[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota naar aanleiding van het verslag van de Staten van Curaçao

Wijziging van de Paspoortwet in verband met de ontvlechting van de Nederlandse identiteitskaart

Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag

Nummer: 2025D36853, datum: 2025-09-03, bijgewerkt: 2025-09-04 15:55, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36643 (R2202)-8 Wijziging van de Paspoortwet in verband met de ontvlechting van de Nederlandse identiteitskaart.

Onderdeel van zaak 2024Z16995:

Onderdeel van zaak 2025Z15935:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 643 (R2202) Wijziging van de Paspoortwet in verband met de ontvlechting van de Nederlandse identiteitskaart

Nr. 8 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG VAN DE STATEN VAN CURAÇAO

Ontvangen 4 september 2025

De in de Staten van Curaçao aanwezige fracties van de MFK, PNP, PAR, MAN, TPK, KEM, het onafhankelijke lid Jesus-Leito en het onafhankelijk lid Djaoen-Genaro hebben kennisgenomen van het onderhavige voorstel van rijkswet. De leden van de PNP-fractie en de PAR-fractie hebben daarbij in het verslag enkele op- en aanmerkingen gemaakt. Ik bedank de fracties voor hun bijdrage en ga in deze nota graag in op de gestelde vragen.

De PNP-fractie heeft de volgende op- en aanmerkingen met betrekking tot de onderhavige wijzigingen.

De gegevens over de Nederlandse identiteitskaart (NIK) blijven op grond van de Paspoortwet onderdeel van zowel de basisregistratie reisdocumenten en het register paspoortsignaleringen. Kan de Koninkrijksregering uitleggen of het bewaren van data conform dit wetsvoorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel?

De verwerking van gegevens over de NIK onder dit wetsvoorstel zal hetzelfde zijn als de verwerkingen die nu op grond van de Paspoortwet plaatsvinden. Er is dus sprake van verwerking van dezelfde gegevens voor dezelfde doeleinden. Bij de totstandkoming van de Paspoortwet en wijzigingen daarvan zijn telkens afwegingen gemaakt over de overeenstemming van gegevensverwerkingen met het subsidiariteitsbeginsel. Dit wetsvoorstel brengt daarin geen wijzigingen aan.

Betreft het hier een echte ontvlechting of is het de bedoeling dat we naar een Rijks Identificatiekaart, een ‘RIK’ gaan? Volgens de fractie zou dit misschien handig zijn voor studenten uit Curaçao, die in Nederland gaan studeren.

Dit wetsvoorstel heeft uitsluitend tot doel om de regels over de NIK uit de Paspoortwet te halen, waarna ze in een nieuwe Wet op de Nederlandse identiteitskaart worden ondergebracht. Inhoudelijk wijzigt er niets. Met dit wetsvoorstel wordt dus niet beoogd om naar een identiteitskaart te gaan die in het hele Koninkrijk geldt. De regels over de NIK worden juist uit de Paspoortwet gehaald, omdat de NIK alleen een erkende identiteitskaart is voor het Europese deel van Nederland, en de regels daarover vereisen geen regeling bij rijkswet. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten behouden hun eigen identiteitskaart. Daarnaast is niet zozeer de identiteitskaart, maar met name de mogelijkheid om tijdig te kunnen beschikken over een burgerservicenummer (BSN) behulpzaam voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die in Europees Nederland willen studeren en alvast zaken willen regelen. Om die reden is het voor Caribische studenten sinds 2024 mogelijk om al voor vertrek naar Nederland een BSN te ontvangen wanneer zij studiefinanciering aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Met het BSN kunnen studenten ook alvast een DigiD aanvragen, waarmee ze kunnen inloggen op websites van de Nederlandse overheid en zo zaken kunnen regelen.

De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is bezorgd over de impact van dit wetsvoorstel op de Nederlandse gemeenten. Welke concrete wettelijke garanties kan de Koninkrijksregering geven dat Curaçao niet geconfronteerd zal worden met onvoorziene kosten of andere verplichtingen, indien Nederland in de toekomst besluit om zijn beleid met betrekking tot de voorwaarden voor de databank of registratie van de NIK te wijzigen? Hoe kan voorkomen worden dat er een conflict ontstaat tussen Nederland en Curaçao ten aanzien van het Nederlandse beleid en de beslissingen die Curaçao wil nemen? Kan de Koninkrijksregering garanderen dat dit voorstel de Curaçaose burger niet zal benadelen?

