Voortgang uitvoering Omgevingswet tweede kwartaal 2025
Omgevingsrecht
Brief regering
Nummer: 2025D35312, datum: 2025-08-20, bijgewerkt: 2025-08-21 15:48, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Ooit BBB kamerlid)
- Stand van zaken uitvoering Omgevingswet, tweede kwartaal 2025
- Beslisnota bij Voortgang uitvoering Omgevingswet tweede kwartaal 2025
Onderdeel van kamerstukdossier 33118 -301 Omgevingsrecht.
Onderdeel van zaak 2025Z15251:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-09-02 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 301 Brief van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 augustus 2025
In deze voortgangsbrief bied ik u een terugblik op het afgelopen kwartaal. Zoals u van mij gewend bent, sta ik stil bij de huidige stand van zaken rond de verdere uitvoering van de Omgevingswet. Daarbij ga ik in op de voortgang en informeer ik u over:
Het aflopen van het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet (hierna: programma AdS);
De actualisatie van de interbestuurlijke afspraken en governance;
De uitreiking van de laatste AandeSlag-trofee;
De recente ontwikkelingen in de Planketen en het robuust maken van de Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaar stellen (hierna: LVBB), en;
De voortgang rondom het vergroten van de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket.
In bijlage 1 vindt u vervolgens de verdiepende en cijfermatige stand van zaken van de bevindingen en gebeurtenissen in het tweede kwartaal van 2025.
Huidige fase
De bevoegde gezagen hebben in het tweede kwartaal wederom goede stappen gezet in hun transitie- en veranderopgave. Na de voorbereidende jaren vóór inwerkingtreding wordt nu in de praktijk volop ervaring opgedaan met het, binnen de eigen processen en structuren, gebruiken van de (kern)instrumenten. Dit blijkt onder andere uit de cijfers van de productie- en oefenomgeving in het DSO en uit de vragen die aan het Informatiepunt Leefomgeving (hierna: IPLO) worden gesteld. Zo zie ik bijvoorbeeld dat gemeenten steeds meer aan het oefenen zijn met de nieuwe structuur van het omgevingsplan en de mogelijkheden die dit hun kan bieden. Dit stemt mij positief over de huidige fase waarin de (kern)instrumenten steeds meer gebruikt gaan worden.
Ondanks alle goede stappen die gezet worden bij zowel gemeenten, provincies als waterschappen, constateer ik tegelijkertijd dat de mogelijkheden en kansen die de (kern)instrumenten bieden nog niet ten volste worden benut. Het goed en volledig benutten van het stelsel draagt in de praktijk bij aan het verder behalen van doelen van de wet. De bestuurlijke aandacht van mij en de bestuurlijke partners zal dan ook meer gericht worden op het beter en meer benutten van de (kern)instrumenten van de Omgevingswet. Ik merk dat vooral het delen van praktijkvoorbeelden bevoegde gezagen daarbij inspiratie geeft over hoe zij de eigen (kern)instrumenten goed kunnen benutten. Ik blijf dan ook het belang van het delen van goede praktijkvoorbeelden benadrukken. De uitreiking van de AandeSlag-Trofee is hier een mooi voorbeeld van. Verderop in deze brief en ook in de bijlage ga ik nader in op de uitreiking van deze trofee.
De omschakeling naar het volledig werken conform de Omgevingswet vergt veel inzet van alle bevoegde gezagen en (keten)partners en de weg naar een volledige transitie is voor velen van hen nog lang. Vanuit mijn ministerie wil ik deze positieve inzet ook de komende jaren kracht bij zetten. Daarom borg ik de inzet van kennis en kunde, opgedaan in het programma AdS, binnen de lijnorganisatie van mijn ministerie.
