[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Vragenuur (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D38204, datum: 2025-09-09, bijgewerkt: 2025-09-10 09:06, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Vragenuur

Vragenuur

Vragen Ceder

Vragen van het lid Ceder aan de minister voor Asiel en Migratie over het bericht "Oekraïners blijven komen, maar gemeentes kunnen opvang nauwelijks meer aan".

De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de minister voor Asiel en Migratie. Ik open hiermee het mondelinge vragenuurtje en ik geef graag het woord aan de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie. Het woord is aan hem.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Nieuwsuur berichtte gister dat gemeenten de opvang van Oekraïners nauwelijks meer aankunnen. Sinds de brute inval van Rusland in Oekraïne zijn miljoenen Oekraïners hun land ontvlucht. Nederland heeft ruim 120.000 Oekraïners opgevangen. We zijn nu bijna drie jaar verder en velen van hen verblijven nog altijd in een tijdelijke en onzekere situatie. Wat begon als een noodopgave is inmiddels een structurele verantwoordelijkheid geworden. Gemeenten luiden de noodklok en spreken van een zeer kritieke situatie. De oproep aan het kabinet is: kom in actie! Gemeenten hebben namelijk hun verantwoordelijkheid genomen. Zij hebben geleverd en ik verwacht dan ook van de minister dat zij nu ook gaat leveren, want tot nu toe staan gemeenten in de kou. Gemeenten hebben behoefte aan duidelijkheid, zodat er ruimte is voor barmhartigheid en goede opvang. Ze hebben ook behoefte aan duidelijkheid over het langetermijnperspectief van de opvang, omdat dat ruimte geeft voor het bouwen van permanente opvang. Dat is nodig aangezien noodopvang vaak ondermaats is. Ze hebben ook behoefte aan duidelijkheid over wie er recht heeft op opvang, want er is nu geen wettelijke grond om mensen te weigeren als ze bijvoorbeeld als verkapte arbeidsmigrant in Nederland komen en ze zelf of via hun werkgever voor opvang kunnen zorgen. Er is binnen de opvangketen te weinig samenwerking om mensen met complex verward gedrag door te kunnen verwijzen naar plekken met betere ondersteuning. Op dit moment moeten de gemeenten mensen die het echt nodig hebben zelfs weigeren, terwijl andere mensen die plekken bezet houden. Dat kan niet waar zijn. Gemeenten moeten duidelijkheid krijgen over afdoende financiering, omdat ze het nu gewoon niet rond krijgen. Alleen op die manier is het mogelijk om goede en barmhartige opvang te bieden aan de Oekraïense vluchtelingen, vrouwen en kinderen.

Daarom heb ik de volgende vragen voor de minister. Erkent de minister dat we na drie jaar noodopvang hard toe zijn aan een langetermijnperspectief voor Oekraïense vluchtelingen? Is zij bereid om dit samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties te ontwikkelen? Gaat de minister werken aan wetgeving die duidelijkheid biedt over de vraag wie wel en wie niet recht heeft op opvang? Wil zij een handreiking doen aan gemeenten om de financiering passend te maken? Met €40 komen gemeenten gewoon niet uit. De betalingen van Oekraïners met werk vloeien ook weer terug naar het Rijk.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Keijzer:
Dank, voorzitter. De ontheemden uit Oekraïne hebben in Nederland recht op bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. We hebben dat in Nederland vervolgens geregeld in de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne. Die geldt voor iedere ontheemde die onder de RTB, de Richtlijn Tijdelijke Bescherming dus, valt. Het Rijk ondersteunt gemeenten met financiële middelen en bij het realiseren van opvangplekken.

Ik heb in de Landelijke Regietafel Migratie gemeenten opgeroepen om businesscases met meerjarige financiering in te dienen zowel voor nieuwe locaties als voor investeringen op bestaande locaties, met als doel om die langer open te houden. Maar wat de heer Ceder zegt, is waar: de opvang is vol. Daardoor komen gemeenten zo langzamerhand in een situatie terecht waarin ze niet iedereen een bed kunnen bieden.

Ik verken momenteel met de VNG en andere betrokkenen hoe we hier tijdelijk op een redelijke en billijke manier mee om kunnen gaan. We kunnen bijvoorbeeld bezien wie op welk bed geplaatst wordt of terechtkan. Ik verwacht hier in september meer over te kunnen delen. In het langetermijnbeleid dat ik aan het uitwerken ben, zet ik in op een transitie naar huisvesting waarbij ook meer mogelijkheden gecreëerd worden om ontheemden op basis van hun inkomen huur te laten betalen of zelfs in hun eigen huisvesting te laten voorzien. In de voorbereiding van dit vragenuurtje realiseerde ik mij dat heel veel van deze punten afgelopen donderdag bij het tweeminutendebat ook zijn teruggekomen. Ik doel dan bijvoorbeeld op de eerste vraag van de heer Ceder vandaag, namelijk of ik erken dat je een langetermijnperspectief nodig hebt. Ja, dat heb je. Maar dat langetermijnperspectief is nog wel even afhankelijk van de vraag of vredesonderhandelingen tot resultaten leiden of dat dat niet zo is. Ik heb donderdag ook hier gezegd dat we onszelf in ieder geval moeten realiseren dat het, gezien de bevolkingsopbouw in Oekraïne, voor de toekomst van Oekraïne belangrijk is dat er mensen terugkeren om hun land op te bouwen als er vredesbesprekingen zijn geweest.

De tweede vraag van de heer Ceder was of er nou duidelijk is wie er wel en wie er geen opvang mogen krijgen. Ja, die duidelijkheid is er. In de richtlijn staat dat iedere Oekraïner die zich hier meldt recht heeft op bescherming. Maar dan kom je dus in best wel bijzondere discussies terecht — laat ik ze maar zo kwalificeren — over Oekraïners die de boel verstieren en het leven voor andere Oekraïners in de opvang onmogelijk maken, die je dan niet de deur mag wijzen. Je kunt ook de mensen niet weigeren die zich melden en waarvan je je in redelijkheid kunt afvragen of die niet zelf in hun opvang kunnen voorzien, terwijl we ongeveer 130.000 Oekraïners ingeschreven hebben staan in de Basisregistratie Personen en er daarvan ongeveer 90 a 95.000 in de gemeentelijke opvang zitten. Voor zo'n 35.000 tot 40.000 geldt dat dus niet. Die hebben dat zelf geregeld. Maar je mag hun niet zomaar de deur wijzen. Ook aan mensen met wie op psychisch vlak echt wat aan de hand is, heb je bescherming te bieden. Al deze zaken komen wat mij betreft ook de komende tijd voorbij. Mevrouw Van Zanten heeft afgelopen donderdag ook een motie ingediend, waarin ze aan mij vraagt of ik deze discussie ook op Europees niveau wil gaan voeren, omdat die Europese tijdelijke beschermingsregeling weinig ruimte geeft om hier verstandig, met redelijkheid en billijkheid, mee om te gaan.

