken. Kan de regering garanderen dat eventuele benodigde extra middelen ook worden toegekend? 6. Uitvoering De leden van de VVD-fractie willen weten wat er precies is gedaan met de opmerkingen van de Raad van State en het CPB in de uitvoeringstoets. a. Toereikende en stabiele middelen De leden van de VVD-fractie willen dat de onafhankelijke begrotingsinstellingen toereikende en stabiele middelen hebben, zonder een blanco cheque af te geven. Hoe wil de regering daarmee omgaan? b. Op uitnodiging deelnemen aan regelmatige hoorzittingen en debatten in het nationale parlement De leden van de VVD-fractie willen weten of in het kader van het voorliggende wetsvoorstel er voor ambtenaren vooraf geen toestemming nodig is voor deelname aan hoorzittingen en debatten in het nationale parlement in tegenstelling tot wat nu gebruikelijk. Is de regering bereid dit zo te regelen in dit specifieke geval? c. Wettelijke verankering tijdige afronding voorjaarsbesluitvorming De leden van de VVD-fractie begrijpen de opmerkingen van het CPB en de Raad van State over de besluitvorming van de Voorjaarsnota. Waarom kan dit volgens de regering niet nu worden geregeld? Wat is dan wel het moment op dat te regelen? Wat is daarvoor de planning? d. Beoordelen consistentie, samenhang en doeltreffendheid van het nationale begrotingskader De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er wordt aangesloten bij de Nederlandse praktijk van de Studiegroep Begrotingsruimte omdat dit goed past bij de Nederlandse institutionele context. Hoe regelen ander EU-lidstaten dit? De leden lezen dat de exacte uitwerking van deze nieuwe taak nog moet worden ingevuld. Wanneer gaat dat gebeuren? Waaraan wordt dan gedacht? |
|
8. Artikelsgewijze toelichting a. Artikel I (Wijzigingen Wet Houdbare overheidsfinanciƫn) i. Onderdeel A In de memorie van toelichting staat dat artikel 2, leden vijf tot en met tien, van de Wet Hof komen te vervallen omdat deze samenhangen met de MTO, zo constateren de leden van de NSC-fractie. Kan de regering toelichten waarom deze leden niet meer relevant zijn, nu de MTO wordt vervangen door het door de Raad van de Europese Unie voor Nederland aanbevolen netto-uitgavenpad? Kan de regering in het bijzonder toelichten waarom niet opnieuw wordt voorzien in een correctiemechanisme (het verplichte herstelplan), nu enkel de sturingsvariabele MTO is vervangen door het netto-uitgavenpad? |
|
OVERIG De leden van de VVD-fractie hebben in de Agenda van Werkend Nederland een aantal voorstellen gepresenteerd. Het lijkt deze leden logisch om een aantal daarvan te verwerken in de Wet HOF. Allereerst de inflatie. Inflatie is de sluipschutter voor de werkende middenklasse. Zij zien alles duurder worden, de lonen houden het onvoldoende bij en de overheid jaagt de inflatie aan. Die spiraal moet in de ogen van deze leden stoppen. De leden van de VVD-fractie willen daarom iets regelen voor het beteugelen van de inflatie. De overheid moet helpen de inflatie te verlagen. De inflatie in Nederland was de afgelopen tijd structureel te hoog en hoger dan in de rest van de Europese Unie en dat is naar de mening van deze leden een groot gevaar voor de portemonnee van werkend Nederland. Daar moet iets aan gebeuren. De afgelopen jaren was de overheid zelf een aanjager van de inflatie omdat zij veel extra geld heeft uitgegeven en specifieke belastingen heeft verhoogd. De leden van de VVD-fractie wil daarom vastleggen dat de overheid in tijden van hoge inflatie voortaan de inflatie moet helpen beteugelen, door minder geld uit te (laten) geven. Dit geld wil de VVD teruggeven via lagere belastingen en accijnzen die de inflatie niet verder opstuwen, maar die de gestegen kosten van het levensonderhoud voor Nederlanders compenseren. Deze leden willen weten hoe dit geregeld kan worden in de Wet HOF en of de regering bereid is om dat te regelen. Ten tweede de koopkracht van de werkende middenklasse in Nederland. De portemonnee van de hardwerkende Nederlander is te vaak vergeten en te vaak werd er gedacht dat de middenklasse zichzelf wel kon redden. Het Haagse systeem is in de kern nivellerend en gericht op herverdeling in plaats van op het waarderen van de werkende middenklasse. Daar komt wat de leden van de VVD-fractie betreft verandering in. De leden van de VVD-fractie willen de bescherming van de portemonnee van de hardwerkende Nederlanders wettelijk verankeren. Een situatie zoals afgelopen jaren is ontstaan waarbij niet-werkenden er meer op vooruit zijn gegaan dan werkenden, mag wat deze leden betreft niet meer voorkomen. Niet omdat deze leden het mensen in een uitkering niet gunnen, maar omdat het een onrechtvaardigheidsgevoel aanwakkert dat de solidariteit onder ons stelsel vandaan trekt. Het systeem moet veranderen van nivelleren naar het belonen van werkenden. Daarom willen deze leden vastleggen dat werkenden er bij het inkomensbeleid ieder jaar in koopkracht altijd mƩƩr op vooruit gaan dan niet-werkenden. Deze leden willen weten hoe dit geregeld kan worden in de Wet HOF en of de regering bereid is dat te regelen. De leden van de D66-fractie merken op dat het wetsvoorstel geen evaluatiebepaling bevat. Deze leden vragen de regering of de regering bereid is om, bijvoorbeeld vijf jaar na inwerkingtreding van deze wetswijziging, een evaluatie uit te voeren van de werking van de herziene Wet HOF in de praktijk, waarbij specifiek wordt ingegaan op de effectiviteit van de wettelijke verankering van de Europese begrotingsregels en de werking van de onafhankelijke begrotingsinstellingen. |
|