Afronding Interbestuurlijk programma Aan de Slag met de Omgevingswet
Het einde van het tweede kwartaal vormt ook het einde voor het programma AdS. Het programma heeft de afgelopen jaren een centrale en cruciale rol vervuld. Zowel in de voorbereiding op de inwerkingtreding van de wet, als in het afgelopen anderhalf jaar na inwerkingtreding. Ik ben alle (oud) betrokkenen bij het programma dan ook zeer dankbaar voor hun toewijding en inzet. Ter afsluiting van het programma AdS en gelet op de effecten van het delen van goede praktijkvoorbeelden, zijn de eerste lessen uit de praktijk gebundeld in het boek ‘Anders werken werkt’. Dit boek is voor eenieder beschikbaar.1
Het einde van het programma AdS betekent niet dat de ondersteuning aan bevoegde gezagen stopt. Er is duidelijk nog behoefte aan ondersteuning bij de bevoegde gezagen, waardoor ik een te snelle of volledige afbouw van de ondersteuning niet verantwoord acht. Per 1 juli jl. heb ik de uitvoeringsondersteuning dan ook binnen de lijnorganisatie van mijn ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening geborgd. Dit is tevens in overeenstemming met meerdere toezeggingen aan de Eerste Kamer om de uitvoeringsondersteuning in ieder geval vijf jaar te laten doorlopen.2 De aard van de uitvoeringsondersteuning vanuit de lijnorganisatie is nu meer gericht op het bewaken, bevorderen en ondersteunen van de uitvoering door bevoegde gezagen. Het beter en meer benutten van de (kern)instrumenten van de Omgevingswet door bevoegde gezagen krijgt hierbij de aandacht. Er wordt ingezet op het leren van elkaar en het delen van praktijkvoorbeelden. Daarnaast gaat het werk van de Regionale Implementatiecoaches Omgevingswet (RIO’s) en DSO-experts in het land onverminderd door. Uiteraard blijft ook de intensieve samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW), mijn rijkscollega’s en andere betrokken partijen zoals bijvoorbeeld de Omgevingsdienst NL (ODNL) overeind. Ik blijf een vinger aan de pols houden en met mijn bestuurlijke partners goed kijken naar hoe bevoegde gezagen hun transitieopgave verder oppakken en welke uitvoeringsondersteuning daarbij past. Hetzelfde geldt ook voor de ondersteuning aan het bedrijfsleven waarin ik samen met koepel- en brancheorganisaties van het bedrijfsleven optrek.
Uiteraard geef ik vanuit mijn verantwoordelijkheden voor zowel de juridische als de digitale kant van het stelsel onverminderd invulling aan het – stap voor stap – blijven verbeteren van het stelsel als geheel. Het vasthouden van het gebruikersperspectief – en daarmee het verbeteren van de dienstverlening – blijft daarbij voor mijn bestuurlijke partners en mij een onverminderde prioriteit bij het verder af-, uitbouwen en doorontwikkelen van het DSO.
Na afronding van het programma AdS is de actuele en relevante informatie overgegaan op de websites van het Informatiepunt Leefomgeving (www.iplo.nl) en ruimtelijkeordening.nl. De website aandeslagmetdeomgevingswet.nl is sinds 1 juli jl. niet meer beschikbaar. Het Ontwikkelaarsportaal blijft onveranderd beschikbaar en ook de bestuurlijke partners blijven de informatievoorziening via hun kanalen ondersteunen.
Actualisatie bestuurlijke governance
De huidige fase na inwerkingtreding van de Omgevingswet en het onderbrengen van de uitvoeringsondersteuning van de bevoegde gezagen binnen de lijnorganisatie van mijn ministerie, heeft ook gevolgen voor de diverse interbestuurlijke (governance-)afspraken die richting de inwerkingtreding zijn gemaakt en zijn vastgelegd in het Bestuursakkoord implementatie Omgevingswet.3 Met de bestuurlijke partijen loopt op dit moment een traject om de samenwerking en onderlinge afspraken duurzaam aan te laten sluiten op wat nodig is voor de huidige fase. Daarnaast wordt ook vanuit het begrotingsproces gewerkt aan toekomstbestendigheid. In de begroting voor het beheer van de landelijke voorziening van het DSO (hierna: DSO-LV) voor 2026, die dit najaar wordt verwacht, wordt hier aandacht aan besteed. Er wordt ook gekeken naar een goede balans op de lange termijn tussen structurele middelen en kosten. Tot slot wordt in het najaar van 2025 gestart met een actualisatie van de ‘Visie Digitaal Stelsel Omgevingswet 2024’.4 Ik zal u via mijn voortgangsbrieven over beide trajecten blijven informeren.
