Tweeminutendebat Monitoring Commissie Corporate Governance Code (31083-70) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D36673, datum: 2025-09-02, bijgewerkt: 2025-09-03 09:12, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-09-02 16:00: Tweeminutendebat Monitoring Commissie Corporate Governance Code (31083-70) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Monitoring Commissie Corporate Governance Code
Voorzitter: Van Campen
Monitoring Commissie Corporate Governance Code
Aan de orde is het tweeminutendebat Monitoring Commissie
Corporate Governance Code (31083, nr. 70).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Als ik zijn aandacht heb, heet ik de minister
van Economische Zaken van harte welkom. Ik heet natuurlijk ook alle
woordvoerders welkom die tijdens dit tweeminutendebat het woord zullen
voeren. Het betreft het tweeminutendebat Monitoring Commissie Corporate
Governance Code. De eerste spreker die van de zijde van de Kamer zijn
inbreng gaat leveren, is de heer Thijssen van de fractie van
GroenLinks-PvdA. Meneer Thijssen, u heeft het woord.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Bedrijven zijn superbelangrijk in de wereld en
natuurlijk ook in Nederland. Een bedrijf is dé plek waar mensen hun geld
verdienen om in hun onderhoud te voorzien, voor hun kinderen en voor
zichzelf. Het is ook de plek waar mensen waarde toevoegen aan onze
samenleving. Het is de plek waar ondernemers kunnen ondernemen en
investeerders kunnen investeren. Het is ook de plek waar we naar kijken
voor het oplossen van grote maatschappelijke problemen, zoals het bouwen
van huizen of het stoppen van klimaatverandering.
We hebben het bedrijfsleven gereguleerd via zelfregulering, middels de
Corporate Governance Code. Daar gaat het nu mis. Daarom is het
belangrijk dat we van zelfregulering naar een wettelijk kader gaan.
Daartoe dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Corporate Governance Code zo'n twintig jaar geleden
is opgezet naar aanleiding van schandalen bij grote internationale
bedrijven die wereldwijd twijfel zaaiden over de betrouwbaarheid van
jaarrekeningen, de rol van accountants en de integriteit van
bestuurders;
constaterende dat de regering drie voorwaarden aan de Nederlandse code
heeft gesteld, te weten dat de code onderscheidend moest zijn en breed
draagvlak moest hebben en dat de commissie onafhankelijk en verbindend
moest kunnen opereren;
constaterende dat de grootste vakbond van Nederland uit de commissie is
gestapt omdat die is verworden tot "een vehikel gericht op onbegrensde
zelfregulering, het tevredenstellen van aandeelhouders en
winstmaximalisatie";
constaterende dat hun voorstellen voor duurzaam ondernemen, volwaardige
medezeggenschap en een fatsoenlijke belastingmoraal niet zijn
aanvaard;
overwegende dat de Miljoenennota dit onderbouwt, aangezien bedrijven nu
relatief gezien 30 miljard meer winst maken dan nog maar vijf jaar
geleden, terwijl die miljarden nodig zijn voor het bouwen van huizen,
hogere lonen en het verdedigen van ons continent;
verzoekt de regering om zelfregulering vaarwel te zeggen en wettelijke
opties voor de regulering van bedrijven te inventariseren, en de
resultaten voor de formatie met de Kamer en de formerende partijen te
delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 71 (31083).
Dank u wel, meneer Thijssen. We gaan luisteren naar de heer Sneller, die als laatste spreker van de zijde van de Kamer zijn inbreng levert namens de fractie van D66.
