Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten) (36755) (antw 1e termijn + rest) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D38423, datum: 2025-09-10, bijgewerkt: 2025-09-11 09:09, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-09-10 10:30: Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten) (36755) (antw 1e termijn + rest) (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten)
Voorzitter: Van der Lee
Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten)
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten) (36755).
(Zie vergadering van 3 september 2025.)
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de
behandeling van de wijziging van de Omgevingswet, met daarin de
maatwerkaanpak van de PAS-projecten. We hebben vorige week de eerste
termijn gedaan, die best een tijd duurde. 107 interrupties telden we
toen.
Ik heb nog niet besloten om een limiet op te leggen, maar ik zou de
leden willen verzoeken om het wat beknopter te doen. In ieder geval
mogen de interrupties zelf korter, maar ook het aantal mag lager zijn.
Dat kan vooral door niet al te gaan interrumperen als de minister de
vragen nog niet beantwoord heeft, terwijl ze misschien later in het
betoog beantwoord worden. De minister zal vast aangeven in welke
volgorde ze de behandeling zal doen. Laten we dus niet heel proactief
alvast allerlei vragen herhalen die vorige week al gesteld zijn. Dat
helpt, denk ik, om het debat qua tijdbeslag behapbaar te houden.
Ik heet de minister natuurlijk van harte welkom. Ze had al een
tweeminutendebat hiervoor. Ik heet ook de leden welkom.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef de minister het woord voor haar eerste termijn.
Minister Wiersma:
Dank voorzitter. Goed dat we vandaag verder kunnen met de behandeling
van het wetsvoorstel. De PAS-melders zijn voor mij persoonlijk een
pijnlijk voorbeeld van hoe ons systeem is vastgelopen. Het zijn mensen
met een bedrijf, die te goeder trouw hebben gehandeld. Inmiddels zitten
ze echter al jarenlang klem in een situatie die zonder hun toedoen is
ontstaan. Die situatie is zeer wrang. Het is bijna niet uit te leggen
dat de stikstofuitstoot, die er feitelijk al jarenlang is, niet vergund
kan worden, ondanks alle maatregelen, die ook voorgaande kabinetten al
genomen hebben.
Daar komt bovenop dat 150 PAS-melders hun eigen situatie hadden
opgelost, maar dat daar een streep door gezet is door de uitspraak van
de Raad van State in december met betrekking tot intern salderen. Dat
wil niet zeggen dat de oplossing waarvoor zij gekozen hebben onhoudbaar
is. Wel zal die opnieuw goed onderbouwd moeten worden. Daardoor komen ze
opnieuw in onzekerheid terecht en dat is ontzettend wrang.
Dit dossier loopt echt al heel lang. Ik denk dat het vanuit vorige
kabinetten, maar ook vanuit dit kabinet niet een kwestie is van
PAS-melders niet willen legaliseren. Integendeel. Neemt u van mij aan:
van alle dossiers die ik in mijn termijn graag opgelost zou willen zien,
staat dat van de PAS-melders met stip bovenaan. Ik weet dat deze Kamer
dat ook wil. De vraag die nu voorligt, is wat we kunnen doen. Wat kan
wel? Ik heb me dat ook afgevraagd. Precies dat is het: wat er wél kan.
Dat zit in dit wetsvoorstel. Het is een belangrijk wetsvoorstel, omdat
het kan helpen. Ik heb met de provincies intensief overleg over de
PAS-melders. Ik heb maandelijks een informeel bestuurlijk overleg met
hen, omdat dit dossier voor ons allemaal zo belangrijk is. Wat nu
voorligt, is geen totaaloplossing. Dat heb ik ook altijd gezegd. We
hebben met z'n allen geconstateerd dat het vergunnen van PAS-melders met
de bronmaatregelen vanuit de uitkoopregelingen vanwege de
additionaliteit lastiger is dan aanvankelijk werd gedacht. De termijn is
nu afgelopen. Ik heb hier samen met de provincies naar gekeken. Ook zij
hebben gezegd: verleng de termijn, want dat helpt bij het onderbouwen en
motiveren van afwijzingen van handhavingsverzoeken.
Ook voor de provincies is het wetsvoorstel van groot belang. Samen met
de provincies wil ik er echt alles aan doen om ervoor te zorgen dat de
PAS-melders niet te maken krijgen met handhaving. Dit voorstel is daar
een belangrijk onderdeel van. We hebben opgenomen dat we ook naar andere
oplossingen kijken. Ik denk dat we niet in de luxepositie verkeren dat
we op één oplossing kunnen focussen. We moeten alle mogelijke
oplossingen voor PAS-melders aangrijpen. Nietsdoen is geen optie. Ik zou
het een verkeerd signaal vinden om de termijn die verlopen is in de wet
te laten staan, terwijl het overgrote deel van de PAS-melders nog niet
aan een oplossing geholpen is. We zijn als kabinet op dit moment
natuurlijk demissionair, maar ik wil verantwoordelijkheid blijven nemen
voor deze mensen. Zij hebben te goeder trouw gehandeld en wachten nog
steeds op een oplossing. Het is dan logisch om de termijn waarop we die
oplossing willen bieden opnieuw vast te leggen in de wet.
De route die we de afgelopen jaren hebben gelopen om de PAS-melders te
legaliseren bleek niet de route te zijn die alle PAS-melders aan een
legale situatie kan helpen. De cijfers tonen dat ook aan: in de
afgelopen vijf jaar hebben met de huidige aanpak slechts acht
PAS-melders een onherroepelijke vergunning gekregen. Nogmaals, dat is
geen kwestie van niet willen, maar van een juridisch zeer complexe
situatie. Ik heb geconstateerd dat dit een helder signaal is dat we niet
alleen op die route kunnen blijven wedden. We moeten alle potentiële
oplossingsrichtingen aangrijpen om de PAS-melders te helpen.
Vorige week in het debat begreep ik uit de inbreng van de Kamer dat het
de wens van de Kamer is om de legalisatieroute overeind te houden en die
te blijven bewandelen. Die wens snap ik. Ik zou ook het allerliefst alle
PAS-melders een generaal pardon geven. We weten dat dat juridisch
vrijwel onmogelijk is, maar die wens heb ik ook. De overheid is er voor
de burgers en om de samenleving te versterken. Als er dan dingen
gebeuren waardoor mensen in de problemen komen, heb je de dure plicht om
daar een oplossing voor te zoeken.
Maar we zien ook bij de uitkoopregelingen, waar heel veel
stikstofemissiereductie plaatsvindt, dat vanwege de additionaliteit voor
iedere PAS-melder en voor elk natuurgebied waar de stikstofdepositie
plaatsvindt, onderbouwd moet worden dat die stikstof niet nodig is voor
de natuur. Dat is door de vastgestelde mba's nog ingewikkelder geworden.
We kunnen dus niet alleen de legalisatieroute bewandelen. In het debat
vorige week werd gesteld dat ik die route losgelaten zou hebben, maar
dat wil ik met alle kracht betwisten, want dat is absoluut niet het
geval. Ik vind dat het en-en is. We moeten daar waar het kan en waar we
dat kunnen onderbouwen, PAS-melders via de legalisatieroute verder
helpen. Maar er zijn ook PAS-melders die met zaakbegeleiders op een
andere manier naar een oplossing geholpen kunnen worden.
Waar het mij om gaat, is dat uiteindelijk de PAS-melders niet
geconfronteerd worden met handhavingsverzoeken. Met dit wetsvoorstel
wordt die aanpak dan ook verbreed.
De voorzitter:
Bent u al klaar met uw inleiding?
Minister Wiersma:
Nee, dat niet.
De voorzitter:
Komt u op dit punt nog uitgebreider terug?
Minister Wiersma:
Nou, ik heb niet heel veel inleiding meer over.
De voorzitter:
Oké, dan geef ik de heer Flach de kans om een interruptie te
plaatsen.
De heer Flach (SGP):
Hier kwam het punt van de legalisatie voorbij, wat het kernpunt van mijn
betoog is geweest. Daarom wil ik daar graag op reageren. In de wet is de
legalisatieverplichting voor de Staat opgenomen. De minister kan niet
zeggen dat dit niet de bedoeling was, als je het woord
"legalisatieverplichting" uit de wet haalt en daar "maatwerkaanpak" van
maakt. In de uitleg die de minister daaraan geeft, zegt ze: ik wil ook
dat de legalisatieroute mogelijk blijft. Maar dat is echt iets anders
dan een legalisatieverplichting.
Met mijn amendement beoog ik — daar komen we straks nog wel over te
spreken — dat de legalisatieverplichting blijft bestaan en dat de
maatwerkaanpak op vrijwillige basis door PAS-melders zelf kan worden
gekozen. Het mag niet zo zijn dat het Rijk zomaar kan blijven shoppen en
zeggen: hier kiezen we voor legalisatie en daar kan het niet, dus sorry,
daar heeft u pech. De legalisatieverplichting blijft wat de SGP betreft
gewoon liggen bij de Staat. De minister geeft dus een andere
interpretatie aan wat ik in het debat naar voren heb gebracht.
Minister Wiersma:
Ik ben het met de heer Flach eens dat de overheid verantwoordelijk is
voor het helpen van de PAS-melders. De legalisatieverplichting laten wij
wat mij betreft zo. Het was niet mijn intentie om de suggestie te wekken
dat ik vind dat wij niet meer de verantwoordelijkheid dragen voor die
legalisatieverplichting. De Raad van State zegt in zijn advies:
eigenlijk voldoet de terminologie van legalisatie niet meer, omdat de
aanpak verbreed is. Ik denk dat we het allebei moeten doen. Daar waar
het kan, alsjeblieft graag legaliseren. Maar ik ben blij om te horen dat
de heer Flach ook openstaat voor de andere oplossingsrichtingen. Ik weet
dat veel PAS-melders daar ook voor openstaan. Het wetsvoorstel beoogt
alleen dat we al die verschillende sporen, met alle energie op ieder
spoor, kunnen bewandelen.
De heer Flach (SGP):
Ik weet niet of we het eens zijn. Het gaat erom waar het uitgangspunt
ligt. Ik vind dat PAS-melders op basis van de wet het recht moeten
hebben om zich te laten legaliseren. Dat staat in de bestaande wet, maar
dat wordt nu veranderd in "maatwerk". Dat wil ik graag terug veranderen.
Als er PAS-melders zijn die vrijwillig zeggen "het heeft mij allemaal te
lang geduurd", of "mijn plannen zijn veranderd; ik kies voor een andere
oplossing", dan moet die mogelijkheid er zijn. Ik vind — en ik hoop dat
de minister dat ook vindt — dat een PAS-melder, als die zich
gelegaliseerd wil zien, altijd een beroep mag doen op de
legalisatieverplichting die het Rijk heeft. Is de minister dat met mij
eens?
Minister Wiersma:
Ja, ik ben dat met de heer Flach eens, met dien verstande dat we zien
dat het vanwege de additionaliteit heel ingewikkeld is om zo veel
stikstofruimte beschikbaar te stellen dat we dit ook daadwerkelijk
kunnen doen. Dat is ook de reden dat we zes jaar na het instellen van de
PAS inmiddels acht PAS-melders hebben kunnen legaliseren. We moeten
immers eerst kijken of de stikstofruimte inzetbaar is. PAS-melders
veroorzaken vaak op heel veel verschillende natuurgebieden een beetje
stikstofdepositie. De PAS-melders zitten vaak verder weg van
natuurgebieden. Dat is zeer complex gebleken. Ik wil die oplossing
bieden, maar met het huidige systeem is die oplossing op dit moment
slechts voor een aantal PAS-melders een begaanbare route gebleken.
Desalniettemin ben ik, met de heer Flach, van mening dat we die route
moeten blijven belopen. Ik voel me daar ook verantwoordelijk voor. Ik
wil daar waar het kan met een goeie onderbouwing zo veel mogelijk
PAS-melders alsnog aan die vergunning helpen. U kunt echt van mij
aannemen dat er binnen mijn departement hard wordt gewerkt aan het
leveren van die onderbouwing.
Maar er zijn andere opties voor de situaties waarin het niet lukt om af
te zien van handhaving en om ze in een legale situatie te helpen. Ik wil
zeker al die paden bewandelen met deze PAS-melders.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Een van allereerste debatten die ik hier voerde over de
stikstofproblematiek was nog met minister Schouten. Zij zei heel snel en
makkelijk: we gaan de PAS-melders legaliseren. Toen dacht ik al: hoe
dan; kan dat wel? Het amendement van de SGP zegt eigenlijk: de
verplichting van de Staat om iedereen te legaliseren moet je handhaven.
Mijn vraag aan de minister is: kan dat; kun je als Staat garanderen dat
elke PAS-melder straks gelegaliseerd wordt?
Minister Wiersma:
Ik denk dat het huidige wetsvoorstel juist verbreedt omdat het heel
moeilijk is om iedere PAS-melder via de legalisatieroute aan een harde
vergunning te helpen. Waar het kan, zullen we dat zeker doen. Ik vind
ook oprecht dat wij die verplichting hebben. Waar een andere oplossing
mogelijk is en waar de PAS-melder daaraan meewerkt en daarvoor kiest,
zullen we alles op alles zetten om alle routes te bewandelen om de
PAS-melders in ieder geval in een legale situatie te helpen. Daarvoor
zijn er ook middelen beschikbaar gesteld; de provincies hebben daarvoor
middelen gekregen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Ik wil van de minister eigenlijk
een heel simpel antwoord op de vraag: kunnen alle PAS-melders
gelegaliseerd worden? Ik denk namelijk dat dat niet zo is. Het zou heel
eerlijk zijn, ook in het verwachtingsmanagement richting de boeren,
waarover we het in het debat ook hebben gehad, dat ze weten dat er ook
boeren zijn die niet gelegaliseerd kunnen worden en dat de Staat die
verplichting dus ook niet op zich kan nemen. We willen allemaal die
boeren op allerlei andere manieren helpen. Maar dit gaat om de vraag of
de minister nu kan toegeven dat het niet gaat lukken om alle PAS-melders
te legaliseren en dat het wetsvoorstel daarom is aangepast.
Minister Wiersma:
Ik denk dat ik er altijd eerlijk over ben. Ik heb net ook gezegd dat met
de additionaliteitstoets is gebleken dat het heel ingewikkeld is om
PAS-melders te legaliseren met stikstofruimte. Daarover ben ik vanaf dag
één eerlijk geweest. Dat is ook de reden dat ik met de maatwerkaanpak
naar voren ben gekomen. Dat is juist om te zeggen: op dit moment, zoals
het systeem nu is, is het niet mogelijk om overal een harde vergunning
af te geven. Ik ben daar altijd transparant en eerlijk over geweest. Ik
wil wel alle PAS-melders in een legale situatie helpen.
Maar er speelt natuurlijk meer, want we hebben ook de rekenkundige
ondergrens. Ik heb er nog steeds veel vertrouwen in dat de rekenkundige
ondergrens robuust is en standhoudt. Er wordt op dit moment hard gewerkt
om die verder te helpen. Ook dan komen de PAS-melders wel in een legale
situatie.
Nogmaals, ik kan me niet de luxe permitteren om hierin één route te
bewandelen. Ik sta open voor elke oplossingsrichting die er is om de
PAS-melders te helpen. Ook richting de Kamer zeg ik: kom met concrete
suggesties, want we hebben niet de luxe om één pad te bewandelen. We
moeten ze allemaal bewandelen. Dat zijn we verplicht aan de
PAS-melders.
De heer Holman (NSC):
Het grote probleem binnen de landbouw in Nederland is dat er
waarschijnlijk wel 8.000 bedrijven zijn die geen goeie Nb-vergunning
hebben. Keer op keer wordt hier in de Kamer op aangedrongen. Nu hoor ik
de minister weer alleen praten over de PAS-melders. Het gaat ook om de
interimmers, de positieve weigeraars en de intern saldeerders.
De voorzitter:
Ik denk dat dit allemaal nog aan bod gaat komen. We waren nog bij de
inleiding. Dit ging even over de discussie over de legalisering. Dit
gaat nu al leiden tot heel veel interrupties, terwijl de minister nog
heel veel antwoorden gaat geven. Is het dus echt nodig om dit nu te
doen, meneer Holman?
De heer Holman (NSC):
Nou ja, om de vraag heel eenvoudig te stellen: op grond waarvan denkt de
minister dat met deze wet handhavingsverzoeken worden voorkomen? De
minister gaat ervan uit dat het hele kleine stukje emissiereductie dat
is gerealiseerd genoeg is voor een rechter om die 8.000 bedrijven voor
the time being te tolereren.
Minister Wiersma:
Ik beaam dat er nog een groep ondernemers is die soortgelijke problemen
heeft, maar het wetsvoorstel dat nu voorligt, ziet echt op de
PAS-melders. Wat voor de provincies van belang is, is dat zij kunnen
afzien van handhaving zolang er zicht is op legalisatie. De
legalisatietermijn in het oude programma is afgelopen. In het
voorliggende wetsvoorstel verlengen we die termijn en verbreden we de
aanpak, omdat we het individuele spoor met de PAS-melders aangaan en
omdat we zeggen dat we met een generieke maatregel, zoals de
uitkoopregelingen, er niet voor kunnen zorgen dat iedere PAS-melder van
een harde vergunning wordt voorzien. Juist omdat we nu het individuele
spoor opgaan, is er hernieuwd zicht op legalisatie.
We zijn op dit moment de provincies aan het helpen om dat goed te
onderbouwen. Ik werk bijvoorbeeld aan een tool die natuurmaatregelen
inzichtelijk maakt. Dat kan de provincies helpen. Op het moment dat
stikstof in het stikstofparkeerinstrument terechtkomt omdat die getoetst
is aan de additionaliteit en niet inzetbaar is voor vergunningverlening,
kan de ruimte nog wel gebruikt worden om af te zien van handhaving.
Daarover heb ik recent ook iets gedeeld met de Kamer. Ik werk op dit
moment aan een tool die de provincies kunnen gebruiken om zo hun verhaal
extra te kunnen onderbouwen, om te zien waar welke ruimte zit.
Het is dus een totaalpakket. Nogmaals, het is ook in dit geval niet het
blindstaren op één oplossing; we doen het allemaal. Ik denk dat we hier
een gerede onderbouwing hebben dat er hernieuwd zicht is op
legalisatie.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik wil even terug naar het amendement-Flach. De vraag die collega Bromet
stelde, is exact de reden waarom ik me zo'n zorgen maak over dat deel
van de wijziging van de wet. Het voelt voor mij namelijk alsof we die
legalisatieverplichting loslaten. Daarom was ik ook heel blij met het
amendement-Flach. Ik had zelf een vergelijkbaar amendement. Dat is voor
mij ook randvoorwaardelijk om met deze wet uit de voeten te kunnen. Ik
maak me zorgen omdat het amendement nu is aangepast. Ik heb er wel
begrip voor dat we verschillende sporen naast elkaar moeten bewandelen;
daarover ben ik het helemaal met de minister eens. Maar behouden we dan
die dure plicht, de dure belofte die we aan de PAS-melders hebben
gedaan, dat we de facto aan het eind altijd blijven staan voor de
verplichting om ze uiteindelijk te legaliseren?
Minister Wiersma:
Ik wil daaraan voldoen, daar waar mogelijk. Binnen alle mogelijkheden
zal ik alles op alles zetten om aan die plicht te voldoen. Ik begrijp de
wens en ik deel die wens ook, maar het voorliggende wetsvoorstel
verbreedt wel de aanpak. Die maakt een grondslag om het programma te
verbreden en ook naar andere oplossingen te kijken.
Ik heb het amendement er even bij gepakt. Het eerlijke verhaal is wel
dat het tot nu toe, in vijf jaar tijd, is gelukt om acht PAS-melders te
legaliseren. We hebben dus meer nodig dan deze aanpak, juist om de
PAS-melders toekomstperspectief te geven. Dus ja, ik voel me er
verantwoordelijk voor. Waar mogelijk zullen we PAS-melders gaan
legaliseren, maar ik zoek ook naar andere oplossingen en volgens mij
moeten we echt alles aangrijpen om deze groep ondernemers vooruit te
helpen.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dat begrijp ik, maar het is geen wens van de Kamer, het is een belofte.
Dat vind ik wel een verschil. In de Kamerbrief lees ik bijvoorbeeld dat
als PAS-melders geboden oplossingen niet accepteren, hun opties voor na
2028 drastisch minder zullen worden. Iets vergelijkbaars staat er niet
in de Kamerbrief en dat heeft bij mij heel veel zorgen veroorzaakt, want
blijkbaar wordt er al voorgesorteerd op "beste PAS-melder, we komen bij
je met een koffer met instrumenten, als je daar niet tevreden mee bent,
heb je gewoon een beetje pech gehad." Dat is wat "verbreding" dan in dit
geval betekent. Ik kan daar niet mee uit de voeten. Kan de minister mij
geruststellen dat wat ik daar gelezen heb niet gaat gebeuren?
Minister Wiersma:
Dat is zeker niet de intentie van deze aanpak. Absoluut niet. Mijn
intentie is juist om per individueel geval te bekijken wat er nodig is
om een oplossing te bieden aan de PAS-melder. Er hebben inmiddels ook al
honderden gesprekken plaatsgevonden. De PAS-melders krijgen allemaal een
individueel traject aangeboden. Het is absoluut mijn intentie om al die
PAS-melders te helpen aan een oplossing.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt, mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik ben natuurlijk geen jurist, dus misschien zeg ik nu wel iets heel
doms. Ik weet hoe de Raad van State heeft gesproken over de definitie
van "legaliseren", maar in mijn ogen zou het helpen van PAS-melders
moeten betekenen dat zij linksom of rechtsom uiteindelijk altijd in een
legale situatie belanden, hetzij omdat zij afstand doen van hun
investering en genoegen nemen met een schadevergoeding, hetzij omdat zij
bereid zijn geholpen te worden om hun bedrijf te veranderen. Maar
uiteindelijk moet het leiden tot een legale situatie. Ik zou dus veel
meer comfort hebben van een formulering als "wij verplichten ons nog
steeds om elke PAS-melder te helpen naar een legale situatie" dan van
hoe het nu geformuleerd is, namelijk "we verbreden de legalisatieplicht
naar een maatwerkaanpak". Want nogmaals, in die brief staat wel: als u
niet uit de voeten kan met die maatwerkaanpak, dan heeft u wel een
beetje pech gehad.
Minister Wiersma:
Dat is absoluut niet wat we met die brief beoogd hebben. Het is absoluut
mijn intentie om er in de komende periode voor te zorgen dat er binnen
die drie jaar individuele trajecten worden opgesteld, of soms
collectieve; dat zien we bijvoorbeeld op Texel. Dat juich ik van harte
toe. De provincies en ik trekken daarin samen op, om ervoor te zorgen
dat die PAS-melders inderdaad in de komende periode naar een legale
situatie geholpen worden. Wat dan die oplossing is ... We zien dat het
aanvankelijke uitgangspunt heel lastig is. Volgens mij moeten we
daarvoor alle paden gaan bewandelen. Aan deze minister zal het niet
liggen, en ik weet dat de provincies er ook zo in zitten. Het is dus
absoluut het uitgangspunt om al die PAS-melders in de komende drie jaar
te helpen naar een legale situatie, via welke oplossingsrichting dan
ook.
De voorzitter:
Mevrouw Podt vindt het goed dat de heer Grinwis even voorgaat, dus ik
geef de heer Grinwis even het woord.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel, want ik ga hier even op door. Mijn vraag aan de minister,
dus in vervolg op de vragen van collega Vedder, is: erkent de minister
dan ook dat de overheid in brede zin, maar zeker ook de rijksoverheid in
samenspraak met de provincies, primair verantwoordelijk is voor het
bieden van een legale toekomst aan PAS-melders, en niet de PAS-melder
zelf?
Minister Wiersma:
Ja, ik erken dat. Dat is ook de reden waarom ik vind dat wij daar
bestuurlijk en financieel de verantwoordelijkheid voor dragen. Maar als
de heer Grinwis daarmee bedoelt dat dat betekent dat een PAS-melder ...
Kijk, in de maatwerkaanpak kan het wel zo zijn dat een PAS-melder zelf
ook een ontwikkeling zal moeten doorgaan. Ik vind dat het onze
verantwoordelijkheid is om ze daar dan in bij te staan en daar ook in
financiële zin ruimte voor te bieden. De schadecompensatie is
bijvoorbeeld inmiddels ook in gang gezet. Het kan wel zo zijn dat een
PAS-melder dus toch nog gevraagd wordt om zelf een bijdrage te leveren
aan de oplossing, maar het uitgangspunt is een legale situatie. Ik vind
dat wij daar als overheid, met de provincies, alle bestuurslagen samen,
financieel en bestuurlijk de verantwoordelijkheid voor dragen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank aan de minister. In de afzwakking en verbreding naar een
maatwerkaanpak is namelijk een beetje het idee geslopen dat de
verantwoordelijkheidsverdeling verschoven is van "primair de overheid"
naar "primair de PAS-melder"; dat mag absoluut niet de bedoeling zijn en
het mag ook niet de uitkomst zijn van deze wetsbehandeling.
Mijn andere punt is: extern salderen leek aanvankelijk een goede
oplossing om PAS-melders te legaliseren. Dat is door de jaren heen
steeds moeilijker geworden, ook door rechterlijke uitspraken. Maar we
weten nu heel goed wat ons te doen staat. We hebben namelijk het
additionaliteitsprobleem op te lossen, en als dat is opgelost, kunnen we
wel degelijk weer PAS-melders legaliseren via extern salderen en kunnen
we ook anderen aan een vergunning helpen. Wat eigenlijk als een zwaard
van Damocles boven dit debat hangt en boven deze wetsbehandeling, is de
vraag of het deze minister lukt om bijvoorbeeld op Prinsjesdag met een
zodanig maatregelenpakket te komen dat we daarmee het
additionaliteitsprobleem kunnen verhelpen en oplossen, waar ook
PAS-melders tegenaan lopen op zoek naar een vergunning. Wat kan de
minister daarover zeggen? Dat is namelijk veel crucialer dan dit hele
wetsvoorstel.
De voorzitter:
Daar zijn heel veel vragen over gesteld en opmerkingen over gemaakt in
de eerste termijn. Ik wou het nu toch een beetje beperken tot de
discussie over de legalisering, het amendement-Flach, want de minister
was nog bezig met haar inleiding. Ik denk dat de antwoorden op alle
vragen, die terecht zijn en die allemaal al gesteld zijn, nog wel gaan
komen, maar gewoon niet op dit moment. Anders laten we het helemaal door
elkaar lopen. Ik ga nu toch naar mevrouw Podt. De minister komt daar
zeker aan toe.
Minister Wiersma:
Ik kom daarop terug.
Mevrouw Podt (D66):
Dat kan bijna niet anders, voorzitter. Ik wilde ingaan op iets uit het
betoog van de minister, want ze stond hier heel gepassioneerd te beweren
dat ze de PAS-melders wilde helpen. Dat willen we allemaal, denk ik. De
minister zei ook iets wat mij hoop gaf, namelijk "ik sta overal voor
open". Dat was bijna een open uitnodiging aan de Kamer. Dat is goed
nieuws, want de minister zei zelf ook al, nog een quote: "Als je wilt
legaliseren, dan kan dat alleen bij voldoende stikstofruimte." I
couldn't agree more, zou ik zeggen. Het punt is: de enige manier waarop
dat kan, is als er een geborgd pakket ligt. Die pakketten liggen er
gelukkig ook, van VNO-NCW met allerlei partners; de heer Holman heeft
een voorstel gedaan; wij hebben hier in de Kamer veel voorstellen
gedaan. Die botsten eigenlijk steeds op een muur bij de minister, maar
dit vind ik hoopgevend. Als de minister dus nu echt zegt "ik wil alles
doen", dan zouden we nu eigenlijk een ordevoorstel moeten doen om het
debat nu te stoppen, en komt de minister volgende week met Prinsjesdag
echt met een compleet geborgd pakket en gaan we daarna door met de
behandeling van deze wet. Dan heb je namelijk in deze wet ook de
onderbouwing om de PAS-melders daadwerkelijk te helpen. Misschien wil de
minister reageren op mijn ordevoorstel.
Minister Wiersma:
Nou, volgens mij ... Als het gaat ... Excuses, waar mevrouw Podt het
over heeft, is de onderbouwing van de additionaliteit. Ik zal daar
straks op terugkomen, want dat is ook in relatie tot de vraag die de
heer Grinwis zojuist stelde. We zijn er binnen de ministeriële commissie
mee bezig om vergunningverlening in algemene zin, ook voor PAS-melders,
weer op gang te helpen. Dat is wel een andere discussie dan die hier nu
voorligt. Dit is de specifieke aanpak met een specifiek programma voor
de PAS-melders. Dat programma zal worden uitgebreid met een
maatwerkaanpak, omdat we gezien hebben dat het niet direct overal
mogelijk is om die PAS-melders met stikstofruimte te legaliseren. Dat
heeft ook te maken met de onderbouwing van de additionaliteit. Ik kom
toch even terug op wat de heer Grinwis zojuist zei. Waar ik natuurlijk
met de ministeriële commissie voortdurend aan gewerkt heb, is de
onderbouwing van de geborgde dalende lijn van
stikstofemissiereductie.
Het is wel een ander traject. Dit gaat echt puur over het
legalisatieprogramma van de PAS-melders. Ze zijn echter beide nodig en
ze hebben ook absoluut invloed op elkaar. Op het moment dat wij de
vergunningverlening weer op gang geholpen hebben en we dat systeem beter
hebben ingericht, zal dat ook voor PAS-melders een oplossing bieden.
Gezien de handhavingsverzoeken die de provincies hebben, kunnen we
echter niet op één ding wachten. Ik had dit graag eerder met uw Kamer
besproken dan vandaag, maar het lijkt mij niet dat we moeten wachten op
een pakket waarvan u weet wat mijn inzet is richting de
augustusbesluitvorming. Daar zullen we ongetwijfeld ook op een later
moment met elkaar over komen te spreken.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, ik greep net in bij de heer Grinwis. Uw vraag is creatief.
Het was een soort ordevoorstel. Maar toch verlegt u het onderwerp,
terwijl de minister nog bezig was met de inleiding. Ik zou toch de
minister willen vragen om de inleiding af te ronden en aan te geven in
welke blokken ze welke onderwerpen wil bespreken. Anders gaan we in de
inleiding weer alles opnieuw doen wat we vorige week al in heel veel
interrupties hebben horen langskomen.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, mag ik één poging doen? Dan houd ik het op het proces en ga
ik niet verder. Ik snap dat de minister zo nog terugkomt op allerlei
andere dingen.
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Podt (D66):
Het probleem is een beetje … De minister zei: ik had het ook graag
eerder gezien. Dat hadden we natuurlijk allemaal liever gezien en het
lijkt me niet dat dit moet wachten. Mijn probleem is … Ik maakte
natuurlijk een grapje met dat ordevoorstel — het lijkt mij een goed idee
overigens — maar er zit wel iets heel serieus onder. Die
volgordelijkheid van deze behandeling maakt wel uit. Daarom begrijp ik
gewoon niet zo goed wat deze minister heeft gedaan. Iedereen, de Raad
van State, maar ook de provincies die de minister zo veel aanhaalt, zegt
eigenlijk dat je het een niet kunt doen zonder het ander, en toch staan
we hier vandaag. Dat begrijp ik gewoon niet. Dat zal de minister dus
moeten toelichten. Misschien moet ze dat dan niet nu doen en moet ze dat
straks doen, maar dat is wel wat er onder mijn ordevoorstel zit. We
staan hier vandaag niet op het goede moment, want we kunnen deze wet pas
behandelen op het moment dat er een geborgd maatregelenpakket ligt.
Minister Wiersma:
Ik zie dat anders. Aan een geborgd maatregelenpakket wordt conform de
financiële besluitvorming gewerkt. Daarin zullen we vervolgstappen gaan
zetten. Dat is mijn inzet richting de augustusbesluitvorming. Daar kan
ik niet op vooruitlopen. Maar dit is een spoor dat ook gewoon moet
blijven lopen. Wat voorligt, is de verlenging van de termijn. Het
alternatief is het afgelopen laten zijn, en dat lijkt me ook
onwenselijk. De provincies hebben hier ook om gevraagd. In het programma
specifiek gericht op de PAS-melders wordt de grondslag gelegd om de
maatwerkaanpak en de verbrede aanpak op te nemen in het programma. Los
daarvan werken we binnen de ministeriële commissie natuurlijk ook in
algemene zin aan stikstof. Maar dit staat daar wat mij betreft los van.