Tot slot de derde vraag, over langjarige financiering. Ja, daar ben ik ook mee bezig in het kader van de zogenaamde "doelgroep-flexibele regeling", waar u op Prinsjesdag meer over hoort. Daarin is opgenomen hoe wij naar de toekomst toe wat betreft de huisvesting van Oekraïners, maar ook de huisvesting van mensen die hier mogen blijven, van gewoon Nederlandse spoedzoekers of van mensen die überhaupt op zoek zijn naar een woning, op een verstandigere manier met de financiën om kunnen gaan. We doen dit ook op zo'n manier dat het voor gemeenten — hoe zal ik dat eens formuleren? — meer vanzelfsprekend wordt dat ook omwonenden blij zijn als huisvesting gerealiseerd gaat worden, want dat is dan namelijk voor iedereen die op zoek is naar een huis.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ten aanzien van het langetermijnperspectief maakt de minister haar keuzes afhankelijk van de vraag of er binnenkort vrede is of niet. Volgens mij is regeren vooruitzien en is het ook heel verstandig om een tweesporenbeleid uit te werken. Wat zijn de stappen, ervan uitgaande en hopende dat er snel vrede komt? Maar als dat nog langer op zich laat wachten dan we allemaal hopen, dient er in ieder geval duidelijkheid geboden te worden. De situatie nu is namelijk ondermaats. Mijn vraag is of de minister erkent dat dat tweesporenbeleid kan, maar ook dat het van belang is dat we niet hoeven te wachten op wat er gebeurt in Washington of op andere plekken. Is de minister bereid om daarmee aan de slag te gaan en het snel aan de Kamer voor te leggen?

Minister Keijzer:
Daar ben ik mee bezig, ook met collega's in het kabinet die bijvoorbeeld gaan over onderwijs aan Oekraïners. Er zijn net Kamervragen beantwoord van Paternotte en Podt, uit mijn hoofd gezegd, die hierover gaan. Daar zijn wij ook mee bezig. Maar alles is wel gericht op het uiteindelijk bereiken van een situatie waarin Oekraïners ook terug kunnen naar hun eigen land, om daar mee te helpen aan de opbouw van dat land. We zijn bezig met langjarig investeren in het aantrekkelijker maken van opvanglocaties. Gemeenten mogen dat al. Er zijn ook gemeenten die dat doen. Dus al die verschillende zaken zijn we in beeld aan het brengen, ook hoe om te gaan met Oekraïners die hier wel zouden willen en ook zouden kunnen blijven. Daar zijn we allemaal mee bezig. Zodra we dat afgerond hebben, gaat de Kamer uiteraard geïnformeerd worden.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb toch behoefte aan een concreet tijdpad. We zijn nu drie jaar verder. De situatie rondom onderwijs, werken en opvang is gewoon nog niet opgelost. Zou de minister kunnen aangeven wanneer de Kamer hierover een oordeel kan vellen?

Minister Keijzer:
Ik ben even op zoek naar het tijdstip waarop we hierover naar de Kamer komen. Ik heb dat gewoon niet paraat, dus ik laat u zo snel mogelijk weten wat de planning is van de omgang met Oekraïners, met ontheemden, in Nederland.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb daarnaast nog een vraag gesteld over de financiering. De minister zegt dat gemeenten zelf aan de slag kunnen, maar de gemeenten geven aan dat ze met €40 gewoon niet uitkomen. De vraag is of de minister een handreiking wil doen. We weten dat Prinsjesdag eraan komt. Wil de minister de financiering passend maken? Want dat is een urgente kreet vanuit de gemeenten en het is ook een oproep aan de minister om in actie te komen. Mijn vraag is of de minister dat concreet wil toezeggen.

Minister Keijzer:
De heer Ceder gaat ervan uit dat wanneer één betrokken bestuurder zegt dat het niet uit kan, dat ook in den brede zo is in Nederland. Mijn perceptie is een andere. Als je je realiseert dat €44 per dag voor twee personen €2.500 in de maand is, dan denk ik dat dat toch mogelijk zou moeten zijn. Dat is ook zo in heel veel gemeenten. Gemeenten kunnen daarnaast onder voorwaarden, die overeenkomen met de "doelgroep-flexibele regeling", waar u later over hoort, aanspraak maken op een afnamegarantie voor de exploitatiekosten. Dus het is echt niet zo dat men niet uit kan. Als je kijkt naar de financiële middelen die er zijn en ook naar dat wat we straks met Prinsjesdag gaan aankondigen voor de doelgroep-flexibele regeling — ik herhaal het maar; ik hoop dat het hier op een gegeven moment onderdeel wordt van het jargon — zult u zien dat het prima mogelijk is om hiermee huisvesting, opvang, bescherming, moet ik zeggen, van Oekraïners mogelijk te maken.

De heer Ceder (ChristenUnie):
De VNG zegt juist van niet. Die spreekt juist over een zeer kritieke situatie. Mijn vraag is of de minister in ieder geval in kaart kan brengen in hoeverre deze wens voor een passende financiering leeft bij gemeenten die dit uitvoeren, en bij welke gemeenten deze wens niet leeft, en of dit zo snel mogelijk aan de Kamer gestuurd kan worden.

Minister Keijzer:
Ik ben bezig met afspraken met de VNG. Op het moment dat dat allemaal afgerond is, wordt u daarover geïnformeerd. Dat heb ik trouwens al eerder vandaag gezegd. Maar we moeten met z'n allen ook gewoon op een voorzichtige en zuinige manier omgaan met belastinggeld; daar is het ook allemaal op geënt. Ook nu weer wordt er gekeken hoe die financiering uiteindelijk uitpakt. Volgens mij, uit mijn hoofd gezegd, is dat in 2024 nog gebeurd en bleek toen dat het mogelijk was. Het normbedrag van €44 is gebaseerd op kostprijsonderzoek uit 2024. Dit onderzoek is uitgevoerd onder veel gemeenten en de VNG is hier ook bij betrokken geweest.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot slot. Ik denk dat het goed is om inderdaad naar de Kamer terug te koppelen welke afspraken er uit het overleg met de VNG voortvloeien. Er wordt gesproken van een kritieke situatie. Ik hoop dat de minister dat ter harte neemt. Ik wil meegeven dat goedkoop ook duurkoop kan blijken te zijn, juist als de noodopvang niet omgezet wordt naar structurele, goedkopere basisopvang.

Minister Keijzer:
Maar toch, we hebben wel woningnood in dit land. Overal wordt er gezocht naar plekken waar mensen gehuisvest kunnen worden. In een ideale situatie zou dat niet zo zijn. Helaas, het is een gebroken schepping.

De voorzitter:
Een mooi einde.

Minister Keijzer:
Dat dacht ik al. De heer Ceder was het met dat laatste eens.

De voorzitter:
Mevrouw Van Zanten, Nieuw Sociaal Contract. O, BBB, neem me niet kwalijk. Ik was even afgeleid door dit mooie Bijbelcitaat. Mevrouw Van Zanten.

