Onderzoeksopzet Periodieke rapportage Toeslagen
Toeslagen
Brief regering
Nummer: 2025D38036, datum: 2025-09-09, bijgewerkt: 2025-09-10 09:43, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Beslisnota's bij Kamerbrief over onderzoeksopzet Periodieke rapportage Toeslagen
- Onderliggende onderzoeken Onderzoeksopzet Periodieke rapportage Toeslagen
Onderdeel van kamerstukdossier 36708 -43 Toeslagen.
Onderdeel van zaak 2025Z16442:
- Indiener: S.T.P.H. Palmen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2025-09-11 14:44: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-25 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Geachte voorzitter,
Iedere maand ontvangen 8 miljoen mensen toeslagen om de huur, zorgverzekering of de zorg voor kinderen te kunnen betalen. Het kabinet vindt het belangrijk dat deze essentiële voorzieningen voor iedereen toegankelijk zijn. Voor veel mensen gaat dit goed, maar het stelsel kent ook problemen. In verschillende rapporten, zoals het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) ‘Ongekend Onrecht’1 en het eindrapport Toekomst Toeslagenstelsel2, worden problemen rondom toegankelijkheid, begrijpelijkheid en zekerheid van het toeslagenstelsel benoemd. De afgelopen jaren is er daarom steeds meer aandacht gekomen voor het burgerperspectief en voor het verbeteren van het toeslagenstelsel op deze punten, zowel in de wet als in de dienstverlening en uitvoering.
In 2026 is voorzien om de Periodieke rapportage over Toeslagen aan uw Kamer te sturen. De Periodieke rapportage is een evaluatie van de afgelopen vijf jaar (2021-2025) en bouwt voort op de eerdere evaluatie van Toeslagen uit 20223, met als tijdlijn 2016 t/m 2020. In de Periodieke rapportage gaan we in op de verschuiving in het denken over toeslagen en de vraag of de wijzigingen van de afgelopen jaren in de wetgeving en de uitvoering en dienstverlening ook daadwerkelijk tot verbetering van de werking van het stelsel hebben geleid.
Regelmatig terugkijken geeft ons belangrijke informatie over het functioneren van de wet en de uitvoering en dienstverlening, waarvan we kunnen leren en wat ons belangrijke informatie kan geven voor toekomstige stappen. Middels deze brief neem ik u graag mee in de onderzoeksopzet en planning van deze rapportage, volgens de uitwerking van de motie Harbers.4
Scope Periodieke rapportage
De Strategische Evaluatie Agenda (SEA)5 noemt drie evaluaties op het terrein van Toeslagen:
De Periodieke rapportage over artikel 13 (Beleidsthema Toeslagen) van de begroting van Financiën;
De vijf jaarlijkse wettelijk verplichte evaluatie van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir);
De evaluatie van de dienstverlening en uitvoering door Dienst Toeslagen.
De Periodieke rapportage en de geplande evaluaties bestrijken hetzelfde terrein en kennen daardoor vrijwel volledige overlap. Daarom is besloten om in 2026 één overkoepelend onderzoek uit te voeren onder de Periodieke rapportage, waarbij er expliciet aandacht geschonken wordt aan de Awir en de uitvoering en dienstverlening en waarin wordt voldaan aan de vereisten van de Regeling Periodieke Evaluaties (RPE) behorend bij een Periodieke rapportage. Onder de uitvoering wordt het palet aan (werk)processen binnen het toeslagenstelsel verstaan, onder dienstverlening vallen alle activiteiten gericht op het bereiken, ondersteunen en faciliteren van de burger.
Het beleidsthema Toeslagen betreft artikel 13 van de begroting van Financiën. Het ministerie van Financiën heeft een regisserende rol op het terrein van de inkomensafhankelijke regelingen. Daarbij gaat het om het te voeren beleid, het opstellen van de Awir en de daarop gebaseerde regelgeving. Dienst Toeslagen is de uitvoeringsorganisatie belast met het uitvoeren van de Awir en de inkomensafhankelijke regelingen huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag.
De Periodieke rapportage richt zich dus op artikel 13, met specifieke aandacht voor de Awir en de dienstverlening en uitvoering door Dienst Toeslagen.