Het is echter wel allebei nodig en het heeft ook invloed op elkaar. Dat
even in antwoord hierop.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet nog kort op dit punt?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ook even over de orde. Ik ben het helemaal eens met D66 dat
het eigenlijk tijdverspilling is om dit debat vandaag te voeren. Nou ja,
het is ingepland en we gaan hier tot 18.00 uur zitten bakkeleien zonder
dat we weten wat voor pakket het is. Dat krijgen we dit weekend. Ik wil
nu alvast aankondigen dat ik wel een voorstel voor een derde termijn ga
doen. Wij kunnen immers pas echt oordelen over deze wet als wij dat
pakket hebben. Het hangt echt zozeer samen dat je het niet los van
elkaar kunt bekijken, ook niet als je kijkt naar de oordelen van alle
deskundigen, die zeggen: dit kan alleen werken als er een geborgd pakket
van maatregelen ligt. Dat is de grote wolk die hierboven hangt. Niemand
weet wat het is. Er worden in de wandelgangen wel allerlei dingen over
gezegd die niet hoopgevend zijn. Nu dus, voorzitter, alvast een
aankondiging, ook aan mijn collega's, dat ik een derde termijn in dit
debat ga aanvragen.
De voorzitter:
Ja, maar dat kan formeel pas op een ander tijdstip. We gaan ook geen
stemmingen doen voor Prinsjesdag. Er is een moment om dit aan te vragen.
Dat kan dan op dat moment beoordeeld worden door de Kamer. Ik verzoek de
minister om haar inleiding af te maken en aan te geven in welke blokken
ze haar beantwoording gaat vormgeven.
Minister Wiersma:
Voorzitter, dank. Ik denk dat veel inmiddels ook gezegd is. Het
wetsvoorstel dat voorligt, verlengt de termijn die is afgelopen — de
provincies willen dat ook, ook voor hun onderbouwing — en verbreedt de
aanpak. Ik zeg echt "verbreden"; we sluiten niets uit. Nogmaals, we
kunnen ons niet permitteren om op één paard te wedden. Ik staar me niet
blind op één optie; ik vind dat we alle mogelijke opties moeten
aanpakken. Er is dus individueel maatwerk. Alle PAS-melders kunnen
gebruikmaken van een zaakbegeleider. Ik denk dat dit een belangrijke
stap vooruit is, ook in de ondersteuning van de provincies.
Ik heb een hele hoop vragen gekregen. Die ga ik in een aantal blokjes
langs. Ik begin uiteraard met het wetsvoorstel en de maatwerkaanpak. Dan
heb ik een blokje rekenkundige ondergrens. Dan eindig ik met het
MCEN-traject en de overige vragen. Tot slot zal ik de amendementen van
een appreciatie voorzien.
De voorzitter:
De heer Grinwis, over de orde van het debat?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, en misschien voor de minister: er zijn lopende het debat
gewijzigde amendementen ingediend. Dat heeft dus even aandacht nodig,
zodat aan het eind de juiste amendementen worden geapprecieerd. Dat even
voor de logistiek.
De voorzitter:
Ja, het is goed dat we dat weten. Ik neem aan dat de ondersteuning van
de minister dat tijdig met haar communiceert.
Minister Wiersma:
Ik ga ervan uit dat wij nog een lunchschorsing hebben.
De voorzitter:
Ja, dat is wel de bedoeling.
Minister Wiersma:
Dan zal ik ongetwijfeld de nieuwe teksten even tot mij kunnen nemen.
Maar bedankt voor de heads-up.
Ik begin met een vraag van het lid Van der Plas over de PAS-melders. De
vraag was of het de bedoeling is om de oorspronkelijke legalisatieplicht
af te zwakken. Volgens mij hebben we die vraag net al beantwoord. Het is
heel ingewikkeld gebleken. Het is niet mijn bedoeling om de
legalisatieplicht af te zwakken, maar wel om de aanpak te verbreden om
elke mogelijke oplossing aan te grijpen.
Mevrouw Vedder vroeg of rechtszekerheid ook een doel is van deze wet en
of er geen verschuiving is van een harde resultaatverplichting. We
hebben deze vraag zonet eigenlijk ook al vastgepakt, maar dat is het
inderdaad het doel van het wetsvoorstel. Het is een
resultaatverplichting. Elke PAS-melder moet gewoon aan een oplossing
geholpen worden.
De heer Grinwis had ook een vraag over de maatwerkaanpak. Ik denk dat
die vraag ook net al beantwoord is, dus dan sla ik die even over.
Het lid Kostić had een vraag over de juridische houdbaarheid. Eigenlijk
werd gesteld dat ik geen garanties kan geven dat dit wetsvoorstel
standhoudt. Als ik dat wel kan, hoort het lid Kostić dat graag.
Vooropgesteld: dit wetsvoorstel geeft de opdracht aan de overheid om de
problematiek rond de PAS-melders op te lossen en om daarvoor een
programma vast te stellen. Dat gaat dus om een wettelijke taak. Het is
niet in te zien hoe een dergelijke opdracht in zichzelf onrechtmatig zou
kunnen zijn. Ik denk dat de wetgever met dit wetsvoorstel wel een
belangrijk signaal geeft, ook aan de rechter. Het bevestigt dat de
regering zich samen met de provincies via de brede aanpak in blijft
zetten voor het vinden van een adequate oplossing, uiteraard voor elke
PAS-melder binnen een zo kort mogelijke termijn. Ik realiseer me dat "de
kortst mogelijke termijn" eigenlijk echt afbreuk doet aan het feit dat
we zes jaar verder zijn en veel PAS-melders nog steeds in onzekerheid
zitten.
Mevrouw Bromet had een vraag over de ambitie om te voldoen aan
wettelijke doelen en de oplossing van de PAS-melders.
De voorzitter:
Een ogenblik, want het lid Kostić heeft toch nog een vraag over het
antwoord dat u gaf.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mijn vraag ging eigenlijk over het gevaar dat deze minister met deze wet
de boeren straks in een nog groter juridisch moeras gaat storten. Welke
garantie biedt ze aan die boeren dat dat niet gaat gebeuren? Dat wil ik
graag horen.
Minister Wiersma:
Die boeren zitten op dit moment in een juridisch complexe situatie,
waarbij er handhavingsverzoeken zijn. Dit wetsvoorstel verlengt de
termijn die wij wettelijk hebben vastgelegd, de legalisatietermijn
waarin er zicht op een oplossing is. Anders is die termijn afgelopen. Ik
zie dus dat in dit wetsvoorstel alles wordt aangegrepen om de boeren
juist vooruit te helpen en ervoor te zorgen dat de provincies niet over
hoeven te gaan tot handhaving, omdat er zicht blijft op
legalisering.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Maar hoe zijn die boeren terechtgekomen in het huidige juridische moeras
en hoe zijn wij als land eigenlijk terechtgekomen in een stikstofcrisis?
Kunt u daar wat meer over vertellen?
Minister Wiersma:
Dat heeft te maken met hoe wij het stikstofbeleid en de
vergunningverlening hebben ingericht. Dat is een kwestie van een
opeenstapeling, ook van juridische procedures die het steeds lastiger
gemaakt hebben om harde natuurvergunningen te geven. Dat is iets waar we
binnen de ministeriële commissie op dit moment hard aan werken om ook
daarin, ook in het wettelijke spoor, robuuste oplossingen te bieden,
maar op dit moment is dit de stand van zaken. Ik vind het heel pijnlijk
dat deze bedrijven en deze mensen al zes jaar in onzekerheid zitten.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit is dus precies waarom wij al in de eerste termijn een motie van
wantrouwen wilden indienen. Er is nul reflectie op waar de echte
problemen liggen voor de boeren, maar ook voor de rest van de
samenleving. De problemen zijn daar begonnen waar de overheid
structureel weigerde de echte bronnen van de problemen aan te pakken,
namelijk een te grote veestapel in dit land. Dat houden we gewoon niet
meer vol. Dat zeggen werkgeversorganisaties, Bouwend Nederland,
maatschappelijke organisaties. Iedereen behalve deze minister wil dat
erkennen. Laten we dus vaststellen dat de problemen zijn begonnen
doordat we in dit land te veel dieren in de veehouderij houden en
doordat overheden dat probleem te lang vooruit hebben geschoven. Nu
zitten we in een enorme crisis. Boeren zijn ook in die crisis gebracht.
En wat doet de minister vervolgens om dat op te lossen? Hetzelfde als
voorgaande regeringen: nóg een foefje bedenken met deze wet. Dan is mijn
vraag: bent u niet bang dat dezelfde problemen zich weer gaan voordoen?
Dat vraag ik via de voorzitter aan deze minister. Is de minister niet
bang dat over een paar jaar weer blijkt dat de boeren helemaal zijn
vastgelopen, dat we geen enkele crisis hebben opgelost en dat zij daar
schuldig aan is?
Minister Wiersma:
Kijk, ik weet dat het lid Kostić en dit kabinet anders naar deze
problematiek kijken. Natuurherstel is een van de dingen waar we op
inzetten en die we binnen de ministeriële commissie aan het uitwerken
zijn, want daar gaat het uiteindelijk om. De landbouw heeft in de
afgelopen decennia, vanaf de jaren negentig, de stikstofuitstoot met
bijna 70% gereduceerd, dus daar is al een enorme inspanning geleverd.
Maar ik zie dat wij aan de zijde van de overheid moeten kunnen
onderbouwen dat wij door overheidsbeleid in de toekomst toewerken naar
geborgd natuurherstel, waarbij wij garanderen dat wij kunnen borgen dat
die stikstofemissiedruk ook in de toekomst naar beneden gaat. Daar wordt
op dit moment door mij en mijn collega's in het kabinet echt keihard aan
gewerkt binnen de ministeriële commissie. Ik heb u eerder ook al
geïnformeerd over de doelsturingssystematiek. Dat is echt een hele grote
omslag waar we in de landbouw naartoe gaan. Ik denk dat we met die
onderbouwing hieruit kunnen komen, als we bij de uitwerking met al die
punten doorgaan. Daar wordt op dit moment keihard aan gewerkt. Het is
duidelijk dat het lid Kostić en ik van mening verschillen over hoe je
dat dan aanpakt. Maar wat mij betreft ligt de oplossingsrichting echt in
de sporen die we op dit moment volgen binnen de ministeriële commissie.
Ik heb er dan ook vertrouwen in dat daar de goede bouwstenen liggen om
uit deze situatie te komen.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit is geen verschil van mening in de trant van: vind je de kleur rood
of groen leuk? Zo'n verschil van mening is dit niet. Het gaat om feiten.
Ik heb mevrouw Van der Plas ook gevraagd om gewoon één expert of
organisatie te noemen die de plannen van mevrouw Wiersma, de wet,
prachtig vindt. Ze kon niks noemen. Van de minister hoorde ik ook niets.
Dat komt omdat iedere expert zegt: de plannen van mevrouw Wiersma houden
geen stand, lossen niks op en gaan straks ook heel veel geld kosten. We
moeten uit de stikstofcrisis komen. De natuur verpietert. Boeren zitten
vast. De rest van Nederland zit vast. Er kunnen geen woningen worden
gebouwd. Er moeten nu keiharde, snelle maatregelen komen om de
stikstofuitstoot naar beneden te brengen. Ik heb nog geen enkele
oplossing van de minister gehoord. Ik heb niet gehoord hoe ze dat gaat
doen, behalve door iets als doelsturing. Nogmaals, dat is gewoon een
technisch foefje. Dat gaat de stikstofuitstoot niet naar beneden
brengen. Dat gaat ook heel lang duren. Mijn vraag aan de minister is dus
wat zij op korte termijn gaat doen om de stikstofuitstoot naar beneden
te brengen en wanneer wij dat te horen krijgen.
De voorzitter:
Dit is wel het derde onderwerp, het derde blok, maar goed.
Minister Wiersma:
Sorry, voorzitter, maar er wordt hier een soort karikatuur geschetst.
Kijk hoe het kennisconsortium bijvoorbeeld kijkt — dat is natuurlijk
publiek geworden — naar het instrument van doelsturing. Er staat dat dat
een zeer krachtig instrument is. Het pakket dat onder de aprilbrief
ligt, is zeer ambitieus en grenst ook aan wat maximaal uitvoerbaar is.
Dat wordt ook opgeschreven door de experts die hier worden aangehaald
door het lid Kostić. Ik heb daarin ook de landbouw een opgave gegeven.
Ik zie heel veel potentie, in de doelsturingssystematiek en stal- en
managementmaatregelen, maar ook in innovatie. Het PBL zegt ook dat het
een zeer ambitieus plan is. Dat afdoen met "het levert niks op" …
Excuus, maar ik kan me daar niet mee verenigen. Er ligt namelijk een
forse ambitie. Dat gaat ook echt iets vragen, ook van de landbouw. Als
vakminister ga ik daarvoor staan. Ik vind dat we er met flankerend
beleid voor moeten zorgen dat we die ondernemers ook gaan helpen, juist
omdat we op deze manier duidelijkheid kunnen bieden en
toekomstperspectief kunnen geven aan die boerenbedrijven. Het plan dat
voorligt, is heel ambitieus. Ik wil daar niets van afdoen, zeker niet
omdat ik weet wat voor impact het heeft op de bedrijven en op de mensen
die dat moeten leveren. Het heeft ook impact op de bedrijven waar het
lid Kostić het over heeft. Dat zijn soms bedrijven van mensen die dat
van hun ouders hebben overgenomen, waar hun grootouders ook aan gewerkt
hebben. Ik vind het te makkelijk om te doen alsof die dan allemaal maar
weg moeten, want dat hoeft niet. Er zijn andere oplossingsrichtingen.
Dit kabinet heeft voor dat laatste gekozen.
De voorzitter:
U heeft vier keer achter elkaar geïnterrumpeerd. Er komt nog een heel
blok over de ministeriële commissie en het traject. Dat is het derde
blok. Dus laten we proberen het een beetje ordentelijk te houden. De
minister gaat door met het eerste blok. Dat gaat nog steeds over de wet
en de maatwerkaanpak.
Minister Wiersma:
Ja. Het lid Bromet had inderdaad een oplossing voor de ambitie ten
aanzien van de PAS-melders. Ze vraagt me hoe ik het vind dat het kabinet
niet meer de ambitie heeft om te voldoen aan de wettelijke doelen. Het
is helaas een feit dat het tot nu toe, in zes jaar tijd, niet gelukt is
om een juridisch houdbare oplossing te bieden voor veel PAS-melders,
maar volgens mij is het doel van het hele wetsvoorstel juist wel om een
echte oplossing te bieden. Dit doen we hopelijk zo veel mogelijk ook
door legalisatie met een vergunning, maar daar waar het kan ook door
andere oplossingen. Ik zet me daar vol voor in. Die ambitie is
onverminderd hoog.
Mevrouw Podt had een vraag. Ze zei dat deze wet niet doet waar de wet
voor bedoeld is en noemt het een lege doos voor de PAS-melders. Ik ben
het daar niet mee eens. Ik ben er stellig van overtuigd dat we juist met
de individuele benadering veel meer oplossingen kunnen bieden aan
PAS-melders. De provincies kunnen ook door middel van een gebiedsproces,
zoals het voorbeeld van Texel dat ik net aanhaalde, op een andere manier
kijken hoe ze in een gebied de additionaliteit kunnen onderbouwen en
PAS-melders kunnen helpen vergunnen. Er is meer tijd nodig en we hebben
een breder arsenaal aan oplossingen nodig. Dat is ook waar dit
wetsvoorstel in voorziet.
Mevrouw Podt (D66):
De minister heeft nu verschillende keren gezegd dat dit voorstel wel een
verschil gaat maken voor de PAS-melders, maar kijk naar alle reacties
die er op dit wetsvoorstel zijn gekomen, van de Raad van State, NAJK,
het Adviescollege toetsing regeldruk, Agractie, LTO, toch organisaties
waarvan je zou verwachten dat die dolenthousiast zouden zijn, tot de
provincies, die de minister zo vaak aanhaalt. Iedereen zegt: "Dit gaat
niet doen wat het moet doen, want er ligt geen geborgd pakket.
Verlenging alleen is niet genoeg. Er moet een geborgd pakket liggen,
bovenaan de uitvoeringstoets van de provincies." Dus de minister kan wel
steeds het stukje van de provincies aanhalen dat haar helpt, maar daar
zijn de PAS-melders niet mee geholpen. Deze wet gaat niets doen zolang
dat pakket er niet ligt. Dus nogmaals, waar baseert deze minister dan
haar hoop, vertrouwen of onderbuikgevoel op dat deze wet wel wat gaat
doen?
Minister Wiersma:
Ik heb nooit gezegd dat deze wet dé oplossing biedt voor de PAS-melders
daar waar het gaat om het verlengen van de termijn. Het is ook geen
optie om de termijn te laten aflopen. We willen de termijn verlengen. Er
is nou eenmaal meer tijd nodig, want het is tot op heden niet gelukt.
Wat hier voorligt is ook een verbreding van de aanpak, een verbreding
van het programma met maatwerkoplossingen en ook andere
oplossingsrichtingen. Die hebben we allemaal nodig. Tegelijkertijd
werken we binnen de ministeriële commissie ook in algemene zin aan
oplossingen als het gaat om het stikstofdossier. Mevrouw Podt kan wel
zeggen dat het mij goed uitkomt van de provincies, maar ik zit
maandelijks met de provincies om tafel. Ik maak daar echt veel tijd voor
vrij. De provincies hebben mij nadrukkelijk verzocht om ook dit te doen.
Het is niet één spoor. Ik zet in op alle sporen. Dit ligt nu voor. Het
is wat mij betreft ook geen optie om die termijn niet te verlengen en
het programma niet te verbreden.
Mevrouw Podt (D66):
Ik denk — laat ik niet voor mevrouw Bromet spreken — dat er ook aan deze
kant van de Kamer echt wel begrip is voor een nieuwe wet. Mijn probleem
zit 'm in die volgordelijkheid, zoals ik net ook al zei. De reden
daarvoor — daar hebben de provincies het ook over — is dat wij de
boeren, de PAS-melders en de samenleving geen wet kunnen voorspiegelen
die niet doet waar die voor bedoeld is. Uiteindelijk is deze wet er
volgens mij voor bedoeld dat er een oplossing komt voor de PAS-melders.
Maar die oplossing komt er niet zolang dat onderliggende pakket er niet
is. Dus ik vind het problematisch dat je als wetgever deze stap zet —
daar kwam mijn referentie aan de lege doos vandaan — omdat je dan, zoals
de provincies dat ook heel mooi zeggen, uiteindelijk meehelpt aan de
ondermijning van het vertrouwen in het openbaar bestuur, in de politiek
en in de rechtsstaat.
Minister Wiersma:
Zoals ik net ook zei, wil ik de provincies in alles bijstaan om ervoor
te zorgen dat ze kunnen afzien van handhaving. Een afgelopen
legalisatietermijn helpt daar niet bij. Wat hier voorligt, is dat we de
termijn gaan verlengen en de aanpak gaan verbreden. Daarmee kunnen zij
onderbouwen, en extra onderbouwen, dat er weer zicht is op een legale
situatie voor de PAS-melders. Dat dat niet de enige oplossing is en dat
er meer nodig is, ook op andere sporen, heb ik altijd zelf
gecommuniceerd. Daar werk ik ook aan binnen de ministeriële commissie.
Maar dat is ook een van de onderdelen. Het pakket dat binnen de MCEN
plaatsvindt, zal hier ook aan bijdragen. Maar nogmaals, er is op dit
moment al een legalisatieprogramma voor de PAS-melders. Dat wordt
verlengd met het voorliggende wetsvoorstel, zodat het niet afgelopen is.
En we verbreden de aanpak, zodat de provincies extra kunnen onderbouwen
waarom zij afzien van handhaving. Ik zei net ook al dat ik bezig ben om
een natuurtool te ontwikkelen. Die kan de provincies ook helpen met de
onderbouwing. Ik grijp alles aan om de provincies te ondersteunen en het
is niet alsof ik aan cherrypicking doe. Ik sta hierover echt in goed
contact met de provincies en ik maak daar veel tijd voor vrij. Dat doe
ik omdat ik dit belangrijk vind. En we kunnen hier elkaar wel de maat
nemen, maar het gaat erom dat dit een van de onderdelen is die nodig
zijn om de provincies hierbij te helpen. Daarnaast is het ook nodig dat
wij binnen de ministeriële commissie aan een pakket werken, maar dat
hoeft niet per se onder dit programma. Dat hebben we ook gecommuniceerd.
Dat komt gewoon straks als wij de vervolgstap zetten met de ministeriële
commissie.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
Mevrouw Podt (D66):
Voor alle duidelijkheid: ik neem deze minister niet de maat. Ik
controleer deze minister op de kwaliteit van de wetgeving die zij biedt.
Ik vind dat heel belangrijk, omdat juist deze groep al zo ontzettend
vaak teleurgesteld is geraakt in onze overheid, dus we moeten dit in één
keer goed doen. Daar komt mijn motivatie vandaan. Ik sta hier niet om de
minister de maat te nemen.
De minister zegt: ik wil tools geven voor onderbouwing aan de
provincies. Maar die hebben zelf al verschillende keren gezegd, en de
provincies niet alleen, dat zij daarvoor een geborgd pakket nodig
hebben. Ik blijf dit gewoon tot aan 18.00 uur vanavond herhalen, want
dit is de kern. Als de minister zegt "dat hoeft niet onder hetzelfde
programma", dan zeg ik: ja, dat moet wel! Als we dit gelijk al op deze
manier hadden gedaan, als de minister niet die onderbouwing onderuit had
gehaald, dan hadden we niet de uitspraak in de Greenpeace-rechtszaak
gehad.
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Podt (D66):
Mijn vraag is: hoe kan het dat deze minister aan de ene kant zegt dat ze
de provincies wil helpen met de onderbouwing en ze hen in alles wil
bijstaan, maar dat ze hier nu meer dan een jaar zit, dat al die
pakketten klaarliggen … Er lág al een transitieplan. De provincies wáren
al bezig. De minister heeft dat allemaal weggegooid. Er werd toen
gezegd: er komt wat nieuws.
De voorzitter:
Dit wordt weer een termijn en niet een interruptie. Kunt u puntig de
vraag stellen?
Mevrouw Podt (D66):
Puntig: hoe kan de minister zeggen dat ze de provincies in alles wil
bijstaan als ze niet bereid is om de enige stap te zetten die de
provincies echt nodig hebben?
Minister Wiersma:
Volgens mij ben ik heel duidelijk geweest en wordt er binnen de
ministeriële commissie juist ook gewerkt aan de borging van die dalende
lijn aan stikstofemissie. Ik ken het transitiefonds en de gebiedsplannen
natuurlijk. Maar de aanpak die we nu hebben, is wel degelijk anders. Die
is met name zo na de uitspraak van de Raad van State in december, met
betrekking tot intern salderen. Tot die tijd was er namelijk nog best
wel wat economische activiteit mogelijk. Op dit moment kan het ook, maar
dan moet je het heel goed kunnen onderbouwen. Dat is eigenlijk alleen
haalbaar voor bedrijven die daar heel veel geld in kunnen investeren.
Dat kan niet waar zijn. Binnen de ministeriële commissie werken we juist
ook aan die geborgde aanpak. Een heel belangrijk onderdeel in die
onderbouwing is juist de doelsturing, dus om ook in de landbouw de
emissiereductie te kunnen borgen. Dit kabinet heeft de eerste stappen
daarnaartoe gezet. Als het straks gaat om de onderbouwing van de
additionaliteit, dan is dat een van de hele belangrijke bouwstenen. Dat
is wel degelijk een hele andere aanpak dan er tot nu toe voorlag. Ik heb
de kaders van het hoofdlijnenakkoord meegekregen. Ik ben gevraagd door,
destijds, vier partijen om daar uitvoering aan te geven. Dat doe ik. Dat
doe ik iedere dag naar eer en geweten. Ik denk oprecht dat we daarin
hele goede bouwstenen hebben neergelegd.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik zit nu een uur of langer te luisteren naar de antwoorden van de
minister. Ik word er eerlijk gezegd echt wel wanhopig van. Het gaat om
een pakket dat we niet kennen. Doelsturing zou de oplossing zijn voor
alles, terwijl we weten dat de consequentie voor melkveehouders
bijvoorbeeld 90% van hun inkomsten is. Ik ga nu dus maar een concrete
vraag stellen waar ik heel graag een concreet antwoord op wil hebben.
Hoe staat het nou eigenlijk met die derogatie? Heeft de minister al wat
gehoord uit Brussel?
Minister Wiersma:
We hadden anders een mest- en stikstofdebat gehad vandaag, want
derogatie is het mestbeleid. Ik wil nog wel een uitstapje maken zodat we
alles hier vandaag gaan bespreken. Ik heb de aanvraag voor de zomer
gedaan en zal daar binnenkort over in gesprek gaan met de Europese
Commissie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik stel de vraag niet zomaar. Ik stel de vraag omdat het juist het
kennisconsortium is, waar de minister net de loftrompet over steekt dat
het allemaal zo ingrijpend en effectief is, dat heeft gezegd: als de
derogatie terugkomt, wordt de opgave alleen nog maar groter. Je kunt
zeggen dat dit een mestdebat is, maar stikstof is mest. Dat is nog
steeds niet doorgedrongen tot de minister; dat weet ik. Ik heb de vraag
gesteld aan de minister. Ik weet dat ze de aanvraag heeft gedaan voor de
zomer. Ik wil weten of ze al iets gehoord heeft van Brussel, ja of
nee.
Minister Wiersma:
Ik vind dat wel wat ingewikkeld. Hier wordt gesteld: stikstof is mest.
Ja, stikstof zit in mest. Maar wat hier het probleem is, is een vorm van
stikstof, reactief stikstof, namelijk ammoniak. Uiteindelijk is stikstof
mest ... Nee, stikstof is een bouwstof. Zonder stikstof kan niets
bestaan; wij mensen niet, en gewassen kunnen niet groeien. Gewassen
hebben stikstof nodig. Sterker nog, het is een bouwsteen van eiwit. Wij
kunnen er op heel veel verschillende manieren voor zorgen dat de
stikstof die in mest zit, niet emitteert. Wat is uiteindelijk het
uitgangspunt, ook van doelsturing? Om ervoor te zorgen dat de verliezen
die plaatsvinden op een boerenbedrijf worden beperkt. En daar sta ik
echt voor, want ik zie dat daar in heel veel sectoren potentie voor is.
In potentie is dat ook bij mest uitrijden. Ook daarin kunnen we toe naar
het beperken van de verliezen. Ik kan die relatie dus niet zo een-op-een
leggen. En daar is het beleid ook voor bedoeld.
De voorzitter:
Maar de vraag was een andere. Heeft u wel of niet iets uit Brussel
gehoord? Ik snap dat u wilt uitweiden en dat iedereen hier uitweidt,
maar de vraag was een andere.
Minister Wiersma:
Ja, omdat er dingen gesteld worden die uitnodigen om erop te reageren.
Ik ga binnenkort in gesprek met de Europese Commissie. Ik heb de
Eurocommissaris een bericht gestuurd dat ik de aanvraag formeel zal
indienen en ik kom daar binnenkort over te spreken.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Fijn dat de minister in gesprek gaat. Ik heb gevraagd of ze al iets
gehoord heeft uit Brussel. Gaat dat gesprek over een bericht dat zij
heeft gehad uit Brussel, ja of nee?
Minister Wiersma:
Ik heb persoonlijk nog geen bericht gehad vanuit Brussel.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Hebben de ambtenaren iets gehoord uit Brussel?
Minister Wiersma:
Mijn ambtenaren zijn voortdurend in Brussel. Daar worden voortdurend
gesprekken gevoerd. Ik heb persoonlijk geen bericht gehad.
De voorzitter:
Dan gaat de minister nu verder met haar betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De minister laat het allemaal bij de ambtenaren, want zij vindt het zelf
niet belangrijk om te weten wat er uit Brussel komt.
De voorzitter:
De minister gaat door met haar betoog.
Minister Wiersma:
Ja, oké. De heer Grinwis heeft gevraagd of ik kan reageren op het
document dat de heer Backes heeft ingestuurd en de oplossing die hij
aandraagt. Backes geeft aan dat er met name twee oorzaken zijn van het
niet slagen van het legalisatieprogramma. In de eerste plaats is dat de
vrijblijvendheid van de beëindigingsregelingen. De tweede is dat het
heel ingewikkeld is om de beëindigingsruimte te matchen met wat de
PAS-melders exact nodig hebben, omdat je dat niet kunt sturen.
Het verplicht beëindigen van andere ondernemers voor PAS-melders zou een
oplossingsrichting zijn, maar dat is wat mij betreft een harde grens die
ik niet over zal gaan. Want daarmee doe je een ander onrecht aan en dat
kan nooit een uitgangspunt zijn van het beleid. Ik heb gekozen voor de
maatwerkaanpak. Backes zegt niet waarom die niet zou gaan slagen. Het
lijkt me niet logisch om andere ondernemers te verplichten op te komen
om aan PAS-melders toestemming te verlenen. Het is wel zo dat in
algemene zin de doelsturingssystematiek, zoals we net al bespraken,
ervoor gaat zorgen dat er efficiënter omgegaan zal worden, ook met
stikstof. Op welke manier dat is, op een efficiëntere wijze of omdat
iemand wil gaan extensiveren, laat ik aan de ondernemers zelf, zoals we
hadden afgesproken. Dat is natuurlijk indirect geen
beëindigingsregeling, maar wel een harde doelstelling waar ruimte voor
zal komen. Dat is ook die geborgde dalende lijn aan stikstofemissie, die
tot op heden in deze sectoren nog niet onderbouwd was. Ik ben nu met de
uitwerking de weg ingeslagen om dat wel te doen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank. Ik denk dat de minister de notitie van Backes adequaat samenvat,
op één punt na. Hij pleit niet voor gedwongen uitkoop. Hij zegt aan het
einde van zijn notitie: "Problematisch is niet zozeer het wetsvoorstel
op zich, problematisch is het gebrek aan een pakket van duidelijke en
uiteindelijk ook dwingende maatregelen ter emissiereductie, waarmee per
gebied kan worden berekend en aangetoond welke daling van de depositie
hoe en wanneer zal worden bereikt. Dat is een essentiële voorwaarde voor
het kunnen voldoen aan de additionaliteitsvereiste en daarmee het kunnen
afwijzen van een handhavingsverzoek". Aan het einde zegt hij: "Het is
een misverstand dat het alternatief noodzakelijker gedwongen uitkoop en
onteigening is. Wat wel nodig is, is …". Dan komt hij op het stelsel van
gedwongen emissiereductie, oftewel doelsturing. Volgens mij is dat wat
hij uiteindelijk als richting aangeeft. Alleen zitten we nu midden in
het prinsjesdagpakket …
De voorzitter:
Ja, duidelijk.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan moet ik weer gaan zitten, voorzitter; dat snap ik. Maar het is wel
even belangrijk om recht te doen aan wat hij uiteindelijk bepleit. Ziet
de minister dat ook zo? Ik zal niet verder doorvragen, want daar komt de
minister straks wel op terug.
Minister Wiersma:
Ja.
De voorzitter:
Ze ziet het ook zo.
Minister Wiersma:
Ja, het is simpel. Ik heb het ook zo gelezen. Dat is ook de reden waarom
ik door de oogharen heen zie dat alles waarmee we bezig zijn wel
degelijk goede elementen bevat. Ik erken dat, maar de
doelsturingssystematiek zit niet hierin; dat is een apart spoor. Maar
die hebben we zeker nodig.
Mevrouw Bromet had een vraag over de wettekst. De heer Backes had
geschreven dat deze verwarrend is. Het verwarrende is dat de wettekst
suggereert dat alle PAS-melders legaal zijn voor 1 maart 2028, terwijl
uit de toelichting blijkt dat er daarna nog tijd nodig is voor de
implementatie van de gekozen oplossingsrichting. Dat was in de huidige
wettelijke legalisatieopdracht ook al het geval. De termijn in de wet
ziet op het treffen van maatregelen en niet op de volledige
implementatie van de gekozen oplossingsrichting. Dat kan per PAS-melder
verschillen. Het kan zijn dat er een innovatieve oplossing bedacht
wordt, waarvoor meer tijd nodig is. De termijn voorziet echter op het
treffen van maatregelen en het uitwerken daarvan. Het gaat erom dat wij
verwachten dat de PAS-melders binnen die drie jaar in ieder geval zicht
hebben op een oplossing en dat die daarna kan worden geïmplementeerd.