De gevolgen van dit wetsvoorstel voor Curaçao, alsmede Aruba en Sint Maarten, zullen naar verwachting zeer gering zijn. Voor de uitgevende instanties verandert er helemaal niets in het aanvraag- en uitgifteproces. Het enige gevolg is dat wanneer uitgevende instanties in hun eigen communicatie naar de Paspoortwet verwijzen, zij voortaan ook naar de Wet op de NIK (en onderliggende regelgeving) moeten verwijzen, voor zover het over de NIK gaat. Eventueel moeten dus bijvoorbeeld websites of interne instructies worden aangepast. Voor Curaçao zal dit, net als voor Aruba en Sint Maarten, nog minder spelen dan voor gemeenten, omdat de Gouverneur, net als nu onder de Paspoortwet, enkel bevoegdheden heeft om een NIK in te houden of definitief aan het verkeer te onttrekken. Dit wetsvoorstel en het voorstel voor een Wet op de NIK veranderen niets aan het beleid ten aanzien van de NIK. Conflicten in het beleid worden daarom niet verwacht. Voor burgers is er geen enkel gevolg. Het wetsvoorstel zal burgers in Curaçao dus niet benadelen.

Mocht Nederland in de toekomst besluiten om het beleid met betrekking tot de voorwaarden voor de databank of registratie van de NIK te wijzigen, dan zal dat niet leiden tot onvoorziene kosten of andere verplichtingen voor Curaçao. Dergelijke kosten of verplichtingen zouden enkel kunnen ontstaan als er iets wijzigt in de verplichtingen van de Gouverneur ten aanzien van de registraties. Bevoegdheden of verplichtingen van de Gouverneur ten aanzien van de NIK (op dit moment de ook nu in de Paspoortwet bestaande bevoegdheden om een NIK in te houden of definitief aan het verkeer te onttrekken en de daarmee samenhangende verplichting tot een bepaalde melding aangaande het RPS bij inhouding) zijn en blijven geregeld in de Paspoortwet, waardoor wijzigingen daaromtrent via de rijkswetprocedure tot stand zullen komen. Hetzelfde geldt voor eventuele toekomstige verplichtingen rond de registraties, alhoewel die niet in de verwachting liggen.

In het kader van het databeleid en de bescherming van privacy van burgers de volgende Vragen. Welke afspraken en protocollen zijn geregeld in het databeleid? Hoe is de veiligheid van data van de NIK in de registraties van het Koninkrijk gewaarborgd? Wie is ten aanzien van het gedeelde bestand verantwoordelijk voor het verwerken van de datagegevens van de NIK? Is het niet het moment om na te denken over de RIK, zodat meteen alle datagegevens gedeeld worden en ook om te garanderen dat de privacy van burgers gewaarborgd wordt op een meer hybride manier?

 

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens hanteert ten aanzien van de centrale registraties over de NIK een informatiebeveiligingsbeleid. In dit beleid staan uitgangspunten zoals beperking van toegang tot de systemen en inrichting van de systemen volgens ‘zero trust’ (gebruikers worden niet zomaar toegelaten). In de richtlijnen onder het informatiebeveiligingsbeleid staan meer specifieke maatregelen genoemd, zoals onder andere toepassing van versleuteling van data en het uitvoeren van regelmatige testen van de beveiliging.

Gegevens met betrekking tot de NIK blijven ook na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel centraal geregistreerd in het Basisregister Reisdocumenten en het Register paspoortsignaleringen, waarin ook gegevens over reisdocumenten worden geregistreerd. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is en blijft op grond van de Paspoortwet verwerkingsverantwoordelijk voor deze registraties.

Zoals hiervoor aangegeven, is het doel van dit wetsvoorstel niet om naar een identiteitskaart voor het hele Koninkrijk te gaan. De vier landen binnen het Koninkrijk, alsmede de openbare lichamen in Caribisch Nederland, hebben nu elk hun eigen identiteitskaart, gebaseerd op hun eigen wet- en regelgeving. De regering ziet op dit moment geen aanleiding om hierin verandering aan te brengen door een identiteitskaart voor het hele Koninkrijk te introduceren.

De PAR-fractie heeft de volgende op- en aanmerkingen met betrekking tot de onderhavige wijzigingen.

Vooraf een redactionele opmerking. De fractie verzoekt de Tweede Kamer om de Caribische landen van het Koninkrijk individueel bij naam te noemen. Nederland wordt toch ook met Nederland aangesproken en niet als Europees land van het Koninkrijk? Graag ons land met Curaçao aanspreken.