De Awir is niet alleen van toepassing op het toeslagendomein, maar ook op enkele andere wetten, regelingen en besluiten zoals de Wet Studiefinanciering 2000. Deze doorwerking van de Awir buiten het toeslagendomein is niet de kern van het onderzoek, maar zou in het onderzoek mogelijk wel in beeld kunnen komen, daar waar het de (oorspronkelijke) doelstellingen van de Awir raakt.
De Wet op de huurtoeslag, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet op de zorgtoeslag en de Wet kinderopvang bevatten specifieke regels, bijvoorbeeld over de hoogte van de toeslag en de voorwaarden om voor een dergelijke toeslag in aanmerking te komen. Deze zogenoemde materiewetten vallen onder de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke toeslagdepartementen en kennen hun eigen evaluatiemomenten, waarbij deze regelingen ook in samenhang met de brede beleidsterreinen (wonen, zorg, kinderen en arbeidsmarkt) worden bezien. Dergelijke evaluaties vallen buiten de scope van de Periodieke rapportage naar artikel 13. Als input voor de voorliggende evaluatie, kunnen echter ook de evaluaties van de materiewetten benut worden. Daarnaast komen in het onderzoek ook de ervaringen van burgers met de verschillende toeslagen aan de orde en daarmee ook de relevante onderdelen van de materiewetten.
De problemen met de kinderopvangtoeslag uit het verleden vormen ook geen onderdeel van deze evaluatie. In het onderzoek komt mogelijk wel de doorwerking van de problematiek rondom de kinderopvangtoeslag terug in de manier waarop burgers en politiek naar het toeslagenstelsel kijken.
Tenslotte is de hersteloperatie Toeslagen eveneens geen onderdeel van deze evaluatie. De hersteloperatie staat los van de actuele uitvoering van de toeslagen en kent een ander wettelijk kader. De start van de wettelijke evaluatie van de hersteloperatie is voorzien eind 2025.
Opzet Periodieke rapportage en onderzoeksvragen
De Periodieke rapportage van beleidsthema Toeslagen (artikel 13) wordt opgebouwd langs drie lijnen:
een evaluatie van de wet (Awir),
een evaluatie van de dienstverlening en uitvoering en
de maatschappelijke impact van het toeslagenstelstel gegeven de gestelde doelen.
Belangrijk onderdeel van de Periodieke rapportage is, dat er wordt stilgestaan bij de onderliggende beleidstheorie; het geheel van veronderstellingen dat aan het beleid ten grondslag ligt. De beleidstheorie geeft een beeld van hoe er op een bepaald moment naar het stelsel gekeken wordt. Ook komt in de beleidstheorie tot uiting waar beleidsmatig accenten worden gelegd en wat er gezien de maatschappelijke ontwikkelingen op dat moment belangrijk wordt gevonden. De beleidstheorie is aan verandering onderhevig en zal ten opzichte van de vorige evaluatie (waarin deze gereconstrueerd is) een ontwikkeling hebben laten zien.
Hieronder wordt kort ingegaan op de achtergrond van het toeslagenstelsel en de ontwikkelingen in de beleidstheorie, dit wordt in de evaluatie verder uitgewerkt. Daarnaast wordt hieronder ingegaan op de kenmerken en problemen binnen het stelsel en de wijzigingen die tussen 2021-2025 zijn doorgevoerd in wet en in dienstverlening en uitvoering. Tot slot gaan we in op de hoofd- en deelvragen van het onderzoek.
Achtergrond toeslagenstelsel en ontwikkelingen beleidstheorie
In 2006 is het toeslagenstelsel met de Awir geïntroduceerd. De Awir stelt algemene regels voor de procedure van het aanvragen, wijzigen, toekennen van voorschotten en het definitief toekennen van toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen. De Awir heeft als doel om deze regelingen en onderliggende begrippen te harmoniseren. Daarnaast is de doelstelling ook om klantvriendelijkheid en doelmatigheid te bevorderen door het instellen van één uitvoeringsloket (Dienst Toeslagen).6 Hiermee biedt de Awir de kaders waarbinnen wordt bepaald hoe het toeslagenstelsel in de praktijk uitwerkt voor burgers. Dienst Toeslagen voert de regelingen die vallen onder de Awir uit voor de ministeries van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Figuur 1.1 | Schematische weergave van de gereconstrueerde beleidstheorie, zoals deze is vastgesteld in de evaluatie uit 2022. Bron: SEO Economisch Onderzoek
In de evaluatie Awir, uitvoering en dienstverlening Toeslagen uit november 2022, is de beleidstheorie gereconstrueerd. Sinds 2006 heeft de beleidstheorie zich ontwikkeld binnen de wettelijke kaders en uitvoeringsmogelijkheden.