Mevrouw Van Zanten (BBB):
De gemeenten vragen nu weer om nog meer opvangplekken, om nog meer geld, maar we vangen al ruim 120.000 mensen op. Ik vraag me af: komen deze mensen nou, na drieënhalf jaar, rechtstreeks uit Oekraïne of komen zij uit een ander EU-land waar ze zich eerst gevestigd hebben, en hebben ze er om welke reden dan ook voor gekozen om naar Nederland af te reizen? Is daar zicht op?

Minister Keijzer:
Ik ken deze verhalen ook. Wat simpeler gezegd: dan heeft een Oekraïner bijvoorbeeld een tijdje in Polen gewerkt en gewoond en meldt hij zich vervolgens hier in Nederland. De registratie daarvan is gebrekkig, maar we zijn dat wel in kaart aan het brengen.

Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik vroeg me ook iets anders af. Nederland vangt naar verhouding best veel Oekraïners op. Polen en Duitsland zijn daarin natuurlijk koploper, maar we vangen er veel meer op dan landen als Italië, Frankrijk en Spanje. Is het niet mogelijk om in EU-verband met elkaar humanitaire afspraken te maken en met de landen te gaan praten die nog wel plekken overhebben, om Oekraïners in eerste instantie in die landen op te vangen?

Minister Keijzer:
Dat is een van de redenen waarom de motie die mevrouw Van Zanten afgelopen donderdag heeft ingediend, interessant is. Nu is dat namelijk niet mogelijk. Ik kan me dus goed voorstellen dat de Kamer uiteindelijk zegt: dat zou daar ook onderdeel van kunnen zijn. Tegelijkertijd maakt dat het natuurlijk altijd weer heel erg ingewikkeld, want het belang van het ene Europese land is niet automatisch het belang van het andere Europese land. We delen wel allemaal met elkaar dat er op een redelijke en billijke manier bescherming moet worden gegeven zolang die oorlog duurt, maar we hebben dus in ieder geval de ruimte nodig om dat daadwerkelijk te doen.

Mevrouw Rajkowski (VVD):
Oekraïne bevindt zich in onze regio. Daarom is het voor de VVD zeker logisch dat wij hier Oekraïners opvangen. Idealiter zou je iedereen natuurlijk een net plekje willen geven, maar dat is gezien de huidige woningmarktsituatie zeer lastig; dat begrijpen we. Ik heb nog een aantal vragen over flexibilisering en het nadenken daarover. Stel dat een opvanglocatie zegt: wij zouden wel meer mensen kwijtkunnen, maar dan willen wij prioriteit geven aan moeders met kinderen of misschien met werkgevers in gesprek gaan om te kijken of zij hun werknemers, als het Oekraïense ontheemden zijn, een slaapplek aan kunnen bieden. Voor dit soort flexibilisering is wel een aanpassing van de wet nodig. Is dat iets waar de minister naar zou willen kijken?

Minister Keijzer:
Ja. Nu biedt de Europese tijdelijkebeschermingsmaatregel de ruimte daar niet voor. Maar als je nog twee bedden hebt en er een moeder met een kind komt of een volwassen, stevige man die hier komt werken, zou het natuurlijk heel logisch zijn om die afweging wel te gaan maken. Dat is nu gewoon ontzettend ingewikkeld. Er staan wetten en praktische bezwaren tussen die droom en daad. Daarom is het belangrijk dat we goed gaan kijken hoe we dat op een andere manier kunnen gaan vormgeven. In dit land moeten we niet alleen plekken zien te vinden voor onze eigen jeugd en voor spoedzoekers, die bijvoorbeeld uit een echtscheiding komen, en ook niet alleen voor Oekraïners, maar ook nog steeds voor andere vluchtelingen en mensen die hier uiteindelijk na een procedure mogen blijven.

Mevrouw Podt (D66):
Ik hoor dat de minister daadkrachtig probeert te klinken, maar ik kan het toch niet helpen dat … Laten we even kijken naar wat koppen van de afgelopen tijd. Augustus 2024: "Doorstroomlocatie Heerenveen vol." November 2024: "Volgens gemeenten zijn de grenzen van de opvang bereikt." December 2024: "Een familie van acht Oekraïners slaapt buiten." Maart 2025: "Oekraïens gezin heeft geen idee waar het terechtkan." April 2025: "Spoedoverleg tussen het kabinet en de VNG, want de opvang is vol." Ik heb hier een schrijven van de VNG van oktober vorig jaar, waarin ...

De voorzitter:
Gaat u naar een vraag?

Mevrouw Podt (D66):
… alle dingen die de minister net zei al voorbij zijn gekomen. Mijn vraag is dus: waarom duurt het zo lang?

Minister Keijzer:
We zijn de besluiten nu aan het nemen. Over de flexibele regeling voor doelgroepen — daar komt-ie weer! — hoort u op Prinsjesdag meer. Daar mag en kan ik niet op vooruitlopen.

Ten aanzien van die andere zaken kan ik het volgende zeggen. Afgelopen week heb ik weer een regietafel gehad over de opvang van Oekraïners, met de VNG, het IPO en het COA. Daar wordt dit besloten. Hier zitten uiteraard ook financiële belangen van gemeentes aan vast. We zijn het allemaal aan het oplossen in de mate waarin dat kan, want wij hebben nu eenmaal woningnood in Nederland. Het is makkelijk om te zeggen dat gemeenten voor een paar plekken moeten zorgen. Dan moet ik per kerende post tegen gemeenten zeggen: organiseer even een paar plekken. Dat is gewoon lastig om te doen. Dan kan mevrouw Podt hier natuurlijk wel vragen waar het blijft, maar dit is echt iets wat we in gezamenlijkheid moeten doen, waarbij we ons allemaal moeten realiseren dat de ruimte die we hebben — letterlijk gesproken gaat het om ruimtes waarin mensen opgevangen kunnen worden — beperkt is.

Mevrouw Podt (D66):
Laat ik dan nog iets heel praktisch proberen, als we hier niet gelijk uit komen. Ik hoor dat gemeenten op veel plekken op dit moment mensen aan de deur wegsturen, omdat ze er simpelweg geen plek meer voor hebben, maar dat dat ook gebeurt voordat mensen zijn geregistreerd. Dat is natuurlijk kwalijk, want dat betekent ook dat mensen onder de radar verdwijnen. Dat heeft zowel voor die mensen als voor allerlei gemeenten effect op het gebied van overlast en allerlei andere dingen. Nu werd er geopperd: zou het niet mogelijk zijn om toch op de een of andere manier met een soort centraal register te komen, zodat we er in ieder geval voor zorgen dat iedereen die zich in Nederland meldt, geregistreerd wordt? Kan de minister daarvoor zorgen?