De heer Sneller (D66):
Dank u wel, voorzitter. Eén motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Burgerlijk Wetboek regelt dat "bij de vervulling
van hun taak de bestuurders zich richten naar het belang van de
vennootschap en de met haar verbonden onderneming";
overwegende dat deze verantwoordelijkheid zich in de jurisprudentie
verder heeft ontwikkeld, waaruit volgt dat het bestuur vooral de taak
heeft om het bestendige succes van de onderneming te bevorderen en het
daarbij zorgvuldigheid moet betrachten jegens al degenen die bij de
onderneming zijn betrokken en onevenredig nadeel voor stakeholders moet
voorkomen;
voorts overwegende dat principe 1.1 van de Corporate Governance Code
voorschrijft dat het bestuur verantwoordelijk is voor de "duurzame
langetermijnwaardecreatie van de vennootschap" en "rekening houdt met de
effecten van het handelen van de vennootschap en de met haar verbonden
onderneming op mens en milieu en daartoe de in aanmerking komende
belangen van de stakeholders weegt";
tot slot overwegende dat het voor de kenbaarheid van de geldende regels
en het bestendigen van de Rijnlandse norm wenselijk is dat deze
principes expliciet in de wet worden verankerd;
verzoekt de regering een wetswijzing aan de Kamer te doen toekomen om
bovengenoemde elementen uit de jurisprudentie en de Corporate Governance
Code op te nemen in het Burgerlijk Wetboek, zodat deze voor alle in
Nederland gevestigde ondernemingen gaan gelden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.
Zij krijgt nr. 72 (31083).
De heer Sneller (D66):
De mooie formuleringen waren uiteraard vaak citaten uit de
jurisprudentie en de code, en niet van mijzelf.
Dank u wel.
De voorzitter:
Zoals het een wetgever betaamt.
Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng. Ik kijk naar de
minister; kan hij meteen doorgaan met de beantwoording en de
appreciatie? Dat is het geval. Het woord is aan de minister.
Minister Karremans:
Dan moet het spreekgestoelte even omhoog.
De voorzitter:
Daar wordt aan gewerkt.
Minister Karremans:
Dank, voorzitter. Goed om hier weer terug te zijn, dit keer in een
andere rol, als minister van Economische Zaken. In die rol spreek ik
voor de eerste keer vanaf deze plek, ter afronding van een
commissiedebat dat ik niet zelf heb gevoerd, maar dat ik natuurlijk wel
met terugwerkende kracht — laat ik het zo zeggen — heb gevolgd.
Voorzitter. Er zijn twee moties ingediend. De eerste is van de heer
Thijssen. Ik moet zeggen: ik kon het eerste deel van het betoog van de
heer Thijssen goed volgen. Hij had het over het belang van het
bedrijfsleven. Daar wordt inderdaad het geld verdiend, niet alleen voor
die mensen zelf, maar ook voor ons als overheid, zeg ik er maar even
bij. Wij kunnen heel veel investeren in belangrijke zaken zoals
onderwijs, de zorg en defensie, omdat wij een sterk bedrijfsleven
hebben, dat ook veel belastinginkomsten oplevert voor de Staat. Dat kon
ik helemaal volgen, totdat hij zei: maar daar gaat het mis. Dat volg ik
niet. In 2024 is de Corporate Governance Code namelijk nog positief
geëvalueerd. We zijn er tevreden over. Daar is brede consensus over. De
bocht die de heer Thijssen neemt, volg ik dus niet.
Daarnaast leidt het codificeren van de Corporate Governance Code in
wetgeving — dat is natuurlijk de oproep van de heer Thijssen, maar ook
van de heer Sneller — tot meer regeldruk. Dat is nou juist wat we in
Nederland niet willen. Het investeringsklimaat in Nederland staat zwaar
onder druk; we zijn al van de vijfde meest concurrerende economie omlaag
gekacheld naar de tiende meest concurrerende economie, en de
vooruitzichten voor de toekomst zijn niet goed. We hebben te maken met
grote uitdagingen; regeldruk is er daar eentje van. Daar werk ik hard
aan op het departement, met een nieuwe aanpak. Daar zal ik de Kamer
natuurlijk ook bijtijds over informeren.
Het helpt dan niet om de Corporate Governance Code verder in wetgeving
te gaan verankeren; het is juist een middel om op een goede manier met
het bedrijfsleven samen te werken, volgens die principes, die we
natuurlijk allemaal belangrijk vinden. Ik ben het zeer eens met het
Rijnlandse model, dat de heer Sneller ook aanhaalt, maar ik ben niet van
plan om het te gaan codificeren in wetgeving. Daarbij wil ik gezegd
hebben dat er voor de punten die de heer Thijssen noemde, over
accountantsschandalen en dat soort zaken en als het gaat over
verslaggeving ten aanzien van bedrijven, al wetgeving is. Wat dat
betreft is dat deel dus ook nog eens overbodig.
De voorzitter:
Wat is daarmee uw appreciatie van de eerste motie?