Het verzoek van de fractie van de PAR richt zich weliswaar tot de Tweede Kamer, maar ook in de memorie van toelichting bij het voorstel van rijkswet wordt in de inleiding gesproken over de Caribische landen (van het Koninkrijk).1 In die inleiding wordt ook gesproken over het Europese deel van Nederland (overeenkomstig aanwijzing 3.20 van de Aanwijzingen voor de regelgeving) enerzijds en de andere landen van het Koninkrijk (en Caribisch Nederland) anderzijds. Het gebruik van de terminologie “Caribische landen (van het Koninkrijk)” is ook niet ongebruikelijk, zie bijvoorbeeld de memories van toelichting bij de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid2 en de Aanpassingswet Rijkswet nationaliteit zeeschepen3 De aanduiding Caribische landen (van het Koninkrijk) is een verkorte aanduiding voor de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten en voorkomt dat in een tekst steeds die opsomming moet worden herhaald. Dat is redactioneel niet ongebruikelijk en kan voor allerlei opsommingen worden gebruikt. Desalniettemin was het bij nader inzien beter geweest om in de toelichting te beschrijven dat met de aanduiding Caribische landen (van het Koninkrijk) de drie landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden bedoeld.

De fractie stelt voorop dat deze wijzigingen niets te maken hebben met Curaçao. De enige reden dat Curaçao zijn mening hierover mag geven, is het feit dat de Paspoortwet een rijkswet is en de bepalingen met betrekking tot uitgifte van de NIK hierin zijn opgenomen. Gezien de splitsing van de regels ten aanzien van de uitgifte van paspoorten en de NIK, wil de fractie gebruikmaken van deze gelegenheid om het over de uitgifte van paspoorten te hebben, hetgeen wèl de burgers van Curaçao aangaat. In een motie van 13 december 2014 hebben de Staten van Curaçao reeds gevraagd om een oplossing voor de burgers van Curaçao die na jaren een Nederlands paspoort hebben gehad, plotseling bij een verzoek voor verlening, het verzoek wordt afgewezen en zij dus hun Nederlandse nationaliteit verliezen en staatloos worden. De fractie vraagt zich af of de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het intrekken van deze paspoorten wel proportioneel zijn. Hoelang na de eerste paspoortuitgifte moeten onderzoeken worden verricht? Zelfs een veroordeelde met een strafblad, wordt na een aantal jaren hiervan verlost. Ook het feit dat drie of vier generaties gestraft worden, maakt dit beleid gebaseerd op de paspoortwet disproportioneel, aldus de fractie. Tot slot benadrukt de fractie dat het belangrijk is om deze groep burgers te helpen door wijziging aan te brengen in de Paspoortwet. Dit is volgens de fractie mogelijk, aangezien dit in het verleden (2021) is gebeurd.

In het algemeen wordt opgemerkt dat het verkrijgen en het verliezen van het Nederlanderschap niet gebeurt op grond van de Paspoortwet, maar op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het Nederlanderschap wordt niet verkregen of ingetrokken door beslissingen op de aanvraag van een paspoort.

Op grond van de Paspoortwet zijn alle uitgevende instanties bij een aanvraag verplicht om de identiteit en nationaliteit van de aanvrager te controleren.4 Hierbij wordt gebruik gemaakt van het eerder uitgegeven Nederlandse reisdocument (indien aanwezig), dan wel gegevens uit de bevolkingsadministratie of het Basisregister Reisdocumenten. Als er daarna nog onzekerheid bestaat over het Nederlanderschap van de aanvrager wordt daarnaar een gericht onderzoek ingesteld, waarbij de nationaliteit met behulp van door de aanvrager over te leggen documenten wordt geverifieerd.5 Dat iemand al een Nederlands reisdocument heeft, betekent dus niet dat bij een volgende aanvraag het Nederlanderschap niet meer wordt gecontroleerd. Als er na overlegging van het huidige Nederlandse reisdocument nog twijfel bestaat over het Nederlanderschap, zal met behulp van andere documenten het Nederlanderschap nog worden gecontroleerd.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. van Marum


  1. Kamerstukken II 2024/25, 36643, nr. 3, p. 1.↩︎

  2. . Kamerstukken II 2020/21, 35687, nr. 3, p. 20.↩︎

  3. Kamerstukken II 2017/18, 34836, nr. 3, p. 2.↩︎

  4. Artikel 28 van de Paspoortwet.↩︎

  5. Artikel 2.1 van het Paspoortbesluit.↩︎