Minister Keijzer:
Oekraïners die zich melden, worden uiteindelijk geregistreerd, dus dat gebeurt. Mevrouw Podt zegt: dan verdwijnen ze onder de radar en dat is problematisch. Ikzelf ben niet zo erg van een allesomvattende en alles overziende overheid. Als Oekraïners zich hier melden voor bescherming, vervolgens geregistreerd worden en daarna bij familie gaan wonen, dan zou ik zeggen: doe er een strik omheen als die mensen zich vervolgens gewoon gedragen, de kinderen naar school gaan en zij aan het werk gaan. Dat lijkt mij dus minder problematisch dan mevrouw Podt dat blijkbaar vindt.

Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, op het moment dat de minister voor mij gaat toevoegen dat ik voor een alziende overheid ben, wil ik dat toch graag even corrigeren.

De voorzitter:
Dat is bij dezen genoteerd.

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Ik denk dat we het probleem met z'n allen herkennen. We hebben hier vorige week ook een debat over gevoerd. Een voorstel was om de gemeentes wat meer de gelegenheid te geven om meerjarige contracten af te sluiten. Nu kunnen ze dat niet doen, omdat ze niet weten wanneer de Oekraïners teruggaan. Dat voorstel zegt: gemeentes mogen dat doen en in ruil daarvoor bieden we die flexibele toepassing. Mochten de Oekraïners teruggaan, dan kunnen die opvanglocaties dus voor andere doelgroepen worden gebruikt. We hebben daar een motie over ingediend. Daar gaan we straks over stemmen. Stel nou dat die straks wordt aangenomen. Is de minister dan blij dat deze uitgevoerd kan worden?

Minister Keijzer:
Ik heb afgelopen donderdag gezegd dat die motie ontijdig is. Voor de zomer heb ik de Kamer al laten weten hoe ik om wil gaan met die doelgroep-flexibele regeling. Daarin gaan we toe naar situaties waarin voor de opvangplekken die geregeld gaan worden óf in die contracten — dat waren de voorwaarden die ik net noemde — opgenomen wordt dat die op een gegeven moment opgezegd kunnen gaan worden, óf in die contracten opgenomen gaat worden dat woningen die op een gegeven moment gebruikt worden voor bijvoorbeeld Oekraïners, omgeklapt kunnen worden. Dat omklappen is dan administratief gesproken, want het enige wat je dan doet, is dat het op moment a een opvangplek is en op moment b een plek is waar iemand gewoon kan blijven wonen als het dezelfde persoon is, of waar iemand anders in diezelfde woning kan trekken als duurzame huisvesting. Dat versta ik ook onder het "normaliseren" van deze opvang, want het feit dat je uit Oekraïne komt, betekent niet dat je de woning op een heel andere manier gebruikt dan wanneer je bijvoorbeeld uit — noem eens een stad — Amsterdam komt. Dat is dus wat ik uiteindelijk wilde gaan doen. Mevrouw Van Vroonhoven heeft de brief met de plannen, die ik eerder heb gedeeld met de Kamer, goed gelezen, dus in die zin staat er in die motie helemaal niks geks. Maar de motie is gewoon ontijdig, omdat ik de financiering en de regelgeving daarvoor nog niet geregeld heb.

Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Dan kan ik niet anders concluderen dan dat u deze motie als steun in de rug zou moeten zien. En ik doe ook een oproep aan de heer Ceder, die vorige week niet bij het debat was, om gewoon voor deze motie te stemmen.

Minister Keijzer:
Dat is uiteraard aan u allen. Er zijn wel meer moties ingediend in dat debat die voor mij een steun in de rug zouden zijn, zeker gezien het debat dat wij hier vandaag hebben gehad. Ik kijk op dit moment vooral naar de heer Ceder.

De voorzitter:
Hartelijk dank aan de minister voor Asiel en Migratie.

Vragen Joseph

Vragen van het lid Joseph aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over onbeantwoorde schriftelijke vragen inzake het artikel "Zuyderland 21,5 miljoen euro in de plus".

De voorzitter:
Dan is dit het moment van het debuut van de nieuwe minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die wij natuurlijk kennen als Voorzitter van de Eerste Kamer, maar die nu promotie heeft gemaakt en zich ook in de Tweede Kamer mag vervoegen. We zien erg uit naar de samenwerking.

Ik geef graag het woord aan mevrouw Joseph van de fractie van de BBB voor het stellen van een mondelinge vraag. Het woord is aan haar.

Mevrouw Joseph (BBB):
Dank, voorzitter. Als we het hier in de Tweede Kamer over zorg hebben, gaat het vaak over doelmatigheid, efficiëntie en kwaliteitsverbetering. Maar het is belangrijk om je te realiseren dat goede zorg voor mensen thuis ook betekent dat de zorg dichtbij en in de buurt is. Ik heb dat zelf in mijn familie de afgelopen maanden helaas ook mogen ervaren. Goede zorg in de nabijheid is ongelofelijk belangrijk, voor de mensen die zorg nodig hebben, maar ook voor hun naasten, familie en vrienden.

BBB wil dan ook dat streekziekenhuizen en huisartsenposten zo veel mogelijk openblijven. Ik sta hier omdat de BBB over dit onderwerp op 30 juli vragen heeft ingediend die nog steeds niet door de minister zijn beantwoord.

Die vragen gingen in dit geval over de miljoenenwinst bij het Zuyderlandziekenhuis, terwijl daar tegelijkertijd essentiële zorg in de buurt wordt afgeschaald en personeelstekorten blijven bestaan. Dat is niet uit te leggen aan de inwoners van Heerlen, die hier verschillende keren op de publieke tribune zaten omdat hun ziekenhuis dreigt te verdwijnen.

Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister. Is de minister ermee bekend dat het Zuyderland in 2024 een winst van meer dan 21 miljoen euro heeft geboekt, waarvan bijna 14 miljoen afkomstig is van het medisch centrum? Is de minister ermee bekend dat het Zuyderland tegelijkertijd de acute geboortezorg uit Heerlen wil verplaatsen naar Sittard-Geleen vanaf 2030? Is de minister het met BBB eens dat dit in strijd is met het principe van passende en bereikbare zorg voor iedereen?

Hoe kijkt de minister ertegen aan dat een ziekenhuis grote winsten boekt en tegelijkertijd essentiële zorg afbouwt en personeelstekorten laat voortbestaan? De voorganger van de minister stelde dat de verantwoordelijkheid voor het personeelsbeleid bij een ziekenhuis zelf ligt. Maar ik vroeg me af: als een ziekenhuis winst maakt en personeelstekorten toch blijven voortbestaan, vindt de minister dat dan geen teken van falend beleid?

Tot zover.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Bruijn:
Dank u wel, voorzitter. Het is mij een eer om vandaag in uw Kamer te mogen zijn en hier in vak K te staan. Excuus voor mijn stem; ik ben zelf inmiddels ook bijna patiënt, maar dat motiveert mij des te meer om mij in te zetten voor een goede gezondheidszorg. Dat doe ik ook met liefde. Ik heb veertig jaar in dat mooie vak gewerkt om patiënten te helpen. Ik vind het daarom fantastisch om hier te mogen staan.