Minister Karremans:
Oordeel Kamer. Nee, natuurlijk niet. Nee, ik bedoel: ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 71 is ontraden. We doen maximaal twee interrupties.
Meneer Thijssen, gaat uw gang.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter, en welkom aan de kersverse minister van Economische
Zaken.
Minister Karremans:
Dank.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik denk toch dat we het dan niet helemaal eens zijn. Het klopt dat er
inderdaad óók geld wordt verdiend in het bedrijfsleven, maar er wordt
ook geld verdiend in een heleboel andere sectoren. Ik snap iets niet aan
het oordeel van de minister. Kijk, de werknemers zijn degenen die al dat
geld verdienen in die bedrijven. Natuurlijk hebben we de ondernemers,
maar het zijn de mensen, de Nederlanders, die keihard werken in al die
bedrijven die dat geld verdienen. De minister heeft gezegd dat er wel
een corporate governance code moet zijn, waarbij het belangrijk is dat
de werknemers ook een stem hebben in hoe die bedrijven worden
aangestuurd. De grootste vakbond heeft nu gezegd: deze code is kapot;
dit werkt niet; deze code werkt alleen maar voor de zelfverrijking van
de aandeelhouders. Daarom zijn ze eruit gestapt. De minister heeft dus
gewoon een probleem met de manier waarop we de Corporate Governance Code
kunnen uitvoeren. Als hij het niet wettelijk wil verankeren, hoe wil hij
dan zorgen dat werknemers kunnen blijven werken bij die bedrijven omdat
er ook oog is voor hun belangen?
Minister Karremans:
Er ís oog voor die belangen. De heer Thijssen sprak over geld verdienen.
Dat geld wordt in Nederland verdiend in het bedrijfsleven. Punt. Daarmee
kunnen we bijvoorbeeld de zorg en defensie betalen. Daarvan krijgen
mensen salaris, waar ze hard voor werken. Ik ken veel mensen die in de
zorg werken, maar het geld om alles mee te betalen wordt verdiend in het
bedrijfsleven. Daar betalen we het mee. Dat is hoe het zit. Dat is
gewoon economics one-on-one, zou ik zeggen. Dat is een verschil van
mening tussen de heer Thijssen en mijzelf. Ik zou bijna zeggen: het is
niet eens een kwestie van een mening. Daar wordt het geld verdiend. Dat
doet niks af aan hoe hard mensen werken in bijvoorbeeld publieke
sectoren, maar het geld wordt verdiend in het bedrijfsleven. Dat ten
eerste.
Ten tweede de aandeelhouders. Ik ga nog even terug naar wat hij zei over
de aandeelhouders, namelijk dat de FNV zegt dat de Corporate Governance
Code alleen maar dient voor het maken van meer winst voor
aandeelhouders. Daar ben ik het totaal niet mee eens. Overigens, we
evalueren de code netjes. Daar kan de FNV gewoon aan meedoen; dat doet
de vakbond ook. In 2024 is de code goed geëvalueerd. Dat nu één partij,
om onnavolgbare redenen, zegt dat het alleen maar gaat om het behalen
van winst, kan ik niet volgen. Ik ben het er ook niet mee eens, dus ik
vind het ook geen aanleiding om de code nu opeens om te gaan zetten in
wetgeving.
Ten tweede gaat de heer Thijssen voorbij aan het feit dat de grootste
aandeelhouders van de AEX-bedrijven de pensioenfondsen zijn. Dat zijn
pensioenfondsen die pensioenen beheren van hele normale mensen, hele
normale, hardwerkende mensen in de zorg, in de veiligheid, bij Defensie,
in het onderwijs. Dat zijn uiteindelijk de grootste benefactors van die
bedrijven. De positionering van de heer Thijssen op dit punt vergt dus
enige nuancering.
De voorzitter:
Tot slot de heer Thijssen. Ik wil u wel zeggen dat we het debat niet
opnieuw gaan voeren. Dit is een voortzetting van het debat. Dus graag
kort en bondig, want we hebben meer debatten te voeren vanavond, meneer
Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
We hadden geen debat. We hadden een schriftelijk overleg. Dit is dus de
eerste keer dat we hier met de minister over kunnen praten. Maar ik ben
blij met de twee interrupties.