Laatste uitreiking AandeSlag-Trofee
Om de afronding van het programma AdS te markeren, is recentelijk voor de laatste keer de AandeSlag-Trofee uitgereikt. Deze trofee is een blijk van waardering voor inspirerende praktijkvoorbeelden uit het land die laten zien hoe bijvoorbeeld de betreffende bevoegde gezagen via hun eigen (kern)instrumenten zorgdragen voor hun lokale leefomgeving en/of ontwikkelingen mogelijk maken. Voor vier categorieën is een AandeSlag-Trofee uitgereikt. Daartoe waren in totaal 28 inzendingen ontvangen en zijn per categorie 3 genomineerden geselecteerd. Het aantal aanmeldingen voor de trofee laat zien dat er in het land veel positieve energie is die mooie en goede initiatieven opgeleverd heeft, waarin volgens de bedoeling van de Omgevingswet wordt gewerkt. Naast de juryprijzen kon het brede publiek ook één (algemene) winnaar aanwijzen.
Met trots meld ik u dat de winnaars zijn: de gemeenten Harderwijk, Pijnacker-Nootdorp, de provincie Utrecht (tevens winnaar van de publieksprijs) en bouwadviseur Nest Natuurinclusief. Ik wil de winnaars via deze weg nogmaals feliciteren. Ze vormen allemaal op hun eigen manier inspirerende praktijkvoorbeelden voor andere bevoegde gezagen en partijen. In bijlage 1 vindt u een nadere inhoudelijke toelichting over de genomineerden en de winnaars per categorie. Omdat het delen van goede praktijkvoorbeelden zoals gezegd belangrijk is en blijft, wordt de komende tijd bekeken of en zo ja in welke vorm deze trofee in de toekomst een vervolg kan krijgen.
Belangrijkste ontwikkelingen tweede kwartaal 2025
Ontwikkelingen in de Planketen
In de planketen werken bevoegde gezagen met verschillende (kern)instrumenten aan eigen beleid en regelgeving ten aanzien van de fysieke leefomgeving. Beleid en regelgeving gericht op het beschermen en benutten van de (lokale) fysieke leefomgeving. Om als bevoegd gezag goed uit de voeten te kunnen in de planketen zijn een tweetal aspecten van groot belang, namelijk techniek en kennis. De techniek (lokaal en landelijk), zijnde het DSO, dient in voldoende mate beschikbaar en op orde te zijn. Daarnaast moeten bevoegde gezagen beschikken over voldoende kennis. Kennis over enerzijds het (kunnen) werken met de nieuwe techniek (DSO) en anderzijds kennis over de Omgevingswet, de (kern)instrumenten en de onderlinge samenhang. Ik constateer dat op beide vlakken het afgelopen kwartaal weer stappen vooruit zijn gezet.
De techniek vormt steeds minder een belemmering, zo meldde ik u ook al in mijn vorige brief. Steeds meer bevoegde gezagen zijn in staat om (technisch) te werken via het hoofdspoor (STOP-TPOD).5 Zo hebben inmiddels 323 gemeenten een omgevingsdocument via de huidige STOP 1.3-standaard bekend gemaakt. 191 gemeenten hebben dit gedaan voor 2 of meer omgevingsdocumenten. Het toenemend gebruik van het hoofdspoor was een belangrijke overweging om vast te houden aan het definitief uitfaseren van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (hierna: TAM) per 1 januari 2026.6 Daarnaast bevestigen de laatste Interbestuurlijke Ketentesten (hierna: IKT-testen) wederom het beeld dat de techniek geen belemmerende factor meer hoeft te vormen voor bevoegde gezagen om via het hoofdspoor (STOP-TPOD) te werken. De plansoftwareleveranciers hebben wederom stappen vooruit gezet in de lokale software.7 Hierdoor beschikken meer en meer bevoegde gezagen in hun eigen lokale plansoftware over de benodigde functionaliteiten om in samenspel met de landelijke STOP 1.3-standaard in het DSO-LV te werken via het hoofdspoor (STOP-TPOD).