Ik ben vandaag op mijn derde werkdag. Ik heb de Kamervragen eigenlijk vandaag pas gezien. Ik wil direct mijn excuses aanbieden voor het feit dat wij die zo laat hebben beantwoord. Ik heb er vanmorgen nog wat aanvullende vragen over gesteld, omdat ik het een belangrijk onderwerp vind. Daardoor is die vertraging veroorzaakt.

Voorzitter. Ik kan in ieder geval ook meteen een toezegging doen: de antwoorden komen vandaag schriftelijk naar mevrouw Joseph en naar uw hele Kamer. Die zitten, als het goed is, al in de post. Verder gaan wij daar natuurlijk op 25 september met elkaar over in debat. Daar zie ik dus ook naar uit. Ik ga dan ook graag met u dat inhoudelijke debat aan.

Desalniettemin heeft u mij uitgenodigd om hier nu te staan. De antwoorden komen dus vanmiddag, maar ik vind het natuurlijk een heel goed idee om daar alvast naar te kijken en met u in debat te gaan naar aanleiding van de vragen die u gesteld heeft. Ik ga dus alvast op de inhoud in, maar ik zeg er wel bij dat u die vanmiddag in meer detail kunt zien aankomen.

Mevrouw Joseph stelt een vraag over het positieve financiële resultaat dat bij het Zuyderlandziekenhuis is geboekt. Laat ik daarover zeggen dat het in Nederland toegestaan is voor ziekenhuizen om positieve financiële resultaten te behalen. Het is wel wettelijk geregeld dat die positieve resultaten niet buiten het ziekenhuis terecht mogen komen. Die gaan dus niet naar aandeelhouders of naar andere stakeholders; die moeten in het ziekenhuis blijven en worden geïnvesteerd in de zorg, ten behoeve van de patiënt. Dat kan natuurlijk allerlei vormen aannemen, zoals onderhoud van gebouwen, innovatie, versterking van financiële buffers — dat is ook heel belangrijk — en natuurlijk het aantrekken en behouden van personeel.

Wat betreft de financiële buffers van het Zuyderlandziekenhuis zou achter uw vraag kunnen liggen of daar sprake is van het onevenredig oppotten van geld. De solvabiliteit van het Zuyderlandziekenhuis — dat is een maat voor de hoeveelheid geld die men heeft ten opzichte van de omvang van de instelling, en dat kun je bij iedere instelling doen — is niet wezenlijk anders dan die van andere ziekenhuizen. Dat is, denk ik, belangrijk. Er wordt daar dus geen geld opgepot.

Het is dus goed nieuws als een ziekenhuis er financieel gezond voor staat en in staat is om zaken te financieren, maar dat moet dan ook gebeuren. Vervolgens is het belangrijk om onderscheid te maken tussen het behalen van een financieel positief resultaat enerzijds en personeelstekorten anderzijds. Het Zuyderland is natuurlijk bezig om te proberen die personeelstekorten in te lopen en er iets aan te doen met die financiële middelen, middels een heel concreet pakket van maatregelen waar wij ook op in kunnen gaan. Ik zal daar in mijn schriftelijke beantwoording in ieder geval op ingaan. Laat ik daar wel ook meteen de volgende waarschuwing bij geven: we hebben allemaal te maken met personeelstekorten, in de hele samenleving, en je kunt wel middelen hebben, maar als er geen personeel is, dan kun je met die middelen ook niemand aantrekken.

Het Zuyderland is daar dus druk mee bezig, maar daar hoort natuurlijk ook een winstwaarschuwing bij. Het Zuyderlandziekenhuis heeft mijn ministerie laten weten dat het volop investeert in het werven en behouden van personeel. Maar nogmaals: geld alleen lost dat structurele personeelstekort niet op. De arbeidsmarkt is krap en vraagt om langetermijnmaatregelen. Ik ga daar ook nog dieper op in in de beantwoording en ook in de brief die ik uw Kamer later zal sturen.

Doe ik daar dan zelf niets aan, als minister? Ik probeer er zeker ook veel aan te doen. Ik heb het geluk en het voorrecht gehad dat ik gisteren, op mijn tweede werkdag, een akkoord mocht ondertekenen met alle veldpartijen in de zorg, zelfs tot en met de VNG als het gaat om het sociaal domein. U zult zeggen: hoe heeft de minister dat voor elkaar gekregen en ik zeg er meteen bij dat het niet mijn prestatie was, maar de prestatie van alle veldpartijen die daar lang over onderhandeld hebben, van de uitstekende medewerkers van het ministerie en van alle andere betrokkenen die daar ook bij horen.

In dat Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord, zoals het met een duur woord heet, staan concrete maatregelen om het personeelstekort ook landelijk tegen te gaan. Zowel regionaal als landelijk wordt dat personeelstekort dus aangevallen, want we moeten daar wat aan doen.

Dat is, denk ik, even in eerste termijn de beantwoording, maar ik ga graag dieper in op bijvoorbeeld wat er is gebeurd in het Zuyderland voorafgaand aan de keuze van de locatie van verschillende onderdelen van het ziekenhuis, of op wat het ziekenhuis in detail doet om te trachten het tekort aan personeel in te lopen. Maar omdat ik al die vragen vanmiddag ook schriftelijk zal beantwoorden, laat ik het graag aan uw Kamer over op welke onderwerpen u op dit moment dieper wenst in te gaan.

Mevrouw Joseph (BBB):
Dank aan de minister voor de snelle beantwoording. Ik realiseer mij dat hij hier pas net aan het werk is. Ten aanzien van het antwoord inzake de solvabiliteit van het ziekenhuis: wat bij BBB wel vooropstaat, is dat dit ziekenhuis naast dat het winst maakt ook afschaalt. In die zin vinden wij dit wel een bijzondere casus. De minister geeft aan dat ziekenhuizen de winst die ze maken inderdaad binnen de organisatie moeten houden, maar wij vroegen ons af of de minister bereid is om de wetgeving aan te passen, zodat deze winsten met voorrang worden geïnvesteerd in zorgpersoneel en het behoud van regionale infrastructuur.

Minister Bruijn:
Dank u voor die vraag. Ten eerste kom ik op de keuzes die het Zuyderland heeft gemaakt als het gaat om de locaties waar u aan refereert. Die keuzes berusten op een breed afgestemde afweging op basis van criteria en een discussie die in die regio heeft plaatsgevonden over de omstandigheden in die regio. Er is een regietafel geweest onder leiding van mevrouw Bouwmeester, een voormalig lid van deze Kamer. Die regietafel heeft met een brede maatschappelijke verkenning onderzocht hoe de zorg bij het Zuyderlandziekenhuis het beste vorm kan krijgen, zowel qua omvang als qua locatie en andere criteria.

Er zijn gesprekken gevoerd met burgers en er zijn gesprekken gevoerd met andere stakeholders in de regio. Dat heeft geleid tot acht scenario's die men daar zelf regiospecifiek heeft samengesteld. Die scenario's zijn vervolgens nog getoetst aan randvoorwaarden zoals een sluitend netwerk, personeel, de kwaliteit van zorg en veiligheid, de zorgplicht, die we natuurlijk ook hebben, de betaalbaarheid, de veranderbereidheid en de governance. Nadat iedereen die bij die gesprekken was betrokken daarmee akkoord was gegaan, is er gekeken waar dat dan concreet toe leidt.