Bij de oprichting van het stelsel werd de nadruk gelegd op harmonisatie van het inkomensbegrip, een toeslag gebaseerd op het actuele inkomen en één uitvoeringsloket waardoor uitvoeringskosten omlaag zouden moeten gaan. Toeslagen zouden zo beter moeten aansluiten bij de draagkracht van toeslaggerechtigden en ook het niet-gebruik zou beperkt moeten worden. In die periode werd uitgegaan van de zelfredzame burger. Het beleid was erop gericht om het aanvragen van toeslagen zo makkelijk mogelijk te maken en zo snel mogelijk uit te betalen.
Het toeslagenstelsel kent daardoor enkele specifieke kenmerken: de toeslagen worden vastgesteld op het actuele inkomen en vooruit uitbetaald. Mensen moeten zelf een toeslag aanvragen en actuele gegevens over huishouden en inkomen doorgeven, alsook wijzigingen daarin. Deze voorschotsystematiek zorgt ervoor dat toeslagen actueel, snel en gericht zijn; de toeslag sluit aan op het inkomen en de situatie van de burger zodat de burger vitale voorzieningen zoals zorg, huur of de zorg voor kinderen kan betalen. Achteraf wordt bekeken of dit juist was. Indien dit niet het geval is volgt een nabetaling of terugvordering.
In 2012 volgde een periode waarin er meer aandacht kwam voor handhaving en controle. Er werd minder uitgegaan van de integriteit en het vertrouwen in de burger waar dat bij de start van het stelsel wel het geval was, mede ingegeven door de zogenoemde Bulgarenfraude. De Toeslagenaffaire maakte vervolgens duidelijk dat het toeslagenstelsel te ingewikkeld is geworden voor burgers, en de gevolgen van fouten of overtredingen vaak te groot waren of niet in verhouding stonden. Vanaf 2019 is er daarom meer ruimte gekomen voor menselijke maat in de wetgeving en maatwerk in de uitvoering en dienstverlening.7
De manier waarop het toeslagenstelsel is opgezet werkt goed voor veel mensen. Zo neemt de tevredenheid van toeslagontvangers met het toeslagenstelsel en functioneren van Dienst Toeslagen ieder jaar toe, ook door de inzet die is gedaan in de dienstverlening.8 Toch zorgt het stelsel voor een groep mensen ook voor problemen. In 2024 kreeg 7,1% van de toeslagontvangers te maken met een hoge terugvordering.9 Terugvorderingen kunnen voor financiële moeilijkheden, onzekerheid en stress zorgen. Daarnaast is het systeem door alle regels en processen erg complex. Niet elke burger is zich ervan bewust dat een wijziging moet worden doorgegeven om bijvoorbeeld een terugvordering te voorkomen. Ook wordt een toeslag waarop recht bestaat soms niet aangevraagd uit angst om het fout te doen.
In de Periodieke rapportage wordt stilgestaan bij bovengenoemde problematiek en de mate waarin wijzigingen in wet en in dienstverlening en uitvoering ertoe hebben bijgedragen om deze problematiek te verminderen. Verschuivingen in het denken over Toeslagen en de onderliggende beleidstheorie vormen hierbij het kader waarbinnen de ontwikkelingen in beleid en wetgeving worden geëvalueerd.
Wijzigingen in de afgelopen jaren
Door de opzet van het stelsel van voorschotsystematiek en inkomensafhankelijkheid kan de genoemde problematiek slechts ten dele worden opgelost binnen het bestaande stelsel. Sinds 2021 zijn er diverse wijzigingen doorgevoerd in de Awir en in de uitvoering en dienstverlening om het toeslagensysteem verder te vereenvoudigen en hardheden in het stelsel te verminderen. In de wet gaat het onder andere om wijzigingen met betrekking tot partnerschap bij verblijf in de opvang, uitsluiting medebewoner/partner in het geval van ontheemde personen en verduidelijking kind-begrip in het geval van co-ouderschap. Ook staan er nog verschillende wijzigingen gepland, waaronder wijziging van het partnerbegrip voor elders verblijvende partners en samengestelde gezinnen.