Tegelijkertijd is dit kwartaal hard gewerkt aan de noodzakelijke stappen, zodat de implementatie van de STOP 1.4-standaard snel én verantwoord kan starten. De standaard die onder andere complexe mutatiescenario’s, als het parallel wijzigen van het omgevingsplan, in de planketen ondersteunt.8 Door het Kennis- en exploitatiecentrum officiële overheidspublicaties (KOOP) is afgelopen kwartaal hard doorgewerkt aan het verstevigen van het fundament van de LVBB.9 Op basis van de huidige stand van zaken verwacht ik aan het einde van het volgende kwartaal een robuuste LVBB die gereed is voor een toenemend aantal besluiten. Naast het voldoende robuust maken, wordt in het derde en vierde kwartaal ook verder gewerkt aan de doorontwikkeling van de LVBB. Deze doorontwikkeling is noodzakelijk omdat de STOP 1.4-standaard hogere eisen stelt aan de LVBB dan de huidige STOP 1.3-standaard.10 Bij een voorspoedig verloop van de planning kan begin volgend jaar gestart worden met de gefaseerde implementatie van de STOP 1.4-standaard. Dit gebeurt op basis van een interbestuurlijke roadmap die na het zomerreces wordt vastgesteld. Via mijn voortgangsbrieven blijf ik u hierover uiteraard informeren.
Voldoende kennis over de nieuwe techniek (DSO), de Omgevingswet en de – samenhang tussen - (kern)instrumenten stelt bevoegde gezagen uiteindelijk in de praktijk in staat om alle kansen die de wet en de (kern)instrumenten bieden te benutten. Het afgelopen kwartaal lag de focus daarom op het vergroten van het kennisniveau bij bevoegde gezagen. De meest waardevolle kennis ontstaat immers door in de praktijk aan de slag te gaan. Ik blijf bevoegde gezagen aanmoedigen om te gaan werken volgens de Omgevingswet.
In het kader van de kennisopbouw en -ontwikkeling is de VNG het afgelopen kwartaal gestart met de intensivering van haar ondersteuning van gemeenten bij de overstap naar het hoofdspoor (STOP-TPOD) en het werken met de (kern)instrumenten. Zo zijn de minimaal te nemen stappen voor de bevoegde gezagen vastgesteld en worden er op regionaal niveau extra ondersteuningstrajecten opgestart. In deze trajecten wordt steeds vaker ingezet op het in regionaal verband ontwikkelen van goede praktijkvoorbeelden en kennisproducten. Ook proberen bevoegde gezagen steeds vaker de voor hun nieuwe (kern)instrumenten, zoals het programma en/of omgevingsplan, in de praktijk toe te passen bij de het aanpakken van de (lokale) maatschappelijke thema’s waar zij aan werken. Samen met betrokkenen uit de uitvoeringspraktijk wordt in dergelijke trajecten gewerkt aan verdere kennisopbouw en -overdracht.
Om ervoor te zorgen dat alle bevoegde gezagen zo snel mogelijk voor 1 januari 2026 in staat zijn om te werken via het hoofdspoor (STOP-TPOD) en met de (kern)instrumenten, blijf ik samen met de VNG vanuit de uitvoeringsondersteuning de noodzakelijke activiteiten aanbieden. Om de kennis bij bevoegde gezagen verder te bevorderen speelt ook het leertraject DSO professional Omgevingswet, een gezamenlijk initiatief van de koepels, een belangrijke rol. In dit leertraject worden kennissessies en het werken in de praktijk gecombineerd. De eerste groep heeft dit traject recent succesvol afgerond, een tweede groep is bezig en naar verwachting start een derde groep begin volgend jaar. Er wordt voorzien in een blijvende inbedding van dit aanbod via de VNG-Academie.11
Bovenstaande ontwikkelingen in de techniek en het kennisniveau zijn ook terug te zien in de meest recente monitoringscijfers. De cijfers laten zien dat de meeste (kern)instrumenten in de planketen in toenemende mate zijn toegepast door de bevoegde gezagen ten opzichte van het vorige kwartaal. In bijlage 1 ga ik nader in op de cijfers ten aanzien van de planketen in het tweede kwartaal van 2025.
Vergroten gebruiksvriendelijkheid Omgevingsloket
In mijn voorgaande brieven heb ik u geïnformeerd over de inspanningen op het gebied van het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket. Ik benut deze brief graag om u inzicht te geven in het brede palet van activiteiten die hieraan bijdragen.