Op basis van die analyse zijn de partijen uitgekomen op het voorkeurscenario dat ze noemen "maximaal beschikbaar", waarbij het uitgangspunt is dat het Zuyderlandziekenhuis zo veel mogelijk zorg op de huidige locatie behoudt, vanuit het principe zorg dichtbij de patiënt. Mevrouw Joseph zelf stelt dat principe ook terecht voorop en het kabinet ondersteunt zorg dichtbij de patiënt ook, binnen de grenzen van wat mogelijk is qua personeel vandaag de dag.

Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat de acute geboortezorg en de complexe spoedzorg vanaf 2030 in Sittard-Geleen zijn geplaatst, omdat die locatie het beste scoorde op de vooraf aan de regietafel met alle betrokkenen afgesproken toetsingscriteria, te weten passende zorg — u noemde het terecht — kwaliteit, toegankelijkheid, betaalbaarheid, verplaatsing van werkplek, brede welvaart en duidelijkheid, en natuurlijk ook de kwaliteitscriteria voor de zorg zoals die door de inspectie worden gehandhaafd, bijvoorbeeld aanrijtijden van maximaal 45 minuten. Daarnaast heeft de verkenning geleid tot een plan voor het ziekenhuis in Heerlen. Daar wordt ook in geïnvesteerd. De lokale bevolking kan daar terecht voor zowel planbare zorg als het overgrote deel van de spoedzorg.

Tot zover de beantwoording van het eerste deel van de vraag van mevrouw Joseph. Haar tweede vraag is of ik bereid ben om de wet- en regelgeving te veranderen. Ik heb al gezegd dat ik een demissionaire minister ben. Een stelseldiscussie over het veranderen van wet- en regelgeving ligt niet meteen voor de hand voor een demissionair kabinet. Wat doen wij wel voor de beschikbaarheid van acute zorg? Want daar doelt u, denk ik, vooral op. Ik bedoel: daar doelt mevrouw Joseph vooral op. Ik was er zelf altijd erg tuk op dat je via de voorzitter moet praten, maar ik zie nu toch wel dat dat lastig is. Het kabinet doet drie dingen om de beschikbaarheid van de acute zorg te borgen. Ten eerste het invoeren van budgetbekostiging, zodat de SEH's niet langer om financiële redenen hoeven te sluiten. Ten tweede het aanscherpen van de wet- en regelgeving om er zo voor te zorgen dat alle stakeholders tijdig worden betrokken bij de voorgenomen wijziging van het acutezorgaanbod. Maar dit is dus een langetermijndoel. Ten derde en tot slot het opstellen van een handreiking om het gesprek te faciliteren in de regio.

Excuus voor de lange beantwoording. Zoals ik al zei, komt het antwoord vanmiddag ook schriftelijk naar u toe.

De voorzitter:
Ja, ik wou het net zeggen, want ik heb een vooroordeel over professoren dat als je ze een microfoon geeft, ze college gaan geven. We hebben gelukkig maar twee onderwerpen in dit vragenuurtje. Ik hoop de volgende antwoorden iets korter te mogen aanschouwen. Mevrouw Joseph.

Minister Bruijn:
Voorzitter, ik ben inmiddels geen professor meer. Sinds 31 januari.

Mevrouw Joseph (BBB):
Ik dank de minister voor de antwoorden. Ten aanzien van de regietafel zegt u dat er ook met burgers gesproken wordt. Ik hoop dat mijn collega's daar nog vragen over zullen stellen, want onze beleving is dat de burgers misschien niet voldoende betrokken zijn. Ik had daar ook nog een vraag over, want u had het niet over de zorgverzekeraar. In ieder geval kan ik me niet herinneren dat u het over de zorgverzekeraar had. Wij hebben gelezen dat de voorzitter van de raad van bestuur van het Zuyderland heeft gezegd: wie betaalt, die bepaalt. We vroegen ons af welke rol de zorgverzekeraar, CZ in dit geval, heeft gespeeld in de besluitvorming over de toekomst van de locatie Heerlen en de inzet van de winsten van het ziekenhuis. Kan de minister ook aangeven welke rol zorgverzekeraars in het algemeen spelen als het gaat om het openhouden van streekziekenhuizen en huisartsenposten en om de besteding van winsten van ziekenhuizen?

Minister Bruijn:
Dank voor deze vraag. Het antwoord is dat het besluit om de acute geboortezorg en de complexe spoedzorg vanaf 2030 in Sittard-Geleen te plaatsen gezamenlijk is genomen door het Zuyderland en zorgverzekeraar CZ in afstemming met de betrokken stakeholders. Dat past ook geheel binnen de landelijke afspraken van het Integraal Zorgakkoord. Ja, ik moest kort antwoorden.

Mevrouw Joseph (BBB):
Ik heb een paar slotwoorden. Winst moet geen doel op zich zijn in de zorg en mag ook niet ten koste gaan van de bereikbaarheid. Als we toestaan dat financiële resultaten zwaarder wegen dan regionale zorgbehoeften, dan verliezen we niet alleen de ziekenhuizen; dan verliezen we het vertrouwen van de mensen. Dank u wel.

De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. De heer Claassen, PVV.

De heer Claassen (PVV):
Deze minister is gepiepeld en niet deze minister alleen. De Kamer, maar — en dat is nog erger — ook de mensen in Parkstad zijn gepiepeld. Die zijn gepiepeld door het bestuur van het Zuyderland. Aanvankelijk was het probleem: we hebben geen geld. Later werd het probleem: we hebben ook geen personeel. Toen was het weer het geld, toen weer het personeel. De mensen zijn gepiepeld en de minister is gepiepeld. 21,5 miljoen winst! 21,5 miljoen winst, die men had kunnen inzetten om te voorkomen dat het ziekenhuis wordt afgeschaald. Wij kijken ernaar en we laten het toe. Ik vraag aan de minister: regel binnen nu en een week een wet die ervoor zorgt dat die winstuitkeringen stoppen en dat die, als ze er nu nog zijn, worden ingezet voor het behoud van personeel en voor het voorkomen van het afschalen van zorg.

De voorzitter:
Ja.

De heer Claassen (PVV):
Graag een antwoord op deze vraag …

De voorzitter:
Ja, ja, ja. Dank u wel, u bent door uw tijd heen.

De heer Claassen (PVV):
… en zeker op de vraag waarom u heeft toegelaten dat de minister zo gepiepeld is.

