[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

36792 Advies Afdeling advisering en Raad van State inzake Wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde voor een nieuwe werkgever een recht te regelen op een loonkostenvoordeel voor de resterende duur daarvan

Wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde voor een nieuwe werkgever een recht te regelen op een loonkostenvoordeel voor de resterende duur daarvan

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2025D35177, datum: 2025-08-15, bijgewerkt: 2025-08-19 11:43, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z15212:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No. W12.25.00071/III 's-Gravenhage, 28 mei 2025

Bij Kabinetsmissive van 7 april 2025, no.2025000780, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – Participatie en Integratie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde voor een nieuwe werkgever een recht te regelen op een loonkostenvoordeel voor de resterende duur daarvan, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel regelt dat een verklaring dat een werknemer behoort tot een in de Wet tegemoetkoming loondomein omschreven doelgroep (hierna: doelgroepverklaring) niet alleen wordt verleend aan een specifieke werknemer, maar voortaan ook wordt gekoppeld aan de werkgever. Deze doelgroepverklaring geeft de werkgever recht op loonkostenvoordeel. Hierdoor wordt het allereerst mogelijk om bij de overgang van een onderneming het loonkostenvoordeel voor de resterende duur toe te kennen aan de nieuwe werkgever. Daarnaast biedt dit de mogelijkheid aan de werknemer om bij het aangaan van een nieuwe dienstbetrekking met een andere werkgever, een nieuwe doelgroepverklaring aan te vragen, zodat de nieuwe werkgever voor de resterende duur van het loonkostenvoordeel in aanmerking komt.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de uitbreiding van het loonkostenvoordeel voor werknemers als zij een nieuw dienstverband aangaan. Zij maakt echter een opmerking over de administratieve last die ontstaat doordat de werknemer na de overgang van de onderneming opnieuw een doelgroepverklaring moet aanvragen voordat de werkgever recht krijgt op de resterende duur van het loonkostenvoordeel.

  1. Aanleiding

Op basis van de huidige Wet tegemoetkomingen loondomein stopt het recht op loonkostenvoordeel wanneer sprake is van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek. Dat komt omdat de werkgever in een aantal gevallen van overgang van onderneming een nieuw loonheffingsnummer krijgt.1 Naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)2 en een arrest van de Hoge Raad is hierin verandering gekomen.3 De CRvB heeft namelijk geoordeeld dat een doelgroepverklaring bij een overgang van onderneming haar rechtsgeldigheid behoudt voor de nieuwe werkgever. De Hoge Raad heeft daarnaast geoordeeld dat het loonkostenvoordeel bij de overgang van een onderneming overgaat naar de nieuwe werkgever. Na deze uitspraken is de uitvoeringspraktijk aangepast. Hierbij is het voor een nieuwe werkgever mogelijk gemaakt om recht te krijgen op de resterende duur van het loonkostenvoordeel op basis van de oude doelgroepverklaring. Daarvoor is het echter nodig dat de werkgever bezwaar maakt tegen de beschikking op een aanvraag voor loonkostenvoordeel over het jaar waarin de overgang van onderneming heeft plaatsgevonden.

  1. Inhoud van het voorstel

Het wetsvoorstel heeft tot doel om voor een structurele en robuuste basis te zorgen om het loonkostenvoordeel door te laten lopen, zodat aan de huidige (arbeidsintensieve) uitvoeringspraktijk een einde kan komen.4 Volgens het voorstel zal de doelgroepverklaring niet alleen meer worden gekoppeld aan een werknemer, maar ook aan een specifieke werkgever.5 Het gevolg hiervan is dat een werknemer binnen drie maanden na de overgang van de onderneming of het aangaan van een nieuwe dienstbetrekking bij een andere werkgever een nieuwe doelgroepverklaring bij het UWV dient aan te vragen, of de werkgever hiertoe moet machtigen.

  1. Extra administratieve verplichting

De koppeling van de doelgroepverklaring aan een specifieke werkgever leidt ertoe dat bij de overgang van een onderneming een extra administratieve handeling wordt vereist van de werknemer en de werkgever. Volgens de toelichting is de reden voor deze extra administratieve handeling dat dit noodzakelijk is voor de uitvoering en de handhaafbaarheid van de loonkostenvoordelen, alsmede ter bescherming van de privacy van de werknemer.

Dat de overnemende werkgever moet vragen om aanpassing van het loonheffingsnummer lijkt inderdaad noodzakelijk voor de uitvoerbaarheid. De privacy van de werknemer lijkt minder in het geding indien slechts sprake is van een wijziging van het loonheffingsnummer van de werkgever.

Het uitgangspunt bij het vaststellen van een nieuwe regeling is om deze zo lastenluw mogelijk voor burgers en bedrijven vorm te geven.6 Feitelijk is de enige wijziging dat het loonheffingsnummer wordt vervangen door dat van de nieuwe werkgever. De vraag is dan waarom dit uitvoeringsaspect niet op een eenvoudiger manier kan worden geregeld dan door middel van de voorgestelde verplichting dat de werknemer de aanvraag indient of zijn werkgever een machtiging verleent om de aanvraag namens hem te doen.

Daarbij wijst de Afdeling op de gevolgen van de samenloop van het publiek- en privaatrecht. Volgens de regeling van behoud van rechten bij de overgang van ondernemingen7 gaat de arbeidsovereenkomst met de daaraan verbonden rechten en verplichtingen privaatrechtelijk van rechtswege over op de verkrijger van de onderneming. Indien de werknemer na een overgang van onderneming niet tijdig de doelgroepverklaring aanvraagt of de werkgever daartoe machtigt, kan de nieuwe werkgever daarbij echter niet langer aanspraak maken op het publiekrechtelijk geregelde loonkostenvoordeel. De overnemende werkgever is daarbij dus afhankelijk van de medewerking van de werknemer voor het kunnen voortzetten van het gebruik van het loonkostenvoordeel, terwijl hij wel wettelijk verplicht is de volledige loonbetaling over te nemen. In het voorstel wordt ook aan dit aspect geen aandacht besteed.

De Afdeling adviseert de toelichting op de genoemde punten aan te passen en indien nodig ook het wetsvoorstel.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.


De vice-president van de Raad van State,


  1. Memorie van toelichting, par. 1, tweede alinea.â†Šī¸Ž

  2. CRvB 22 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:525.â†Šī¸Ž

  3. HR 24 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:746.â†Šī¸Ž

  4. Memorie van toelichting, par. 2, eerste alinea.â†Šī¸Ž

  5. Artikel I onderdeel B van het wetsvoorstel en de artikelsgewijze toelichting daarbij.â†Šī¸Ž

  6. Aanwijzing 2.10, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.â†Šī¸Ž

  7. Artikel 7:663 van het Burgerlijk Wetboek.â†Šī¸Ž