Voordat ik dat doe, herhaal ik eerst dat het DSO een breed stelsel is met centrale en decentrale voorzieningen en systemen, veel informatiestromen en honderden deelnemende partijen. Het is geen enkelvoudig systeem dat door één partij gestuurd wordt. Dit houdt onder andere in dat het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket – en specifiek de Vergunningcheck – een optelsom is van verschillende (kleine) verbeteringen die door alle partijen in meer of mindere mate uitgevoerd zullen moeten worden. Uiteindelijk moet de optelsom van al deze (kleine) verbeteringen leiden tot het uiteindelijke doel dat alle betrokkenen effectief gebruik kunnen maken van ontsloten plannen, wetten en regels.
De kern van mijn aanpak voor het vergroten van de gebruiksvriendelijkheid van het Omgevingsloket is vanuit het daadwerkelijke gebruik kijken waar verbeteringen de meeste impact hebben. Dit doe ik door het constant verzamelen van feedback en ervaringen, onder andere via monitoring van het gebruik, metingen van klanttevredenheid bij het gebruik van het Omgevingsloket en de inzet van gebruikerstesten.12 Deze feedback en ervaringen benut ik om het Omgevingsloket stap voor stap te verbeteren. Daarnaast wordt vanuit de ondersteuning van het IPLO zichtbaar waar overheden, burgers en bedrijven vragen over stellen. Met behulp van deze informatie kan ik met de samenwerkende overheden steeds beter identificeren welke vraagstukken opgepakt moeten worden.
Er is door het Rijk veel tijd en energie besteed aan het verbeteren van de vergunningchecks (hierna: checks) die betrekking hebben op de rijksregelgeving die de meeste impact heeft. Zo zijn bij de meest recente inhoudelijke doorontwikkeling van het Omgevingsloket alle checks die betrekking hebben op bouwregelgeving van het Rijk verbeterd. Deze verbeterde checks staan inmiddels live in het Omgevingsloket. Ook zijn er verbeteringen doorgevoerd in de check ‘boom kappen’. Deze verbeteringen zijn inmiddels getest in een gebruikersonderzoek en zullen naar verwachting in het derde kwartaal in het Omgevingsloket ontsloten worden. Verbeteringen van de checks voor het slopen/asbest verwijderen, brandveilig gebruik en graven/ontgronden hebben ook mijn aandacht. Via de inzet van gebruikersonderzoeken wordt met de inhoudelijk verantwoordelijke partijen gekeken naar mogelijkheden om ook deze checks de komende tijd te verbeteren.
Checks die betrekking hebben op het beschermen van kwetsbare flora en fauna hebben eveneens mijn aandacht. Het voortouw tot het verbeteren van deze checks ligt bij de provincies waar ik nauw mee samenwerk. Eerder is uit gebruikersonderzoek bijvoorbeeld gebleken dat het samenspel tussen de door de provincies geboden voorziening ‘Beschermde Soorten Indicator’ (BeSI)13 en het Omgevingsloket nog onvoldoende tegemoetkomt aan de gebruikswensen. Voor de gebruikerservaring van het Omgevingsloket zijn door de provincies de voorbereidende technische werkzaamheden inmiddels in gang gezet om dit samenspel te bevorderen en daarmee over de verschillende overheden heen de gebruikerservaring te verbeteren. Zodra deze en andere wijzigingen zijn doorgevoerd zal ik u daarover informeren.
Behalve technische zaken heb ik ook een werkplaats laten uitvoeren met vier provincies, een gemeente, een omgevingsdienst, Rijkswaterstaat, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en mijn ministerie. Deze werkplaats was specifiek gericht op het verbeteren van de inhoudelijke vragen bij de werkzaamheid ‘zonnepanelen plaatsen’. Op basis daarvan kunnen provincies hun vraagstelling in de Vergunningcheck verbeteren.14 Door de inzet van gebruikerstesten worden bevoegde gezagen zich bewuster van hoe hun informatie in het Omgevingsloket wordt ervaren. In samenwerking met de VNG doorloop ik daarom eenzelfde soort traject om ook de gemeentelijke vraagstelling bij de top 10 meest aangevraagde werkzaamheden verder te verbeteren.15
Dit alles is onderdeel van mijn bredere interbestuurlijke aanpak om ook na inwerkingtreding bevoegde gezagen te ondersteunen met kennis en kunde. De herijkte Werkwijzer Toepasbare Regels – die in mei van dit jaar is uitgerold – is hier onderdeel van.16 Ditzelfde geldt voor de recent opgeleverde Richtlijn Annoteren.17 Eerder heb ik benadrukt dat hoe meer regels door bevoegde gezagen toepasbaar zijn gemaakt en hoe meer plannen via de STOP-standaard en goed geannoteerd het loket worden ingebracht, hoe beter de totale gebruikservaring van het Omgevingsloket zal zijn en die van de Vergunningcheck in het bijzonder. Ik investeer daarom ook in een groeiende DSO Community18 van toepasbareregel-experts die werkzaam zijn in het land om dit te bevorderen.