Daarmee hebben ze zicht op een oplossing.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
En gaat de rechter daar dan in mee?
Minister Wiersma:
Zodra er concreet zicht is op legalisering, dus als er een plan ligt dat
standhoudt, dan is dat een heel zwaarwegend aspect voor een rechter om
mee te wegen. Zeker.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik kan me dat niet voorstellen. Je kunt dus een plan maken en het gewoon
niet uitwerken en toepassen. Dan is er nog helemaal niets veranderd in
de wereld en dan komt er een handhavingsverzoek en zeg je: ja, ik ga het
wel doen, ooit.
Minister Wiersma:
Het zijn individuele plannen. Ik denk niet dat een PAS-melder in die zin
zal zeggen "ja, ik ga het wel doen, ooit". Dat doen wij als overheid ook
zeker niet. Dat is echt een misvatting. We zetten juist alles op alles
om hier zo snel mogelijk uitvoering aan te geven. Ik weet dat er ook
veel PAS-melders zijn die graag via welk spoor dan ook de rust terug
willen en in een legale situatie willen zitten. Er is niemand die
daarbij achterover gaat leunen om ooit te zien hoe dat kan. In dit
voorstel willen we dat juist verbreden, zodat we iedere mogelijkheid
kunnen aangrijpen om deze mensen vooruit te helpen.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik zeg het omdat de hele bron van de ellende de aanpak van de PAS is. De
PAS beloofde allerlei dingen, die niet waargemaakt werden. Er werden
voorschotten genomen op reductie, die nooit kwam. Eigenlijk doet de
minister nu precies hetzelfde. Ik dacht dat het wetsvoorstel erop
gericht was om op de einddatum alles op orde te hebben. Maar ik hoor de
minister nu zeggen dat er dan plannen moeten liggen. Is dat niet precies
hetzelfde als met de PAS in het verleden?
Minister Wiersma:
Nee, want de PAS ging ervan uit dat je stikstofruimte uitgaf die nog
gereduceerd moest worden. Dat was de basis. Het gaat hier niet om het
uitgeven van stikstofruimte, maar bijvoorbeeld om een PAS-melder die via
een innovatie — ik mag natuurlijk geen bepaald merk promoten — zijn
emissies terugbrengt naar de referentiesituatie. Wij kijken naar alle
mogelijke oplossingsrichtingen om ervoor te zorgen dat de PAS-melder in
een legale situatie terechtkomt. Daar waar het kan, doen we dat door te
legaliseren met een harde vergunning. Ik zou willen dat ik die vandaag
nog aan alle PAS-melders zou kunnen overhandigen, maar in de afgelopen
jaren hebben we gezien dat dat een heel moeizaam traject is.
Tegelijkertijd werken we binnen de ministeriële commissie aan het op
gang brengen van vergunningverlening, aan een herziening van het
vergunningverleningsstelsel, aan het onderbouwen van de additionaliteit
en aan geborgde natuurherstelmaatregelen. Het is dus en-en-en-en. Binnen
de ministeriële commissie kom ik binnenkort met het pakket waar we op
ingezet hebben. Mijn uitgangspunt is om aan al die punten te blijven
werken, en de PAS-melders de komende periode te helpen aan een
oplossing.
Mevrouw Vedder (CDA):
De minister zei net dat rechters kunnen oordelen om af te zien van
handhaving als er zicht is op legalisering. De minister zei niet dat
rechters kunnen besluiten om af te zien van handhaving als er zicht is
op een maatwerkaanpak. Dat is exact waarom ik zo zenuwachtig word van
het feit dat het woord "legalisering" uit de wet wordt gestreept en
wordt vervangen door "maatwerkaanpak". De minister heeft niet voor niets
net het woord "legalisering" gebruikt. Dat heeft een andere juridische
zwaarte dan het woord "maatwerkaanpak". Daarom sta ik hier nogmaals om
te vragen hoe ik straks, als ik voor deze wet stem, aan een PAS-melder
uitleg dat dit niet betekent wat hij denkt dat het betekent.
Minister Wiersma:
Volgens mij hebben we het hier net uitvoerig over gehad. De intentie is
echt om alle PAS-melders aan een legale situatie te helpen. Het is wat
mij betreft geenszins de bedoeling om afbreuk te doen aan de
oorspronkelijke intentie van de wet. We zien dat de techniek van
vergunningen uitgeven bij reductie van stikstofemissie zeer complex is.
Dat komt door de dekking en door de additionaliteit, die gaandeweg
steeds verder ingeperkt is, ook in juridische zin. Het is geenszins mijn
intentie om afbreuk te doen aan de intentie van de wet.
Mevrouw Vedder (CDA):
Wat is dan de inschatting van de minister? Hoe zou een rechter oordelen
als er zicht is op een legale situatie door een maatwerkaanpak? Is dat
dan hetzelfde als wanneer een rechter nu zegt: ik zie dat er zicht is op
legalisering?
Minister Wiersma:
Dat zal uiteindelijk door de rechter beslist moeten worden. Ik heb in
goed overleg met de provincies gekeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat
we wegblijven bij handhaving. Dit is echt wat we op dit moment kunnen
doen. Ik denk dat we met een maatwerkaanpak wel degelijk individuele
trajecten ingaan. We gaan echt per PAS-melder kijken welke opties er op
het bedrijf zijn. Vervolgens gaan we in financiële zin bijdragen om naar
die opties toe te werken. Wat mij betreft is er dan weer hernieuwd zicht
op een legale situatie. Uiteindelijk is het aan de rechter om daar een
oordeel over te vellen.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
De minister gebruikt nu de formulering "zicht op een legale situatie".
Is de minister het met mij eens dat de huidige wettekst en de huidige
tekst in de memorie van toelichting echt een andere uitstraling hebben
dan de woorden die de minister hier uitspreekt? Zou het misschien
verstandig zijn om die twee dichter bij elkaar te brengen?
Minister Wiersma:
Volgens mij heb ik zojuist de intentie uitgesproken, namelijk dat het
geenszins de bedoeling is om daar afbreuk aan te doen. Volgens mij heb
ik zonet heel goed uitgelegd waarom dit er zo in staat. De Raad van
State heeft in zijn advies juist aangedragen om de legalisatie om te
ruilen voor de maatwerkaanpak. Ik heb geprobeerd om dat advies zo goed
mogelijk in het wetsvoorstel op te nemen. Dat heeft geleid tot de tekst
die nu voorligt. Dat doet niet af aan de intentie van het wetsvoorstel.
We voelen onverminderd de verantwoordelijkheid om al die PAS-melders
naar een legale situatie te helpen. Dat zal in sommige gevallen gebeuren
via de maatwerkaanpak, via de verbrede aanpak.
De heer Holman (NSC):
Ik zal proberen het probleem een beetje kleiner en overzichtelijker te
maken. Ik geef het voorbeeld van een boer die 100 koeien meldt. Hij
dacht dat hij daar een vergunning voor had, maar dat blijkt niet zo te
zijn op basis van de PAS; hij heeft een vergunning voor slechts 60
koeien. Wij willen dat die situatie wordt gelegaliseerd, zodat die boer
een Nb-vergunning krijgt voor 100 koeien. Op grond van de maatwerkaanpak
zegt de minister: hij kan stoppen, dan is het probleem over, of hij kan
60 koeien gaan melken en daar een vergunning voor krijgen, dan is het
probleem ook over. De minister kan ook zeggen: we gaan innoveren en we
zetten er een leliesfeer neer — ik noem de naam toch maar even — die 90%
van het inkomen van de boer opvreet. De minister gaat er dan van uit dat
de boer in dat geval 100 koeien mag melken. Maar dan krijgt hij nog geen
vergunning voor 100 koeien, want als je dat aanvoert als argumentatie om
een vergunning te krijgen, zal de rechter zeggen: bestuursrechtelijk, op
basis van de uitspraak van de Raad van State van 18 december, is er
sprake van intern salderen en dat mag niet.
We draaien hier dus rond in een cirkeltje. De minister schept in de
richting van de boeren de verwachting: dit komt goed. Wij zeggen
allemaal: dit komt op deze manier niet goed. Maar de minister volhardt
in haar mening: dit komt goed.
Minister Wiersma:
De maatwerkaanpak gaat inderdaad uit van een aantal sporen. Ik geloof
echt dat we met die sporen meer PAS-melders kunnen helpen dan we tot op
heden gedaan hebben. De rechter heeft niet gezegd dat intern salderen
helemaal niet meer kan; de rechter heeft alleen gezegd dat het goed
onderbouwd moet worden. Dat is wat ik zonet probeerde te betogen. In
combinatie met alles waaraan we werken in de ministeriële commissie gaan
we natuurlijk helpen.
We hebben hetzelfde gezien bij de uitkoopregelingen, de Lbv en de
Lbv-plus. Er waren ondernemers die uiteindelijk graag nog met hun
onderneming verder wilden. Na de uitspraak over intern salderen stonden
die regelingen op losse schroeven, omdat we niet zeker konden zeggen dat
we weer een vergunning zouden kunnen afgeven voor andere vormen van
bedrijvigheid die minder emissie veroorzaken dan de oorspronkelijke
ondernemingen. Wat hebben we toen gedaan? Vanuit mijn departement hebben
we daar samen met de provincies een heel goede onderbouwing bij
geleverd. En wat blijkt nu: de eerste harde vergunningen zijn inmiddels
een feit. Het gaat er dus ook om hoe goed je kunt onderbouwen dat de
stikstofruimte niet nodig is voor de natuur. In die individuele sporen
gaan we daar de provincies en de PAS-melders in bijstaan als zij het
innovatiespoor kiezen.
De heer Holman (NSC):
Daar kom ik graag straks even op terug. Dit gaat over intern salderen en
rechterlijke uitspraken die daarover gedaan zijn, waar de minister nu
omheen loopt. Wij hebben hier allemaal proberen duidelijk te maken dat
het anders moet en dat er andere manieren zijn om dat te regelen. Ik heb
het idee dat de minister dat niet hoort. Maar ik kom er straks even op
terug in het blokje waarin dit punt behandeld wordt.
Minister Wiersma:
De uitspraak over intern salderen zegt dat je het hele project als nieuw
project moet beoordelen en dat je moet onderbouwen waarom die ruimte
niet nodig is voor de natuur. Dat zit ook echt in de onderbouwing.
Daarom zei ik zojuist dat dit een makkelijkere route is als je heel veel
middelen tot je beschikking hebt, wat voor heel veel PAS-melders niet
weggelegd is. Maar we gaan daar als overheid zeker bij ondersteunen,
want die verantwoordelijkheid voel ik. In ieder geval ben ik verheugd om
te kunnen delen dat die uitkoopregelingen met een goede onderbouwing
gelukt zijn.
De heer Flach (SGP):
Naarmate de beantwoording langer duurt, nemen mijn zorgen eerder toe dan
af, zeg ik eerlijk tegen de minister. Wat de minister zegt in haar
beantwoording is onderdeel van de wetshistorie, dus dat heeft wel
betekenis. Maar zij gebruikt woorden als "het is niet mijn intentie" en
"het is niet mijn bedoeling". Als je dat in een definitie zou vatten,
zou je zeggen: de minister omschrijft een inspanningsverplichting. Maar
hoe je het ook wendt of keert, door het woord "legalisering" te
schrappen heeft de minister de verantwoordelijkheid van de Staat om
PAS-melders te legaliseren, afgezwakt. Vervolgens zegt ze "dat is niet
mijn intentie" en "dat is niet mijn bedoeling", maar waarom past ze het
dan aan in de wet? Alle discussie hierover horend: bijna de hele Kamer
leest dit als een afzwakking van de verantwoordelijkheid van de Staat.
Waarom keert de minister dan niet op haar schreden terug door te zeggen:
als dat tot deze onduidelijkheid leidt, dan moet ik de wet op dit punt
wellicht aanpassen omdat dat niet mijn bedoeling is? Dat hoor ik de
minister toch steeds zeggen?
Minister Wiersma:
Het wetsvoorstel is natuurlijk aangepast op basis van het advies van de
Raad van State. Omdat we in de maatwerkaanpak breder gaan kijken, ook
naar andere oplossingen, vond de Raad van State dat de term ook in de
wettekst gereflecteerd moest worden. Dat is de reden voor de aanpassing.
Ik heb geprobeerd om dat in de memorie van toelichting nog wat meer te
onderbouwen. Uiteindelijk heb ik dat advies overgenomen. Ik heb niet
gezegd dat het een inspanningsverplichting is. Ik heb zojuist ook in de
beantwoording gezegd dat het een resultaatverplichting is.
De heer Flach (SGP):
Een wet moet heel precies zijn. Ik heb de kritiek van de Raad van State
ook gezien. Daar moet de minister iets mee, maar die had moeten leiden
tot een versterking van het legalisatieprogramma en niet tot een
afzwakking van de verantwoordelijkheid van de Staat. Dat zie ik echt als
een fout in deze wet, die ik graag wil aanpassen met het amendement dat
ik heb ingediend. Hoe je het ook wendt of keert, ik kan het hele betoog
van de minister echt niet anders zien dan dat het een
inspanningsverplichting is. Als het niet in de wet wordt vastgelegd, is
het dat ook. We maken een wet niet alleen voor deze minister, maar ook
voor de volgende minister. Die kan hele andere intenties hebben. Ik roep
de minister dus echt op om preciezer te zijn en om de onduidelijkheid en
de zorg die het schrappen van het woord "legalisering" teweeg heeft
gebracht, op te pakken.
Minister Wiersma:
Ik begrijp de zorg van de heer Flach. Ik zal straks natuurlijk met een
appreciatie van het amendement komen. Ik hoor dat er ook wat
amendementen gewijzigd zijn, dus die zal ik straks even goed bekijken.
Ik begrijp dus de zorgen die de heer Flach heeft. Ik denk dat we straks
even moeten kijken hoe we aan die zorgen tegemoet kunnen komen, omdat
dit absoluut niet de intentie is van het voorliggende voorstel. Ik wil
het juist zorgvuldig formuleren. De Raad van State had ook een punt,
maar we moeten daarin qua teksten wel echt even kijken wat de juiste
implicaties wekt.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
De minister had er toch voor kunnen kiezen om het woord "legaliseren" te
handhaven, met daarnaast de toevoeging voor maatwerk? Dan hou je wel die
hardheid daarin. Dat was toch ook een optie geweest?
Minister Wiersma:
Nogmaals, ik heb het advies van de Raad van State hierin opgevolgd. Het
is gebruikelijk dat je na zo'n advies kijkt hoe je het kunt aanscherpen.
Ik vond dat de Raad van State wel een punt had. Ik wil ook dat de brede
maatwerkaanpak een grondslag krijgt, dat we dat verankeren in een
programma en dat dat onderdeel uitmaakt van de oplossingen die we kunnen
bieden. Die hebben we namelijk echt nodig. Ook in het verlengde van wat
de heer Flach zojuist zei, zeg ik dat het niet mijn intentie is om
daarmee de verantwoordelijkheid die we als overheid dragen ... Nogmaals,
die verantwoordelijkheid dragen wij en daar sta ik voor. Ik zal straks
met een appreciatie van het amendement komen.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Maar een gevolg van het uit de wet schrappen van het woord "legaliseren"
is inderdaad dat de wet wordt afgezwakt. Als dat niet de intentie is,
dan zou ik heel graag zien dat dat woord weer wordt toegevoegd. Daardoor
is de wet wat breder en houdt die de harde garantie voor de
rechtszekerheid voor de PAS-melders wat betreft legalisatie.
Minister Wiersma:
Nogmaals, ik kom aan het einde met een appreciatie van het amendement.
Volgens mij kunnen we hiervoor dan wellicht een oplossing vinden.
De voorzitter:
Dat gebeurt in het vijfde en laatste blok. Inmiddels is het gewijzigde
amendement-Flach het amendement op stuk nr. 16, zo zeg ik voor de mensen
die dit volgen. De minister vervolgt haar betoog.
Minister Wiersma:
Oké. Dit ging over het advies van de Raad van State.
Dan kom ik bij een vraag van mevrouw Beckerman. Die vraag gaat erover
dat de Raad van State niet overtuigd is dat de doelstelling kan worden
behaald om alle PAS-melders concreet zicht te bieden. Er is onzekerheid
over het afzien van handhaving. Volgens mij hebben we het hier inmiddels
heel uitgebreid over gehad, dus ik zal het kort houden. Ik heb de
adviesopmerkingen van de Raad van State juist zo goed mogelijk verwerkt.
In het nader rapport is daar ook op ingegaan. De afdeling adviseert om
in de toelichting in te gaan op gerichte bronmaatregelen die een
bijdrage leveren aan de legalisering van PAS-melders. Ik heb de
toelichting daarop ook verrijkt. Het huidige legalisatieprogramma wordt
nog aangepast. Daar wordt op dit moment aan gewerkt. Wat opgenomen
wordt, is de uitwerking van de benodigde maatregelen voor de
maatwerkaanpak. Zodra die klaar is, zal ik die met uw Kamer delen.
Het lid Grinwis had een vraag over het afzien van handhaving, maar deze
vraag is volgens mij inmiddels al een paar keer voorbijgekomen. Het ging
over het verlengen van de termijn. Nee, dat is niet de oplossing, maar
het gaat om meer dan dat.
De heer Grinwis had een vraag die overeenkomt met een vraag van de heer
Meulenkamp over de effectiviteit van de aanpak. Dat gaat over tekst, de
adequate oplossingen en het programma, maar volgens mij hebben we die
vraag inmiddels ook uitvoerig behandeld.
Dan kom ik weer bij een vraag van het lid Beckerman over het zo snel
mogelijk met de Kamer delen van het programma. Het conceptprogramma wil
ik graag delen, maar in de juiste volgorde, namelijk dat er eerst
duidelijkheid komt over de verlenging van de deadline en de opdracht —
want die grondslag zit in dit voorstel — de opdracht tot het opstellen
van dat programma. Dan zal ik dat uiteraard zo snel mogelijk met de
Kamer delen.
Mevrouw Podt had een vraag over het maatregelenpakket met een haalbaar
perspectief, niet alleen inhoudelijk, maar ook organisatorisch en
financieel. Ze vroeg of het plan voor het einde van het jaar naar de
Kamer komt. Een belangrijk onderdeel in de maatwerkaanpak zijn op dit
moment de zaakbegeleiders. Deze inzet is operationeel. Er zijn meer dan
250 gesprekken gevoerd. Er wordt ook gewerkt aan de collectieve route.
Ik heb zojuist al een paar keer iets gezegd over Texel. De
schadecommissie is gestart. De financiële middelen daarvoor zijn
vastgesteld. Over vervolgmiddelen of maatregelen in het startpakket en
het impulspakket moet ik u naar Prinsjesdag verwijzen, want dan ligt dat
voor.
Mevrouw Podt (D66):
De reden voor deze vraag was natuurlijk dat er in alle consultaties vrij
veel opmerkingen staan van verschillende organisaties, die zeggen: wacht
even, als het op deze manier gebeurt, volgens de manier zoals de
minister het nu in het wetsvoorstel heeft opgeschreven, dan dalen alle
kosten integraal neer bij de ondernemers zelf, bij de PAS-melders. Dat
kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Er staat een heel tritsje dingen
zoals "dan kunt u gaan extensiveren". Ja, dank je de koekoek. Natuurlijk
kunnen ze extensiveren; dat kunnen ze nu al. Alleen het probleem is
natuurlijk een beetje dat dat nogal kostbaar is. Dus wat heeft de
minister te zeggen tegen die PAS-melders?
Minister Wiersma:
Ik heb de provincies … Ik heb het totale bedrag beschikbaar gesteld. Ik
dacht dat het 141 miljoen was. Ik moet het bedrag even checken, dus daar
kom ik straks op terug. Er zijn middelen beschikbaar om deze PAS-melders
te helpen, ook bij de oplossingsrichting die zij kiezen.
Mevrouw Podt (D66):
Dan stel ik voor dat we het daar zo nog even over hebben, op het moment
dat de minister daarop terugkomt, juist omdat het geld per PAS-melder …
Als je ook nog die — ik ben de naam weer vergeten — zaakwaarnemers moet
bekostigen en allerlei andere dingen, dan blijft er op een gegeven
moment natuurlijk niet zo veel meer over.
Minister Wiersma:
Die zaakbegeleiders komen volledig ten koste van de overheid, dus ik ben
…
Mevrouw Podt (D66):
Mijn punt was: op het moment dat je een bedrag ter beschikking stelt aan
de provincies, zullen zij uit dat bedrag waarschijnlijk ook die
zaakwaarnemers moeten betalen. De provincie moet dat natuurlijk ook op
de een of andere manier doen. Kort en goed, de vraag is dus: gaat de
minister zo terugkomen op dat bedrag? Ik denk namelijk dat we met elkaar
— ik zal vast niet de enige zijn — graag willen weten dat deze kosten
niet allemaal bij de PAS-melders belanden.
Minister Wiersma:
Ik kan wel zeggen dat het bedrag nog niet benut is en dat er nog geen
claim ligt dat het te laag is. Wat dat betreft hebben de provincies op
dit moment dus de middelen, die ze nog kunnen gaan wegzetten.
Natuurlijk, op het moment dat die niet toereikend zijn, zal ik direct
gaan kijken wat we daaraan kunnen doen, want, nogmaals, ik voel mij
bestuurlijk, maar ook financieel verantwoordelijk hiervoor. Op het
totaalbedrag zal ik straks nog even terugkomen.
Hier hadden we het ook al over gehad; even kijken. De heer Grinwis vroeg
waarom bronmaatregelen in dit wetsvoorstel ontbreken. Het is zo dat de
maatregelen zelf uiteindelijk in het programma komen. Dat voorziet in
een brede aanpak, waaronder ook reductiemaatregelen vallen; dat is een
vorm van een bronmaatregel. Daarnaast hebben we al aangekondigd dat er
nog vrijwillige beëindigingsregelingen komen, maar daarvoor bestaat al
een wettelijke basis, dus die hoeven we niet in dit spoor mee te nemen.
Ik snap ook heel goed dat de heer Grinwis aandringt op zekerheid over de
noodzakelijke effecten. Ik snap dat we met het programma daadwerkelijk
een legale oplossing moeten gaan bieden. Dat is mijn inzet. Daar monitor
ik ook op. Als het moet, dan sturen we daarin bij. Ik zal uw Kamer daar
ook bij betrekken.
De heer Meulenkamp had ook een vraag over de bronmaatregelen. Hij vroeg
welke mogelijkheden ik zie om op korte termijn nog nieuwe gerichte en
realistische bronmaatregelen te treffen om te legaliseren of handhaving
af te houden. Ik denk dat die vraag in grote lijnen wel beantwoord is.
Binnen de ministeriële commissie werken we natuurlijk aan een pakket om
stikstofreductie te borgen. Dat loopt echt langs heel veel lijnen, ook
de landbouw. De inventarisatielijst van alle potentiële maatregelen die
we zouden kunnen treffen is openbaar gemaakt; dat is een instrument waar
we uit kunnen putten. Ik denk dat de nieuwe maatregelen, bovenop wat er
voor de natuuropgave moet worden ingezet, niet snel tot effect komen,
want de maatregelen hebben ook een doorlooptijd voordat ze effect
sorteren. Volgens mij kan het totaalpakket, dus die geborgde aanpak, met
die stikstofemissiereductie, in combinatie met het pakket waar we met de
MCEN aan werken, helpen in het overtuigen van de rechter bij
handhavingsverzoeken. Daarbij zijn er, wat bronmaatregelen betreft,
uitkoopregelingen geweest, de saneringsregeling varkenshouderij en
MGA-1, en die zijn in eerste instantie bestemd voor de PAS-melders. Waar
de ruimte uit de aanpak piekbelasting niet nodig is voor natuurbehoud en
-herstel, hebben de PAS-melders dus ook daarin prioriteit.
De heer Meulenkamp had een vraag over aanvullende maatregelen. Op zich
hebben we hier al uitgebreid over gedebatteerd, dus die laat ik
even.
Mevrouw Beckerman vroeg of ik de PAS-melders valse hoop geef. Dat wil ik
echt betwisten. Volgens mij probeer ik juist al vanaf dag één het
eerlijke verhaal neer te zetten. Ja, het klopt: het is niet gelukt om
alle PAS-melders van een harde vergunning te voorzien. Ja, we zullen in
een aantal gevallen ook andere sporen moeten bewandelen om tot een
legale situatie te komen. En ja, deze minister wil echt alle
mogelijkheden aangrijpen om dat te doen. Ik zet me dus in voor een
juridisch houdbare oplossing. Daarmee geef ik geen valse hoop. Ik wil me
daar echt tot het uiterste voor inspannen.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik hoor de minister net antwoord geven op mijn vraag over
bronmaatregelen. Volgens het huidige beleid hebben PAS-melders
prioriteit bij de vrijkomende stikstofruimte. Is de minister het daarmee
eens?
Minister Wiersma:
Ja, de PAS-melders hebben een prioritering in de stikstofruimte.
De heer Meulenkamp (VVD):
Misschien nog één aanvullende vraag. Het gaat veel over het pakket dat
nog gaat komen. Net ging het over de zaakbegeleiders. Ik kan die twee
toch heel slecht los zien van elkaar. Als jij zaakbegeleider bent, dan
heb je toch ook het pakket nodig? Anders weet je niet goed waar je
mensen naartoe moet begeleiden, althans zo zit dat in mijn hoofd. Hoe
kijkt de minister daarnaar? Denkt zij ook dat het toch wel handig zou
zijn als de begeleiders weten waar ze mensen naartoe moeten begeleiden,
dat het pakket daarvoor cruciaal is en dat het daarom heel erg jammer is
dat dat pakket er gewoon nog niet ligt? Kan de minister daar even op
reflecteren?
Minister Wiersma:
De opties die in het pakket zitten, kennen we natuurlijk. Dat zijn de
opties die hier zojuist ook een aantal keren voorbij zijn gekomen. En
wat die zaakbegeleiders vooral moeten doen: iedere PAS-melder is anders
en iedere PAS-melder heeft ook iets anders nodig. Er zijn een aantal
PAS-melders waartussen het verschil twee koeien is. Maar er zijn ook
PAS-melders waartussen het verschil veel groter is, en waarvoor je echt
naar andere oplossingen moet kijken. Het is juist de intentie van de
aanpak om dat in kaart te brengen: waar bestaat de PAS-melding uit op uw
bedrijf en wat zijn dan de potentiële oplossingsrichtingen waar we u mee
verder kunnen helpen? Het pakket is dus ook gebaseerd op wat waar nodig
is. Juist de zaakbegeleiders kunnen dat, samen met de PAS-melder, in
kaart brengen.
De heer Meulenkamp (VVD):
Komt er dan ook input van die zaakbegeleiders? Heeft u de input
opgehaald van de zaakbegeleiders die de keukentafelgesprekken gedaan
hebben? Is dat onderdeel van het pakket dat wij binnenkort te zien
krijgen? Is dat dan de manier waarop het gegaan is?
Minister Wiersma:
Er is echt … We noemen dat een feedbackloop. Er wordt voortdurend
teruggekoppeld wat de zaakbegeleiders zien en wat de ervaringen zijn die
zij opdoen. Wij bekijken vervolgens op het departement dan natuurlijk
wat we ermee kunnen, wat de knelpunten zijn en hoe we die met elkaar
kunnen ondervangen. Dat nemen we dus zeker mee in de totstandkoming van
wat er nodig is.
De heer Holman (NSC):
De minister stelt dat de vrijgegeven stikstofruimte door piekbelasters
gebruikt kan worden om PAS-melders te legaliseren. Volgens mij schrijft
de Habitatrichtlijn in artikel 6.2 en 6.3 juist iets anders voor,
namelijk dat vrijgekomen stikstof eerst gebruikt moet worden voor
natuurherstel vanuit het oogpunt van additionaliteit. Hier is
jurisprudentie over bij het Europese Hof. Op grond waarvan komt de
minister tot de conclusie dat ze zomaar even die stikstofruimte kan
gebruiken voor PAS-melders? Daar komt nog dit bij. Ik ga uit van 8.000
bedrijven die stikstofruimte nodig hebben om een vergunning te krijgen.
Dat hele kleine beetje dat bij de piekbelasters is verkregen is bij
lange na niet genoeg. Het is veel te weinig en het mag er vooralsnog
niet voor gebruikt worden. De hele wet van de minister is gebaseerd op
het argument dat de provincie dan mogelijkerwijs af kan zien van
handhaving. Ik vind dat flinterdun en volgens mij is het gewoon niet
correct.
Minister Wiersma:
Ik heb daar zojuist ook al iets over gezegd, maar dat heeft de heer
Holman misschien niet gehoord. We hebben verschillende stikstofbanken.
De stikstofruimte die vrijkomt is inderdaad … Toen het vorige kabinet de
uitkoopregelingen aankondigde, was het de verwachting dat de
stikstofruimte die daarbij vrij zou komen daarna ook elders inzetbaar
zou zijn en dat een gedeelte daarvan beschikbaar gesteld zou worden voor
natuur. Toen kwam de additionaliteit en daarbij de verdere
uitkristallisering, met name in juridische zaken, over hoe je die
additionaliteitsvereisten dan moet lezen. Stikstofruimte uit die
uitkoopregelingen waarvan we niet kunnen onderbouwen dat die niet nodig
is voor de natuur op de hexagonen waarop deposities worden veroorzaakt,
wordt geparkeerd in het stikstofparkeerinstrument. Dat is een
stikstofbank waar de stikstof in zit die getoetst is aan de
additionaliteit en dus niet direct inzetbaar voor vergunningverlening
is. Daarnaast hebben we de SSRS-bank. Dat is de stikstofruimte waar de
ruimte in komt die we wel kunnen gebruiken voor vergunningverlening,
omdat in de hexagonen die daarbij betrokken zijn de kritische
depositiewaardes niet worden overschreden en de natuur in goede staat
is. Die ruimte is echter zeer beperkt en dat is ook de reden waarom het
op dit moment lastig is om te vergunnen in algemene zin en ook om voor
PAS-melders dekking te zoeken. Je moet dan immers ook ruimte hebben op
al die hexagonen waarop PAS-melders depositie veroorzaken. Dat is een
heel complexe puzzel. Dat is ook de reden waarom er nog maar acht
PAS-melders gelegaliseerd zijn.
De conclusie ten aanzien van handhaving is wel dat ook de stikstofruimte
die getoetst is aan additionaliteit en in het SPIN terecht is gekomen,
wel betrokken mag worden bij het afzien van handhaving door de
provincies. Dat is ook de reden dat ik gezegd heb dat we dat ook moeten
doen, dat we in ieder geval moeten afzien van handhaving. Maar dat er
stikstofruimte vrijkomt uit de uitkoopregelingen die je niet direct kunt
inzetten, is een feit. Dat heeft te maken met die additionaliteit. Dat
probeerde ik net ook te vertellen in het debatje met de heer Grinwis.
Het gaat juist om de onderbouwing van de dalende lijn. Daarmee komen we
uiteindelijk tot de onderbouwing van welke stikstofruimte dan
additioneel nodig is voor de natuur en welke we kunnen gebruiken voor
toestemmingverlening. Er wordt op dit moment heel hard gewerkt om daarin
de ruimte te zoeken.
De heer Holman (NSC):
De minister geeft toe dat er maar een heel kleine, beperkte hoeveelheid
stikstofruimte beschikbaar is om dat te doen. Als je PAS-melders en
interimmers hebt ... Stel dat je 8.000 bedrijven hebt en maar voor 20 of
30 bedrijven stikstofruimte hebt. Denkt de minister nou werkelijk dat de
rechter op grond daarvan zal afzien van handhavingsverzoeken? Straks
zijn er immers gewoon honderden handhavingsverzoeken. De minister of de
provincie heeft bij lange na niet genoeg stikstofruimte om te
beargumenteren dat je op grond daarvan kunt afzien van handhaving.
Minister Wiersma:
Ik zei net dat we ook aan een tool werken, een natuurtool waarmee de
provincies inzichtelijk kunnen krijgen welke bronmaatregelen waar bij
kunnen dragen aan de onderbouwing van het afzien van handhaving, maar
dat is niet het enige. In het voorliggende wetsvoorstel bieden we ook
andere oplossingen. Het is juist ook in die onderbouwing van het
grootste belang dat de provincies dat ook mee kunnen nemen. Het is dus
en-en. We grijpen alles aan om de provincies te helpen dat te
onderbouwen. Maar de ruimte die vrijkomt uit de uitkoopregelingen en die
voor toestemmingverlening gebruikt kan worden, is relatief beperkt.
