[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de motie van het lid Vedder c.s. over het wettelijk bewijsvermoeden door IMG zo laten toepassen dat schade altijd geacht wordt te zijn veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten (Kamerstuk 33529-1335) en op de Gewijzigde motie van de leden Agnes Mulder en Grinwis over er bij het IMG op aandringen dat het gebied waar de toepassing van het bewijsvermoeden geldt niet wordt ingeperkt (Kamerstuk 33529-905)

Gaswinning

Brief regering

Nummer: 2025D37573, datum: 2025-09-05, bijgewerkt: 2025-09-08 15:22, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33529 -1336 Gaswinning.

Onderdeel van zaak 2025Z16261:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


33 529 Gaswinning

Nr. 1336 Brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2025

Op 2 september jl. is er door het lid Vedder c.s. een motie ingediend over ‘het wettelijk bewijsvermoeden door het IMG zo laten toepassen dat schade altijd geacht wordt te zijn veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten tenzij daadwerkelijk een andere oorzaak wordt aangetoond’1. Bij de appreciatie van deze motie heb ik gevraagd de motie aan te houden omdat er grote en onwenselijke consequenties aan de uitvoering van de motie zitten en ik hier graag nog op terug wilde komen middels een brief of een technische briefing alvorens de motie in stemming zou worden gebracht.

Met de motie Vedder c.s. wordt verzocht “om ervoor te zorgen dat het IMG in het hele gebied rond de gasopslagen, inclusief de “oortjes’’, het wettelijk bewijsvermoeden zo toepast dat schade altijd geacht worden te zijn veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten, tenzij daadwerkelijk een andere oorzaak wordt aangetoond, zoals ook de AMvB beoogt”. Daarbij wordt onder andere gedoeld op het huidige beleid in de oortjes dat schademeldingen van woningen met een bouwjaar van na 2012 worden afgewezen.

Ook ik vind het belangrijk dat het bewijsvermoeden juist wordt toegepast, en dat bewoners niet hoeven aan te tonen dat hun schade mijnbouwschade is. Wat er met deze motie aan de regering wordt verzocht gaat echter verder en zorgt opnieuw voor grote en onwenselijke verschillen. De motie gaat er namelijk aan voorbij dat het bewijsvermoeden alleen geldt indien de schade redelijkerwijs door gaswinning veroorzaakt kan zijn. Daarop ga ik hieronder onder Algemene toepassing wettelijk bewijsvermoeden nader in.

Uitvoering van de motie zou betekenen dat deze ‘toegangsvoorwaarde’ tot het bewijsvermoeden niet zou gelden in de gebieden rond de gasopslagen, waar deze wel geldt in de rest van het effectgebied, waardoor meer schade wordt vergoed dan in de rest van het effectgebied. Dit verschil ontstaat met name bij nieuwbouwwoningen. In het gehele effectgebied komen nieuwbouwwoningen als gevolg van deze ‘toegangsvoorwaarde’ enkel in aanmerking voor een schadevergoeding als er na de bouw een beving heeft plaatsgevonden die tot schade heeft kunnen leiden of als er een kans is op schade door bodemdaling. Met de motie Vedder zou deze voorwaarde niet gelden voor nieuwbouwwoningen rond de gasopslagen.

Wanneer deze motie wordt uitgevoerd zullen bewoners in een nieuwbouwwijk binnen het effectgebied van de beving bij Huizinge, géén schadevergoeding ontvangen maar nieuwbouwhuizen in dezelfde gemeente binnen de 6 km-contour van de gasopslagen wél, ook al bestaat in beide gevallen hiervoor geen inhoudelijke, technische of wetenschappelijke rechtvaardiging. (gebieden A, B, 2 en 3 op de kaart in de bijlage). Dit soort verschillen vind ik ongewenst.

Op basis van onderzoeken van TNO en TU Delft2 en van Deltares3 is duidelijk geworden dat slechts in een beperkt aantal kleine gebieden een risico op schade bestaat als gevolg van indirecte effecten van diepe bodemdaling.4 Dat er schade wordt veroorzaakt door cyclische diepe bodembeweging zoals in motie Vedder c.s. wordt geconstateerd is niet uit het wetenschappelijk onderzoek gebleken. Er is dan ook geen basis om de woningen rondom de gasopslagen anders te behandelen dan die in de rest van het effectgebied.

Ook ontstaat met uitvoering van de motie de situatie dat zelfs nieuw te bouwen woningen in het gebied in aanmerking komen voor de vaste eenmalige schadevergoeding (VES) en/of daadwerkelijk herstel zonder dat er na het bouwjaar sprake is geweest van een beving of schade door diepe bodemdaling. Hierdoor ontstaat een openeinderegeling. Deze zal, zoals de motie vraagt, niet alleen voor de ‘oortjes’ komen te gelden, maar voor het gehele 6 km-gebied rondom de gasopslagen.

Tot slot, de schade die bij uitvoering van deze motie zou worden vergoed, zou buiten de aansprakelijkheid van de NAM vallen en daarmee zou de vergoeding ook niet hefbaar zijn op de NAM. De bekostiging zal dus uit de algemene middelen moeten komen en hiervoor is geen financiële dekking.