De voorzitter:
Touché.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het nogal een punt wat de minister van Economische Zaken hier
maakt. Ik vind het geen goede beurt. Het zijn de mensen, de werknemers
in die bedrijven, die al dat geld verdienen. Deze minister heeft regels
gemaakt waarmee hij zegt: er is zelfregulering voor bedrijven. Maar dan
is het wel belangrijk dat de werknemers een stem hebben. Nu zegt de
grootste vakbond van dit land dat dit niet goed gaat en de minister doet
er niks mee. De minister heeft gewoon een probleem. Hij heeft een
Corporate Governance Code ingesteld. Hij heeft een commissie ingesteld,
maar die functioneert niet. Deze minister moet aan de slag om dat te
fiksen, want anders laat hij de miljoenen mensen die het geld verdienen
in die bedrijven wel in de steek.
Minister Karremans:
We zijn het gewoon niet eens met elkaar. Ik denk dat dat evident is.
Maar ik zie geen aanleiding om mijn standpunt hierin te herzien. De
Corporate Governance Code wordt eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Als
er aanleiding is om die aan te passen, dan moet dat ook gebeuren. Maar
dat één partij roept dat het nu opeens alleen maar om winsten draait —
die komen overigens voor een groot deel terecht bij pensioenfondsen —
vind ik geen reden om nu opeens dingen te gaan codificeren in
wetgeving.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 71 is ontraden.
De motie op stuk nr. 72.
Minister Karremans:
Volgens dezelfde argumentatielijnen zeg ik: ik zie geen reden om het op
te nemen in het Burgerlijk Wetboek. Ik zie daar geen toegevoegde waarde
in. Ik denk dat het uiteindelijk alleen maar leidt tot meer regelgeving,
omdat je het dus in wetgeving gaat opnemen, terwijl we juist naar minder
regelgeving willen in Nederland.
De heer Sneller (D66):
Kan de minister een voorbeeld geven van een extra regel die daaruit
voortkomt? Ik noemde namelijk de jurisprudentie al. Die bestaat al. Die
is al geldend. Wat is nou één regel die erbij zou komen?
Minister Karremans:
Het is natuurlijk een algemene formulering die de heer Sneller in de
motie opneemt: codificeer het in het Burgerlijk Wetboek. Dat betekent
dat het een andere juridische status krijgt. Dat betekent dat er ook
rechten aan ontleend kunnen worden. Dat heeft vervolgens nawerking.
Daarom ben ik er niet voor. Die code werkt nu goed. If it ain't broke,
don't fix it. Dat heb ik natuurlijk net ook tegen de heer Thijssen
gezegd. Ik zie dus geen aanleiding om dat in wetgeving te gaan
verankeren, omdat ik ten eerste het probleem niet zie ten aanzien van
die code. Die functioneert goed. Die is ook goed geëvalueerd. Ten tweede
zie ik er geen toegevoegde waarde in om dat te doen.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Sneller (D66):
Volgens mij heeft die code 25 principes of zo. Het gaat maar over
eentje. De minister zegt: ik zie geen aanleiding om die code erin op te
nemen. De motie gaat over één principe daarvan. De andere dingen uit die
jurisprudentie … De Hoge Raad heeft gezegd: zo moet je de wet uitleggen.
Alleen is dat nu een zoekplaatje, ook voor buitenlandse aandeelhouders
die hiernaartoe willen komen. Het is een zoekplaatje waar de wetgeving
precies te vinden is en hoe die precies luidt. Dus voor de kenbaarheid,
die ik juist ook in de motie naar voren breng, ook voor aandeelhouders
en bedrijven, zou het toch goed zijn om dat op een gegeven moment juist
wel gewoon op te nemen in de wet? Dat is toch een van de voordelen van
codificeren? Er komt geen regel bij als je de jurisprudentie opneemt in
de wet.
Minister Karremans:
Nee, maar het krijgt een andere juridische status. Dat heeft nawerking.
Ik denk dat de kenbaarheid van de code helemaal niet het issue is, dus
dat het ook geen toegevoegde waarde heeft om dat om die reden te
doen.
De voorzitter:
Tot zover dit tweeminutendebat. De motie op stuk nr. 72 is ontraden.
De beraadslaging wordt gesloten