Binnen de ministeriële commissie werken we er natuurlijk heel hard aan
om dat systeem te verbeteren.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Een korte vraag. Ik hoor twee keer over de tool met betrekking tot
natuur. Mijn vraag is of daar vóór het natuurdebat meer informatie over
komt.
Minister Wiersma:
Ik durf zo niet te zeggen hoever die tool is, maar zodra daar meer over
te vertellen valt, wil ik dat graag delen met de Kamer. Ik weet ook niet
wanneer het natuurdebat is, want dat is uiteraard van collega Rummenie,
maar ik zal kijken of we daar iets over kunnen delen.
Ik heb nog vragen openstaan, voorzitter. Mevrouw Bromet had gevraagd of
ik de analyse deel dat ik met elke dag zonder gedegen
bronmaatregelenpakket de PAS-melders en andere ondernemers iets verder
kopje-onder duw. Ik wil echt afstand nemen van het beeld dat ik
PAS-melders kopje-onder duw, want ik doe er alles aan om ervoor te
zorgen dat er iets gebeurt. Dat is niet altijd direct het verlenen van
een vergunning; er moeten ook andere paden bewandeld worden. Ik had het
liefst dat eerste gedaan, maar ik ben er eerlijk over dat we ook andere
paden gaan bewandelen. Ik erken dat het noodzakelijk is om naast dit
wetsvoorstel ook op andere gebieden met maatregelen te komen. Daar werk
ik ook aan. Daar zit enorm veel energie in. Iedere dag wordt daaraan
gewerkt. Dat ik PAS-melders kopje-onder duw, daar wil ik echt afstand
van nemen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De minister lijkt soms te suggereren dat haar inzet en het doen van haar
best een resultaat zijn, terwijl resultaat is dat je stikstofuitstoot
vermindert, waardoor PAS-melders gelegaliseerd kunnen worden. Ik heb net
al gezegd dat ik het debat een beetje frustrerend vind, omdat wij hier
allemaal verlangen naar een pakket aan maatregelen waarvan we niet weten
wat het is. Dat krijgen we dit weekend te horen. Kan de minister één
maatregel noemen die de ministeriële commissie gaat nemen, één
maatregel, waardoor ik een beetje het vertrouwen kan krijgen dat zij
daadwerkelijk iets doet aan de stikstofreductie?
Minister Wiersma:
Ik kan niet vooruitlopen op de augustusbesluitvorming. Dat is de regel.
U zult dus nog even geduld moeten hebben voor wat er met Prinsjesdag
naar buiten komt, maar er is zicht op een oplossing, want dinsdag is het
Prinsjesdag.
De voorzitter:
Er komt nog een derde blok over de ministeriële commissie. Er zijn nu 43
interrupties geweest en we zitten nog in het eerste blok van de
minister. Dus ik vraag aan de minister om dit deel af te ronden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog een vraag. Dat pakket aan maatregelen dat wij opgestuurd
krijgen is toch al in de ministerraad geweest, of niet? Zij doet nu
voorkomen alsof dat nog in de augustusbesluitvorming moet komen. Is het
al in de minsterraad geweest?
Minister Wiersma:
Ik kan natuurlijk niet zeggen wat wel en niet in de ministerraad ligt.
Ik weet dat wat met Prinsjesdag naar buiten komt waarschijnlijk gelekt
zal gaan worden; dat is gebruikelijk. Dat zal overigens niet vanuit mij
gebeuren, maar in Den Haag zijn twee dingen zeker: de zon komt op en er
wordt gelekt. Maar ik ga dat niet doen, dus u zult tot volgende week
moeten wachten op het Prinsjesdagpakket.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Wiersma:
Ja. Een vraag van mevrouw Bromet ging over spoor 2 in relatie tot
PAS-melders. Is het een noodzaak om met een bronmaatregelenpakket te
komen? Nou ja, volgens mij heb ik die noodzaak zeker erkend. We moeten
ook dat doen, een geborgd maatregelenpakket, want op die manier kunnen
we Nederland van het slot halen en ook handhavingsverzoeken afhouden.
Die plannen moeten zorgvuldig worden uitgewerkt. Daar wordt echt aan
gewerkt.
Mevrouw Bromet had nog een vraag, over rechtszekerheid en de uitsluitend
vrijwillige aanpak: hoe verhouden die zich tot elkaar? Ik denk dat die
twee naast elkaar staan. Ze zijn niet per se in strijd met elkaar.
Rechtszekerheid is gediend met het zo snel mogelijk legaliseren van de
PAS-melders. Daarvoor is de verbrede aanpak ook bedoeld, maar in de
aanpak staat vrijwilligheid natuurlijk voorop. Ook de uitkoopregelingen
zijn vrijwillig. "Dwang" klinkt misschien doeltreffend, maar dwang
veroorzaakt juist heel veel onzekerheden bij degene die het betreft. Ook
kost en vergt het heel veel tijd voordat dwingende maatregelen ingevoerd
zijn en effect hebben. Ook op de korte termijn bieden die dus geen
oplossing.
Mevrouw Bromet vroeg ook hoe ik de bezwaren met betrekking tot de natuur
weeg en of ik vind dat de belangen van PAS-melders zo veel zwaarder
wegen dan die van de rechtsstaat en de natuur dat ik mij niet kan
voorstellen dat een rechter anders oordeelt. Mijn departement en ook ik
hebben de belangen van de natuur natuurlijk ook hoog in het vaandel
staan. Dat is de reden waarom op dit moment heel uitgebreid ook op
natuurherstel ingezet wordt. Collega Rummenie heeft al eens met de Kamer
gedeeld dat er de komende jaren zo'n 8 miljard aan natuurgeld is. Met de
ministeriële commissie zullen we nu ook op natuur inzetten; dat heeft u
al kunnen zien in de aprilbrief. Maar natuurlijk weegt het belang van de
PAS-melders ook zwaar, juist omdat zij altijd te goeder trouw gehandeld
hebben. Zij hebben niets verkeerd gedaan. Ik ben het ermee eens dat zij
gebaat zijn bij duidelijkheid en zekerheid. Ik neem altijd alle input
tot me die daarop geleverd wordt, ook van experts. Uiteindelijk is het
aan de bewindspersoon en dit kabinet om te kijken hoe we daarmee omgaan.
Daarbij maken we altijd ook een belangenafweging. Ik zet me echt tot het
uiterste in om deze PAS-melders tegemoet te komen. Dat kan hand in hand
gaan met het belang van de natuur.
Ik heb nog een vraag van mevrouw Bromet. Zij vraagt of ik van mening ben
dat het ... O, deze vraag hebben we zojuist in het debat al gehad.
Mevrouw Bromet vraagt zich ook af of de invoering van deze wet niet tot
nieuwe PAS-melders zal leiden. Ik zie niet in hoe de wet die nu voorligt
tot nieuwe PAS-melders kan leiden. Deze PAS-melders zijn er. De wet gaat
ook over de PAS-melders die er al zijn. Het gaat in het voorliggende
wetsvoorstel niet over een categorie nieuwe ondernemers. Het doel van
dit wetsvoorstel is juist om voor de PAS-melders die er zijn, een
oplossing te bieden. Ik kan niet volgen hoe dat tot nieuwe PAS-melders
zou leiden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik zal het even toelichten. De minister zei net zelf dat een van de
oplossingen voor de PAS-melders is dat zij de kritische depositiewaarde
gaat aanpassen. We gaan dat wetsvoorstel hopelijk nooit behandelen, maar
als het hiernaartoe komt, zal ik er ook vernietigend over oordelen. Als
je tegen ondernemers zegt dat ze tot een bepaalde uitstoot zijn
vrijgesteld, dan kan je weer een hele nieuwe categorie aanmerken als
toekomstige PAS-melders. Zo heb ik het bedoeld.
Minister Wiersma:
Oké. Dat zit niet in het wetsvoorstel dat voorligt. Dat is een AMvB. Het
plan is niet om de kritische depositiewaardes aan te passen, want
kritische depositiewaardes zijn gewoon wetenschappelijke normeringen op
habitatsoorten. Het gaat inderdaad om de rekenkundige ondergrens. Dat is
wel een ander voorstel. Er ligt volgens mij een goede onderbouwing. Dat
kan ook een oplossing zijn voor de PAS-melders. Als ik kijk naar andere
lidstaten, dan rekenen wij op dit moment — daar zijn de experts het ook
over eens — met een waarde die je eigenlijk niet kunt toerekenen aan
individuele projecten. De rekenkundige ondergrens is een oplossing, een
stap, om uit de modellenwerkelijkheid te komen. Maar dat is iets anders,
want dat zit niet in dit wetsvoorstel. Het huidige wetsvoorstel gaat
daar niet over. Dit wetsvoorstel zorgt er juist voor dat we echt breed
gaan kijken naar alle oplossingsmogelijkheden voor de PAS-melders.
De voorzitter:
Het tweede blok gaat over de rekenkundige ondergrens, dus als mevrouw
Podt daar nu op door wil gaan, ga ik dat niet toestaan.
Mevrouw Podt (D66):
Dan even een punt van orde, voorzitter, want als wij niet kunnen
interrumperen hierop, maar de minister het wel steeds aanvoert als
argument, dan wordt het voor mij een beetje ingewikkeld.
De voorzitter:
Zij reageert op interrupties die u pleegt, waardoor er elke keer
onderwerpen door elkaar gaan lopen. Er komt een heel blok over de
rekenkundige ondergrens. De minister gaat nu dit blok afmaken. Dan gaan
we schorsen voor de lunch. Daarna gaan we verder met de rekenkundige
ondergrens.
Minister Wiersma:
Oké. Nou, ik ben bijna op de helft van het eerste blokje, denk ik. Even
kijken. O, dit ging over de financiële ondersteuning van de PAS-melders.
Dat hebben we ook al besproken. Dat was een vraag van het lid Podt, maar
ik heb daar zonet volgens mij ook al wat over gezegd. Ik heb middelen
beschikbaar gesteld. Het bedrag staat er hier niet bij. Dat ga ik straks
checken en dan kom ik na deze termijn even terug op hoeveel geld dat is.
Dat wordt weggezet in de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders,
de RPMP 2024. Vanuit die regeling kunnen de provincies de
oplossingsrichtingen voor PAS-melders financieren. Ik had nog beloofd te
vertellen hoeveel geld daarin zit. Daar kom ik straks op terug.
Even kijken. Deze vraag hebben we ook gehad.
Dit is ook beantwoord.
Deze is eigenlijk ook al voorbijgekomen in een andere
beantwoording.
Ja, deze ook.
Dat geldt voor deze eigenlijk ook, van de heer Meulenkamp. Deze gaat
over de argumenten voor het afzien van handhaving. Die hebben we al
uitgebreid behandeld.
Even kijken. De heer Flach heeft een vraag. Het EU-verdrag heeft een
evenredigheidsbeginsel. Dat is ook relevant voor de Vogel- en
Habitatrichtlijn. Hij vraagt zich af hoe het dan kan dat de PAS-melders
in onzekerheid zitten. Hun stikstofdepositie is volgens de heer Flach
weinig meer dan 10 mol en valt weg tegen de natuurlijke fluctuatie. Hij
wil graag weten waarom het moeilijk is om dan handhavingsverzoeken af te
wijzen. Dat evenredigheidsbeginsel is inderdaad opgenomen in het
EU-verdrag. Dat ziet op evenredigheid in het kader van het optreden van
instellingen van de EU. In het geval van de Habitatrichtlijn staat vast
dat de EU bevoegd is om wetgeving op te stellen ter bescherming van de
natuur. Bij handhaving, waar de heer Flach op doelt, speelt ook een
evenredigheidsbeginsel. Uit jurisprudentie volgt dat primair het
algemeen belang gediend is bij handhaving. In bijzondere omstandigheden
kan handhavend optreden echter onevenredig zijn in verhouding tot het
natuurbelang. De Raad van State heeft ten aanzien van de PAS-melders
aangegeven dat er een redelijk evenwicht kan zijn tussen de belangen van
de PAS-melders en de belangen van de natuur, als daarvoor maatregelen
getroffen worden. De bevoegd gezagen doen tot op heden echt hun uiterste
best om die handhaving ook af te houden. Het is de bedoeling dat dit
wetsvoorstel daar ook aan bijdraagt. Ik heb al iets gezegd over de
natuurtool en alles wat ik doe om de provincies te helpen om die
onderbouwing te leveren. Volgens mij hebben we het daar uitgebreid over
gehad. Dus dat is mijn antwoord daarop.
De heer Flach had ook nog een vraag over de stoppersregeling. Hij vraagt
of ik de vergunningsruimte beschikbaar wil stellen aan de provincies om
van handhaving af te kunnen zien. Volgens mij hebben we dit ook
behandeld. Om dit te faciliteren hebben we die tool ook ontwikkeld. De
depositiedaling kan inderdaad als argument worden ingebracht om te laten
zien dat de handhaving niet evenredig is met het natuurbelang. Die tool
wordt ook ingericht om juist bij de onderbouwing te kunnen laten zien
wat waar plaatsvindt. Ik heb volgens mij vorige week of de week daarvoor
nog een brief gestuurd waarin ik aangaf dat we echt wel kijken hoe we
die ruimte ook kunnen inzetten voor het afzien van handhaving.
Mevrouw Podt had nog een vraag, maar die hebben we ook al gehad. Die
ging over het maatregelenpakket.
De heer Flach gaf aan dat er veel interimmers zijn die vóór de
PAS-periode een bouwvergunning hadden, waarbij de overheid vond dat ze
geen natuurvergunning nodig hadden. Dat geldt ook voor een nieuwe groep
knelgevallen als gevolg van de jurisprudentie op intern salderen. De
concrete vraag was of we daar specifiek een programma voor kunnen maken.
Wat ik hierover wil zeggen, is dat ik de problematiek herken die de
interimmers ervaren. Op dit moment is er geen specifiek programma of
maatwerkaanpak waar zij een beroep op kunnen doen. Het allerliefst wil
ik iedereen helpen, maar ik moet ook reëel zijn. We werken binnen de
ministeriële commissie aan het vlottrekken van de vergunningverlening.
Zodra dat weer mogelijk is, kunnen ook deze ondernemers een vergunning
aanvragen. Dan kunnen zij op die manier geholpen worden. Wat door de
overheid verwijtbaar optreden betreft: ik vind dat we eigenlijk moeten
kijken of we dat mee kunnen nemen in het programma.
De heer Flach vroeg of ik met de provincies aan de slag ga met een
ADC-toets voor de gebieden waar dit een kans maakt. Het antwoord daarop
is dat alleen in uitzonderlijke gevallen een ADC-toets aan de orde is.
Dat kan alleen als er geen alternatieven zijn, er sprake is van
dwingende redenen van groot openbaar belang en er compensatiemaatregelen
worden getroffen voor de natuur. Het is niet onmogelijk, dus ik ben
zeker bereid om dit verder uit te werken. Dat doen we op dit moment ook.
Maar er kleven wel juridische risico's aan. Juist voor de PAS-melders is
het natuurlijk van het grootste belang dat de oplossingen die we bieden
juridisch houdbaar zijn. Daarom kijk ik binnen de ministeriële commissie
ook welke oplossingsrichtingen we verder nog kunnen aanbieden. Maar ik
ben ook zeker bereid om deze richting verder te onderzoeken.
Dit was mijn eerste blokje, voorzitter.
Mevrouw Podt (D66):
Ik mis er toch nog wel eentje, de handhaving van de PAS-melders, waar
het volgens mij toch allemaal om bedoeld is. De vraag die ik aan de
minister had gesteld, was: erkent zij dat zolang er geen geborgd
maatregelenpakket ligt, de provincies alsnog genoodzaakt zullen zijn om
over te gaan tot handhaving van PAS-melders?
Minister Wiersma:
Ik erken dat er ook een geborgd maatregelenpakket nodig is, maar met het
voorliggende wetsvoorstel komt er hernieuwd zicht op een legale situatie
of legalisatie. We gaan beide doen. Het voorliggende wetsvoorstel draagt
ook bij aan de onderbouwing om af te zien van handhaving.
Mevrouw Podt (D66):
We moeten het wel even precies doen, want dit is een wetsbehandeling.
Kan de minister uitsluiten dat er op basis van dit wetsvoorstel
gehandhaafd moet worden bij PAS-melders?
Minister Wiersma:
Nee, want het is uiteindelijk aan de rechter om daar een oordeel over te
vellen. Met dit wetsvoorstel, en ook met het spoor dat we in de
ministeriële commissie belopen, zetten we alles op alles om alles te
doen wat we kunnen doen om provincies te helpen bij de onderbouwing om
af te zien van handhaving. Ook dit wetsvoorstel is daarvoor een heel
belangrijk onderdeel.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Podt (D66):
Wat ik heb gehoord, is dat de minister het niet kan uitsluiten. Dan
hebben we hier dus een lege doos.
Minister Wiersma:
Tja, ik …
De voorzitter:
Geen reactie. Dan de heer Flach. Omdat hij hier staat, meld ik dat zijn
amendement inmiddels een nieuwe versie heeft. Het heeft stuk nr. 20. Dat
zeg ik ook richting de minister; dan kan ze daar tijdens de lunch even
naar kijken.
De heer Flach (SGP):
Ik wil even een verheldering over een van de laatste vragen die de
minister beantwoordde. Het ging om het signaal van de provincies. Er
werd gevraagd om de ruimte die is ontstaan uit de verschillende
stoppersregelingen tijdelijk beschikbaar te stellen aan de provincies.
Het antwoord van de minister kon ik niet helemaal duiden als een ja of
een nee. Misschien wil ze daar nog even heel concreet antwoord op
geven.
Minister Wiersma:
Nou, de PAS-melders kunnen van een aantal regelingen met prioriteit
gebruikmaken. Ik heb zonet ook gezegd dat we veel stikstofruimte hebben
die niet geschikt is voor vergunningverlening, maar in het
stikstofparkeerinstrument zit. We kunnen die niet inzetten voor
toestemmingverlening. Ik ben voornemens om de provincies daarin bij te
staan, zodat we die natuurtool ook kunnen gebruiken als onderbouwing om
af te zien van handhaving.
De voorzitter:
Heel goed. Volgens mij zijn we nu aan het einde gekomen van het eerste
blok, over de wet en het maatwerk dat daarin is opgenomen voor
PAS-melders.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
We gaan nu even schorsen voor de lunch, tot 13.05 uur. Daarna gaan we
verder met de meetkundige ondergrens. We zijn geschorst.
De vergadering wordt van 12.36 uur tot 13.07 uur geschorst.
Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten)
Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten)
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Omgevingswet (maatwerkaanpak PAS-projecten) (36755).
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
We gaan door met de behandeling van het wetsvoorstel over de
PAS-melders. De minister was bezig met haar eerste termijn. Zij gaat nu
spreken over de rekenkundige ondergrens. Gaat uw gang.
Minister Wiersma:
Ja, voorzitter, dat klopt. Dat blokje is niet zo lang als het vorige
blokje, logischerwijs. Ik begin met een vraag die door meerdere partijen
is ingebracht. Mevrouw Van der Plas, mevrouw Nijhof en de heer Flach
hebben geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot de
rekenkundige ondergrens. Zij vroegen of die voor alle sectoren geldt. De
rekenkundige ondergrens als geheel geldt inderdaad voor alle projecten.
Die is niet sectorafhankelijk. Ter voorbereiding van de invoering ervan
zijn nog wel een aantal stappen nodig. Die neem ik in goed overleg met
de provincies. We kijken hoe zij de rekenkundige ondergrens op een
verantwoorde manier kunnen gebruiken.
Daarnaast ben ik aan het kijken hoe we op de kortst mogelijke termijn de
rekenkundige ondergrens kunnen inbrengen bij een lopende zaak voor een
rechterlijke toets. Ook daarin trek ik samen met de provincies op. We
hebben al een aantal casussen uitgewerkt die daar geschikt voor lijken,
maar we zijn nog niet zo ver om er daadwerkelijk één in te brengen.
Zodra daar meer over bekend is, zal ik u daar uiteraard over
informeren.
Nogmaals, er wordt samen met de provincies gewerkt om dit uitvoerbaar te
maken voor de initiatiefnemers, maar ook voor de vergunningverleners:
hoe pas je de ondergrens juist toe in het systeem van
toestemmingverlening? Als dat allemaal is uitgewerkt, zou een formele
implementatie kunnen plaatsvinden.
De heer Meulenkamp (VVD):
We hebben in het commissiedebat ook gesproken over de rekenkundige
ondergrens. Wij hebben nadrukkelijk gevraagd om een proefproces te doen
rondom de rekenkundige ondergrens. U geeft net aan dat er twee gevallen
zijn waarin u dat wilt gaan doen. Mag ik dat dan zien als het
proefproces waar wij toen om gevraagd hebben? Ik zou het zeer waarderen
als we het eerst gaan testen voordat we het allemaal loslaten op andere
boeren. Is dit dan dat proefproces?
Minister Wiersma:
Het geldt overigens niet voor alle andere boeren. Het geldt voor alle
initiatieven en projecten die eronder vallen. Het is een lopende zaak.
Mijn oud-collega van Binnenlandse Zaken, mevrouw Uitermark, heeft mij
erop gewezen dat het geen proefproces betreft. We proberen in een zaak
die al bij de Raad van State ligt, de onderbouwing mee te nemen en daar
in te brengen. Dat ziet daarop, zeker.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Wiersma:
De heer Grinwis en de heer Flach hadden ook een vraag over de
rekenkundige ondergrens in relatie tot de PAS-melders, waarover wij
vandaag uitvoerig spreken. Een van de vragen was of de grens de
PAS-problematiek gaat oplossen. Een andere vraag was hoe de
onderliggende wetenschappelijke onderbouwing gebruikt kan worden om
PAS-melders vrij te stellen of te vergunnen. Het eerlijke verhaal is dat
er met een rekenkundige ondergrens voor de projecten die onder die
ondergrens zitten, geen vergunning meer nodig is. Die zijn dus
vrijgesteld. Dat betekent dat de PAS-melder op dat moment geen
natuurvergunning krijgt. Maar voor het overgrote deel van alle
PAS-melders bestaat de melding voor een waarde die onder die ondergrens
ligt. Als de rekenkundige ondergrens er is, betekent dat dat die
PAS-melders niet langer illegaal zijn. Ik heb in een vorig debat ook al
gezegd dat dat iets anders is dan het verstrekken van een vergunning. De
delen van de projecten die onder die grens zitten, zijn dan
vergunningvrij.
Nogmaals, we werken aan wat er nodig is voor de implementatie en we zijn
bezig om de casus te onderbouwen om die in een lopende zaak in te
brengen. Dat is best nog precair, want bij de zaken die het betreft
moeten de mensen die daar onderdeel van zijn, het ook aandurven. Er is
ook nogal wat media-aandacht voor dit onderwerp. We zijn daarmee
bezig.
Mevrouw Bromet had ook een vraag over de rekenkundige ondergrens. Zij
noemde het een gok met de natuur én de ondernemers. Ook zei ze dat er
nieuwe PAS-melders gecreëerd worden. Daar hebben we het net ook al even
over gehad. Ze vroeg hoe ik kijk naar de risico's daarvoor. Ik zei net
al dat we als kabinet zoveel mogelijk gaan doen om de juridische
risico's van de rekenkundige ondergrens te ondervangen. Dat is de reden
dat we momenteel geschikte casussen uitwerken om de rekenkundige
ondergrens in een lopende zaak in te brengen, zodat die door een rechter
getoetst kan worden. Tegelijkertijd is het zo dat overal waar wetgeving
en beleid worden gemaakt, risico's zijn. Er zitten altijd risico's aan
vast. Ik sta echter achter het expertoordeel van Arthur Petersen. Ik heb
er vertrouwen in dat het standhoudt bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Daar zal men het uiteindelijk moeten wegen.
Daarbij wil ik nog het volgende opmerken. De vergelijking met de PAS
werd gemaakt. Een rekenkundige ondergrens is wel iets anders dan een
beleidsmatig gekozen drempelwaarde. De rekenkundige ondergrens is echt
vanuit een wetenschappelijke onderbouwing tot stand gekomen. Ik gaf in
het eerste deel van mijn inbreng al aan dat er geen lidstaat in Europa
is, die zo'n lage ondergrens hanteert als Nederland. Maar in die landen
bestaat dus ook een ondergrens. Wij moeten weg van het toerekenen van
deposities, die zo klein zijn dat je ze logischerwijs niet kunt
toerekenen aan een project. Die twee zijn dus wel verschillend. De
rekenkundige ondergrens gaat uit van de vraag vanaf welke waarde je
überhaupt iets kunt toerekenen. De heer Petersen heeft dat onderbouwd op
basis van de detectielimiet.
Daarnaast komt er natuurlijk ook een plan vanuit de MCEN, waarin we
inzetten op emissiereductie, de geborgde dalende lijn. Het IPO heeft
twee jaar geleden een rapport laten maken, dat ook gaat over de
rekenkundige ondergrens. Dat was in de periode dat de heer Holman zijn
motie indiende over de rekenkundige ondergrens. Volgens dat rapport
wijzigt het totale beeld van depositie niet, ook niet als er een
rekenkundige ondergrens van 1 mol zou worden toegepast. Dat komt doordat
alle sectoren die er gebruik van kunnen maken, begrensd worden door
productierechten, het ETS-systeem of op andere wijze.
Dit was het blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we door naar het derde blok, over de ministeriële
commissie.
Minister Wiersma:
De heer Grinwis van de ChristenUnie had gevraagd of ik kan toezeggen dat
het kabinet op Prinsjesdag komt met een pakket van geborgde maatregelen.
Het eerlijke verhaal is dat wij binnen de MCEN sinds het startpakket
keihard hebben doorgewerkt om een volgende stap te zetten. We hebben
voortdurend gecommuniceerd dat de volgende stap met de
augustusbesluitvorming zou meelopen. Ik heb net al een aantal keren
gezegd dat ik er niet op vooruit kan lopen wat dat is. Zoals we met het
startpakket in april ook al hebben aangegeven, vindt het kabinet, net
als de heer Grinwis, dat er een noodzaak is om in dat spoor de
emissiereductie te borgen. Er zijn ook al een aantal heldere lijnen
uitgezet. Op de inhoud van de besluitvorming over die pakketten kan ik
echter nog niet vooruitlopen. Ik ga graag op korte termijn opnieuw het
debat hierover met u aan.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De ministeriële commissie is opgericht naar aanleiding van de rechtszaak
die Greenpeace gewonnen heeft. Is het doel van de ministeriële commissie
nog steeds om aan die uitspraak te voldoen? Of is het, zoals de minister
het nu verwoordt, om "een volgende stap te zetten"?
Minister Wiersma:
De ministeriële commissie is opgericht omdat na de uitspraak van de Raad
van State in december over intern salderen — dat was vóór de
Greenpeace-uitspraak — gebleken is dat vergunningverlening en het
starten van economische activiteiten door de internesalderingsuitspraak
nog verder bemoeilijkt werd. Wij zien dat daar vanuit het economisch
belang een oplossing voor moet komen, zodat bedrijvigheid in Nederland
kan doorgaan. Daarbij kijken we natuurlijk ook naar de
Greenpeace-uitspraak, die daarop volgde. Zoals u weet, loopt er ook nog
een hoger beroep. De oorsprong van de ministeriële commissie ligt vooral
in de uitspraak van de Raad van State in december. We zien namelijk dat
op dat moment de laatste optie die bedrijven nog hadden om zich te
ontwikkelen, door middel van intern salderen, ook bemoeilijkt werd en
redelijk werd dichtgezet. Sindsdien is de ministeriële commissie hard
aan de slag om te kijken hoe we de vergunningverlening kunnen
lostrekken. "Nederland van het slot" is een tekst die vaak voorbijkomt
in brieven van de commissie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat klinkt anders dan: wij luisteren naar de uitspraak van de rechter.
De minister geeft in een tussenzin nog even aan dat ze in hoger beroep
is gegaan. Gaat zij wel of geen gehoor geven aan de uitspraak van de
rechter in de Greenpeacezaak? Ik vraag dat temeer omdat de rechter heeft
gezegd dat er geen opschortende werking is. Als je hoger beroep
aantekent, betekent dat dus niet dat je niets hoeft te doen.
Minister Wiersma:
Wij zijn sindsdien heel hard aan de slag om uitvoering te geven aan een
pakket. Ik wil daarbij wel de kanttekening plaatsen dat dit kabinet
inmiddels een demissionaire status heeft. Dat brengt een aantal
beperkingen met zich mee. Bij alles wat we hebben neergelegd en waar het
kennisconsortium naar heeft gekeken, worden er twijfels geuit over de
uitvoerbaarheid. Er lag een ambitieus pakket. Onderdelen daarvan zitten
in de startnotitie. U kunt wachten op de volgende stap die dit kabinet
volgende week in dit dossier gaat zetten.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik kom terug op de tweede vraag die ik in dit debat stelde. Natuurlijk
kan de minister niet uit de school klappen over wat er precies op
Prinsjesdag wordt gepresenteerd. Mijn vraag richt zich niet zozeer op
welke maatregelen er wel en niet gelden en wat er met het resterende
deel van de 5 miljard gaat gebeuren. Mijn vraag is: richt het pakket
zich op het oplossen van het additionaliteitsprobleem, zodat extern
salderen na Prinsjesdag weer mogelijk wordt?
Minister Wiersma:
Ik kan op de inhoud van dat pakket natuurlijk niet vooruitlopen. Daar
kan ik niet veel over zeggen. Wat ik wel kan zeggen: in de elementen die
in de startnotitie zaten, zitten al eerste stappen die er alle op
gericht zijn om de additionaliteit te onderbouwen. In het startpakket
zit al 200 miljoen voor het uitwerken van de doelsturing. Ik denk dat
dat heel belangrijk is. Mijn inzet is er in alles op gericht om ertoe te
komen dat we de additionaliteit kunnen onderbouwen. Ik kan inhoudelijk
nog niets over de volgende stap zeggen, maar volgens mij was hier in de
eerste stap ook al iets van zichtbaar.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik snap op zich het antwoord, maar ik ga het iets anders aanvliegen. Dat
doe ik in lijn met mijn bijdrage. Naast waardering voor de minister heb
ik daarin ook kritische punten aangeraakt. Durft deze minister de
consequentie te dragen van het pad dat zij is ingeslagen? Doelsturing
moet bijvoorbeeld zo worden ingeregeld dat je er op voorhand zeker van
bent dat de reductie daadwerkelijk gaat plaatsvinden, en dat je die dus
zodanig verankert of borgt dat je dat zeker weet. We hebben veel
vertrouwen in ondernemers. Dat heeft de minister ook. In the end kan dit
betekenen dat het wat kost of dat je dierrechten kwijtraakt als je het
niet haalt. Als je dat aan de achterkant niet goed regelt, heb je het
niet geborgd en kun je er geen vergunningen mee verlenen. Kan de
minister het vertrouwen geven dat zij de consequentie durft te dragen
van het pad dat zij inslaat? Anders hebben we weer het probleem van
vrijwilligheid en dat het alleen vrijblijvend zou zijn. In the end heb
je daar als Nederland niks aan, want je gaat niet van het slot.
Minister Wiersma:
Ik heb al iets gezegd over de geborgde dalende lijn van emissies. Ik
denk dat de heer Grinwis heel veel elementen raakte waar ik de afgelopen
tijd heel veel huiswerk voor heb gedaan. In de doelsturingsbrief die ik
eerder al eens met uw Kamer gedeeld heb, heb ik ook gezegd dat ik erover
nadenk om dit in de lijn van de productierechten uit te werken. Dat gaat
dan ook om de bedrijfsspecifieke emissiedoelstellingen. Ik heb heel erg
nagedacht over een systeem. Volgens mij heb ik dit in een vorig debat
ook gezegd, dus dit loopt niet zozeer vooruit op de
augustusbesluitvorming. Bij dat systeem zijn de bedrijven die op dit
gebied al stappen gezet hebben niet in het nadeel. Er komt dus geen
absoluut percentage voor emissiereductie. Ik ben dat aan het uitwerken
langs de lijn dat de koplopers en de voorlopers beloond worden. Als we
in april met elkaar zeggen dat iedere sector een reductieopgave krijgt
die in 2035 gerealiseerd moet zijn om de dalende lijn van emissies te
kunnen onderbouwen en te borgen, dan hoort daar uiteraard ook een
consequentie bij in 2035. Daarover zijn we het eens.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik kijk met veel belangstelling uit naar de concrete verdere uitwerking
hiervan. Dit is even een zijspoor, maar zegt de minister dan ook: het
gaat niet alleen om specifieke reductie op plekken waar dat veel impact
heeft op de natuur, maar we hebben als Nederland ook een generieke
reductie van emissies nodig, onder andere van ammoniakemissies? Ik vraag
dit met het oog op de andere motie die ik heb ingediend, over het
uitnodigen van de melkveehouderij om met een reductiepakket te komen
zodat we op korte termijn daadwerkelijke reductie gaan realiseren. Ik
ben overigens wel benieuwd hoe het daarmee staat.