Het bovenstaande maakt duidelijk dat het verbeteren van de gebruikerservaring nauw samenhangt met het verbeteren van de informatie die alle bevoegde gezagen in het Omgevingsloket inbrengen. Bevoegde gezagen gaan daarbij aan de slag met het vaak gebruikte juridische jargon, onduidelijke en vaak technische toelichtingen daarop, ontbrekende werkingsgebieden en onduidelijk doelgroepen van beleid. Daarnaast maakt het DSO de veelheid aan regels van alle overheden zichtbaar die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Overheden hebben hierdoor beter zicht op de eigen en andermans regels. Daardoor worden ook mogelijke overlappende of tegenstrijdige regels zichtbaar. Ik hoop dat dit overheden inspireert om ook proactief zelf te kijken naar de mogelijkheden voor (lokale) deregulering, zoals ik dat ook doe op nationaal niveau op het gebied van woningbouw met het programma STOER.
Ook aan de meer technische kant van het Omgevingsloket heb ik in de afgelopen periode verbeteringen laten doorvoeren. Verbeteringen die er onder meer voor zorgen dat het zoeken op werkzaamheden is verbeterd. Dit geldt ook voor het tonen van contactgegevens van bevoegde gezagen zodat initiatiefnemers persoonlijk contact kunnen opnemen en het verbeteren van het machtigen van derde partijen, zoals aannemers en adviseurs die voor initiatiefnemers werkzaamheden kunnen uitvoeren. Via het zogenaamde ‘ontwikkelaarsportaal’ wordt doorlopend bericht gegeven van deze vele kleine en grote technische verbeteringen.19 Logische en noodzakelijke vervolgstappen om het Omgevingsloket gebruiksvriendelijker te maken, zijn: het technisch verder verbeteren, het vullen met betere content, het blijven testen van ketens met gebruikers en het verder activeren en ondersteunen van het open stelsel. Dit alles helpt leveranciers om hun diensten aan bevoegde gezagen en grote gebruikers te verbeteren.
Tot slot kijk ik ook vooruit naar nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden. Met de komst van kunstmatige intelligentie (hierna: AI) zie ik een grote groei aan dienstverlening door derden die gebruik maken van de nu geboden mogelijkheden en data van het DSO. Daarmee ontstaan nieuwe mogelijkheden en dienstverleningsconcepten om de (onderliggende) data en informatiestromen van het DSO te benutten. Zo worden volop nieuwe technologieën verkend, zoals Large Language Modellen (hierna: LLM). Dit is een type AI dat getraind is om grote hoeveelheden tekst te begrijpen en te genereren. Voorbeelden hiervan zijn de Omgevings-chat20 en de Beleidsbot21 die als genomineerden voor de AandeSlag-Trofee indruk maakten met hun dienstverleningsconcept op basis van, onder andere door het DSO, geboden mogelijkheden. Ze maken zichtbaar dat er evident potentiële voordelen schuilen in de inzet van dergelijke LLM’s. Ik zie echter even zozeer risico’s aan deze inzet. Om die reden wijs ik op de AI-verordening die op deze inzet van kracht is.22 In het kader van de verdere ontwikkeling van het DSO wordt onderzocht hoe deze opkomende mogelijkheden in de toekomst eventueel kunnen worden ondersteund en onder welke voorwaarden dit kan gebeuren. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het verkleinen van de transitieopgave van bevoegde gezagen, het verbeteren van dienstverlening of het toegankelijker maken van informatie richting initiatiefnemers.