Dienst Toeslagen heeft veel aandacht besteed aan het verder verbeteren van de dienstverlening. Er zijn drie burgerbeloften geformuleerd: ‘we staan voor u klaar’, ‘u weet waar u aan toe bent’, ‘u krijgt waar u recht op heeft’. Toeslagontvangers geven aan de dienstverlening via de website, app of telefoon te waarderen10. Ook andere mogelijkheden als videobellen worden geïntroduceerd en de contacten met maatschappelijk intermediairs en belangrijke relaties worden steeds verder uitgebreid. Verder wordt er meer ingezet op persoonlijke hulp en begeleiding, menselijke maat en toeslagenservicepunten. Via publiekscampagnes en persoonlijk attenderen worden mensen gewezen op het tijdig wijzigen van gegevens en er zijn ook pilots ingezet op het muteren van gegevens door Dienst Toeslagen om het voorschot actueel te houden. Uitgangspunt is dat het zo makkelijk mogelijk gemaakt wordt voor mensen en ze goed en snel worden geholpen. Onderdeel van een goed werkend stelsel, is ook het effectief voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Ook de ontwikkelingen op dit vlak worden meegenomen in de Periodieke rapportage.
Ook de organisatie van Dienst Toeslagen is sinds 2021 gewijzigd. In januari 2020 is besloten om het dienstonderdeel Toeslagen los te koppelen van de Belastingdienst en dit als een zelfstandig directoraat-generaal binnen het Ministerie van Financiën te plaatsen. Deze zogenoemde ontvlechting is eind 2022 afgerond waarmee Dienst Toeslagen los is komen te staan van de Belastingdienst.
In de Periodieke rapportage wordt er geëvalueerd in hoeverre de wijzigingen in wet en dienstverlening en uitvoering tot nu toe daadwerkelijk hebben geleid tot een beter functionerend stelsel. Daarnaast willen we verder onderzoeken wat de ontwikkelingen in de beleidstheorie en het denken over Toeslagen zijn geweest tussen 2021-2025 en of het stelsel aansluit bij huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan of de begrippen in de inkomensafhankelijke regelingen toereikend zijn voor zzp’-ers of voor verschillende gezinssituaties.
Deze Periodieke rapportage wordt uitgevoerd in een tijdsperiode waarin ook wordt nagedacht over een bredere hervorming van het toeslagenstelsel. Totdat deze bredere hervorming is doorgevoerd, is het echter van belang ook in het huidige stelsel waar nodig nog verbeteringen door te voeren. In de brief Beleidsprioriteiten Toeslagen die ik op 31 maart j.l. aan uw Kamer heb gestuurd11, staat opgenomen hoe verdere stappen richting verbetering en hervorming van het toeslagenstelsel worden gezien. Deze Periodieke rapportage kan bijdragen in het benodigde inzicht daarin.
Een belangrijk onderdeel van de Periodieke rapportage, is een onderzoek naar de mate waarin het stelsel aansluit bij de behoeften van burgers. Hierbij wordt gereflecteerd op hoe burgers veranderingen in het stelsel ervaren, hoe en of zij gebruik maken van regelingen en welke knelpunten of verbeterpunten zich voordoen.
Dit brengt ons op de volgende hoofd- en deelvragen.
Hoofdvraag
“Wat hebben de ontwikkelingen in de Awir en de dienstverlening en uitvoering van Dienst Toeslagen betekend voor het functioneren van het toeslagenstelsel sinds 2021?”
Deelvragen
Welke ontwikkelingen zijn er zichtbaar in de beleidstheorie van Toeslagen?
Er wordt gevraagd om te onderzoeken hoe de beleidstheorie is doorontwikkeld en wat belangrijke thema’s (en beleidsaannames) hierin zijn. Daarbij wordt ook de positie van het toeslagenstelsel binnen het bredere domein van inkomensafhankelijke regelingen meegenomen en de verhouding tot zowel het fiscale als het sociale domein. Vervolgens wordt bekeken hoe deze ontwikkeling in de beleidstheorie zicht verhoudt tot de doorgevoerde wijzigingen in wet en uitvoering.