Minister Wiersma:
Ik zal dat even gaan checken, want ik weet de stand van zaken daarvan
niet uit mijn hoofd. Over het algemeen weet ik die van alle plannen wel,
maar hierin moet ik me helaas weer even verdiepen.
De doelsturingssystematiek is generiek beleid. Dat betekent dat we van
alle ondernemers gaan vragen om zo efficiënt mogelijk met hun
nutriëntenhuishouding om te gaan. Dat heb ik net in het eerste deel ook
al toegelicht. Daar zit heel veel potentie en dat kan op verschillende
manieren. We zullen in het generieke spoor aan de ondernemers die daarop
nog niet hebben ingezet, vragen om daarin een bijdrage te leveren.
De heer Holman (NSC):
We komen nu bij de kern van het probleem wat betreft geborgde
emissiereductie. Hoe gaat de minister het geborgde vormgeven? Als je
reductie wil hebben in 2035, dan duurt dat tien jaar. Je weet dat in
tien jaar tijd wellicht 35% van de boeren stopt, en misschien wel 50%.
Hoe zullen die ooit intrinsiek gemotiveerd zijn? Hoe ga je erop toezien
dat dat gebeurt en hoe haal je die doelen?
Minister Wiersma:
Dit ziet op meer inhoud dan ik tot nu toe gedeeld heb. Ik kan daarop nu
niet vooruitlopen, want dat wordt uiteindelijk concreter als we met de
vervolgstappen naar buiten komen. Dit ziet ook op de inhoudelijke
uitwerking van de doelsturingssystematiek. Dit is daar onderdeel van.
Dat heb ik ook geschreven in de Kamerbrief die ik eerder met uw Kamer
gedeeld heb, maar ik kan nu inhoudelijk niet vooruitlopen op de concrete
invulling daarvan.
De heer Holman (NSC):
De Kamer zegt keer op keer dat we geborgde reductie willen hebben. De
minister zegt nu: geloof mij op mijn blauwe ogen; het komt wel goed.
Daar kunnen we als Kamer natuurlijk niet mee uit de voeten.
Maar laat ik de vraag anders stellen. De Greenpeacezaak heeft heel
duidelijk gemaakt dat er in 2030 een mate van realisatie moet zijn. Dan
moet, in de oude termen, 50% onder de kritische depositiewaarde zijn. In
2030 is dat 74% en in 2035 ... Dat willen we niet. We willen allemaal
van de kritische depositiewaarde af. Als je dat omrekent, dan kom je uit
op 50% emissiereductie in 2035, waar de minister 42% tot 46% van maakt.
Oké, misschien is dat nog te billijken, maar ik snap niet waarom het 42%
tot 46% is. Dan is het kennelijk 42%. Als je dat omkat naar 2030, dan
zegt het PBL dat dat 38% is. Remkes zegt: 26%. Laten we het gemiddelde
nemen. Dat betekent dat je in 2030 32% emissiereductie moet hebben om
aan de doelstelling van de Greenpeacezaak te voldoen.
Is de minister bereid om een doelstelling voor 2030 in de wet op te
nemen om tot een geborgde emissiereductie te komen? Is de minister het
dan met mij eens dat dat in de orde van grootte van 32% moet zijn?
Minister Wiersma:
Dit is echt vooruitlopen op plannen die nog met de Kamer gedeeld gaan
worden. Ik ga daar heel graag het debat over aan, maar wel graag op het
moment dat we de voorstellen met de Kamer gedeeld hebben. Dit betreft
echt het MCEN-plan waar we al maanden aan werken. Daarvoor hebben we een
eerste stap gezet bij de voorjaarsbesluitvorming, met het startpakket.
De volgende stap daarvoor wordt gezet bij de augustusbesluitvorming.
De heer Holman (NSC):
Hier kan ik echt niet mee leven. De minister hoeft niet te zeggen hoe ze
het allemaal precies doet. Het is een fundamentele vraag: wil zij in
2030 een getal opnemen in de wet, zodat er daadwerkelijk geborgde
emissiereductie komt? Als de minister dat niet doet, dan is haar hele
voorstel geen knip voor de neus waard. Dan ga je overal, in elke
bestuursrechtelijke zaak nat. Civielrechtelijke zaken van Greenpeace
hebben een duidelijke opdracht gegeven; die zijn zo helder. Als de
minister dat ontkent, dan blijven we doorsukkelen en dan kunnen we
gewoon wel ophouden vandaag, want dan gaat het probleem echt niet
opgelost worden. Dan moeten we gewoon wachten op een volgend kabinet,
dat met een daadwerkelijke aanpak komt. Wil de minister in 2030 een
getal opnemen, waarmee ze geborgde emissiereductie pleegt, ja of
nee?
Minister Wiersma:
Nogmaals, ik moet dan vooruitlopen op de inhoud van plannen die
binnenkort met de Kamer worden gedeeld. Dat kan ik niet doen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nee, want het gaat over wat de minister wil en de minister heeft niet zo
veel te willen, want er is een rechtelijke uitspraak van Greenpeace die
dit eigenlijk beveelt. Dus de vraag is: gaat ze de uitspraak respecteren
of gooit ze die in de prullenbak?
Minister Wiersma:
Wij komen op Prinsjesdag met een volgende stap waar de ministeriële
commissie aan gewerkt heeft. Een geborgde dalende lijn van emissies is
daar onderdeel van. Dat hebben we in de brief van april ook met uw Kamer
gedeeld. Aan de uitwerking ervan wordt gewerkt. De volgende stap zal
volgende week met uw Kamer worden gedeeld.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dan concludeer ik dat het antwoord op de vraag van de heer Holman "nee"
is.
Mevrouw Podt (D66):
Ik wil graag een punt van orde maken. Ik heb het al eerder gezegd, maar
ik wil toch graag serieus het voorstel doen om nu te stoppen met dit
debat, want de minister gaat blijkbaar met alles verwijzen naar het
pakket dat volgende week komt. Daar kan ik niet over oordelen, want dat
heb ik niet gezien en we hebben er niet over kunnen debatteren. Daar
kunnen we nu dus blijkbaar ook niet over debatteren. Dan wil ik liever
nu schorsen en dan doorgaan op het moment dat we duidelijkheid hebben
over het Prinsjesdagpakket.
De voorzitter:
Ik ga even aan de leden vragen om te reageren op het punt van orde.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Van harte steun.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Geen steun. De minister is gehouden aan vertrouwelijkheid. We weten dat
er tot de Miljoenennota niks gedeeld mag worden. Nu wordt er eigenlijk
een trucje uitgehaald bij een minister die gewoon voldoet aan wat zij
moet doen. Dat is: tot Prinsjesdag niets vertellen van wat er in de
Miljoenennota komt te staan. Dit is een betrouwbare minister en dan
wordt er gewoon een trucje uitgehaald om dit debat weer verder uit te
stellen onder het mom dat de minister nu niets mag zeggen. Hoe vaak zien
wij hier …
De voorzitter:
Ja. U zegt: geen steun. Nee, uw punt is helder, mevrouw Van der
Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
… ministers wel niet zeggen: we kunnen hier nog niks over zeggen. Moeten
we alle debatten dan gaan uitstellen? Nee hoor, echt onzin.
De heer Meulenkamp (VVD):
Geen steun.
De heer Flach (SGP):
Geen steun.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Geen steun. Ik zal volgende week een verzoek tot een derde termijn
steunen, want ik snap het heel goed: dan ligt er een pakket op tafel
waar we het over kunnen hebben. We hebben het vandaag over wetgeving en
laten we de wetgeving recht doen. We gaan het zo over de amendementen
hebben; die moeten netjes behandeld worden. Dit debat kan met de eerste
termijn van de minister en straks met de tweede termijn gewoon vervolgd
worden.
Mevrouw Vedder (CDA):
Deze wet gaat niks doen zonder een pakket geborgde
emissiereductiemaatregelen. Voor mijn fractie is dat noodzakelijk om een
afweging te kunnen maken over deze wet. Wat mij betreft kunnen we wel
doorgaan met het debat, maar ik kan op geen enkele manier een afweging
maken als ik niet weet wat er verder nog onder ligt.
De heer Holman (NSC):
Ik sluit mij aan bij mevrouw Vedder. We mogen best wel even
doordebatteren. Er zijn nog wel wat punten over mest en over de
maatregelen die de minister wil, maar dit lost niks op en voegt niks
toe, in die zin. Wij kunnen geen oordeel vellen over of deze wet
mogelijkerwijs gaat werken. We hebben er zeer grote twijfels over. Als
we geen antwoord krijgen op hoe de minister het gaat borgen, dan is het
een zinloze wet.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw punt van orde.
Mevrouw Podt (D66):
Zoveel is duidelijk. Ik hoop dat ik nog wel even mag zeggen dat ik
aanstoot neem aan de woorden van collega Van der Plas, die mij een
"trucje" verwijt. Volgens mij zitten we hier allemaal oprecht in het
debat. Ik vind het nogal storend. Mevrouw Van der Plas staat anders in
het debat dan ik, en dat mag, maar ik doe dit niet als trucje. Ik doe
dit omdat ik denk — ik word daarin ook gesterkt door de collega's — dat
dit debat op dit moment op deze manier geen zin heeft.
De voorzitter:
Nee, we gaan hier niet op door, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter, ik word hier aangesproken. De partij van mevrouw Podt heeft
zelf in een kabinet gezeten. Zij weet gewoon heel goed hoe het werkt: je
mag niet uit plannen citeren voordat ze bekend zijn. Het is dus gewoon
onzin om om uitstel van het debat te vragen.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, tot slot.
Mevrouw Podt (D66):
Ik heb op geen enkel moment gezegd dat de minister ergens uit moet
citeren. Mijn conclusie is: als de minister er niet uit kan citeren, dan
heeft dit debat verder geen zin.
De voorzitter:
U heeft u allemaal uitgesproken. Het punt van orde heeft geen
meerderheid gekregen, dus we gaan door met het debat. Ik verzoek de
minister om haar betoog te vervolgen.
Minister Wiersma:
Ik wil benadrukken dat het uitstellen van de stemming over het
voorliggende wetsvoorstel niet in het belang is van de PAS-melders. Dat
doet niets af aan het pakket dat nog komt, waar we ook over gaan
debatteren; dit staat ook op zichzelf. Er worden mij vragen gesteld over
onderwerpen die op dit moment niet voorliggen; voorliggend is namelijk
het wetsvoorstel met de verbreding van de maatwerkaanpak. Als ik word
uitgenodigd om te antwoorden op vragen over andere dingen, ben ik
absoluut bereid om binnen de vertrouwelijkheid die ik moet waarborgen,
de Kamer daar zo veel mogelijk in mee te nemen en van informatie te
voorzien. Maar de PAS-melders zijn er niet bij gebaat als dit wordt
uitgesteld; dat wil ik vooropstellen.
De voorzitter:
Voor alle duidelijkheid zeg ik erbij: stemmingen zijn pas voorzien in de
week na Prinsjesdag. Dan zijn eventuele nieuwe plannen publiek. Er is
een vooraankondiging gedaan van een aanvraag voor een derde termijn; er
is dus eventueel nog een moment om erover te spreken voordat de
stemmingen plaatsvinden.
Meneer Holman, over een ander onderwerp?
De heer Holman (NSC):
Nee, voorzitter, over dit onderwerp. Ik ben het niet eens met de
minister dat deze wet losstaat van die andere discussie. In deze wet
staat in feite niet veel, behalve dat je er kans op wil maken dat er
niet gehandhaafd wordt door de provincie. Dat hangt helemaal af van wat
je aan andere maatregelen treft, dus dat heeft alles met elkaar te
maken. Als ik dit zo aanschouw, vind ik het een beetje een hopeloze
discussie worden. Want waar gaat het in de kern over? Over iets waar we
gewoon een jaar niet over gesproken hebben, over hoe we de toekomst van
de landbouw in Nederland zien. Hoe ga je die vormgeven? Hoe zorg je dat
niet alleen stikstof ... Eerder werd namelijk gesteld: stikstof is mest.
Ja, mest. Mest is hoeveelheid koeien is hoeveelheid mest die je
aanwendt, die emissies heeft, onder andere stikstof. Zolang wij niet na
willen denken over de fundamentele vraag wat de toekomst van de landbouw
in Nederland is en hoe je die wil vormgeven ... Ik trek de conclusie dat
deze minister voortdurend een ander beeld heeft van hoe je de landbouw
vorm moet geven dan de rest van de Kamer. Ook haar hele idee van hoe je
emissies organiseert, heeft daar alles mee te maken. Dat heeft er alles
mee te maken of deze wet wel of niet gaat werken.
De voorzitter:
De minister nog?
Minister Wiersma:
Ik hoorde geen vragen, voorzitter.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik probeer een klein beetje ... Ik dacht: misschien kan ik als
vredesduif het debat hier binnenkomen. Ik hoor een verzoek aan de ene
kant om nu te schorsen. Ik hoor een verzoek aan de andere kant voor een
derde termijn. U, voorzitter, memoreerde net dat de stemmingen pas zijn
nadat het pakket is gepresenteerd. Is dan niet de logische oplossing om
de minister gewoon haar beantwoording te laten afmaken en dan te
schorsen? Dan heb je geen derde termijn nodig; dan kun je het in tweede
termijn doen. Dat geeft de Kamer ook de mogelijkheid om bijvoorbeeld
moties in te dienen over maatregelen die nu misschien nog vertrouwelijk
zijn. Dan dien je ook geen overbodige moties in, omdat de minister
misschien nog ergens mee komt.
De voorzitter:
Ik snap het voorstel. Ik stel voor dat we hierop terugkomen nadat de
eerste termijn is afgerond. Dan kunt u allemaal even nadenken of u
vandaag een tweede termijn wilt of dat u de tweede termijn wilt op een
moment in de week na Prinsjesdag, bijvoorbeeld. Denk daar even over na;
dan gaan we nu de minister vragen om haar betoog te vervolgen.
Minister Wiersma:
Ja, oké.
Deze vraag gaat over geborgde reductie; daar hebben we het uitgebreid
over gehad. Even kijken.
De heer Grinwis had een vraag over de appreciatie van het PBL en vroeg
hoe ik daarop terugkijk. De ministeriële commissie heeft aan het
kennisconsortium gevraagd om te reflecteren op een potentieel
maatregelenpakket. Dat pakket is besproken binnen de ministeriële
commissie. U heeft ook allemaal kunnen zien hoe uitgebreid dat is en wat
daar allemaal in zat. Dat was alleen geen pakket waartoe was besloten.
Het kennisconsortium heeft kritische noten ingebracht. Natuurlijk, want
daarvoor vragen wij ze ook. Toch zie ik persoonlijk ook veel positieve
elementen in bepaalde lijnen die we hebben ingezet, waaronder de
doelsturing. Het PBL zegt heel duidelijk: dat is een heel krachtig
instrument, maar overvraag het niet, want anders maak je het stuk. Dat
zijn echt zaken die ik ter harte neem. Ik zie ook kritiek op een aantal
kernelementen waar we de afgelopen tijd aan hebben gewerkt. Dat moet
ook, want daar zijn ze voor en daarmee kunnen wij onze uitwerking en
ideeën weer aanscherpen en juist verder brengen. Maar ik zie in de basis
ook positieve feedback voor alle belangrijke punten die wij nodig
hebben, bijvoorbeeld voor die geborgde emissiereductie, met de
kanttekening dat er zaken zijn die verder uitgewerkt moeten worden. Ik
ben de eerste die zegt dat dat inderdaad het geval is. Sterker nog, die
feedback is van voor de zomer en in de tussentijd hebben wij niet
stilgezeten. We zullen alle feedback goed meenemen en er wordt nog
iedere dag gewerkt aan de verdere uitwerking.
Mevrouw Bromet vroeg nog welke plannen ik heb met de 2,6 miljard en in
hoeverre die zijn getoetst op doelmatige en efficiënte besteding. Ze
vroeg ook hoeveel van het toch al beperkte stikstofreductiestartpakket
daarmee gerealiseerd kan worden. Binnen de MCEN hebben we sinds het
startpakket hard doorgewerkt. Dat heb ik zonet uitvoerig betoogd. De
kennisinstellingen hebben een reflectie gegeven. Dat zei ik net ook. Het
was geen vastgesteld pakket en er had nog geen besluitvorming over
plaatsgevonden. Op dit moment loopt dit mee voor de vervolgstap, de
financiële besluitvorming voor Prinsjesdag. Op de inhoud loop ik niet
vooruit. Daar kom ik volgende week op terug.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp dat er een groslijst was van maatregelen die door het
kennisconsortium is doorgerekend. Ik begrijp dat de minister daarna heel
hard verder is gaan werken. Nu ligt er een lijst van maatregelen. Die
krijgen wij dit weekend. Volgende week wordt die lijst in de
openbaarheid gebracht. Heeft de minister daarbij ook gekeken naar
maatregelen die effectief zijn, maar niet te veel geld kosten? Want de
boodschap van het PBL was: het kost 21 miljard en het levert ons niks
op.
Minister Wiersma:
Ik kan die conclusie, dat het niks oplevert, niet uit die reflectie
halen. Volgens mij staat dat er niet letterlijk zo. Dat is dus de
interpretatie van mevrouw Bromet. Ik heb daar een andere interpretatie
van. Natuurlijk kijk ik naar effectieve en doelmatige
oplossingsrichtingen. Ik heb vorig jaar, toen ik voor het eerst in deze
Kamer stond, al gezegd dat we iedere euro op een goede manier moeten
besteden. Daar sta ik nog steeds voor.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Wat is dan het criterium geweest voor het wel of niet op de lijst
krijgen van de maatregelen die wij nog gepresenteerd krijgen? Is dat dan
dat een maatregel weinig moet kosten, dat een maatregel veel
stikstofreductie oplevert of dat een maatregel niet te veel
consequenties heeft voor de boeren? Hoe is dit gewogen?
Minister Wiersma:
Kijk, dit is onderdeel van iets wat nog gepubliceerd moet worden. Ik ga
daar, op het moment dat we dit met de Kamer delen, met alle liefde met u
over in gesprek. Die afwegingen vinden natuurlijk ook plaats op basis
van de vraag wat de zaken zijn waarvan we zeker weten dat die ook voor
toekomstige kabinetten waardevol zijn. Dit noemen we de
no-regretstappen. Nogmaals, ik wil nu niet te veel op dit pakket ...
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Daarom vroeg ik niet naar de inhoud. Ik weet namelijk zo langzamerhand
dat de minister hier niks over gaat zeggen. Maar ik vraag naar de manier
waarop zij dit met haar commissie beoordeeld heeft. Daarmee zegt ze
helemaal niks over welke maatregelen wel of niet getroffen worden. Ik
was het helemaal eens met het ordevoorstel van mevrouw Podt. Ik wacht
dus even af wat de minister antwoordt. Ik denk dat ik dan ... Nou ja, ik
weet nog niet wat ik dan ga doen.
De voorzitter:
Nog een reactie?
Minister Wiersma:
Nee, volgens mij zat hier geen vraag in.
Mevrouw Podt (D66):
Dan ga ik inderdaad niet naar de inhoud van het pakket, maar naar het
proces. We hebben natuurlijk kunnen lezen dat de minister een wat andere
lezing heeft van wat het pakket zou moeten doen, in referentie aan
collega Bromet. De minister heeft in de pers gezegd dat het PBL het
goede plannen vond. Toen kwam het PBL naar buiten. Zij zeiden: wij weten
niet waar de minister dat vandaan haalt, want dat hebben wij gewoon niet
gezegd. In alle eerlijkheid: als je gewoon kijkt naar de sheets die het
PBL heeft gedeeld, dan blijken die verder vrij weinig met goede plannen
te maken te hebben. Kan de minister dan toch even aangeven waar zij dat
dan uit concludeert? Dan bedoel ik niet zozeer het pakket zelf, maar de
teksten van het PBL, waaruit zij dan haalt dat het zulke goede plannen
zijn.
Minister Wiersma:
Ja. "De MCEN-inzet op zowel op de vrijwillige beëindiging als de
doelsturing is verstandig." Even kijken, ik zal er nog een aantal … "Er
is een duidelijk langetermijnperspectief voor de mobiliteitssector: de
emissies dalen in het basispad relatief snel tot 2035 en blijven ook
daarna dalen." "Het pakket bevat logische maatregelen." Over de natuur:
"Natuur: in potentie zet het pakket een belangrijke stap door de brede
aanpak van drukfactoren. Dit is wel het maximale wat je in tien jaar
plausibel weg kunt zetten." "Met een kanttekening voor de uitvoering" —
dat is logisch; dat heb ik net ook gezegd — "laat het basispad voor de
landbouw een dalende stikstofemissie zien." En: "Het pakket is
omvangrijk en ambitieus, maar op dit moment nog weinig concreet." Ik
lees daarin ook vooral dat de doelsturing — waarvan gezegd wordt dat het
een heel krachtig instrument is en ook echt iets wat we nodig hebben —
niet stukgemaakt moet worden en de opgave daarin niet te groot gemaakt
moet worden, want dan overvraag je het. Ik zie daarin natuurlijk ook
kritische kanttekeningen. We hebben sindsdien ook niet stilgezeten. Maar
ik zie in de grote basis, de lijnen die we hebben uitgezet en waar we op
inzetten, ook steunende punten.
Mevrouw Podt (D66):
"Ik zie ook steunende punten" vind ik wel echt een vrij groot
nuanceverschil met "het zijn goede plannen", en dat vond het PBL ook,
want zij komen niet zomaar naar buiten. Als de minister dan gaat quoten,
zal ik dat ook even doen. Inderdaad: "de doelsturing is nog niet
uitgewerkt". "De effecten zijn nog niet kwantificeerbaar en niet
geborgd." "De keuze voor nieuwe derogatie zal de opgave groter maken en
is daarom onverstandig." "De haalbaarheid verdient aandacht:
doelsturing, natuurmaatregelen en bufferzones." "Een duidelijke visie op
natuur en landbouw ontbreekt." "Het maakt geen heldere keuze voor
zones." Ja, zo kan ik ook nog wel even doorgaan. Het hele verhaal over
doelsturing. Van alle kanten wordt er gezegd: pas op, het duurt nog
onmetelijk lang voordat het resultaten oplevert. En inderdaad, het
risico is gewoon dat je hele hoge kosten voor de boeren krijgt ...
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Podt (D66):
Nogmaals, waar halen we in hemelsnaam vandaan dat dit goede plannen
zijn? Ik snap echt niet wat de minister motiveert om op zo'n moment op
deze manier naar buiten te komen om vervolgens op zo'n manier terecht
gewezen te worden. Dat is toch heel pijnlijk?
Minister Wiersma:
Nee, want ik herken dat de belangrijke punten waar ik de afgelopen tijd
aan gewerkt heb, ook positieve appreciaties krijgen. Wel wordt gezegd
dat het zorgvuldig moet worden uitgewerkt. En ja, het is ambitieus. Dat
weten we allemaal. Ik heb de afgelopen maanden met volle overtuiging
gewerkt aan een pakket waarvan we kunnen zeggen, ook na overleg met de
provincies: dit zijn de bouwstenen die we kunnen inzetten om ervoor te
zorgen dat we straks tot een beter systeem komen en vergunningverlening
weer mogelijk wordt. Ik zie aanknopingspunten. Maar goed, het is ook
maar net met wat voor bril je kijkt. Ik ben een opgeruimd en
optimistisch mens. Zo staat niet iedereen in het leven. Ik denk dat er
echt goede voorstellen liggen. De doelsturingssystematiek is
superbelangrijk. Kijk, we vragen daarmee ook iets van de boeren en dat
mag ook; we moeten dit met elkaar oplossen. Een volgend kabinet zal daar
ongetwijfeld mee verdergaan.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, afrondend.
Mevrouw Podt (D66):
Dat is dan iets wat de minister en ik met elkaar delen: ik ben ook een
opgeruimd en optimistisch mens. Ik ben dat zelfs ook op dit thema. Dat
komt eigenlijk omdat ik zie dat er in deze Kamer heel veel goede plannen
naar voren komen om er echt voor te zorgen dat we minder stikstof in
Nederland krijgen. Ik zie maatschappelijk ... Van boerenorganisaties en
natuurorganisaties tot provincies en de grootste werkgeversorganisatie
van Nederland, VNO-NCW: allemaal komen ze met hele goede ideeën om
ervoor te zorgen dat we die stikstof echt gaan verminderen en komen tot
een doorbraak op dit dossier. Dat is immers vreselijk belangrijk. Daar
haal ik mijn optimisme uit. Maar het probleem is wel dat deze minister
weigert om de stappen te zetten die zo hard nodig zijn en hier eigenlijk
iedere keer zegt: ik werk zo hard. Dat geloof ik ook; ik geloof echt dat
ze hard werkt. Alleen, het heeft zo weinig zin als er geen echte stappen
worden gezet. Ik zou toch hopen … Laten we in ieder geval met elkaar
afspreken dat als dit soort dingen naar buiten komen en zo'n
kennisorganisatie zich genoodzaakt voelt om hierover naar buiten te
treden, de minister dan enige reflectie toont en zegt: goed, op sommige
punten heeft het PBL misschien best gelijk.
Minister Wiersma:
Ik wil het beeld dat ik weiger stappen te zetten gewoon rechtzetten. Ik
zou zeggen dat de Kamerbrieven die ik hierover stuur dan niet goed
gelezen worden, want ook in de brief van april worden forse stappen
gezet, waar ik voor sta als vakminister. Ik had een jaar geleden niet
verwacht dat ik de reductieopgave voor de landbouw van 42% tot 46% in
mijn beleid zou implementeren. Dat heb ik wel gedaan. Ik ben ook bezig
met de concrete uitwerking daarvan. Ik vind het echt gewoon niet kunnen
dat dit soort zaken, die aantoonbaar onjuist zijn, gesteld worden.
Dat gezegd hebbende, ik ben in goed contact met de kennisinstanties. Ik
zie de sterke punten van alles wat tot nu toe hebben uitgewerkt. Ik zie
ook dat er op punten kritische kanttekeningen zijn. Die neem ik mee,
zoals ik net al zei. We hebben in de tussentijd niet stilgezeten. We
zijn echt goed bezig met de uitwerking daarvan. Volgende week weet uw
Kamer wat de volgende stap behelst.
De heer Holman (NSC):
De minister werkt hard. Alle brieven zijn een grote opsomming van
processen en dingen die ze doet. Er wordt hard gewerkt, maar er zit nog
niks concreets in. Hoe kan de minister ons als Kamer ervan overtuigen
dat het werkelijk goed is? Het helpt niet dat de MCEN, die in twee
maanden tijd iets wilde doen, nu acht maanden bezig is en niet veel
concretisering heeft opgeleverd. Het helpt ook niet dat van de
landsadvocaat, de Raad van State, Kamerleden, juridisch geschoolde
wetenschappers en het PBL allemaal kritische opmerkingen komen: gaat het
pakket dat er sinds april ligt juridisch wel werken en is het juridisch
wel haalbaar? Op grond waarvan kan ik als Kamerlid het vertrouwen hebben
dat wat de minister nu voorstelt werkt?
Minister Wiersma:
De plannen moeten nog gepubliceerd worden. Volgende week liggen de
vervolgplannen er. Dan kunnen we daar het debat met elkaar over gaan
voeren.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Wiersma:
Even kijken. Mevrouw Beckerman vroeg wat de berekeningen van het PBL
betekenen voor vrijwillige uitkoop en wat voor consequenties ik daaraan
verbind. Over de plannen voor doelsturing vroeg zij of ik erken dat die
nog verder moeten worden uitgewerkt. Dat laatste zeker; ik heb gezegd
dat ik volgend jaar met het concrete doelsturingsvoorstel kom. Dat wordt
een wet. Die heeft gewoon echt een zorgvuldige voorbereiding nodig. De
bedrijfsgerichte doelsturing gaat niet alleen op stikstofemissiereductie
leveren, maar op veel meer thema's. Het gaat ook om waterkwaliteit en de
klimaatopgave. Daarmee zal niet de volledige opgave gevuld worden, want
voor een gedeelte hebben we generiek beleid. Daar had ik het net met de
heer Grinwis over. Dat is de doelsturingssystematiek.
We hebben natuurlijk ook gebiedsgericht beleid. In de Voorjaarsnota
hebben we voor de Veluwe en de Peel … Dat er niets concreets gebeurt, is
niet zo. Voor de Veluwe en de Peel zijn we samen met de provincies bezig
met de uitwerking van het beleid dat concreet tot uitvoering komt in die
gebieden. Dat is het gebiedsgerichte aspect van de aanpak die ook
bijdraagt aan de onderbouwing van de additionaliteit. Daarnaast is de
inzet op vrijwillige beëindiging een onderdeel. Ook de emissiereductie
die via dat spoor wordt gerealiseerd, draagt uiteindelijk wel bij aan
het voldoen aan de opgave. Nogmaals, volgende week, met Prinsjesdag,
komen we met de uiteindelijke uitkomsten van de MCEN.
De heer Holman (NSC):
Over doelsturing: hoe benader je doelsturing? Dat is niet duidelijk. Dat
moet allemaal nog komen en dat moet in de wet vastgelegd worden, maar
het idee dat ik heb, is dat de minister doelsturing van stikstofreductie
wil opleggen. Hoe rechtvaardig is het dat een boer die nabij een Natura
2000-gebied woont en toevallig PAS-melder is, een hele hoge doelstelling
krijgt voor emissiereductie? Wat is hier anders dan bij andere boeren?
Wat rechtvaardigt dat een boer die boven in Friesland woont en waarvan
de stikstofemissie weinig of geen effect heeft op Natura 2000-gebied,
een zware doelstelling krijgt? Dat je een doelstelling krijgt en dat je
dit doet via normeren, maar dan wel in de vorm van normeren en beprijzen
… Dat wil de minister eigenlijk ook niet. Het is rechtvaardig dat een
boer een emissiereductiedoelstelling van 25% krijgt en dat we de rest
met generieke maatregelen doen. Je gaat dan regie voeren op de stoppers
en je gaat opkoopregelingen doen. Dat is veel rechtvaardiger. Ik zie dat
er bijvoorbeeld in Natura 2000-gebieden en significantiestroken in
Gelderland, op de Veluwe, gesproken wordt over een reductie van 60%, 70%
of 75%. Hoe rechtvaardig is dat?
Minister Wiersma:
We hebben daar natuurlijk naar gekeken, juist naar die zonering. Dat
hebben we aangekondigd bij de Veluwe en de Peel, omdat we daar middelen
voor beschikbaar hebben. Je moet de ondernemers daar immers ook weer
toekomstperspectief kunnen bieden. Uit de reflectie van het
kennisconsortium blijkt dat dat juist dit aspect van de aanpak ziet als
een hele grote bijdrage aan het oplossen van waar de ministeriële
commissie voor staat. Ik ben het met de heer Holman eens dat voor die
gebieden aanvullende voorwaarden zullen gaan gelden en dat dat iets van
ondernemers vraagt, maar daarom kun je daar niet toe besluiten als je
niet weet dat je financiële armslag hebt om die ondernemers daar te
begeleiden naar een vorm waarmee ze hieraan kunnen voldoen. Hoe
rechtvaardig is dat? We hebben in het hoofdlijnenakkoord — nogmaals, dat
was destijds van vier partijen — met elkaar afgesproken dat er
bedrijfsspecifieke emissiedoelen komen. Ik ben juist van plan om dat
haalbaar te maken. Dat staat ook in het regeerprogramma: haalbare,
bedrijfsspecifieke emissiedoelen. Het is aan de ondernemer zelf hoe hij
daaraan gaat voldoen. Er is wel flankerend beleid nodig vanuit de
overheid om daarbij te ondersteunen. Maar die potentie is er. Dat wordt
ook door de kennisinstellingen onderschreven. Op dit moment is het aan
ons als overheid om die plannen goed uit te werken en de landbouw daar
goed in mee te nemen.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Wiersma:
Ja. Mevrouw Beckerman zei iets over de doorrekeningen en dat alleen
kapitaalkrachtige boeren het zouden kunnen redden. Zij vroeg of ik dat
herken, welke conclusie ik daaraan hang en welke plannen ik heb om
ervoor te zorgen dat boeren met een laag inkomen op een duurzame manier
kunnen doorgaan. Zoals ik net ook zei, als wij dingen doen, dan moet
daar ook flankerend beleid bij zitten. Daar zijn middelen voor nodig.
