Voorstel van wet
Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het optimaliseren van procedures bij de huurcommissie (Wet toekomstbestendige huurcommissie)
Voorstel van wet
Nummer: 2025D35156, datum: 2025-08-15, bijgewerkt: 2025-08-19 11:05, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van kamerstukdossier 36791 -2 Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het optimaliseren van procedures bij de huurcommissie (Wet toekomstbestendige huurcommissie) .
Onderdeel van zaak 2025Z15210:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-09-02 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (đ origineel)
Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het optimaliseren van procedures bij de huurcommissie (Wet toekomstbestendige huurcommissie)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de huurcommissie in staat te stellen om haar taak als onpartijdige en onafhankelijke geschilbeslechter op het gebied van huur(prijzen)recht ook de komende jaren doelmatig en doeltreffend te blijven uitvoeren,
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt voor de eerste zin ingevoegd: âEr zijn vaste en niet-vaste zittingsvoorzitters.â
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste zin wordt âminimaal vierâ vervangen door âminimaal vier vasteâ.
b. In de tweede zin wordt voor âzittingsledenâ ingevoegd âniet-vaste zittingsvoorzitters en uitâ.
3. In het derde lid, tweede zin, wordt âZijâ vervangen door âHet bestuur en de vaste zittingsvoorzittersâ.
4. In het vierde lid wordt na âkring vanâ ingevoegd âvasteâ.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij ministeriële regeling kan de verhouding tussen het aantal vaste en niet-vaste zittingsvoorzitters worden bepaald.
B
Artikel 3b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, derde zin, wordt voor âzittingsvoorzittersâ ingevoegd âvasteâ.
2. In het tweede lid wordt na âAan de voorzitterâ ingevoegd â, de plaatsvervangend voorzitterâ, wordt na âdie voorzitterâ ingevoegd â, die plaatsvervangend voorzitterâ en wordt na âvan voorzitterâ ingevoegd â, plaatsvervangend voorzitterâ.
C
Aan artikel 3d wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
6. Zittingsleden vervullen hun functie zonder last.
D
In artikel 3f, eerste lid, wordt âzittingsvoorzittersâ vervangen door âvaste zittingsvoorzittersâ.
E
Artikel 3g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âvier jaarâ telkens vervangen door âdrie jaarâ.
2. In het tweede lid wordt na âkunnenâ ingevoegd âtweemaalâ.
3. In het vijfde lid vervallen â, de ontwerpbegrotingâ en â, de conceptjaarrekeningâ.
4. Na de tweede zin wordt een zin ingevoegd, luidende: Daarnaast wordt de Raad van Advies om advies gevraagd aangaande de vaststelling of wijziging van het formulier bedoeld in artikel 7:260, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
F
Artikel 4, vijfde en zesde lid, vervalt.
G
In artikel 6, tweede lid wordt na âdoorâ ingevoegd âde plaatsvervangend voorzitter ofâ.
H
In artikel 7, zesde lid, onderdeel b, wordt na âverzoekende partijâ ingevoegd âeen verhuurder betreft enâ.
I
Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
1. voor âderde lid van dat artikel bedoelde bedingâ wordt ingevoegd âeerste of â.
2. âartikel 10, derde of vierde lidâ wordt vervangen door âartikel 10, tweede, derde of vierde lidâ.
3. âartikel 10a, tweede lidâ wordt vervangen door âartikel 10aâ.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In het geval van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is artikel 13, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, tenzij het betreft een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:247 van het Burgerlijk Wetboek.
J
In artikel 16, tweede lid, wordt na âde huurderâ telkens ingevoegd
âschriftelijkâ.
K
In artikel 17, tweede lid, wordt âde eerste dag van de maand, volgend op die waarin het verzoek is ontvangenâ vervangen door âde voorgestelde dag van ingang zoals vermeld in het voorstel, genoemd in artikel 7:258, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboekâ.