De hierboven geschetste consequenties vind ik zeer onwenselijk en ik hoop dat uw Kamer dit ter overweging neemt. Ik realiseer me goed dat de huidige werkwijze het resultaat is van afwegingen die complex en soms lastig navolgbaar zijn. Graag herhaal ik daarom mijn aanbod van een (technische) briefing of toelichting door medewerkers van het IMG en het ministerie over dit onderwerp aan leden van uw Kamer.

Hieronder geef ik graag op enkele inhoudelijk elementen nog een korte toelichting.

Algemene toepassing wettelijk bewijsvermoeden

Het wettelijk bewijsvermoeden zoals opgenomen in het Burgerlijk Wetboek5 bestaat uit twee stappen en luidt: Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, [1] die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of gasopslag bij Norg of de gasopslag bij Grijpskerk (hierna: gaswinning) zou kunnen zijn, [2] wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk. Schade wordt dus vermoed mijnbouwschade te zijn als deze schade naar haar aard redelijkerwijs door de gaswinning kan zijn ontstaan. Andersom betekent dit ook dat als er redelijkerwijs geen schade kan zijn veroorzaakt door de gaswinning er niet wordt vermoedt dat deze door gaswinning is veroorzaakt. Er hoeft dan geen andere autonome oorzaak aangewezen te worden.

Met de vastlegging van het effectgebied van het bewijsvermoeden in het Besluit Tijdelijke wet Groningen6 is geografisch bepaald waar het wettelijk bewijsvermoeden in ieder geval van toepassing is. Maar zoals in de nota van toelichting bij die wijzigings-AMvB is aangegeven is het “van belang te markeren dat toepassing van het bewijsvermoeden niet gelijk staat aan de toekenning van een schadevergoeding”. Ook in dit geografische gebied kan er schade zijn die niet redelijkerwijs door de gaswinning kan zijn veroorzaakt. Denk daarbij aan een aanbouw die een half jaar geleden is gebouwd en waarna er geen aardbeving is geweest en er op dat adres ook geen risico bestaat op schade door indirecte effecten van diepe bodemdaling.

Zoals ook in de nota van toelichting aangegeven is er met de vaststelling van het effectgebied, inclusief de ‘oortjes’ geen verandering aangebracht in de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden. Wijzigingen in de werkwijze van het IMG, zoals de toepassing van daadwerkelijk herstel en de verhoging van de eenmalige vaste schadevergoeding ter uitvoering van Nij Begun, zijn uiteraard van toepassing in het gehele gebied.

Specifieke situatie in deelgebieden rondom Norg en Winschoten

Op basis van de onderzoeken van TNO en TU Delft en van Deltares heeft het IMG in 2021 besloten om de schadeafhandeling in de ‘oortjes’ stop te zetten. Hierop heeft het vorige kabinet het IMG, in lijn met het amendement Mulder c.s.7 en de motie Mulder/Grinwis8, per AMvB opgedragen om de schadeafhandeling in deze gebieden te hervatten. Dit vanwege de onwenselijke situatie waarin bewoners eerst wel schade konden melden en later niet meer.

Na het opnieuw toevoegen van de ‘oortjes’ aan het effectgebied moest het IMG beslissen hoe het in deze gebieden schades af zou handelen, aan de wetenschappelijke inzichten was immers niets veranderd. Er is toen in dit gebied voor gekozen om het 2 mm-criterium door te trekken naar deze gebieden en bij de toepassing uit te gaan van een check of de woning in 2012 of eerder is gebouwd. Dit om zo dicht mogelijk bij de werkwijze in de rest van het effectgebied te blijven en onwenselijke verschillen te voorkomen. Het jaartal 2012 is hierbij gebaseerd op de zwaarste beving tot dusver, bij Huizinge. Als de woning van 2013 of later is wordt er net als in de rest van het effectgebied eerst nog gekeken of het adres zich in een gebied bevindt waar een risico bestaat op schade door de indirecte effecten van diepe bodemdaling. Is dat niet het geval, dan wordt de schademelding afgewezen.

Wanneer er in de ‘oortjes’ überhaupt niet meer naar het bouwjaar zou worden gekeken, zou dit, zoals hierboven ook benoemd, betekenen dat bewoners van (nog te bouwen) nieuwbouwwoningen in een gebied waar aantoonbaar geen sprake kan zijn van schade door de gaswinning bevoordeeld worden ten opzichte van bewoners in de rest van het effectgebied.

Conclusie

Door de motie zou er niets ten gunste van de bewoners veranderen. De motie zou er alleen toe leiden dat er nieuwe grote en onwenselijke verschillen ontstaan doordat er voor nieuwbouwwoningen rond de gasopslagen een ander regime zou gaan gelden dan voor andere nieuwbouwwoningen in het effectgebied.

Om de hierboven genoemde redenen ontraad ik deze motie.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. van Marum


  1. Kamerstuk 33529, nr. 1335.↩︎

  2. Schade aan gebouwen door diepe bodemdaling en -stijging, TNO & TU Delft, 2021.↩︎

  3. Indirecte schade-effecten van diepe bodemdaling en -stijging bij het Groningen gasveld en gasopslag Norg, Deltares, 2021.↩︎

  4. Het IMG laat momenteel vervolgonderzoek uitvoeren naar de indirecte effecten van diepe bodemdaling.↩︎

  5. Artikel 177a van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.↩︎

  6. Staatsblad 2023, 389↩︎

  7. Kamerstuk 36094 nr.18↩︎

  8. Kamerstuk 33529 nr. 905↩︎