In welke mate zijn de wijzigingen in de Awir in de periode 2021 t/m 2025 doelmatig en doeltreffend geweest in relatie tot het functioneren van het stelsel en de ontwikkelingen in de beleidstheorie?
De evaluatie moet inzicht bieden in de effecten van doorgevoerde wijzigingen, zowel in termen van de beoogde als de daadwerkelijke behaalde doelen.
In welke mate zijn de wijzigingen in de dienstverlening en uitvoering van Toeslagen doelmatig en doeltreffend geweest in het behalen van gestelde doelen?
Wijzigingen binnen de dienstverlening en uitvoering waren onder andere gericht op het verbeteren van processen, het vergroten van de toegankelijkheid en het versterken van de dienstverlening richting burgers.
Welke invloed hebben de wijzigingen in de AWIR en de uitvoering en dienstverlening gehad op specifieke probleemvelden binnen het toeslagensysteem?
Bij het beoordelen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de wet, dienstverlening en uitvoering richten we ons in deze deelvraag in het bijzonder op de volgende probleemvelden:
• Toekenningszekerheid, terugvorderingen en nabetalingen
• Complexiteit voor burger en voor de uitvoering
• Niet-gebruik
• Doenvermogen, transparantie en begrijpelijkheid
Hoe ervaren burgers de veranderingen in de uitvoering en dienstverlening?
De wens van Dienst Toeslagen is om een verbeterde en meer mensgerichte dienstverlener te zijn. Ervaren burgers dit ook zo? In de Periodieke rapportage wordt specifiek gekeken of de uitvoering en dienstverlening van het toeslagenstelsel ook aansluit bij de behoeften van de burgers. Ook het vertrouwen dat men heeft in het stelsel is een belangrijk onderdeel hiervan.
Welke maatschappelijke ontwikkelingen zijn er (geweest) die van invloed kunnen zijn op het denken over de inrichting van het toeslagenstelsel en welke maatschappelijke ontwikkelingen zijn er als gevolg van het toeslagenstelsel?
In bovenstaande vragen wordt ingegaan op de ontwikkelingen en wijzigingen in de beleidstheorie en in het toeslagenstelsel, alsook de aansluiting van deze wijzigingen op de wensen van de burger. Er zijn ook maatschappelijke ontwikkelingen die niet het gevolg zijn van toeslagen, maar wel van invloed kunnen zijn op de inrichting van het stelsel. Welke ontwikkelingen zijn in dat kader waarneembaar en relevant?
Daarnaast hebben toeslagen (en de daaraan gestelde doelen) ook een doorwerking op de maatschappij. Welke effecten hebben de toeslagen bijvoorbeeld op het (keuze)gedrag van burgers. Wat zijn de effecten van het toeslagenstelsel op de maatschappij en zien we daarin ontwikkelingen?
Welke lessen kunnen bijdragen aan hervormingen en verbeteringen van het toeslagenstelsel?
Zoals eerder beschreven zijn er wijzigingen in het toeslagenstelsel in gang gezet om knelpunten op te lossen. Daarnaast zijn in de eerdergenoemde brief Beleidsprioriteiten Toeslagen voornemens voor de toekomst opgenomen. Hoe verhoudt de ingeslagen richting zich met de bevindingen uit de evaluatie? Welke adviezen, mogelijke verbeteringen en geleerde lessen volgen uit de evaluatie?
Hoe kan 20% bespaard worden op de budgettaire grondslag, met een zo groot mogelijke doeltreffendheid en doelmatigheid?
Een van de in de RPE geformuleerde eisen is dat ook bezien wordt op welke wijze het mogelijk is om 20% te besparen. Tabel 1 toont de budgettaire grondslag met de uitgaven gepaard gaande met de uitvoering door Dienst Toeslagen.
Tabel 1 | Begroting van Financiën uit artikel 13. C1 bestaat uit eigen personeel, inhuur externen, ICT en overige materiële uitgaven. C2 bestaat uit huisvesting, gegevensbeheer, management informatie en IV.