Minister Bruijn:
Ik begrijp de vraag, maar er is geen sprake van winstuitkeringen. Er is sprake van het investeren van positieve financiële resultaten. Het geld mag niet het ziekenhuis uit. Het mag niet naar aandeelhouders. Daar is geen sprake van. Wat doet het Zuyderland dan precies met die middelen? Welke acties start het Zuyderland om te trachten het tekort aan personeel in te lopen? U vraagt daar in detail naar. Die zijn gericht op communicatie, de verkenning van de inzet van buitenlandse verpleegkundigen, het onderzoeken of woningen kunnen worden aangeboden en de inzet van gepensioneerden. Er wordt geïnvesteerd in extra toelages voor nachten en weekenden op de operatiekamer, loonsverhoging voor de spoedeisende hulp buiten de cao om en samenwerking met de ambulancedienst voor gezamenlijke loopbaanpaden. Als we naar aanleiding van uw vraag, die ik begrijp, inzoomen op wat er gebeurt met de financiële middelen, denk ik dat het Zuyderlandziekenhuis goed en rechtmatig bezig is met die middelen.

De voorzitter:
30 seconden voor de heer Claassen.

De heer Claassen (PVV):
We zitten hier in een traject van twee jaar en dit verhaal is nog nooit verteld. Het is nog nooit verteld. We hebben een miljoen keer gevraagd naar wat zij doen qua inzet van personeel, maar we hebben er nooit een fatsoenlijk antwoord op gekregen. Wij, als Kamer, hebben gezegd: laat in detail zien wat dit is. De oproep die wij doen, is de volgende. Ziekenhuizen en andere zorginstellingen moeten hun winsten inzetten voor de problemen die echt spelen. Het probleem in de regio is dat de locatie Heerlen volledige acute zorg en geboortezorg moet hebben. Daar moet het ziekenhuis voor zorgen. Mijn oproep aan de minister is: ga ervoor zorgen, en als het zo niet lukt, regel dan een wet om dat voor elkaar te krijgen.

Minister Bruijn:
Ik begrijp de oproep, maar ik heb geen middelen en geen rechtsgrond om mij daarmee te bemoeien. Dat is een lokale discussie en die is ook ordentelijk gevoerd. Het is natuurlijk altijd heel spijtig dat niet iedereen blij is met zo'n resultaat — daarom moet je ook met elkaar in gesprek blijven — maar het is niet zo dat men daar nu over één nacht ijs is gegaan bij het maken van die keuze.

De heer Krul (CDA):
De minister heeft in ieder geval één kwaliteit van het Haagse al in zijn bezit. Mevrouw Joseph stelt 1 vraag en krijgt ongeveer 140 antwoorden. Dat is ook al knap. Maar de kern van de zaak is dat in Heerlen-Noord, één van de meest kwetsbare gebieden van Nederland, zorg wordt afgeschaald. Het klopt wat de minister zegt: dat komt door personeelstekort. Dat was het verhaal. Maar wat betreft de criteria waar de minister over sprak: het doorslaggevende was geld. Het was vastgoed, puur geld. Waar moet dat ziekenhuis komen? De afweging werd uiteindelijk gemaakt op één criterium: geld. Kan de minister dan op zijn minst erkennen dat het heel wrang is voor de mensen in Heerlen, die zich terecht zorgen maken over de toegankelijkheid van zorg, dat uiteindelijk toch blijkt dat dat geld wel ergens zit, al dan niet uitgekeerd? Dat is toch heel wrang?

Minister Bruijn:
Dan ga ik toch nog even in op de criteria, want daar vraagt u terecht naar. Welke criteria zijn er dan op die regietafel geweest, welke heeft men gehandhaafd en welke heeft men afgesproken met alle stakeholders in de regio? Heel concreet zijn dat: een sluitend netwerk, personeel, kwaliteit en veiligheid, zorgplicht, betaalbaarheid, veranderbereidheid en governance. Dat gaat dus niet alleen over geld en ook niet alleen over personeel. Dat gaat over de randvoorwaarden die men daar zelf wil stellen aan de zorg in het belang van de patiënt, want daar gaat het namelijk allemaal over. Dat heeft men daar zelf gedaan en ik heb dat te respecteren.

De heer Krul (CDA):
De minister hoeft ons niet te vertellen welke criteria het waren, want wij waren met z'n allen in het Zuyderlandziekenhuis toen het gepresenteerd werd. Er waren allemaal criteria, maar er was er slechts eentje die echt doorslaggevend één kant op viel — voor de rest was het verschil eigenlijk minimaal — en die had betrekking op dat vastgoed. Dat was een geldkwestie. Nogmaals vraag ik de minister om op z'n minst te reflecteren, ook richting de mensen die zich zorgen maken over het afschalen van de zorg, op het gegeven dat het wel heel wrang overkomt dat als dat de beslissende factor was — want dat was het namelijk: geld, vastgoed — dan nu blijkt dat er wel degelijk ontzettend veel geld verdiend wordt. Dat is toch wrang?

Minister Bruijn:
Ik begrijp de vraag. Maar ten eerste wordt er niet "ontzettend veel geld verdiend". Er is een positief financieel resultaat geboekt in het Zuyderlandziekenhuis. Ik denk dat dat een knappe prestatie is, ook van de bestuurders daar en de raad van toezicht. Dat positieve resultaat mag niet buiten de instelling belanden, maar moet geïnvesteerd worden.

Dan kom ik toch nog op wat u zegt over wat u te horen heeft gekregen over de criteria die uiteindelijk geleid hebben tot de keuze om de acute geboortezorg en de complexe spoedzorg vanaf 2030 naar Sittard-Geleen te verplaatsen. Dat is omdat die locatie het beste scoorde op de vooraf gezamenlijk opgestelde toetsingscriteria, te weten: passende zorg, kwaliteit, toegankelijkheid, betaalbaarheid, verplaatsing van werkplekken, brede welvaart en duidelijkheid. Daar lees ik geen vastgoed bij. Daar lees ik ook geen financiële aspecten bij.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Welkom aan deze minister. Het Zuyderlandziekenhuis is een kwestie die hij van zijn voorgangers, waaronder ook een PVV-voorganger, heeft geërfd. Met een nieuwe minister is het natuurlijk de vraag of dat "nieuwe ronde, nieuwe kansen" betekent of dat het blijft bij alles wat er al is gezegd. Tot nog toe hoor ik eigenlijk vooral dingen opgehemeld worden die voorgaande ministers ook allemaal hebben benoemd. Maar nu we het nieuws hebben dat er dus een positief resultaat van meer dan 20 miljoen wordt gerealiseerd met het Zuyderlandziekenhuis, is mijn vraag eigenlijk of er ook nog iets nieuws wordt gedaan. Wordt er nieuwe actie ondernomen in het licht van dit positieve resultaat om dat personeelstekort tegen te gaan, zodat misschien meer van de zorg die nu afgeschaald wordt daar toch op termijn kan blijven bestaan?