Met Prinsjesdag kunt u kennisnemen van de uitkomsten van de MCEN en de
plannen van dit kabinet.
Ik zou terugkomen op de middelen die beschikbaar zijn voor de
PAS-melders. Ik heb het uit mijn hoofd gezegd, maar ik had het goed,
want het is inderdaad 141 miljoen. Dat is in de eerste ronde aan de
provincies beschikbaar gesteld. De zaakbegeleiders worden vanuit onze
begroting bekostigd. Er komt nog een tweede en derde openstelling,
waarbij er weer 85 miljoen beschikbaar gesteld zal worden. Dit zeg ik om
even terug te komen op de bedragen.
Mevrouw Vedder had een vraag over het voorstel van Houthoff. Zij vroeg
dit te onderzoeken en de mogelijkheden en onmogelijkheden in kaart te
brengen. Ik heb dat voorstel van Houthoff dat zij in opdracht van LTO
hebben gemaakt, ontvangen. Ik bekijk dit in het kader van de MCEN samen
met de andere voorstellen die ik ontvangen heb. Ik waardeer het heel erg
dat we vanuit heel veel verschillende maatschappelijke partijen inbreng
gekregen hebben. Uiteindelijk hebben we alle inbreng meegewogen en
bekeken, ook voor het pakket dat binnen de ministeriële commissie aan de
orde komt. Zoals ik net al zei, zult u volgende week kunnen zien wat
daaruit voortkomt. We hebben alles bekeken, meegenomen en
afgewogen.
De heer Holman had een vraag over de extensiveringsregeling en de
vrijwillige-beëindigingsregeling. De ontwikkeling van beide regelingen
is in een vergevorderd stadium. Op dit moment is er substantiële
voortgang geboekt. De extensiveringsregeling ligt voor prenotificatie in
Brussel. Ik heb u eerder geïnformeerd dat het tijd heeft gekost om te
komen tot iets wat binnen een staatssteunkader valt. Dat heeft
gedeeltelijk te maken met het definitief beëindigen en het extensiveren.
Dat was een technische discussie. Ik heb u ook gezegd dat de Europese
Commissie goed heeft meegekeken. Ik zal u zo snel mogelijk op
hoofdlijnen informeren over de voortgang van die regelingen.
De heer Holman (NSC):
Kan de minister een indicatie geven van wanneer de regeling dan in
werking zou kunnen treden? Die was bedoeld om dit jaar de
mesthoeveelheid naar beneden te brengen. We stevenen af op een overschot
in de orde van grootte van 7% of 8% boven het mestplafond. Het gaat
nogal rigoureus worden. Met fosfaatprijzen die in een halfjaar gestegen
zijn van €50 naar €180 zal de minister zeer beperkt kunnen opkopen. Dat
zal misschien 1% of 2% van de hoeveelheid mest in Nederland zijn. A de
oorspronkelijke doelstelling is bij lange na niet gehaald in de tijd, b
het zal bij lange na niet het beoogde effect hebben en c het voorkomt
niet dat we toch nog een forse overschrijding van het mestplafond gaan
krijgen. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Hoe denkt zij hiermee om
te kunnen gaan? Ja, ik zeg "hiermee omgaan", want een overschrijding van
het mestplafond gaat niet meer worden voorkomen.
Minister Wiersma:
Mijn inzet is er voortdurend op gericht geweest om deze regeling zo snel
mogelijk open te stellen. Ik heb u eerder geïnformeerd over wat de reden
was dat dat langer duurde dan verwacht. De regeling ligt nu voor
prenotificatie in Brussel. Het is nog steeds mijn streven om dit jaar
tot openstelling te komen. Dat hadden we liever eerder gehad, maar we
weten met het ontwikkelen van dit soort regelingen dat daar tijd
overheen gaat. Dat is met de vorige regelingen ook altijd het geval
geweest met de Lbv. Sterker nog, in 2019 ben ik nog vanuit een andere
rol bij de ontwikkeling van de Lbv betrokken geweest; die werd pas jaren
later echt tot wasdom gebracht. We zetten alles op alles om dit zo snel
mogelijk open te stellen. Mijn streven is nog steeds dit jaar, maar
omdat het een bijzondere regeling is, kost het tijd om het goed uit te
werken, zeker omdat dit met staatssteunregels te maken heeft. Dus ik doe
mijn uiterste best. Geloof mij, ook ik zet hier alle druk op om dit
verder te brengen, maar het moet ook kunnen. Maar die ligt dus nu voor
prenotificatie in Brussel. Zodra ik daar meer van weet, hoort u
het.
De heer Holman had ook een vraag over de kalverensector: of wij die
terugbrengen naar de hoeveelheid die in Nederland wordt geboren. Kijk,
in Nederland zijn we onderdeel van de interne Europese markt, dus ik kan
en wil ook het importeren van kalfjes uit het buitenland per definitie
niet verbieden. Ik vind het wel belangrijk dat de kalverensector goed
verbonden is met de Nederlandse melkveehouderij. En ik vind het ook
belangrijk dat de kalverensector gaat bijdragen aan het verminderen van
emissies, want ook deze sector is verantwoordelijk voor een aanzienlijk
deel van de stikstofemissies in Nederland. Dus niet een importverbod.
Dat is de reden dat ik me bij het herzien van de Transportverordening
ervoor inzet om het vervoer van dieren op lange afstand te beëindigen.
Daarbij kan men met de kalveren ook meedoen aan de vrijwillige
beëindigingsregelingen en zullen de kalveren, als het gaat om de
bijdrage die zij in dit land leveren, ook met innovatie hun emissies
reduceren. Maar de inzet is dus op de langeafstandstransporten. Dat is
de inzet die ik pleeg. Een importverbod is daar geen onderdeel van.
De heer Holman (NSC):
Nou, dat klinkt aardig goed wat de minister zegt. Wat vindt de minister
dan een redelijk afstandsgebeuren? Ik zou zeggen: beperk je tot de
grenzen van aanpalende gebieden in België en Duitsland. De VVD is heel
helder, die zegt in haar verkiezingsprogramma dat ze zich echt wil
richten op de Nederlandse hoeveelheid kalveren. Wat daar absoluut voor
nodig is, is het instellen van dierrechten. Daar heb ik met de minister
al eens een discussie over gehad. Is de minister bereid om ten
spoedigste, zo snel mogelijk, dierrechten in te stellen, en dat dan ook
in een soort afbouwpad, tot we de gewenste hoeveelheid kalveren in
Nederland hebben die voldoet aan de criteria die zij net schetste?
Minister Wiersma:
Ik vind het lastig om hier dit soort dingen af te kondigen, want dat
werkt ook bepaalde ontwikkelingen in de hand. Ik heb eerder gezegd dat
ik bereid ben om te kijken hoe we deze sector ook echt kunnen laten
bijdragen. Op dit moment is er geen reguleringsmogelijkheid in die
sector. Het zit in die categorie overig. Ik heb eerder de toezegging
gedaan dat ik daar wel naar wil kijken. Waar het gaat om het
afstandscriterium: dat zit op tijd. Ik meen dat dat op acht uur
transport is afgebakend.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Wiersma:
Ik blijf wel bij de heer Holman, voorzitter. Het gaat dan over de
middelen voor de uitvoering van Foodvalley en de Achterhoek. De heer
Holman heeft gevraagd om daar geld voor beschikbaar te stellen. Ik ken
deze regio en zie dat daar heel veel energie en activiteit zit. Sterker
nog, er is daar één lokale wethouder die ik in heel verschillende
hoedanigheden tegenkom. Daar zit dus kennis en energie om dit vraagstuk
aan te pakken. De 600 miljoen die beschikbaar gesteld wordt voor de
regionale maatwerkaanpak in het voorjaarspakket wordt onder andere op de
Veluwe besteed, dus ook daar zullen ze voor een gedeelte ervan kunnen
profiteren. Met die regio ben ik nu ook in gesprek over het ontwikkelen
van die plannen en om ze uit te werken. Er zit een gedeelte in het
startpakket waarmee we in 2026 met het ANLb in en om Natura
2000-gebieden een aanvullende inzet kunnen gaan plegen. Dat wil ik
uiteindelijk ook uitbreiden naar andere delen van Nederland. Ik kan nu
niet specifiek voor deze twee initiatieven middelen toezeggen. Zo werkt
dat niet. Maar ik ben me in die gebieden daar wel op aan het richten,
zodat dat verder kan. Die 600 miljoen zal voor een gedeelte ook in deze
gebieden landen. De actieve ondernemers en lokale bestuurders zijn hier
ook nauw bij aangehaakt.
De heer Holman (NSC):
Ik ben blij met dit antwoord van de minister. Ik sta in contact met de
boeren in de Achterhoek over het marktmodel. Zij zijn ontzettend goed
bezig op het gebied van doelsturing. De minister wil 30 miljoen van de
in totaal beschikbare 500 miljoen beschikbaar stellen voor agrarisch
natuurbeheer. Tenminste, dat is wat ik gelezen heb. Zou u de boeren in
de Achterhoek de ruimte willen geven om, aangezien ze zo goed bezig te
zijn, vooral daar te verruimen op ANLb en om misschien ook een
experiment te kunnen doen om daadwerkelijk de invoering van doelsturing
vorm te kunnen geven? Zij zijn namelijk echt goed bezig. Uit de praktijk
kun je leren. Het zou enorm helpen om doelsturing vorm te geven. Ik heb
een motie die ik vanmiddag daarvoor in kan dienen, in samenspraak met de
mensen daar. Zou de minister mee willen gaan in die gedachte?
Minister Wiersma:
Ik vind dit een interessante gedachtegang. Ik vraag mij af of het
instrument ANLb daarvoor bedoeld is. Dat gaat natuurlijk uit van andere
criteria. Dat doe ik in samenwerking met de collectieven, want die
voeren dat uit. Maar ik wil best eens met de heer Holman over dit
initiatief praten. Ik ken het marktmodel natuurlijk. Ik ben daar zelf
ook op werkbezoek geweest. We waren daar samen. Ik zie inderdaad, zeker
ook daar waar het gaat om doelsturing, dat er daar al heel veel lessen
getrokken zijn die wij kunnen benutten in de uitwerking van dat
instrument. Op dit moment ligt daar geen claim. Ik wil daar best eens
met de heer Holman over van gedachten wisselen, maar ik zit met
financiële besluitvorming en daar zitten processen aan vast. Ik wil best
eens kijken of we hier samen iets in kunnen doen, maar ik kan daar nu
geen harde financiële toezeggingen op doen, want ik denk niet dat het
ANLb daar het instrument voor is. Maar ik vind het een heel belangrijk
initiatief. Misschien zijn er andere mogelijkheden. Daar zou ik graag
met de heer Holman een keer verder over willen praten.
De heer Holman (NSC):
Dank, minister. Ik zal daar vanmiddag een motie over indienen, net als
over de Veluwe. Toevallig spreek ik ook weleens dezelfde mensen als u.
Ik zal ook een motie indienen om voor de Veluwe, waar ze zo goed bezig
zijn, ook ruimte te krijgen om aan uitvoering te doen. Daar wil ik graag
met u over spreken. Ik wil het ook graag samen een werkbare vorm geven.
Er zijn middelen. U komt dinsdag ook met middelen. Die kunnen besteed
worden. We zullen zien hoe u die twee moties apprecieert.
Minister Wiersma:
Ik kan daar dus niet op vooruitlopen, maar ik snap de gedachtegang. Daar
moeten we het maar eens even goed over hebben, denk ik.
De heer Holman had nog een vraag over de derogatieaanvraag en het
achtste actieprogramma in relatie tot de grondgebondenheid. Nederland
heeft daar natuurlijk eerder wat over aangegeven en heeft met de
Europese Commissie daar ook afspraken over gemaakt. Het proces om van de
zijde van het kabinet tot een invulling daarvan te komen, is met uw
Kamer gedeeld, dus het is onderdeel van de afspraken. Daarom is het op
dit moment niet nodig om daar apart in de nieuwe aanvraag afspraken over
te maken. Het maakt namelijk onderdeel uit van lopende afspraken.
Mevrouw Beckerman had een vraag over de plannen die ik heb om eisen te
stellen aan supermarkten en banken, om te zorgen dat een kleine,
duurzame schaal de toekomst wordt. Vooropgesteld, ik vind het belangrijk
dat ketenpartijen boeren een passende vergoeding bieden voor hun
producten. Boeren produceren een eerste levensbehoefte. Dat zou goed
genoeg moeten zijn voor een fatsoenlijk inkomen. Dat vind ik oprecht.
Als boeren stappen zetten of aanvullende diensten leveren die zich niet
laten vertalen tot het primaire product, maar bijvoorbeeld op het gebied
van natuur of het terugdringen van emissies, moet er ook een bijdrage
vanuit de keten aan geleverd worden. Dat geldt niet alleen voor
kleinschalige boeren, maar dat geldt wat mij betreft voor alle boeren.
Ik heb de Kamer een brief toegezegd over de ketenaanpak. Die wil ik ook
op korte termijn met uw Kamer delen.
Mevrouw Bromet had een vraag over de gebiedsplannen: heb ik spijt van
het geschrapte transitiefonds en de gebiedsplannen die daarbij zaten? De
afgelopen jaren is er hard gewerkt aan die gebiedsplannen. Daar zitten
elementen in — dat heb ik ook gezegd tijdens het uitvoerige debat dat we
hier vorig jaar over hadden — die ook in de aanpak van dit kabinet
kunnen landen. Dat gaat om gebieden waar verschillende opgaves spelen.
Als de plannen daaraan bijdragen, kunnen die meegenomen worden. Op dit
moment werk ik ook samen met de medeoverheden in de eerste gebieden. We
zijn van start gegaan met extra rijksinzet voor gebieden en boerenerven
onder de nieuwe aanpak. Wat we wel gezien hebben, is dat er weliswaar
andere middelen zijn, maar dat bijvoorbeeld het ANLb een veel
belangrijker instrument is geworden om te werken aan die doelen. Dat is
een andere aanpak. Ik antwoordde net al op de vraag van de heer Holman
dat we ook die ANLb-middelen dus specifiek focussen en richten op daar
waar ze het meest de doelen kunnen bereiken. Dat is structureel geld.
Dat is dus niet alleen iets voor een omschakeling. Boeren kunnen
structureel vergoedingen krijgen voor andere diensten die ze leveren.
Voor de plannen met betrekking tot de Veluwe en de Peel zijn al middelen
vrijgemaakt bij de voorjaarsbesluitvorming. Ik zal u daar volgende week
ook over informeren.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat klinkt niet als spijt, maar als: ik ben hartstikke goed bezig. Ik
vond juist de vraag van de heer Holman illustratief voor het schrappen
van het transitiefonds. De projecten die de heer Holman noemt, kwamen in
aanmerking voor dat fonds. Dat fonds is geschrapt. Als de heer Holman nu
dan vraagt wat we gaan doen bij projecten op de Veluwe of bij de Marken,
dan komt er geen antwoord, want dan is er geen geld. Ik snap niet dat je
er geen spijt van hebt. Dat snap ik echt niet. Het zou zo sterk zijn als
de minister zou zeggen: ik vind het echt superjammer dat het
transitiefonds is geschrapt, want anders had ik veel meer kunnen
doen.
Minister Wiersma:
Ik zie dat als structurele middelen die heel belangrijk zijn. Als je dat
uiteindelijk doortelt en optelt, dan leidt het tot veel meer middelen
die we concreet kunnen inzetten als maatregelen. Ik ben als
provinciebestuurder ook betrokken geweest bij de ontwikkeling van alles
onder dat transitiefonds. Ik heb ook gezien dat daar juist heel veel
geld ging naar adviesbureaus, plannen maken, nog meer plannen maken et
cetera. Ik denk dat we ANLb-middelen specifiek moeten richten op daar
waar het doelbereik groot is. Daar hebben boeren echt iets aan. Daar
kunnen ze echt iets voor leveren. Ik heb een kader meegekregen. Het was
niet mijn keuze om het fonds te schrappen. Dat was een gegeven in het
hoofdlijnenakkoord toen ik door de vier partijen werd gevraagd om dit te
doen. Ik heb daar ja op gezegd omdat ik mogelijkheden zie en zag om
binnen de kaders van het hoofdlijnenakkoord te werken aan opgaves waar
we in Nederland voor staan. Je zou dan spijt kunnen hebben, maar ik heb
het hoofdlijnenakkoord aanvaard en daar geef ik naar eer en geweten
uitvoering aan.
Mevrouw Podt (D66):
Ik had een soortgelijke vraag in mijn spreektekst. Je kunt natuurlijk
zeggen: ik was het totaal niet eens met de besteding van die fondsen.
Dat mag. Dan kan je ook zeggen: ik ga het op een heel andere manier
doen, want ik ben nu minister en ik kan nu besluiten hoe we dat gaan
doen; ik ga het voorstel aan de Kamer voorleggen. Als je net een
coalitie hebt gevormd, zouden er zomaar voldoende handjes omhoog kunnen
gaan. Je kunt dat geld dus altijd anders besteden. Ik heb nooit begrepen
waarom de BBB, en eigenlijk dit hele kabinet, ervoor gekozen heeft om
dit te doen. Laat ik de vraag dan net iets anders stellen. De minister
was op dat moment provinciebestuurder. Stel nou dat mevrouw Van der Plas
de minister had gebeld, toen in haar rol als provinciebestuurder, en had
gezegd: dit is het plan; wij willen dit gaan schrappen. Had de minister
op dat moment dan misschien gezegd: weet je, zullen we dat geld anders
besteden; zou dat een idee zijn?
Minister Wiersma:
Ik sta hier nu als minister, dus ik wens hier nu niet met terugwerkende
kracht op in te gaan. Dit is niet zo gegaan. Ik heb de vraag gekregen na
het hoofdlijnenakkoord. Vier partijen hebben daarover onderhandeld. Wil
je hier uitvoering aan geven? Ik heb toen gezegd: ik zie goede openingen
en dat gaan we doen.
Mevrouw Podt (D66):
Ik denk dat we gewoon maar moeten concluderen dat dit voldoende
zegt.
De voorzitter:
Dan gaat de minister door met haar beantwoording. U bent al bij het
blokje overig, toch?
Minister Wiersma:
Even kijken. Dit was MCEN plus overig.
De voorzitter:
O, plús overig. Ik dacht dat overig een apart blokje was. Dat is niet
erg, maar dan weten we waar we zijn.
Minister Wiersma:
Ja, die hadden we bij elkaar genomen. Over derogatie hebben we het al
gehad. Over het MCEN-pakket is het ook duidelijk: dat wordt
Prinsjesdag.
De heer Flach had ook een vraag over de additionaliteit. Daar hebben we
het zonet in principe ook uitvoerig over gehad. Inderdaad, de
additionaliteitsvereiste is echt een grote uitdaging in de hele aanpak.
Voor een juridisch houdbare vergunning moeten we de additionaliteit
onderbouwen. In mijn eerdere inbreng is wel duidelijk geworden dat heel
veel zaken waar ik mee bezig ben er juist op gericht zijn om die
additionaliteit te onderbouwen. Ik herken dus het probleem hier. Dat is
juist waar we in de ministeriële commissie mee bezig zijn.
De heer Holman (NSC):
Belangrijk daarbij is hoe de Natura 2000-gebieden eruitzien. De
Greenpeace-uitspraak zegt: we moeten nadrukkelijk naar twee gebieden
kijken, de Achterhoek en de Peel. Maar die zegt niet: naar de rest van
Nederland niet. Onlangs kwamen LTO en de minister met het voorstel dat
het twee tot vijf gebieden moeten zijn. We hebben 160 Natura
2000-gebieden, waarvan 130 verzuringsgevoelig zijn. Ik heb nog in geen
enkel stuk iets gezien van wat het kabinet dan wel de minister gaat doen
met de overige 125 Natura 2000-gebieden, hoe zij die wil herstellen. Dat
is civielrechtelijk gezien een absolute voorwaarde om de
vergunningverlening vlot te trekken, ook voor de PAS-melders.
Minister Wiersma:
Waar additionaliteit moet worden onderbouwd, is dat een heel relevante.
Ik verwijs naar collega Rummenie, die verantwoordelijk is voor het
natuurbeleid. Hij heeft binnenkort een natuurdebat met de Kamer. Wat er
in de natuurgebieden wordt gedaan, zou ik willen doorgeleiden naar mijn
collega. Natuurlijk is natuurherstel een onderdeel van het ministeriële
commissiepakket, maar ik zit daar niet alleen. We zitten daar met alle
collega's. Ook de minister van KGG is daar en de minister van IenW. Het
is dus een brede aanpak, waar natuurherstel onderdeel van uitmaakt.
Uiteindelijk is dat onderdeel van de opdracht van de ministeriële
commissie. Dat staat ook in de brief die ik in april met de Kamer
gedeeld heb.
De heer Holman (NSC):
Als ik rechter zou zijn in Nederland … Ik hoorde vorige week mevrouw Van
der Plas zeggen: stikstof is onzin en flauwekul. Ik hoorde de
staatssecretaris van Defensie gisteravond op tv zeggen: stikstof is niet
het probleem; het is de vergunningverlening. Ik hoor zeggen dat we naar
de natuurgebieden moeten kijken en misschien een nulmeting moeten doen
en vanaf daar beginnen, of een algemeen generaal pardon. Het zijn
allemaal signalen waarvan ik als rechter niet veel vertrouwen zou
krijgen dat je het probleem in de natuurgebieden serieus neemt. Hoe wil
de minister ons en de rechter overtuigen dat dat niet het geval is?
Minister Wiersma:
De staatssecretaris heeft iets gezegd over de vergunningverlening. Dat
heeft alles te maken met het feit dat in heel veel Europese lidstaten de
kritische depositiewaardes overschreden worden. In Nederland hebben we
daarmee, met hoe we alles hebben ingericht, echt een groot probleem in
juridische zin. Dat we aan natuurherstel moeten werken, is onlosmakelijk
verbonden aan het beleid dat wij voeren. En dat doen we ook. We hebben
het nu ingericht op basis van de kritische depositiewaardes die we
daaraan verbinden. De overschrijding van de kritische depositiewaardes
zegt niet per definitie iets over de staat van de natuur. Het is een van
de vele indicatoren — hydrologie is de belangrijkste — waarbij
verslechtering kan plaatsvinden. De wetenschappelijke instanties zijn
het er wel over eens dat het niet verstandig was om op die manier die
omgevingswaarden vast te leggen in het beleid. We hebben een
wetsvoorstel gemaakt om die om te wisselen naar emissiedoelen, omdat dit
ook nog eens bewegende doelen zijn.
Natuurlijk is natuurherstel het uitgangspunt, maar we moeten wel met
elkaar concluderen dat het systeem in Nederland zo is. Ook in andere
landen worden KDW's overschreden, maar daar is het toch een iets minder
groot probleem dan hier. Ik denk dat de staatssecretaris daarop doelde.
Zelfs verduurzamingsprojecten die leiden tot minder stikstofemissie,
kunnen op dit moment niet vergund worden. In de ministeriële commissie
zijn we in spoor 1 aan het kijken hoe we die wet- en regelgeving zo
kunnen vormgeven dat we onze plicht nakomen om goed voor de natuur te
zorgen en aan natuurherstel te werken, maar dat we daarnaast wel ook nog
economische activiteiten in ons land kunnen behouden.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
De heer Holman (NSC):
Afrondend, voorzitter. Ik begin een beetje de indruk te krijgen dat deze
minister en ik in verschillende, parallelle werelden leven en een
verschillende, parallelle werkelijkheid hebben. Ik word hier een beetje
moedeloos van.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik ook. Ik kan het bijna niet meer aanhoren. We hebben in Nederland
bijvoorbeeld natuurdoelanalyses gemaakt, waarin staat hoe het ervoor
staat met de natuurgebieden in Nederland. Nu kan de minister allerlei
mist veroorzaken over KDW's, systemen, andere landen en ik-weet-niet-wat
er allemaal bij halen, maar ik zou graag van haar eens de bevestiging
krijgen dat het klopt wat er staat in de natuurdoelanalyses. Daarin
staat dat de natuur in Nederland op apegapen ligt en dat er een keer
iets moet gebeuren om die natuur te verbeteren. Graag de bevestiging
daarvan.
Minister Wiersma:
In de natuurdoelanalyse staat bijvoorbeeld ook dat als de kritische
depositiewaarde in de opdracht overschreden is en er een kennisleemte is
over de daadwerkelijke staat van de natuur, dat je hem al als negatief
moet beoordelen. Laten we gewoon kijken naar de drukfactoren. Het is
niet alleen stikstof. Er zijn ook natuurgebieden waar de KDW's worden
overschreden, terwijl de natuur het er heel goed doet, bijvoorbeeld
doordat er goed beheer plaatsvindt. Volgens mij moeten we naar al die
verschillende factoren kijken. In Nederland lopen we vooral vast op
stikstof bij de vergunningverlening. Daar moeten we uit. Ik denk dat
iedereen het daar wel over eens is, want we moeten er ook voor zorgen
dat bedrijven zich weer kunnen ontwikkelen. Ook juist voor het
verduurzamen van de toekomst moet die vergunningverlening losgetrokken
worden. Dat is de opdracht die we in de ministeriële commissie hebben
aanvaard.
Los daarvan werken we ook aan natuurherstel. Daar is de staatssecretaris
druk mee. Dat is even mijn antwoord, voorzitter.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Holle frases die ik al zes jaar hoor. Ik was even opgestaan, maar ik ga
weer lekker zitten.
Minister Wiersma:
Ik constateer dat ik hier nog geen zes jaar ben, maar slechts een jaar.
Volgens mij hebben we mooie stappen gezet. Dit was mijn blokje
overig.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de amendementen.
Minister Wiersma:
Ja. Ik heb een aantal amendementen …
De voorzitter:
Ik heb hier de amendementen op de stukken nrs. 13, 15, 17, 18, 19 en 20.
Ik hoop dat de minister die ook heeft.
Minister Wiersma:
Ja. Hier is wat in gekrast.
De voorzitter:
Sommige zijn vervangen en hebben een hoger nummer gekregen.
Minister Wiersma:
Ja. Even kijken. Ja, ik heb ... Ik weet niet ... Volgens mij zou dit
amendement worden aangepast, maar ik heb niet de aangepaste versie voor
mij. Dat is even lastig.
De heer Holman (NSC):
Voorzitter?
De voorzitter:
Ja?
De heer Holman (NSC):
Even een punt van orde. Ik heb niet alle amendementen. Ik mis de laatste
die zijn bijgewerkt. Kunnen de Kamerleden en de minister niet even
precies de amendementen krijgen waarover we het hebben?
De voorzitter:
Ik denk dat dat kan. Ik heb een overzicht waar alle amendementen in
staan, inclusief de amendementen die zijn vervangen. Die zijn
doorgestreept. Als we dat even kopiëren, dan heeft iedereen het, ook de
minister. Laten we een paar minuten schorsen. Dan wordt het gekopieerd
en rondgedeeld.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de
behandeling van de wijziging van de Omgevingswet, waar de maatwerkaanpak
van de PAS-projecten in zit. Wij waren toe aan de appreciatie van de
amendementen door de minister in haar eerste termijn. Ik geef haar het
woord.
Minister Wiersma:
Ik ben eruit. Ik begin met het amendement op stuk nr. 13 van de heer
Grinwis en mevrouw Vedder. Dat vraagt om aan de Omgevingswet toe te
voegen …
De voorzitter:
Een ogenblik.
De heer Meulenkamp (VVD):
Volgens mij komen mijn collega's er zo aan. Misschien kunt u heel even
wachten tot alle collega's terug zijn.
De voorzitter:
Iedereen is er.
Minister Wiersma:
Het was net jullie amendement. Tja, dat is jammer! Nu kan het niet meer.
Te laat! Nee, hoor.
Het amendement op stuk nr. 13 van meneer Grinwis en mevrouw Vedder
vraagt om voor de legalisatie van PAS-melders voor 1 april het programma
met maatregelen vast te stellen. Nu staat in de wet "zo snel mogelijk".
Ik begrijp dat dat heel vrijblijvend klinkt en dat daar weinig urgentie
uit voortvloeit. Ik voel me in dit hele dossier superverantwoordelijk.
Ik wil dit dus zo spoedig mogelijk vaststellen. Ik moet zeggen dat de
datum van 1 april aan de krappe kant is. Een maand extra zou echt
helpen, met daarbij een kanttekening. Op dit moment zitten er financiële
middelen onder het programma. Mocht het zo zijn dat er aanvullende
middelen nodig zijn, dan zit ik met het voorjaarsbesluitvormingsproces.
Ik maak uw Kamer er dan medeverantwoordelijk voor om mij daarbij te
helpen.
De voorzitter:
Wat is dan uw oordeel over het amendement?
Minister Wiersma:
Een maandje extra zou fijn zijn, met inachtneming van zorgvuldige
voorjaarsbesluitvorming, mocht die nodig zijn. Als de heer Grinwis en
mevrouw Vedder daarmee kunnen leven, zou ik het amendement oordeel Kamer
willen geven.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank aan de minister. 1 april is natuurlijk vooral een grappige datum.
Ik snap wat de minister zegt. Dank ook voor de ambtelijke bijstand in de
afgelopen week bij de bespreking over wat wel en niet kan en wat
juridisch wel en niet klopt. Dat allereerst.
Ten tweede. Ik kan natuurlijk terugzeggen: als het onderwerp echt zo
belangrijk is, kun je voor de voorjaarsbesluitvorming uit ook een
suppletoire begroting naar de Kamer sturen. Alles overwegende denk ik
dat het logisch is om dit bij de voorjaarsbesluitvorming te betrekken.
Dan heb je eigenlijk 1 mei nodig als datum in plaats van 1 april. Ik ben
bereid het amendement daarop aan te passen. Het wordt dus 1 mei. Ik ga
die wijziging nu in gang zetten.
De voorzitter:
Heel goed. Dan krijgt dat amendement oordeel Kamer. Dit amendement op
stuk nr. 13 is dan ontraden. Maar goed, dat gaat toch vervallen. We
kunnen door naar het volgende amendement.
Minister Wiersma:
Dit is het amendement op stuk nr. 15. Dat is ook van mevrouw Vedder en
de heer Grinwis. Het gaat over het wetsvoorstel maatwerkaanpak en het
toevoegen van de interimmers en de positieve weigeraars aan het
programma. Ik erken de problemen die deze groep ondernemers ervaart. Ik
zie ook dat er op dit moment geen specifiek programma of geen specifieke
maatwerkaanpak is waar zij een beroep op kunnen doen. Het liefst zou ik
iedereen willen helpen, maar ik moet ook reëel zijn. Hier is vaker
onderzoek naar gedaan. De groep interimmers is heel moeilijk in beeld te
brengen. De beste schatting van het RIVM is dat de depositie van de
interimmers ligt tussen enkele tientallen en enkele honderden molen. Dat
is heel veel. Met die variatie of bandbreedte kunnen we eigenlijk wel
stellen dat we niet weten waar het precies om gaat. Ze opnemen in deze
wet maakt het heel complex. Dat maakt deze wet onbeheersbaar en
eigenlijk ook onuitvoerbaar. Ik moet dit amendement dus ontraden, maar
ik ben wel bereid om te kijken welke mogelijkheden er zijn om wellicht
op een andere manier iets voor deze groepen te doen. Misschien kan ik
met mevrouw Vedder tot een mogelijkheid komen om dat in te vullen. Ik
weet dat zij zich altijd al heel erg sterk maakt voor deze groep
ondernemers. Ik snap dat ook. Maar ze hierin opnemen maakt dit
onuitvoerbaar. Ik zou wel willen kijken of we iets anders kunnen
doen.
Mevrouw Vedder (CDA):
Zoals menigeen weet werkt mijn fractie met een motiequotum, wat betekent
dat ik mij heel vaak beperk tot het aandacht vragen voor het lot van de
interimmers. Dat heb ik in elk stikstofdebat gedaan. Uiteindelijk heb ik
er twee moties over ingediend. Die zijn allebei ontraden. De ene is met
144 stemmen aangenomen en de ander is met 147 stemmen aangenomen. De ene
is afgedaan met een brief waarin werd gesteld "ik kom erop terug", wat
nooit gebeurd is. De andere is afgedaan met een brief waarin werd
gezegd: als de vergunningen weer kunnen, is het probleem opgelost.