Monitoring en evaluatie stelsel Omgevingswet
Met mijn vorige voortgangsbrief stuurde ik uw Kamer, in het kader van de financiële monitoring, de resultaten van het onderzoek naar de transitiekosten en de Nulmeting toe. De Nulmeting dient als basis voor de integrale financiële evaluaties waarvan de eerste aan het einde van 2025 wordt opgeleverd. Daarnaast ontving uw Kamer bij deze brief ook het eerste reflectierapport van de onafhankelijke Evaluatiecommissie Omgevingswet over 2024.23 Recentelijk heeft u van mij separaat de eerste rapportage, over 2024, vanuit de Monitor Werking Omgevingswet ontvangen.24 Het komende jaar wordt verder gewerkt aan de uitvoering van de toegezegde invoeringstoets.25 Via mijn voortgangsbrieven of separaat blijf ik uw Kamer de komende jaren informeren over de uitkomsten van de diverse monitors en de werkzaamheden van de evaluatiecommissie en de regeringscommissaris.
Voortgangsbrieven
In lijn met de toezegging aan de Eerste Kamer bent u gewend om van mij elk kwartaal een voortgangsbrief over de uitvoering van de Omgevingswet te ontvangen.26 Inmiddels zijn we anderhalf jaar na inwerkingtreding en ontvangt u ook jaarlijks de rapportages vanuit de Monitor Werking Omgevingswet en de bevindingen van de onafhankelijke Evaluatiecommissie Omgevingswet. Gelet op deze informatiestromen neemt de toegevoegde waarde van het elk kwartaal versturen van een voortgangsbrief af. Hierom ben ik voornemens om vanaf 2026 de frequentie van de voortgangsbrieven terug te brengen tot eenmaal per jaar in lijn met de frequentie van de Monitor Werking Omgevingswet. Als er urgente ontwikkelingen zijn, zal ik u hierover uiteraard eerder (separaat) informeren.
Tot slot
Zoals uit de voortgangsrapportage blijkt, gebaseerd op de ervaringen in de praktijk, wordt steeds meer gewerkt met de Omgevingswet. Dat betekent niet dat we er al zijn. Het is belangrijk om de komende periode de focus te leggen op het daadwerkelijk benutten van alle mogelijkheden en kansen die de wet biedt. Het blijft derhalve een traject van de lange adem waarvoor ik mij, samen met de bestuurlijke partners en alle partijen die bij deze grote stelselwijziging betrokken zijn, blijvend zal inzetten. Ik blijf daarbij, samen met hen, vinger aan de pols houden.
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
M.C.G. Keijzer
T02855 en T03558.↩︎
Kamerstukken 33 118 en 33 962, nr. 19, bijlage.↩︎
Kamerstukken 33 118 en 34 986, GJ & Kamerstuk 33 118, nr. 292.↩︎
Kamerstukken 33 118 en 34 986, GJ, p. 3-5. & Kamerstuk 33 118, nr. 292, p. 3-5.↩︎
Kamerstukken 33 118 en 34 986, GH, p. 4-5. & Kamerstuk 33 118, nr. 287, p. 4-5.↩︎
Kamerstukken 33 118 en 34 986, GH, p. 4-5, Kamerstuk 33 118, nr. 287, p. 4-5, Kamerstukken 33 118 en 34 986, GJ, p. 6-7 & Kamerstuk 33 118, nr. 292, p. 6-7.↩︎
Kamerstukken 33 118 en 34 986, GJ, p. 6-7 & Kamerstuk 33 118, nr. 292, p. 6-7.↩︎
https://vng.nl/artikelen/leertraject-dso-professional-omgevingswet↩︎
Resultaten van gebruikersonderzoeken Omgevingsloket | Informatiepunt Leefomgeving↩︎
Gebruikersonderzoek Vergunningcheck zonnepanelen en beschermde diersoorten (maart 2025) | Informatiepunt Leefomgeving↩︎
Alles over toepasbare regels voor het Omgevingsloket | Informatiepunt Leefomgeving↩︎
Kamerstukken 33 118 en 34 986, GJ, bijlagen & Kamerstuk 33 118, nr. 292, bijlagen.↩︎
Kamerstuk 33 118, nr. 300.↩︎
T03747↩︎
T03747↩︎