Minister Bruijn:
Ik begrijp de vraag. Ik heb net zes verschillende actiepunten voorgelezen die concreet door het Zuyderlandziekenhuis worden genomen. Concreter dan dat kan ik niet zijn. U vraagt wat de minister zelf en het kabinet doen. Ik verwijs dan toch nog even naar het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord, dat wij gisteren hebben gesloten met alle veldpartijen, inclusief de patiëntenvereniging; het gaat om de patiënt. In dat zorgakkoord worden hele concrete maatregelen genomen die ook gericht zijn op het afwenden van een onbeheersbaar arbeidsmarkttekort en op een gelijkwaardigere toegang tot zorg en ondersteuning.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Op zich zijn dit de dingen die we eigenlijk al wisten. Daar zit dus niets nieuws bij. Nou kan dit zo zijn omdat deze minister inderdaad nog maar kort op z'n plek zit. Daar heb ik enig begrip voor. Maar ik verwacht dan wel dat er de komende dagen nieuwe acties vanuit deze minister en het Zuyderland komen, aanvullend op wat al ondernomen is, nu ook bekend is dat daar de financiële middelen voor zijn. Kan de minister dat op z'n minst toezeggen, niet alleen in de richting van deze Kamer, maar ook in de richting van al die mensen in Parkstad? Zij zitten nu vol verbazing te kijken naar het feit dat er bij hen, mede om financiële redenen, een deel van de zorg wordt afgeschaald, terwijl er gewoon een heel goed positief resultaat is behaald door het Zuyderlandziekenhuis. Kan deze minister toezeggen dat er aanvullende, nieuwe acties worden ondernomen?

Minister Bruijn:
Ik ga niet over het beleid van het ziekenhuis. Ik zie wel dat het niet alleen een kwestie is van financiële middelen, maar dat het arbeidstekort soms ook de beperkende factor is. Dus je kan nog zo veel financiële middelen hebben, maar als er geen mensen zijn te vinden die je kunt aanstellen, dan kan je met die financiële middelen ten aanzien van de personeelsinzet niet veel. Ik kan u wel toezeggen dat ik met volle kracht het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord, dat we gisteren hebben gesloten met alle veldpartijen, ga uitvoeren. Dat ik een demissionair minister ben, doet daar ook niet aan af, want de patiënt is niet demissionair, de zorgverlener is niet demissionair en het ziekenhuis is niet demissionair. Men heeft zorg nodig. Men wacht op ons. Alle maatregelen die staan in het AZWA, het akkoord, dat ik gisteren heb gesloten, gaan we dus vanaf vandaag onverminderd uitrollen in goed overleg met alle veldpartijen.

De voorzitter:
30 seconden voor de heer Dijk, SP.

De heer Dijk (SP):
Dat personeelstekort valt wel mee. Dat gaat over 8,5 fte. Dat staat in de brieven van uw voorganger. Er is vorig jaar, in 2024, 21,5 miljoen euro winst gemaakt. Dat jaar daarvoor, toen we dezelfde discussie voerden, is er 19 miljoen euro winst gemaakt. Er zijn hier protesten geweest van mensen uit Heerlen en Parkstad. Zij maken zich ontzettend zorgen, omdat hun gebied historisch achtergesteld is en slechtere gezondheidsscores heeft, zoals dat dan heet in spreadsheettaal. Hoe is het mogelijk dat de vorige minister niet in gesprek is geweest met de Ziekenhuisalliantie en met de gemeente Heerlen, die corperatiewoningen beschikbaar wil stellen voor het personeel? Niets mee gedaan.

De voorzitter:
Ja, u bent door uw tijd heen.

De heer Dijk (SP):
… die met het onderwijs wil samenwerken. Niets mee gedaan. Ik heb één vraag aan deze minister. Gaat deze minister, in tegenstelling tot zijn voorganger, wel in gesprek met de Ziekenhuisalliantie van Heerlen en omgeving?

Minister Bruijn:
Ik ga natuurlijk in gesprek met het veld. Ik ga eerst kennismaken met u allemaal. Dat vind ik in ieder geval heel belangrijk. Ik ga natuurlijk ook zeker naar zorgaanbieders, zorginstellingen en vele andere betrokkenen in het veld. Ik heb gisteren alle koepels en verenigingen al mogen ontmoeten. Ik kan u nu nog even niets zeggen over de volgorde ervan, want ik zit hier dus voor de derde dag in mijn agenda. Maar ik betwijfel of het Zuyderlandziekenhuis daar bovenaan staat, want daar is juist gebeurd wat moet gebeuren, namelijk een ordentelijke regionale discussie met alle betrokkenen, ook met de patiënten en met de omwonende burgers, die zich natuurlijk zorgen maken over zaken. Men moest daar namelijk keuzes maken, omdat daar wel degelijk een personeelstekort dreigt. U heeft het natuurlijk over het personeelstekort nu, maar er komt nog veel op ons af qua personeel. Dus om dat voor te zijn en om daar rekening mee te houden, zijn daar die keuzes in overleg met de regio gemaakt. Dat kan natuurlijk nooit iedereen blij maken. Daarom moet je ook met elkaar in gesprek blijven, ook binnen die regio. Maar ik ga eerst met u kennismaken en dan van daar verder kijken.

De heer Dijk (SP):
Ik wil altijd kennismaken, maar bij dezen was dit de kennismaking: welkom. Het is geen antwoord op mijn vraag. Gaat u in gesprek met de Ziekenhuisalliantie, in tegenstelling tot uw voorganger? U kunt zichzelf namelijk onbetaalbaar maken voor de korte tijd dat u dit werk gaat doen door een ziekenhuis te redden, door wel te doen wat hier democratisch besloten wordt en door niet met hangende oren naar verzekeraars en ziekenhuisdirecties te gaan luisteren. Het is het grote democratisch tekort in de zorg waardoor deze Kamer al twee jaar lang probeert een kabinet te overtuigen dat een ziekenhuis in een kwetsbare regio behouden moet blijven. Geboortezorg! Hoe is het mogelijk dat de Kamer dit in volle meerderheid wil en we nu, twee jaar later, alsnog zitten te steggelen met een nieuwe minister, die een nog slechter antwoord geeft dan zijn voorganger?

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Dijk (SP):
Hoe kan dat?

De voorzitter:
De minister.

Minister Bruijn:
Ik moet toch nog een keer zeggen dat de verkenning in de regio heeft plaatsgevonden. Daar sta ik buiten. Ik heb geen wettelijke mogelijkheid om me daarmee te bemoeien. Die heeft ook geleid tot een plan voor het ziekenhuis in Heerlen. Mogelijk bestaat bij u de indruk dat dat verdwijnt, maar daar zijn zeker plannen voor, zodat de lokale bevolking in Heerlen terechtkan voor zowel de planbare als het overgrote deel van de spoedzorg. Daar kunnen we samen tot in detail naar kijken in de voorliggende periode. Maar ik heb geen reden of mogelijkheid om mij te mengen in wat er gebeurt. Daar laat ik het even bij.

De voorzitter:
Dank u wel. Dank aan de minister voor zijn vuurdoop hier in de Tweede Kamer. Tot zover dit vragenuurtje. Ik schors tot 15.00 uur.

De vergadering wordt van 14.52 uur tot 15.06 uur geschorst.