Ik ben nooit eerder door de minister benaderd met de vraag wat ik wil.
Ik hoor de minister nu zeggen: wat wilt u eigenlijk met die interimmers;
kunnen we daarin samen optrekken? Ik waardeer het dat de minister dat nu
voorstelt, maar dat is natuurlijk rijkelijk laat. De reactie op de breed
aangenomen moties, die ik met andere collega's heb ingediend, is
volstrekt onvoldoende geweest. Echt volstrekt onvoldoende. Snapt de
minister dat ik vandaag de noodzaak heb gevoeld om dan maar zelf een
amendement in te dienen over interimmers?
Minister Wiersma:
Met de context en de uitleg die mevrouw Vedder hier geeft, kan ik me dat
voorstellen. Maar de aandacht is er. Ik zou er heel graag met mevrouw
Vedder naar willen kijken. Er zijn groepen die door nalatigheid van de
overheid in de problemen gekomen zijn. Daar zouden we misschien op een
bepaalde manier een opening voor kunnen vinden. Ik wil heel graag samen
met mevrouw Vedder bekijken wat we zouden kunnen doen voor deze groep.
Maar als we dit via een amendement in het wetsvoorstel opnemen, maakt
dat het wetsvoorstel onuitvoerbaar, ook voor de PAS-melders, waar we
heel graag mee verder willen. Ik snap wat mevrouw Vedder zegt, maar het
is absoluut niet mijn intentie om haar het gevoel te geven dat de
urgentie die zij voelt, door mij niet gezien of gevoeld wordt. Die
urgentie wordt door mij absoluut gevoeld. Maar ik hoef mevrouw Vedder
niet uit te leggen hoe complex het is, zeker voor deze groep, die niet
te definiëren valt en die niet goed in beeld is. Ik zou heel graag
willen kijken hoe we daar op een andere manier invulling aan kunnen
geven dan via dit amendement.
Mevrouw Vedder (CDA):
We hebben het over de interimmers. Een deel daarvan is door
overheidshandelen in problemen gekomen. Maar we hebben natuurlijk ook
nog de vrijgestelden en de Rendac-groep. Daar zitten de positieve
weigeraars tussen. Inmiddels hebben we dus al een grote groep verzameld,
hoofdzakelijk melkveehouders die op de een of andere manier geen
kloppende vergunning hebben. We hebben het over een substantieel deel
van de sector, misschien wel de helft van de melkveehouders. Die groep
hebben we wel nodig als het gaat over emissiereducerende maatregelen, om
straks zoden aan de dijk te kunnen zetten, want die andere helft kan dat
niet in z'n eentje doen. Ik hoor de minister zeggen dat ook zij dat
belang inziet en dat zij er samen naar wil kijken. Maar snapt de
minister dat ik ontzettend veel moeite heb met het tegenduwen dat ik
elke keer vanuit het ministerie ervaar? Elke keer hoor ik: het probleem
is al zo groot, we kunnen het nu al niet oplossen, dus laten we de groep
die we niet in beeld hebben maar een beetje rondzwemmen, want we weten
niet wat we daarmee moeten.
Minister Wiersma:
Ik hoorde net ook iets over de bijstand die de afgelopen tijd vanuit
mijn departement geleverd is. Er wordt hard gewerkt aan oplossingen, ook
voor al die ondernemers. Ook mijn wens is natuurlijk dat we binnen de
ministeriële commissie — inmiddels met een demissionaire status, wat wel
beperkingen meebrengt — tot oplossingen komen, ook in de
vergunningverlening, die uiteindelijk bijdragen aan een oplossing voor
deze ondernemers.
Mevrouw Vedder weet hoe complex het is, als we alleen al zien hoe
ingewikkeld het is om de PAS-melders te legaliseren. Daarom ligt het
voorliggende wetsvoorstel er, dat gaat over die groep. Die groep hebben
we in beeld; de PAS-melders zijn bij de provincies bekend. Ik ben echt
van harte bereid om met mevrouw Vedder te bekijken wat we hiermee zouden
kunnen doen. Laten we daar op korte termijn een afspraak voor inplannen.
Maar ik zou het zonde vinden als het wetsvoorstel hierdoor stukgaat of
onuitvoerbaar wordt, omdat ik echt heel graag verder wil met de
maatwerkaanpak voor de PAS-melders. Ik ben echt van harte bereid om te
kijken wat we kunnen doen voor andere groepen ondernemers, met name waar
zij door verwijtbaar overheidshandelen in de problemen zijn gekomen. Ik
snap dat het afdoen met een tussenzin ... Soms gaat dat zo. Dat is niet
per se intentioneel, maar ik snap dat dat dit gevoel kan opleveren. Dat
doet niets af aan het feit dat de problemen in deze groep echt groot
zijn.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt, mevrouw Vedder.
Minister Wiersma:
We nemen de problemen ook echt serieus.
Mevrouw Vedder (CDA):
De problemen zijn groot. Als we met die maatwerkaanpak een methodiek
voor PAS-melders zouden hebben, dan begrijp ik nog steeds niet waarom
een wetsvoorstel stuk zou gaan als je uitspreekt dat andere groepen
ondernemers die door overheidshandelen zijn benadeeld op dezelfde manier
zouden moeten kunnen rekenen op ondersteuning en een maatwerkaanpak.
Daarover wil ik graag verder doorpraten, maar ik zeg er meteen bij dat
ik zeker nog lang geen afscheid ga nemen van het amendement.
Ik waardeer het dat de minister hier uitspreekt dat er aandacht voor is,
maar uiteindelijk tellen de letters op papier. Ik heb steeds zien
gebeuren dat wij het onderwerp opbrengen en er moties over indienen, en
dat het woord "interimmers" in de eerstvolgende Kamerbrief weer in geen
velden of wegen te bekennen is. Dat gebeurde niet één keer, maar dat is
wel tien keer gebeurd. Mijn vertrouwen staat dus zwaar onder druk. Ik
nodig de minister nu ook uit: zou u mij alstublieft iets meer kunnen
vertellen over waar u aan zit te denken? Op dit moment voel ik namelijk
nog weinig houvast.
Minister Wiersma:
Dat is wat ik net zei. Misschien kunnen we kijken naar die situatie,
maar die zullen we dan moeten definiëren. Kijk, op het moment dat ik zeg
dat ik mij voor de PAS-melders bestuurlijk maar ook financieel
verantwoordelijk voel ... We hebben die groep in beeld. We weten daar
best wel wat van. Dit betreft een groep waarvan we het niet in beeld
hebben. Dat maakt het in potentie echt onbeheersbaar en onuitvoerbaar.
Ik wil daarover graag doorspreken met mevrouw Vedder om te kijken wat je
wel zou kunnen doen voor deze groep ondernemers. Maar zoals het in dit
voorstel staat, kan ik het gewoon niet uitvoeren.
De voorzitter:
Daarmee blijft het oordeel over het amendement op stuk nr. 15:
ontraden.
Dan gaan we door met het amendement op stuk nr. 17, het amendement-Podt,
over een zware voorhang.
Minister Wiersma:
Inderdaad. Het amendement-Podt voorziet in een voorhang bij de Tweede
Kamer van het besluit dat de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
regelt, om de mogelijkheid te krijgen het stikstofpakket te beoordelen
op juridische borging en vervolgens te beoordelen of het voorliggende
wetsvoorstel in werking zou moeten treden. Dat betreft dus een voorhang
van het koninklijk besluit over de inwerkingtreding. Het doel hiervan is
dat de Kamer het ontwerpprogramma kan beoordelen, maar dit is niet de
juiste route. Dit leidt namelijk echt tot vertraging. Het amendement
helpt de provincies niet bij het kunnen afhouden van
handhavingsverzoeken, terwijl dat juist het hele doel van dit
wetsvoorstel is. De provincies hebben mij expliciet verzocht om dit te
doen. Zolang de wet niet in werking treedt, is er geen nieuwe opdracht
voor een programma, om dat programma uit te breiden met die
maatwerkaanpak, en staat er ook geen nieuwe einddatum in de wet. Als de
Kamer het programma eerst wil beoordelen, dan ben ik bereid om toe te
zeggen dat ik het ontwerp naar de Kamer zal sturen, maar ik ontraad dit
amendement.
Mevrouw Podt (D66):
Nogmaals, de provincies hebben ook gezegd dat ze dat geborgde pakket
nodig hebben om überhaupt chocola te maken van deze wet. Dus ja, dan
zitten we toch een beetje in een impasse. Ik zou dan zeggen: laten we
niet op deze manier een wet aannemen, waarbij we aan de samenleving
uitstralen dat er iets gebeurt wat in werkelijkheid niet gebeurt omdat
er geen geborgd pakket is. De hele reden dat ik dit amendement indien,
is dat wij dan als Kamer kunnen beoordelen of dit pakket voldoet. Gaat
hierdoor inderdaad de stikstof naar beneden, zodat we de PAS-melders
echt kunnen helpen? Maar ik vrees dat de minister en ik het niet met
elkaar eens worden hierover.
Minister Wiersma:
Ik blijf bij mijn oordeel, want er is op dit moment al een
legalisatieprogramma. We gaan het uitbreiden, en dat loopt. De
provincies vragen ook om een andere aanpak, maar dat zit in het pakket
van de ministeriële commissie. Dit hier zorgt voor vertraging. We kunnen
dit nu regelen en om dat uit te stellen … Er is een programma. Met dit
wetsvoorstel wordt een haakje geslagen om het programma uit te breiden
met de maatwerkaanpakmaatregelen. Ik doe ze uw Kamer graag snel
toekomen. Het amendement moet ik alleen ontraden.
Dan heb ik nog een amendement van Grinwis en Vedder.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 18.
Minister Wiersma:
Het amendement voegt aan de Omgevingswet toe dat het programma primair
moet zien op de reductie van stikstofemissies en dat, als dat niet kan,
er wordt gekeken naar andere maatregelen. Dat is inderdaad het
amendement op stuk nr. 18. Dit amendement krijgt oordeel Kamer.
Ik heb nog een amendement van de heer Grinwis en mevrouw Vedder. Dat
gaat over het in de wet opnemen dat we uiterlijk 1 juli 2027 de
Staten-Generaal informeren over de doeltreffendheid en de effecten van
het programma in de praktijk, en of aanpassing van het programma
noodzakelijk is. Dit lijkt me heel essentieel, dus ik geef het
amendement oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 19 krijgt oordeel Kamer.
Minister Wiersma:
De heer Flach heeft ook een amendement, het amendement op stuk nr. 20.
Het vraagt om de tekst … We hebben er in het eerste deel van dit debat
uitgebreid over gedebatteerd. Het gaat over de toelichting en de
legalisatie. Ik heb volgens mij al laten doorschemeren dat we moesten
zoeken naar een oplossing. Ik geef het amendement oordeel Kamer, omdat
we op deze manier daaraan volgens mij tegemoet kunnen komen. Het is
altijd de intentie geweest. Bij de verantwoordelijkheid voor PAS-melders
is het wel zo dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is van de
overheid en provincies. Dat staat op dit moment ook in de wet. Met die
toelichting denk ik dat dit amendement aan die zorgen tegemoet kan komen
en geef ik het oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan is er nog een vraag van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Garandeert de minister daarmee ook dat alle PAS-melders gelegaliseerd
zijn binnen drie jaar?
Minister Wiersma:
In eerste instantie de legalisatie, maar er staat ook dat er ruimte is
voor andere oplossingen om tot een legale situatie te komen. We hebben
het daar zojuist uitgebreid over gehad. We gaan de maatwerkaanpak en de
individuele aanpak inzetten als dit wetsvoorstel wordt aangenomen. Mijn
intentie is absoluut om de verantwoordelijkheid te nemen om daarop te
leveren. Ik heb ook iets gezegd over de resultaatverplichting.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dan wil ik eigenlijk graag van de minister horen wat het verschil is met
het oorspronkelijke wetsvoorstel ten aanzien van dit amendement. Ik
begrijp het misschien niet goed.
Minister Wiersma:
Dit ging over de term "legalisatie" en het bieden van een oplossing. Het
amendement dat nu voorligt, biedt de ruimte om ook te kijken naar andere
oplossingen, los van legalisatie. Er wordt in de titel nog steeds de
legalisatieterm gebruikt.
De voorzitter:
Dank aan de minister. Dit was haar eerste termijn. Mevrouw Beckerman
deed het voorstel waar u even over heeft kunnen nadenken, namelijk of we
doorgaan met de tweede termijn of dat die wordt uitgesteld tot na
volgende week. Dat was het ordevoorstel van mevrouw Beckerman. Ik wil
even weten hoe men daarin zit.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik vond het best een praktisch voorstel van mevrouw Beckerman, dus dat
zou ik willen steunen. En als daar geen steun voor is, hoop ik dat er
wel steun is voor een derde termijn, want ik zou het echt
onverkwikkelijk vinden als wij niet nog een keer met de minister over
dit wetsvoorstel kunnen spreken nadat we de stukken hebben gehad over
het pakket aan maatregelen.
Mevrouw Podt (D66):
Daar kan ik me bij aansluiten.
De heer Flach (SGP):
Oorspronkelijk zouden we het vorige week in één dag hebben afgedaan. Het
zijn er twee geworden. Dat lijkt me ruim voldoende. Geen steun voor het
voorstel.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ook vanuit de BBB geen steun voor dit voorstel. De Landbouwbegroting
komt straks nog aan de orde en er is nog een commissiedebat Stikstof en
mestbeleid. Er komen nog genoeg momenten om hiermee verder te gaan, dus
ik zou willen voorstellen het debat nu gewoon af te maken.
De heer Meulenkamp (VVD):
Geen steun.
Mevrouw Vedder (CDA):
Voorzitter, we kunnen volgens mij het debat vandaag afmaken, maar ook de
CDA-fractie hecht aan een derde termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wil iedereen die graag van zijn tweede termijn gebruik wil maken, de
ruimte geven, mijzelf incluis. Ik ga ook het voorstel van mevrouw Bromet
steunen; ik wil er dus wel gelijk bij aangeven dat ik het inderdaad
logisch vind om nog een derde termijn te hebben, misschien niet zozeer
sec over het wetsvoorstel, maar wel gelet op het pakket dat op
Prinsjesdag komt.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Er komen nog genoeg momenten; geen steun voor het voorstel.
De heer Holman (NSC):
Ik steun de lijn van de heer Grinwis.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb nu even een vraag naar aanleiding van wat de heer Grinwis zei,
namelijk dat er wel behoefte is aan een derde termijn, ook gezien wat er
met Prinsjesdag komt. Maar dat zou dan gewoon een nieuwe debataanvraag
zijn, omdat we dit debat nu vandaag afronden. Dan is eigenlijk de wens
om na Prinsjesdag nog een debat te voeren, over het pakket. Voor mijn
gevoel hoort dat niet specifiek bij dit wetsvoorstel, maar zou er
tijdens de regeling van werkzaamheden gewoon een debat aangevraagd
moeten worden. Ik wijs de voorzitter er ook nogmaals even op dat er nog
een commissiedebat Stikstof en mestbeleid gepland staat en de hele
Landbouwbegroting nog aan de orde komt.
De voorzitter:
Voordat er twee dingen door elkaar heen lopen: zolang er nog niet
gestemd is, is er gelegenheid voor een fractie om te vragen om een derde
termijn. Ik constateer nu dat er een meerderheid is om de tweede termijn
vandaag te houden en het debat in twee termijnen af te ronden, maar ik
constateer ook dat er nu nog geen meerderheid is voor een derde termijn.
Maar die aanvraag kan worden gedaan bij de eerstvolgende regeling van
werkzaamheden, na Prinsjesdag; ik denk dat dat logisch is. Dan kan bij
de regeling van werkzaamheden op dinsdag 23 september, uit mijn hoofd,
bepaald worden of er een derde termijn gaat plaatsvinden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb niks toe te voegen aan die samenvatting. In reactie op mevrouw
Van der Plas zeg ik nog wel dat een derde termijn niet meer van invloed
zal zijn op mijn stem of op mijn stemadvies aan mijn fractie over dit
wetsvoorstel. Dat mag zo zijn, maar collega Bromet en collega Podt
hebben heel duidelijk gemaakt dat de inhoud van het pakket wel degelijk
van belang is voor hun stem over dit wetsvoorstel. Dat als zodanig is
dus al reden genoeg om een derde termijn op zich te faciliteren, zou ik
toch willen zeggen. Het moge duidelijk zijn dat mevrouw Van der Plas en
ik daar inhoudelijk anders in zitten dan onze twee collega's, maar dat
is wat anders dan dat we een derde termijn niet mogelijk zouden
maken.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wat wel heel belangrijk is, en wat we dan wel in het oog moeten houden,
is dat we hier wel over moeten stemmen voordat het verkiezingsreces
begint.
De voorzitter:
Maar dat kan ook nog, want we zijn dan nog niet toe aan het
verkiezingsreces; dat begint pas in oktober.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Maar dat begint wel op 2 oktober, en dat is al vrij snel.
De voorzitter:
Daar kunt u dus in een aparte regeling op terugkomen.
Dan gaan we nu door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Het
is aan mevrouw Van der Plas om namens BBB als eerste de tweede termijn
uit te spreken. Ga uw gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen wil ik de minister bedanken voor
de uitgebreide en kundige antwoorden. Ik wil er ook bij zeggen dat ik
mij wel heb gestoord aan sommige opmerkingen uit de Kamer, zoals dat de
minister niks zou willen doen of niks heeft gedaan. Ik hoorde iemand
zelfs iets zeggen als "dat wordt maar even aan de ambtenaren
overgelaten" en "de minister vindt het niet belangrijk genoeg". Ik vind
dat ook een diskwalificatie van de ambtenaren, zeg ik er hier even bij.
Dat klinkt alsof ambtenaren niet kundig zouden zijn of een soort
poppetjes zouden zijn die een beetje rondrennen op het ministerie en
geen verstand van zaken hebben. Wij hebben de ambtenaren hier altijd
hoog in het vaandel staan. Dat is goed bestuur, goed omgaan met de
mensen die hier werken. Ik vond dat ook niet zo'n leuke opmerking. Ik
vind dat we ervoor moeten waken om ambtenaren hier neer te zetten met
woorden als "ach ja, dat wordt dan maar even aan de ambtenaren
overgelaten".
De voorzitter:
Mevrouw Bromet op dit punt.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dit is weer typisch een Van der Plasje, zou ik zeggen: met allerlei
uitspraken een heel uitgebreide invulling geven aan wat zij denkt dat ik
bedoelde met mijn opmerking. Het is niet waar dat ik heb bedoeld wat zij
nu allemaal zegt. Wat ik heb bedoeld, is dat ik ervan uitga dat, als
hier brieven binnenkomen over derogatie, die per direct naar de minister
gaan en de minister daar dan ook weet van heeft. Juist omdat het zo'n
belangrijk thema is. Dat is wat ik bedoelde. Als zij hier zegt "ik heb
geen brief ontvangen, maar mijn ambtenaren misschien wel", dan denk ik:
hoe belangrijk vind je het thema dan nog? Dan heb ik het over de
minister. Ik heb het helemaal nooit over ambtenaren. Ik heb het erover
dat ik vind dat de minister erbovenop moet zitten, maar dat zij
kennelijk zegt "ik heb geen brief gehad, maar mijn ambtenaren misschien
wel". Dat vind ik gek. Dat wilde ik ermee zeggen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ten eerste, ik heb geen naam genoemd van wie het heeft gezegd. Ik wil
het ook vrij algemeen houden, over opmerkingen die ik hier weleens door
de Kamer hoor gaan. Als ik dat verkeerd heb opgevat of verkeerd heb
gehoord of verkeerd heb geïnterpreteerd, dan neem ik de uitleg van
mevrouw Bromet serieus en voor kennisgeving aan. Feit blijft dat deze
minister zeker wel wat doet en dat iedereen — daar ben ik van overtuigd
— hier in de Kamer een oplossing wil voor de PAS-melders. Daar heb ik
geen enkele twijfel over. Over het pad ernaartoe denken partijen anders.
Maar dat deze mensen in een schrijnende situatie zitten, dankzij het
handelen van de overheid, terwijl ze zelf niets verkeerd hebben gedaan
en we nu eigenlijk al zes jaar bezig zijn om dit opgelost te krijgen, is
gewoon heel schrijnend. Als je met die mensen spreekt — ik ben zeker
niet de enige; dat doen andere Kamerleden ook — dan lopen de tranen je
letterlijk over de wangen als je hoort wat zich daar afspeelt. Ik weet
dat dat ook voor de minister geldt. Ik kan me nog een debat van niet zo
heel lang geleden herinneren. Daarin werd de minister emotioneel toen ze
daarover sprak. Dat is terecht. Heel veel mensen in Nederland hebben
eigenlijk geen idee hoe erg het is dat iemand zegt: "Ik heb gewoon naar
de overheid geluisterd, want die heeft mij verteld wat ik moest doen en
dat heb ik gedaan. Vervolgens word je illegaal gemaakt. Je wordt in de
hoek van de criminaliteit gedrukt." Zo voelt dat voor die mensen. Ik kan
er gewoon niet bij wat we mensen hebben aangedaan. Ook BBB wil
natuurlijk een goede oplossing voor de PAS-melders. Dat spreekt voor
zich. Nogmaals, we hebben hier een debat en iedereen kijkt er een beetje
anders naar. Soms kunnen we elkaar ook ergens in vinden en hebben we
raakvlakken. Maar laten we wel met z'n allen afspreken dat aan deze
gruwelijke situatie zo snel mogelijk een einde moet komen.
De minister heeft daar wat ons betreft goede oplossingen voor, namelijk
het MCEN-pakket. "MCEN" staat voor Ministeriële Commissie Economie en
Natuurherstel. Daar zitten we nu nog met twee partijen in. Dat waren er
vier en die hebben ook maandenlang meegesproken over dat pakket. Er is
voor mij nog geen enkele reden gewest om er niet op te vertrouwen dat
daar goede maatregelen uit komen en goede voorstellen in staan. Voor
zowel de industrie als voor de agrarische sector worden daarin
maatregelen genoemd. Laat dat dus ook gewoon tot een einde komen. Laten
we daar de commissie … Ik zeg met nadruk "commissie", want het is niet
alleen iets van landbouw. Het gaat over de hele economie: de industrie,
de bouw en de infrastructuur. Daarom is die ministeriële commissie er
ook gekomen, met ministers uit verschillende geledingen. Hopelijk
brengen we dat tot een goed einde.
Dat gezegd hebbende, heb ik nog een motie die ik graag wil indienen. Die
motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er voor veel PAS-melders nog altijd geen oplossing
is;
constaterende dat recente beëindigingsregelingen veel stikstofruimte
hebben opgeleverd, al is die binnen het huidige stelsel vaak niet direct
in te zetten;
constaterende dat een nieuw vergunningstelsel niet van vandaag op morgen
geregeld is;
verzoekt het kabinet de stikstofruimte van recente en toekomstige
beëindigingsregelingen primair te reserveren voor het legaliseren van en
het afzien van handhaving bij PAS-melders;
verzoekt het kabinet deze reservering ook formeel vast te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas, Vedder en
Flach.
Zij krijgt nr. 21 (36755).
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw tweede termijn. Dan gaan we nu luisteren naar de heer
Grinwis, die zijn tweede termijn uitspreekt namens de ChristenUnie. Gaat
uw gang.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Mevrouw Van der Plas zei het al: de PAS-melders
zijn een onderwerp dat leidt tot verdriet bij heel veel gezinnen, tot
heel veel onzekerheid bij ondernemers en tot schaamte aan de zijde van
de overheid en politici. Ik sta hier dan ook niet met een vrolijk
gemoed. Dit wetsvoorstel is ook niet om over naar huis te schrijven. We
doen namelijk een poging om met die verlenging alsnog perspectief voor
PAS-melders dichterbij te krijgen, maar hebben garantie tot op de hoek.
Dat toch eigenlijk wel de slotsom van dit debat. Tegelijkertijd heb ik
geprobeerd om het wetsvoorstel met een aantal amendementen meer tanden
te geven dan in het wetsvoorstel dat aanvankelijk aan ons is
voorgelegd.
Ik dank ook de minister voor haar beantwoording en voor de samenwerking
met de ambtenaren om waar nodig de amendementen te verbeteren. Dat is
gelukt. Ze zijn gewijzigd ingediend en ze hebben ook een positieve
appreciatie gekregen, waarvoor dank. Maar daarmee heb ik nog steeds niet
de garantie dat de PAS-melders daadwerkelijk allemaal zullen worden
geholpen de komende jaren. Ik druk de minister nogmaals op het hart:
zorg nou dat binnen de kaders van de wet, die wat mij betreft aangenomen
gaat worden, het de komende jaren daadwerkelijk sneller gaat en dat
daadwerkelijk toekomstperspectief voor die duizenden PAS-melders
dichterbij komt. Zorg vooral dat ze zekerheid hebben en weer toegang
krijgen tot het monetaire verkeer, tot de bank, om maar eens iets heel
simpels te noemen. Dat is essentieel om te kunnen ondernemen en dat moet
gewoon weer probleemloos gaan. We moeten dus een veel hoger tempo
ontwikkelen dan we de afgelopen zes jaar hebben gedaan.
Voorzitter. Eén punt is heel relevant voor het welslagen van deze wet.
Dat heb ik in het debat in zo'n beetje mijn eerste interruptie al
benadrukt. Dat is dat het pakket, dat met Prinsjesdag — dat is volgende
week — door de MCEN wordt gepresenteerd, daadwerkelijk de
additionaliteitstoets gaat doorstaan. Ik wilde daar misschien een motie
over indienen in deze tweede termijn, maar het lijkt mij toch
zorgvuldiger om het pakket af te wachten. Maar het lijkt mij wel goed om
daarover in een derde termijn met de minister van gedachten te kunnen
wisselen. Strikt genomen is dit wetsvoorstel namelijk een zelfstandig
wetsvoorstel. Maar als wij volgende week geen goed antwoord kunnen geven
op de vraag of wij die additionaliteitstoets kunnen doorstaan, dus of we
daadwerkelijk weer extern kunnen salderen om bijvoorbeeld PAS-melders te
helpen, dan betekent dat dat dit wetsvoorstel minder kans van slagen
heeft, in die zin dat we de komende jaren daadwerkelijk PAS-melders
kunnen helpen. Dat is dus een hele relevante link tussen het pakket van
volgende week en dit wetsvoorstel. Daarom ga ik het voorstel van mevrouw
Bromet om daarover door te kunnen debatteren in een derde termijn
steunen, met dien verstande dat ik ook nadrukkelijk wil — dat zei
mevrouw Van der Plas ook — dat we netjes voor het verkiezingsreces, dus
op die laatste donderdag, stemmen over dit wetsvoorstel.
Voorzitter, tot zover. Ik heb al benadrukt dat de drie amendementen voor
mij randvoorwaardelijk zijn om het wetsvoorstel te kunnen steunen. Ik
zie dus met belangstelling uit naar de stemming t.z.t.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Vedder, die namens
het CDA spreekt in tweede termijn. Gaat uw gang.
Mevrouw Vedder (CDA):
Voorzitter. Ik had voor mijn misschien wel laatste plenaire debat
gehoopt dat ik hier vandaag weg zou lopen met het gevoel dat we echt
iets goeds hadden gedaan voor Nederland. Die overtuiging heb ik helaas
nog niet. Ik vond het ook opvallend dat het woord "interimmers"
bijvoorbeeld pas viel toen mijn amendement ter sprake kwam. In mijn ogen
onderstreept dat de noodzaak om de positie van interimmers te markeren,
want dat gebeurt blijkbaar dus nooit vanzelf. In die zin waardeer ik de
handreiking van de minister om hier samen over na te denken. Maar ik
vind het ook kenmerkend dat de vraag pas vandaag komt, op het moment dat
de Kamer ten einde raad maar zelf aan wetteksten begint te
sleutelen.
Ik ben blij dat de amendementen-Grinwis/Vedder en het amendement-Flach
oordeel Kamer hebben gekregen. Dat zijn voor mij een paar hele
belangrijke drempels die ik over moet om dichter bij een stem vóór deze
wet te komen, wat ik heel graag wil, want ik kan het niet verkroppen om
PAS-melders te laten vallen. Maar ik blijf ook nog steeds in mijn maag
zitten met de effectiviteit van de wet als ik niet weet met welke
maatregelen de MCEN komt voor geborgde emissiereductie. In die zin vond
ik de reactie van de LTO ook veelzeggend. Ze zeggen dat door verlenging
het zicht op legalisatie misschien wel juist verder uit beeld raakt als
er geen pakket onder ligt. Ook mijn fractie hecht aan een derde termijn
om dat mee te kunnen wegen.
Het tweede punt: de interimmers. Ik laat mijn amendement niet zomaar los
— dat heb ik net ook al gezegd — maar ik wil er in ieder geval wel een
motie naast zetten, waarmee we hopelijk weer meer bij elkaar kunnen
komen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat PAS-melders niet de enige ondernemers zijn die door
onrechtmatig overheidshandelen niet beschikken over een toereikende
natuurvergunning;
constaterende dat dit bijvoorbeeld ook geldt voor interimmers,
ondernemers die een activiteit zijn begonnen of hebben gewijzigd voor 1
februari 2009 maar na de datum waarop artikel 6, derde lid, van de
Habitatrichtlijn is gaan gelden voor het betrokken Natura 2000-gebied,
en waarvoor geen passende beoordeling is gemaakt;
overwegende dat deze categorie ook gelegaliseerd dient te worden, omdat
deze bedrijven, zeker in de agrarische sector, zonder legalisatie geen
bijdrage kunnen leveren aan emissiereductie;
verzoekt de regering om in het legalisatieprogramma een clausule op te
nemen om ondernemers die door onrechtmatig overheidshandelen in de
problemen zijn gekomen, zoals de interimmers, op eenzelfde manier als de
PAS-melders van een oplossing te voorzien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vedder, Grinwis, Flach en
Holman.
Zij krijgt nr. 22 (36755).
Mevrouw Vedder (CDA):
Voorzitter. Ik kijk uit naar Prinsjesdag. Dan komt er een langverwacht
pakket waar deze Kamer denk ik — ik heb even terug zitten kijken — al
anderhalf jaar om vraagt. Ik heb er zin in. Ik heb er hoop op. Ik hoop
dat ik na de derde termijn wel weg kan lopen met het gevoel: we hebben
vandaag echt iets goeds gedaan voor Nederland; we hebben vandaag mensen
die niet durven te spreken uit angst om vervolgd te worden, maar die het
wel verdienen om gehoord te worden, echt kunnen helpen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw tweede termijn. De heer Meulenkamp gaat spreken
namens de VVD-fractie.
De heer Meulenkamp (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De minister gaf aan: Kamer, kom vooral met
ideeën. Er zijn vandaag denk ik heel veel ideeën gewisseld, ook goede
ideeën. Toen ik in het bankje zat, dacht ik: een olifant eet je ook niet
in één keer. We hebben dit heel groot gemaakt de afgelopen zes jaar. Nu
moet echt worden begonnen met het oplossen van zaken in de praktijk. De
minister is daarmee bezig, maar doe dit wel stap voor stap, zeg ik, en
ook op gebiedsniveau. We hoeven dit niet in één keer voor heel Nederland
op te lossen. Begin met de gebieden waar de problematiek het grootst is
en waar de medeoverheden met dit probleem aan de slag willen. Ik zie dat
in Gelderland medeoverheden zoals de provincie en de gemeentes rondom de
Veluwe staan te trappelen om aan de slag te gaan met oplossingen. Dus
geen rapporten, maar aan de slag gaan in de praktijk.
Begin met keukentafelgesprekken. Welke boeren willen door, welke willen
stoppen, welke willen uitbreiden? Ga gewoon aan de slag met
landinrichting, ga werken met ruilverkaveling. We moeten ervoor zorgen
dat we het landelijk gebied op orde krijgen. Dat is wat er nu moet
gebeuren. Zet vol in op de praktijkgerichte uitvoering, zou ik dus
zeggen. Kom met de lessen die daar in die betreffende gebieden geleerd
zijn terug bij de Kamer, in de zin van: zo denk ik het te kunnen
aanpakken; zo denk ik daadwerkelijk iets te kunnen veranderen in de
praktijk. Dus niet alleen een kwestie van papier, waar we hier met z'n
allen ook heel goed in zijn.