2025 (bedragen * 1.000) | |
---|---|
C1 DG Toeslagen Regulier excl. Toegerekende uitgaven | 182.933 |
C2 Door Belastingdienst aan DG Toeslagen toegerekende uitgaven | 247.552 |
Totaal | 430.485 |
N.B.: voor C2 kan geen uitsplitsing gemaakt worden wat er aan reguliere processen is uitgegeven en wat hiervan voor de herstelregelingen is gedaan.
Onderzoeksmethoden en planning
De gestelde eisen uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek vormen de basis voor de hoofdvraag en deelvragen en voor de uitvoering van de Periodieke rapportage Toeslagen.
De Periodieke rapportage zal onder andere gebruik maken van een voorafgaande ex-durante evaluatie van de uitvoering en dienstverlening van Toeslagen. Dit onderzoek wordt door een onafhankelijk onderzoeksbureau uitgevoerd en is voorzien om begin 2026 te worden afgerond. In dit onderzoek wordt onderzocht hoe de burger toeslagen ervaart, wat hiervan de belangrijkste oorzaken en ontwikkelingen zijn in de uitvoering en dienstverlening en hoe het toeslagenstelsel voor de burger kan worden verbeterd. Tevens wordt het ex-durante onderzoek gebruikt om een groot deel van de dataverzameling voor de Periodieke rapportage te doen en voor te bereiden. Daarnaast zijn er meerdere rapporten geschreven gedurende de evaluatieperiode over het functioneren van het toeslagenstelsel en de daarmee gepaard gaande problematiek, zie de bijlage.
Het is de opdracht aan een nog te selecteren partij om de ex-durante evaluatie en verschillende rapporten samen te brengen, vervolgonderzoek te doen naar beleving van toeslaggerechtigden en verdere dataverzameling over de jaren 2024-2025 te voltooien. Naast een synthesestudie / desk research behelst de Periodieke rapportage derhalve een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve methoden en data-analyse.
De aanbesteding van deze opdracht zal in de tweede helft van 2025 worden gestart en het onderzoek zal in de eerste drie kwartalen van 2026 worden uitgevoerd. De rapportage kan dan vervolgens eind 2026 aan uw Kamer worden aangeboden.
Het onderzoek zal begeleid worden door vertegenwoordigers van het ministerie van Financiën en de voor de individuele toeslagen verantwoordelijke departementen VRO, VWS en SZW. Daarnaast zullen er twee tot drie onafhankelijke deskundigen bij het onderzoek betrokken worden, waarbij wordt gekeken naar een combinatie van inhoudelijke, methodologische en bestuursrechtelijke kennis. Conform de eisen van de RPE zullen deze onafhankelijk deskundigen tevens worden gevraagd om een onafhankelijk oordeel te geven over de validiteit en betrouwbaarheid van de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën – Herstel en Toeslagen, S.Th.P.H. Palmen-Schlangen |
Kamerstukken II 2019/2020, 35510, nr.2↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 31066, nr. 1340↩︎
Kamerstukken II 2022/2023, 31 066, nr. 1158↩︎
Kamerstukken II 2014/2015, 34000, nr. 36 en 52↩︎
Het beleidsthema Toeslagen is in de SEA opgebouwd uit twee sub-thema’s: ‘rechtdoen aan het verleden’ en ‘presteren in het heden/anticiperen op de toekomst’. De Periodieke rapportage zal zich specifiek richten op het tweede sub-thema.↩︎
Kamerstukken II 2004/2005, 29764, nr. 3↩︎
SEO Economisch Onderzoek: Evaluatie Toeslagenstelsel. November 2022↩︎
Belevingsonderzoek toeslaggerechtigden en maatschappelijk intermediairs 2024 - Dienst Toeslagen, Desan Research Solutions, nov.2024. In 2024 was het totale gemiddelde rapportcijfer van toeslaggerechtigden en intermediairs voor het functioneren van de Dienst Toeslagen een 6.9, het hoogste niveau sinds de start van de meting in 2010.↩︎
Jaarverslag begroting van Financiën, artikel 13, Toeslagen. Voor kinderopvangtoeslag is een hoge terugvordering meer dan 1000 euro, voor de andere toeslagen is dat meer dan 500 euro.↩︎
Belevingsonderzoek toeslaggerechtigden en maatschappelijk intermediairs 2024 - Dienst Toeslagen, Desan Research Solutions, nov. 2024.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 36708, nr. 8↩︎