Afgifte vergunning voor de uitvoer van militaire goederen naar Algerije
Wapenexportbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D35109, datum: 2025-08-18, bijgewerkt: 2025-09-04 14:38, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22054-460).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. Boerma, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
- Mede ondertekenaar: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 22054 -460 Wapenexportbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z15200:
- Indiener: J.C. Boerma, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
- Medeindiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-09-02 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-03 17:00: Wapenexportbeleid (LET OP starttijd gewijzigd) (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-09-11 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-09-11 14:44: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 460 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS EN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 augustus 2025
Conform het op 10 juni 2011 per brief gemelde aangescherpte wapenexportbeleid (Kamerstuk 22 054, nr. 165) en de motie van het lid El Fassed c.s. van 22 december 2011 over verlaging van de drempelwaarde voor de versnelde parlementaire controle bij specifieke wapenexportaanvragen naar EUR 2.000.000,– (Kamerstuk 22 054, nr. 181), ontvangt uw Kamer onderstaande informatie over een door Nederland afgegeven vergunning voor de uitvoer van militaire goederen naar Algerije.
Een Nederlands bedrijf heeft onlangs een exportvergunning verkregen voor de uitvoer van communicatiesystemen inclusief bijbehorende programmatuur, technologie en technische ondersteuning naar Algerije. De eindgebruiker van de goederen is de marine van Algerije. De goederen worden geïntegreerd in helikopters van de Algerijnse marine.
De aanvraag is getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport.1 Deze toetsing, waarvan de essentie ten aanzien van het meest relevante criterium hieronder wordt weergegeven, leidde tot het afgeven van de vergunning op basis van de volgende argumenten:
Naleving mensenrechten en eerbiediging humanitair oorlogsrecht (CR2)
De mensenrechtensituatie in Algerije blijft een punt van zorg.
Voor zover bekend zijn er geen aanwijzingen dat de Algerijnse marine direct betrokken is bij de genoemde punten van zorg. VN-rapporteurs constateren voortdurende repressie en intimidatie van organisaties en mensenrechtenverdedigers die kritisch zijn op de overheid.
Algerije heeft een 1.200 km lange kustlijn aan de Middellandse Zee die door irreguliere migranten wordt gebruikt die vanuit Algerije Europa proberen te bereiken. Het tegenhouden van deze migranten wordt primair uitgevoerd door de gendarmerie en de kustwacht. Gelet op de primaire taken (reddingoperaties, anti-submarine warfare, anti-surface warfare en troepenverplaatsingen) van de helikopters waarmee uit te voeren goederen worden geïntegreerd, alsmede gelet op de omvang van de korvet en het feit dat de Algerijnse kustwacht, gendarmerie alsook de marine beschikken over aanzienlijk wendbaardere vaartuigen die geschikter zijn voor onderschepping van migranten op zee, ligt het echter niet voor de hand dat de korvet en helikopters van de Algerijnse marine een directe rol spelen bij het (actief) tegenhouden van deze migranten.
Er zijn geen aanwijzingen dat de Algerijnse marine direct betrokken is bij de genoemde punten van zorg. Ook de goederen (communicatiesystemen en toebehoren) lenen zich niet voor directe inzet bij bovengenoemde zorgpunten. Er is daarmee geen duidelijk risico dat de te leveren militaire goederen of technologie gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van de mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht. Toetsing aan criterium 2 heeft geleid tot een positief oordeel.
Regionale stabiliteit (CR4)
De veiligheidssituatie in Algerije staat onder druk door conflicten in buurlanden. In Libië, Niger en vooral in Mali, stelt Algerije zich faciliterend op ten behoeve van politieke dialoog.
Algerije handelt in de regio voornamelijk om te voorkomen dat de onrust en instabiliteit overslaat naar het eigen territorium.
Algerije voert een beleid van soevereiniteit en non-interventionisme, waardoor het niet waarschijnlijk is dat het de eigen troepen over de grens stuurt voor operaties. Wel is in november 2020 een grondwetswijziging voorgesteld die mogelijke inzet van het Algerijnse leger in het buitenland, «in het kader van de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga», mogelijk maakt. Interventie is gelimiteerd tot «deelname aan behoud van vrede».
Algerije heeft de diplomatieke banden met Marokko in augustus 2021 verbroken.
Algerije heeft in het verleden laten zien dat het niet uit is op geweldsescalatie en ook Marokko heeft er geen belang bij.
Hoewel herstel van de wapenstilstand ondanks het hervatte VN-proces nog niet in beeld is, lijkt een escalatie met directe betrokkenheid van de Algerijnse krijgsmacht op dit moment onwaarschijnlijk.
De Algerijnse marine wordt met name ingezet voor het monitoren en beschermen van de territoriale wateren. Hoewel de helikopters en de korvet bewapend zijn, ligt inzet in gevechtssituaties niet voor de hand, mede omdat de marine momenteel niet actief wordt ingezet bij conflicten in de regio. Gelet op bovenstaande is er geen duidelijk risico dat de te leveren militaire goederen of technologie ingezet zullen worden voor agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale aanspraken. Toetsing aan criterium 4 heeft geleid tot een positief oordeel.
Ten aanzien van de overige criteria gelden geen bijzonderheden, deze zijn positief getoetst.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
J.C. Boerma
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
8 GS 2008/944 van 8 december 2008.↩︎