L
Artikel 17a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt â7:260â vervangen door âvoor zover sprake is van een gebrek,â, wordt âkanâ vervangen door âsteltâ en wordt âvaststellenâ vervangen door âvastâ.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding â1.â voor het eerste lid vervallen.
M
Artikel 19aa vervalt.
N
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt âvier wekenâ telkens vervangen door âzes wekenâ.
2. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. De termijn voor het geven van een uitspraak, bedoeld in onderdeel a, kan worden opgeschort indien de voorzitter één van de partijen, of een derde, verzoekt om nadere stukken die noodzakelijk zijn voor het doen van een uitspraak. De termijn wordt opgeschort tot de dag waarop de stukken zijn verstrekt of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
3. In het zesde lid wordt âdrie wekenâ vervangen door âzes wekenâ.
O
In artikel 30, tweede lid, wordt na âeen verzoek als bedoeld in artikel 7:253â ingevoegd âof artikel 7:248, vierde lid,â.
P
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âVoor de aanvang van de behandeling van het verzoek ter zitting kunnen deâ vervangen door âDeâ en wordt na âzittingsledenâ ingevoegd âkunnen, tot aan het moment dat er uitspraak is gedaan,â.
2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
4. Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
5. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van een zitting kan het ook mondeling geschieden.
6. Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen.
7. Een volgend verzoek tot wraking van dezelfde zittingsvoorzitter of hetzelfde zittingslid wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Q
Artikel 37, eerste lid, derde zin, komt te luiden: In afwijking van de eerste en tweede volzin geldt dat:
de huurcommissie in het geval dat de in de eerste, dan wel, tweede zin genoemde termijn niet kan worden gehaald, uitspraak doet binnen een door de huurcommissie aan te geven langere termijn, mits zij aan beide partijen daarvan voor het verstrijken van de in de eerste, dan wel, tweede zin genoemde termijn schriftelijk en met redenen omkleed heeft kennisgegeven, en
de in de eerste, dan wel, tweede zin genoemde termijn kan worden opgeschort indien de voorzitter of de zittingsvoorzitter één van de partijen, of een derde, verzoekt om nadere stukken die noodzakelijk zijn voor het doen van een uitspraak. De termijn wordt opgeschort tot de dag waarop de stukken zijn verstrekt of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
R
In artikel 41, eerste lid, wordt âop een verzoek van de huurder of op een verzoek van de huurder ofâ vervangen door âop een verzoek van de huurder ofâ en wordt âartikel 4, vijfde lid, eerste zin,â wordt vervangen door âartikel 4, derde lid, ofâ.
S
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a wordt â, enâ vervangen door een puntkomma.
2. In onderdeel b wordt âvoldoen.â vervangen door âvoldoen en met betrekking tot de stukken die de huurder dient te verstrekken aan de huurcommissie bij een verzoekschrift op grond van dat artikel, enâ.
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. ter uitvoering van artikel 7:259 van het Burgerlijk Wetboek regels worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop de verhuurder de huurder het in dat artikel genoemde overzicht dient te verstrekken.
T
De artikelen 53, 53a, 54 en 55 vervallen.
Artikel II
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 248 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt âhet derde lidâ vervangen door âhet eerste respectievelijk derde lidâ.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Een verhoging van de huurprijs krachtens lid 1 of krachtens een beding in een huurovereenkomst die betrekking heeft op een middeldure huurwoonruimte als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet 2014 is niet mogelijk, zolang er tussen huurder en verhuurder geen overeenstemming is dat de, bij toepassing van de artikelen 12 en 16 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, geconstateerde gebreken ten aanzien van de woonruimte zijn opgeheven.
B
Artikel 250, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
C
In artikel 257, tweede lid, wordt na âvan het gebrekâ telkens ingevoegd âschriftelijkâ.
D
In artikel 260, derde lid, wordt âbij ministeriĂ«le regeling vastgesteld formulierâ vervangen door âdaartoe door de huurcommissie beschikbaar gesteld formulierâ.
Artikel III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Mona Keijzer