Dan ten aanzien van de voorstellen. Er is heel veel gewisseld. We hebben
een aantal goede amendementen voorbij zien komen. Ik denk dat het stuk
daar sterker door wordt.
Dan het algemene oordeel van de VVD. Wij zijn het eens met de verlenging
van de handhavingstermijn. Wij weten — dat hebben wij in de eerste
termijn ook uitvoerig gedeeld — dat het verlengen van de termijn alleen
niet voldoende zal zijn om handhaving te voorkomen. De minister geeft
dat zelf ook toe en de Kamer is hierin unaniem. Daar moet dus wel wat
gebeuren.
Wij kijken ook — ik kijk even naar mevrouw Vedder — met smart uit naar
volgende week, naar wat er dan ligt, naar wat er op papier staat over
hoe we de problemen in Nederland daadwerkelijk gaan tackelen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Een ogenblik, nog een vraag van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Kan ik er dan op rekenen dat de VVD het verzoek van GroenLinks-PvdA gaat
steunen om een derde termijn te houden om die twee dingen samen met de
minister te kunnen bespreken?
De heer Meulenkamp (VVD):
Voor mij kan dat afzonderlijk. Deze wet gaat voor mij op dit moment
voor. Ik weet dat je ze niet los kunt zien van elkaar, maar op dit
moment zeg ik: laten we de PAS-melders op een zo kort mogelijke termijn
in ieder geval iets van zekerheid geven, waar de provincies bij mij ook
om vragen.
Mevrouw Podt (D66):
Dit verbaast mij toch wel een beetje. Zelfs als de heer Meulenkamp het
zelf niet nodig heeft, dan zou hij natuurlijk naar de collega's kunnen
kijken en kunnen zien … Als wij inderdaad zien dat die link zo sterk is,
zoals de heer Meulenkamp zelf ook zegt, dan kan hij het de collega's
natuurlijk wel gunnen, ook als hij die behoefte zelf niet heeft, om dit
gewoon even echt zorgvuldig te doen, juist omdat we al zo veel fouten
hebben gemaakt ten aanzien van de PAS-melders.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik zou heel graag met u praten over het pakket dat er op Prinsjesdag
ligt. Ik ga met alle plezier het gesprek aan over wat daarin staat, maar
ik kijk nu in eerste instantie naar de PAS-melders. Die zitten ook in
grote onzekerheid. Van die kant hoor ik: laten we nou alsjeblieft eerst
deze wet vaststellen en dan de volgende.
Mevrouw Podt (D66):
We hebben het dus letterlijk over een week. Die week kan partijen hier
misschien comfort geven als er dan inderdaad een pakket ligt dat, zoals
de minister zegt, allerlei oplossingen gaat bieden. Ik begrijp echt niet
waarom ons dan niet die ene week gegund kan worden om daar gewoon even
goed naar te kijken en dat echt serieus te nemen.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik heb net antwoord gegeven.
De voorzitter:
Oké. Dank voor uw tweede termijn. Dan gaan we door met de heer Holman,
die namens Nieuw Sociaal Contract zijn tweede termijn uitspreekt. Gaat
uw gang.
De heer Holman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. De problematiek van de PAS-melders gaat ons
allemaal aan het hart. Vandaag is duidelijk geworden dat interimmers en
vele anderen die in onzekerheid zitten, wellicht zo'n 8.000 boeren die
geen NB-vergunning hebben, daarbij horen. Wij steunen elk voorstel dat
zegt dat interimmers hierbij betrokken moeten worden. Wij steunen dan
ook van harte het amendement van mevrouw Vedder.
Er moet een oplossing komen voor interimmers. Die valt of staat met een
geborgd pakket. We hebben nog geen uitsluitsel over wat dat gaat worden.
Dat zal gedeeltelijk generiek zijn en gedeeltelijk doelsturing zijn. We
moeten afwachten wat er volgende week komt. Eerlijkheidshalve heb ik er
niet zo veel vertrouwen in dat er volgende week iets ligt. Er zal iets
van geld beschikbaar gesteld worden, maar ik ben bang dat er geen
concrete maatregelen ingevuld worden die in elk geval tot de conclusie
leiden dat dit geborgd is.
Alle juridische adviezen, iedereen die hierop reageert, iedereen die
zegt dat er een geborgd pakket moet komen en heel kritisch is, de
reacties van deelnemers aan het MCEN-overleg — gisteren stond in een
stuk van NRC dat maatschappelijke organisaties daar soms toch somber
wegkomen — vergroten het vertrouwen niet. Maar we wachten af of er
voldaan wordt aan deze absolute voorwaarde om deze wet een succes te
laten worden.
Voor de Peel en de Veluwe zal er echt wat moeten gebeuren. De motie-Van
Campen/Holman, die stelt dat daar structuurbeleid voor nodig is, is
aangenomen. Je zult veel verder moeten gaan dan een zone maken waar je
emissiereductie bewerkstelligt. Er zal echt gekeken moeten worden naar
de Peel. Hoeveel kalveren zijn er op die 4.500 bedrijven op de Veluwe?
In de Peel zal echt gekeken moeten worden hoe je de ontwikkeling van dat
gebied ziet, want 30% van alle Nederlandse varkens zit heel
geconcentreerd in dat gebied; dat zijn er 3 miljoen.
De heer Grinwis kaartte additionaliteit aan. De uitdaging is om daar
vorm aan te geven. Ik heb mijn twijfels over de redenering van de
minister en over hoe zij denkt dat additionaliteit gaat werken en ruimte
geeft in de vergunningverlening. Rechtszaken, de rechtspraak en
uitspraken van het Europees Hof geven namelijk echt een andere indruk
dan de minister suggereert.
De voorzitter:
Een ogenblik. De heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De heer Holman weet dat er een heel duidelijk advies ligt van de
landsadvocaat over voldoen aan de additionaliteitstoets. Die toets kan
worden doorstaan bij een duidelijk omlijnd programma met tussendoelen en
vooraf vastgelegde doorgerekende afdwingbare bijsturingen. Dat is wat de
landsadvocaat stelt. We gaan volgende week zien of het pakket aan die
beoordeling en dat advies van de landsadvocaat voldoet. Dat is vrij
eenvoudig en we gaan dat zien, maar voordat we dat aan mij toeschrijven,
wijs ik erop dat de landsadvocaat zelf heeft gezegd dat het zo zou
kunnen. Dat weet de MCEN al maanden.
De heer Holman (NSC):
We zijn het helemaal eens, meneer Grinwis: dat zal moeten blijken.
Daarom was ik heel teleurgesteld, want als ik de minister vraag hoe zij
wil borgen en hoe we gegarandeerd kunnen krijgen dat er in 2030
daadwerkelijk iets is gerealiseerd, wil de minister daar geen antwoord
op geven. Dat staat mijns inziens los van de plannen die het kabinet
volgende week gaat presenteren. Ik heb zojuist al gezegd dat in dit huis
de wil ontbreekt om een discussie te voeren over de toekomst van de
landbouw. Ik kan na een jaar van debatten niets anders constateren dan
dat er in de Kamer twee richtingen zijn. Een kleine richting wil een zo
intensief mogelijke veehouderij in Nederland. Een grote meerderheid van
de Kamer heeft meermaals uitgesproken, ook met moties, dat zij een
andere vorm wil. Dat is de roze olifant in de Kamer waar we nooit over
hebben gesproken. Het is altijd weer: we willen geen gedwongen krimp.
Dat heeft een hele druk op de discussie gezet, waardoor er over de
fundamentele vragen en de fundamentele oorzaken eigenlijk heel weinig
discussie is gekomen. Wij hebben samen met de heer Grinwis in de vorm
van de initiatiefwet Grondgebondenheid een voorstel gedaan voor hoe je
een richtinggevend en richtingsturend beleidsinstrumentarium voor de
toekomst kunt ontwikkelen. Dat zal de komende winter hier ongetwijfeld
nadrukkelijk aan de orde komen. Dan gaat deze discussie hopelijk goed
gevoerd worden.
De amendementen die er liggen, willen we graag steunen. Die zijn voor
ons voorwaarden om voor de wet te kunnen stemmen. Wij gaan niet voor de
wet stemmen omdat we denken dat het zo'n goede wet is, want we denken
dat het geen goede wet is. Wij willen daar waar mogelijk PAS-melders
helpen, ook al zijn het er maar vijf bij wie we kunnen voorkomen dat er
handhaving optreedt. Wij willen niet het verwijt krijgen dat wij een
mogelijke oplossing in de weg staan. Maar tegelijkertijd — daar ben ik
heel duidelijk in — denken wij dat de manier waarop de minister dit nu
aanpakt, weinig soelaas biedt. We zullen zien wat er volgende week komt.
De verwachtingen zijn hoog, maar ik denk dat de teleurstelling groot zal
zijn.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb twee vragen aan de heer Holman. De eerste vraag luidt: welke
partij wil een zo intensief mogelijke veehouderij of een zo intensief
mogelijke landbouw? Ik heb volgens mij niet één partij hier in de Kamer,
inclusief de BBB, ooit horen zeggen: het moet zo intensief mogelijk.
Maar misschien heb ik wat gemist het afgelopen jaar. De volgende vraag
is een open vraag, want ik weet niet of ik het goed heb begrepen.
Pleiten de heer Holman en NSC met dit betoog nu voor gedwongen krimp van
de veestapel?
De heer Holman (NSC):
Om met dat laatste te beginnen: absoluut niet, nee. Ik denk dat het
duidelijk is — alle studies zeggen dat — dat je naar de toekomst toe een
iets kleinere melkveehouderij in Nederland krijgt. Kijk simpelweg naar
de hoeveelheid mest die door de veehouderij wordt geproduceerd. 60%
daarvan kan worden afgezet op de eigen grond in Nederland. 10% wordt
geëxporteerd en 10% wordt verwerkt. Na de afbouw van de derogatie
volgend jaar blijft er 20% over waar we geen plek voor hebben. Er zal
een iets kleinere veestapel komen, of je nou voor grondgebondenheid
zorgt of het overlaat aan de markt. Als je echt visionair beleid wil
voeren, is de uitdaging om regie te voeren op de stoppers — dat zullen
er veel zijn, minstens 35% tot 2050 — en de ruimte die daaruit voortkomt
ten goede te laten komen aan de blijvende veehouders, die daarmee iets
extensiveren. Dan ga je een heleboel problemen spelenderwijs oplossen.
Ik heb ook in mijn betoog gezegd dat emissiedoelsturingen, kortingen van
40% à 50% voor de individuele boer, helemaal niet nodig zijn. Boeren
gaan de uitdaging van 25% reductie graag aan. Die doen dat met twee
vingers in de neus. Die kunnen dat heel goed op een heel eenvoudige
manier realiseren.
Hoe je dat wil doen, is afhankelijk van de keuzes die je maakt. Wij
waren in Denemarken. Daar was mevrouw Van der Plas ook. Alleen, zij zat
op een cruiseschip en wij waren bij de boeren. We hadden het alle twee
leuk. Daar werd ons duidelijk wat de gevolgen zijn van het beleid. In
Denemarken heb je beleid dat inzet op een zo intensief mogelijke
veehouderij. Je weet dat de verwachting is dat daar binnen tien jaar nog
1.000 veehouderijbedrijven met meer dan 500 koeien over zijn, waarbij
voederwinning een puur akkerbouwmatig proces is. Hier in Nederland
spreekt een meerderheid van de Kamer zich voortdurend uit voor een vorm
van grondgebondenheid. De Kamer wil een andere vorm van landbouw. Als ik
de plannen van de minister zie — ze heeft het nooit gezegd, maar ik heb
toch sterk het vermoeden dat ze emissiereductie wil koppelen aan
fosfaatrechten — dan gaan die leiden tot een versnelling van
intensivering en schaalvergroting. Ik krijg de indruk dat enkele
partijen, maar één partij heel nadrukkelijk en dat is de partij van
mevrouw Van der Plas, de BBB, die kant op willen. Dat leid ik simpelweg
alleen al af uit hoe mevrouw Van der Plas zich heeft afgezet tegen alle
voorstellen die uitgaan van grondgebondenheid. Als je dat niet wil, maak
ik daaruit op dat je toch kiest voor een vorm van veel intensievere
landbouw. Nogmaals, wij willen geen gedwongen krimp. Dat zal ook
helemaal niet nodig zijn. Wij willen gewoon visie. Wij willen orde en we
willen structuur geven aan hoe de veehouderij zich ontwikkelt.
De voorzitter:
Dat was een uitvoerig antwoord.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ga eerst even in op het cruiseschip. Ik heb daar twee weken lang
vertoefd en heel veel gesprekken gevoerd. Er zaten ongeveer 2.000
Nederlandse burgers op dat schip. Wij konden nergens naartoe. Ik heb
ontzettend veel met deze mensen kunnen praten. We hebben het over
allerlei problemen, uitdagingen en vragen gehad. Mijn tijd op dit
cruiseschip was een fantastisch werkbezoek. Arbeidsmigranten zitten ook
op het cruiseschip. Met die mensen die daar werken, heb ik veel
gesproken. Dat was ook heel nuttig. En ik heb gesproken over duurzame
scheepvaart. Dus terwijl de heer Holman met zijn Landbouwcommissie bij
een boer in Denemarken zat, heb ik die twee weken benut om mij te
informeren over tal van onderwerpen die Nederland en Europa
bezighouden.
De voorzitter:
Heel goed, ja. Nu weer even over de wet.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Daarnaast was ik heel gezellig ook met mijn twee zoons. Ik vind het ook
heel belangrijk om voor hen tijd vrij te maken. We gaan in ieder geval
één keer per jaar twee weken met zijn drieën op vakantie ergens naartoe,
en dit keer was dat inderdaad op een cruiseschip. Maar het was ook heel
interessant, zeg ik er heel eerlijk bij, om het nuttige met het
aangename te verenigen.
Maar nee, een heel lang antwoord van de heer Holman. De laatste zin had
volstaan: "wij zijn niet voor gedwongen krimp, maar willen visie". BBB
werkt niet toe naar een zo intensief mogelijke veehouderij. Wij willen
wel dat boeren voor inspanningen betaald worden. Soms worden voorstellen
ingediend hier in de Kamer, waarvan ik denk: ja, maar dit gaat leiden
tot nog hogere prijzen in de supermarkt. Dat hebben we laatst ook in de
krant gezien: doordat er heel veel boeren zijn gestopt, zijn vlees en
zuivel fors duurder geworden. Daar kijken wij dus naar. Wij kijken naar
de portemonnee van de burger, maar we kijken natuurlijk ook naar de
toekomst van boeren, en van sommige voorstellen zien wij niet dat die
direct de toekomst van boeren helpen, maar dat ze die juist tegengaan.
Dat is wat anders dan zeggen dat wij pleiten voor een zo intensief
mogelijke veehouderij.
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt. De heer Holman. Nee?
De heer Holman (NSC):
Nee.
De voorzitter:
Dan het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, fijn. Ik heb grote waardering voor mijn collega Holman. Hij heeft de
juiste analyse en een redelijk goede richting van oplossingen. Maar hij
heeft wel al een tijdje te maken met een BBB-ministerie dat uiteindelijk
lijnrecht tegenover mijn collega staat, dat niet wil doorpakken, met een
minister die de andere kant op wil en die Nederland op slot houdt. Voor
ons ligt een wet die naar de woorden van de heer Holman een slechte wet
is. En we horen van alle experts: dit moet je niet doen; als je dit wil
laten werken, moet je een aantal dingen aanpassen en moet je een
maatregelenpakket hebben dat de stikstof zeker weten omlaag brengt. Nu
is dit mijn vraag aan de heer Holman. Hij zegt dat die amendementen een
voorwaarde zijn om de wet te steunen. Is het ook een voorwaarde om de
wet te steunen dat er straks, dit weekend denken wij allemaal, een
pakket van maatregelen komt dat er gegarandeerd voor zorgt dat de
stikstof omlaaggaat en de natuur wordt hersteld?
De heer Holman (NSC):
Het amendement van Grinwis en Vedder zegt in feite dat het moet komen,
met de datum van 1 mei volgend jaar. Dus dat zit er wel in. Het voordeel
van amendementen — want dat kan je echt als een voordeel zien — is
bijvoorbeeld te zien in het amendement-Flach. Dat zegt: wij willen
helemaal geen maatwerk — daar heeft de Kamer ook moties over ingediend —
wij willen gewoon een vergunning voor elke boer, voor elke interimmer,
voor elke PAS'er, voor elke groep die geen vergunning heeft. Dus dat
vind ik het voordeel; dat is helder gezegd. Het feit dat u nu twintig
keer heeft gezegd dat interimmers ... Ik hoop dat dat nu echt bij de
minister tussen de oren zit en dat we vanaf nu geen enkel voorstel meer
horen over legalisatie waar interimmers niet bij betrokken zijn. Dus dat
vind ik een voordeel. En uw analyse, dat wij er lijnrecht tegenover
staan ... Nee, ik draag de landbouw een warm hart toe. De meesten hier
in de Kamer dragen de landbouw een warm hart toe, ook de minister,
alleen heb je een fundamenteel verschil in hoe je daar vorm aan geeft.
Je zag dat net ook in de beantwoording van mevrouw Van der Plas, die het
over prijzen en voedsel had. Ja, dat vinden wij ook belangrijk, maar ik
voel mij als Kamerlid breed bestuurlijk verantwoordelijk voor alle
zaken, ook voor natuur, ook voor landbouw, ook voor biodiversiteit, ook
voor veilig voedsel. Dus wij maken daar gewoon een andere afweging in.
Dat heb ik benoemd als een soort van fundamentele keuze waar we geen
discussie over hebben gehad. Ik ben ervan overtuigd dat bij een volgend
kabinet, bij een volgende Kamermeerderheid, dit het eerste onderwerp is
dat op tafel ligt om je uit te spreken over hoe je dat gaat vormgeven.
En zeker de wet van de heer Grinwis en mij zal daarbij onderwerp van
discussie zijn. Ik ben er aardig van overtuigd dat de meerderheid van de
Kamer zegt: die kant moeten we op. Misschien iets aangepast naar links
of rechts, maar dat is wat ik voor ogen zie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit is precies mijn probleem met de andere kant van de heer Holman. Ik
heb aan de ene kant grote waardering voor zijn visie en de woorden die
hij hier uitspreekt, maar het probleem is dat hij vooral blaft, maar
niet doorpakt. Nu krijg ik ook een heel lang antwoord, dat eigenlijk
geen antwoord is op mijn vraag. De heer Holman staat daadwerkelijk
tegenover de minister van Landbouw hier. Hij staat niet tegenover
landbouw, maar tegenover de minister van Landbouw. Zij wil juist
intensievere landbouw, wil meer op technologische fopoplossingen
inzetten, durft geen maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat stikstof
daadwerkelijk omlaaggaat en dat Nederland van het slot gaat, en wil
eigenlijk het liefst geen grondgebonden landbouw. Dat bedoelde ik te
zeggen. Als de heer Holman zegt dat we dat echt moeten doen, dat we die
keuzes moeten maken en dat hij daarvoor staat als
volksvertegenwoordiger, maar hij keer op keer een minister ziet die dat
tegenhoudt en die daar tegenin gaat, waarbij de minister ook nog eens
haar bevoegdheden misbruikt volgens de rechter, dan is het toch op een
gegeven moment wel tijd om haar weg te sturen, toch?
De heer Holman (NSC):
Ja, dat kan een overweging zijn, maar kijk waar we nu staan: we hebben
een kabinetscrisis gehad, nog een kabinetscrisis en nu nog een
kabinetscrisis van een kabinet dat al gevallen is. Ik denk dat het
belangrijker is dat de kiezers zich op 29 oktober duidelijk uitspreken
over welke partijen in de Kamer mogen zitten. Ik verwacht dat de
partijen die dan een coalitie vormen hier een verstandige discussie over
gaan voeren en dat ze het anders gaan doen dan tot nu toe.
De voorzitter:
Afrondend.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, zeker. Maar de heer Holman zal het wel met mij eens zijn dat wij nu
hier als volksvertegenwoordigers een verantwoordelijkheid hebben en dat
wij keer op keer van de minister te horen krijgen dat ze de boel gaat
aanpakken en met oplossingen gaat komen, maar dat er steeds weer uitstel
komt. Tot nu toe heeft NSC dat steeds weer geaccepteerd. Nogmaals, ik
heb de heer Holman hoog zitten. Volgens mij is dit de laatste ronde van
de heer Holman in deze Kamer. Daarom zou ik hem willen vragen: pak dan
gewoon door. Als de minister niet met geborgde maatregelen komt dit
weekend, stem deze wet dan gewoon weg en stuur de minister naar huis.
Het kan gewoon niet erger dan dit. Dat is mijn vraag en verzoek, met
alle respect.
De heer Holman (NSC):
Mijn houding is dat ik respect heb voor alle partijen en zeker ook voor
de Partij voor de Dieren. Ik waardeer de inbreng van het lid Kostić. Wij
bij Nieuw Sociaal Contract hebben denk ik wel een andere manier van
politiek bedrijven. Ik vind de vorm van politiek bedrijven van de Partij
voor de Dieren toch een vorm van reductionisme. De Partij voor de Dieren
maakt het onderwerp heel klein, beperkt het tot iets van dieren, terwijl
ik vind dat je als Kamerlid een brede maatschappelijke
verantwoordelijkheid hebt. Dus de manier van politiek bedrijven van
Nieuw Sociaal Contract is toch wel even een iets andere dan die van de
Partij voor de Dieren en dus hebben wij ook een andere blik op hoe je
dan bestuurlijk keuzes maakt. Wij proberen toch in het belang van het
land vooruit te komen en de problematiek op te lossen. Stikstof is een
van de grote problemen van Nederland. Dat moeten we oplossen. Dat lossen
we niet op door nu de minister naar huis te sturen.
De voorzitter:
Ja, ik snap dat u nog één keer wil reageren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De heer Holman en ik hebben blijkbaar niet genoeg koffie gedronken
samen. Ik zal hem straks het verkiezingsprogramma van de Partij voor de
Dieren overhandigen, maar volgens mij heeft hij mij heel vaak horen
spreken in debatten, waarbij ik het heb gehad over de toekomst van een
gezonde landbouw, waar we elkaar ook heel vaak in hebben kunnen vinden.
Het gaat inderdaad ook over de miljoenen dieren die dag in, dag uit
lijden, die niet eens levend de stal uit kunnen komen. Dat weet de heer
Holman ook. Daar gaat het ook om. Dat benoemen we, omdat wij ongeveer de
enigen zijn die dat hier durven te benoemen. Daar schaam ik me niet
voor. Daar ben ik trots op. Maar het gaat ook om het klimaat, om een
leefbaar en gezond Nederland. Het gaat om gezonde burgers, van wie de
gezondheid nu wordt aangetast door intensieve landbouw. Dat is wat bij
de Partij voor de Dieren vooropstaat: een gezond Nederland voor alle
inwoners, mens en dier, en een toekomstbestendige landbouw. Dat wil ik u
even meegeven.
De heer Holman (NSC):
Een korte reactie. Wij willen de minister en het kabinet de kans geven
om volgende week te laten zien wat ze waard zijn en we willen kijken
waar ze mee komen. We zullen het zien, maar ik heb al eerder gezegd dat
mijn verwachting in die zin niet groot is, ook gezien het feit dat het
een demissionair kabinet is dat niet zo veel mag doen en het simpele
feit dat er zeer beperkt middelen beschikbaar worden gesteld. Maar goed,
we zullen het zien.
De voorzitter:
Ja, u gaat verder met uw betoog.
De heer Holman (NSC):
Ik wil graag twee moties indienen. Ik heb al aangekondigd in de
discussie met de minister dat deze moties zijn gemaakt met de
bestuurders van de Veluwe en de boeren van de Achterhoek. Dan zie je dat
er op gemeentelijk en provinciaal niveau toch iets andere moties worden
gemaakt dan in de Kamer. Maar ik heb die toch maar onverkort gedaan
zoals die is gedaan. Ik denk dat ik hiermee nog een record krijg in deze
Kamer. Ik zal 'm voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
het kabinet naast generiek beleid kiest voor een regionale maatwerkaanpak voor de Veluwe en de Peel;
er in Regio Foodvalley een grote opgave ligt op het gebied van stikstof, perspectief voor de landbouwsector, natuurherstel en de kwaliteit van bekensystemen;
met het oppakken van deze opgave in deze regio effectief resultaat geboekt kan worden, zoals ook is aangegeven door Erisman in het rapport Naar een ontspannen Nederland;
RFV zelf in zijn uitvoeringsprogramma stikstof een aanbod heeft gedaan aan minister Wiersma om als regio/gebied onder een regionaal stikstofplafond te gaan komen, waarbij de regio met ondernemers afspraken maakt over de bijdragen die zij met hun bedrijf leveren;
RFV een bijzondere regio is, waar 80% van de landbouwbedrijven kalveren, pluimvee en/of varkens houdt en de melkveesector een relatief kleine sector is;
er in het gebied constructief wordt samengewerkt door gemeenten, provincies, waterschap, bedrijven en boeren, die ook samenwerken vanuit het regionale landbouwnetwerk;
overwegende dat:
op het boerenerf alle verschillende opgaven samenkomen en er van agrariërs wordt verwacht dat zij op hun specifieke bedrijf maatregelen nemen voor de verschillende opgaven van hun sector/sectoren, daarmee rekening houdend met hun directe omgeving;
vanuit de pilot Ondernemingsplannen, die onder andere plaatsvond in de Regio Foodvalley, blijkt dat meerdere ondernemingsplannen van agrariërs die door experts als toekomstbestendig worden bestempeld, in de praktijk door overheden op dit moment niet vergund kunnen worden;
we zien dat we voor de landbouwsector en verschillende type bedrijven in ons gebied niet voldoende stikstofreductie bereiken met alleen het toepassen van de huidige bewezen technieken;
deze regio met de bedrijfsmeetnetwerken en omgevingsmeetnetwerken goede eerste stappen heeft gezet op het gebied van meten en monitoren, maar dat nu juist ook gewerkt moet gaan worden aan de beloning;
beloning niet alleen gaat om geld, maar juist ook om langetermijnduidelijkheid voor de ondernemers, zekerheid over het niet alsnog generiek gekort worden en een vergunning kunnen krijgen;
er daarom behoefte is aan bestuurlijke vernieuwing;
verzoekt de regering om:
de Regio Foodvalley mede ten behoeve van de uitvoering van het Uitvoeringsplan stikstof aan te wijzen als experimenteerregio en hiervoor middelen uit de maatwerkaanpak Veluwe beschikbaar te stellen, zodat geëxperimenteerd kan worden, niet alleen met technische innovaties, maar juist ook met het integraal toepassen van diverse managementoplossingen en de borging daarvan, door bestuurlijk onder andere vergunningverlening door te ontwikkelen;
de regio te voorzien van passende middelen, die bijvoorbeeld gevonden kunnen worden in de onderbesteding van ANLb-gelden in 2025;
samen met de regio te experimenteren en te leren aangaande integrale oplossingen op het boerenerf, het meten en monitoren daarvan, en vooral actief te werken aan borging en beloning, om zo de gewenste transitie in het gebied te versnellen met behoud van toekomst voor de landbouw in deze regio;
de lessen die hier geleerd worden op gebied van borging en vergunningverlening breed te implementeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Holman en Grinwis.
Zij krijgt nr. 24 (36755).
De heer Holman (NSC):
Voorzitter. Hier zit het volgende achter. Boeren in het land, in
provincies, zijn op dit moment veel verder dan wij hier in de Kamer.
Iedereen wil, maar het wordt soms onmogelijk gemaakt om het vorm te
geven.
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
de reductie van de emissies van stikstof essentieel en urgent is voor het realiseren van biodiversiteits- en waterkwaliteitsdoelen;
de noodzaak om hiertoe binnen de landbouw meer met doelsturing te gaan werken, breed wordt gedragen;
het thans ontbreekt aan een uitvoerbaar, betrouwbaar, geborgd en breed gedragen doelsturingsmodel;
overwegende dat:
in de Achterhoek honderden agrariërs, georganiseerd in agrarische verenigingen, in nauwe samenwerking met ketenpartijen, overheid en kennisinstellingen, reeds meer dan tien jaar doelgericht werken aan een ecologisch verantwoorde, maatschappelijk gewaardeerde en economisch houdbare kringlooplandbouw;
deze partijen in de Achterhoek al vijf jaar succesvol experimenteren met de ontwikkeling en implementatie van een regionaal doelsturingsmodel, genaamd het Markemodel;
daarbij gezamenlijk geformuleerde doelen op de thema's stikstof, waterkwaliteit, klimaat en natuur op de deelnemende bedrijven worden behaald;
bij een recent werkbezoek door de minister en een brede landbouwafvaardiging uit deze Kamer geconstateerd is dat dit model bredere steun en uitwerking verdient;
partijen in de regio de ambitie hebben om door uitbreiding van het aantal deelnemers de vereiste milieukwaliteitsdoelen op regioniveau te realiseren;
de Achterhoek is aangewezen als een experimenteerregio van het ministerie van LVVN;
verzoekt de regering om:
de genoemde partijen de komende vijf jaar in de gelegenheid te stellen om het ontwikkelde doelsturingsmodel op te schalen, de effecten op regioniveau ervan te tonen en een eventuele landelijke implementatie ervan voor te bereiden;
voor deze opschaling doorontwikkeling en toetsing van het doelsturingsmodel, inclusief beloning voor behaalde bovenwettelijke prestaties, beleidsruimte en een jaarlijks budget van 12,5 miljoen beschikbaar te stellen uit de 30 miljoen extra beschikbaar gestelde middelen voor het agrarisch natuurbeheer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Holman en Vedder.
Zij krijgt nr. 25 (36755).
De heer Holman (NSC):
Dit is voor ons een voor de hand liggende dekking. De minister heeft 500
miljoen beschikbaar voor agrarisch natuurbeheer. De minister heeft
voorgesteld om dit jaar 30 miljoen extra te investeren. Ze heeft nog
niet aangegeven waaraan. Misschien dat het daaruit kan, en anders uit
die 500 miljoen. De dekking is te vinden. De minister heeft al
aangegeven dat ze hier positief tegenover staat.
Voorzitter. De laatste motie is ietsje korter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
het kabinet in het startpakket stikstof naast generiek beleid kiest voor een regionale maatwerkaanpak voor de Veluwe en de Peel;
er in de Regio Foodvalley een grote opgave ligt op het gebied van stikstof, maar ook op het gebied van natuurherstel en kwaliteit van bekensystemen, en dat deze opgave in een gebied groter dan 500 meter rondom de Veluwe speelt;
met het oppakken van deze opgave in deze regio effectief resultaat geboekt kan worden, zoals ook aangegeven door Erisman in het rapport Naar een ontspannen Nederland;
RFV zelf een aanbod heeft gedaan aan minister Wiersma om als regio/gebied onder een regionaal stikstofplafond te gaan komen, waarbij de regio met ondernemers afspraken maakt over de bijdragen die zij met hun bedrijf leveren;
overwegende dat:
de Regio Foodvalley, die van grote invloed is op de Veluwe, zelf vraagt om een gebiedsdoel/emissieplafond voor stikstof van maximaal 2 kiloton in 2035;
dat vervolgens regionaal vertaald wordt naar heldere doelen per deelsector en, waar nodig, bedrijfsnormen binnen de veehouderij, zodat voor iedere ondernemer duidelijk is wat er verwacht wordt en waardoor ondernemers op basis van eigen vakmanschap oplossingen kiezen die passen bij hun bedrijf;
verzoekt de regering om:
de Regio Foodvalley een gebiedsdoel/emissieplafond voor stikstof van maximaal 2 kiloton in 2035 op te leggen en dit indien mogelijk vast te leggen in de Omgevingswet;
middelen beschikbaar te stellen uit de bij de Voorjaarsnota gereserveerde middelen voor de aanpak Veluwe/de Peel voor het gebied van de Regio Foodvalley, waarbij gezien de opgave financiering nodig is voor een groter gebied dan 500 meter rondom de Veluwe,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Holman.
Zij krijgt nr. 26 (36755).
De heer Holman (NSC):
Het is dus een uitnodiging aan het kabinet om de gereserveerde gelden
voor de aanpak Veluwe en de Peel daadwerkelijk uit te geven en het
gebied dat vooraanstaand en vergaand bezig is het vertrouwen te geven en
ze mee te laten helpen om landelijk goede oplossingen te
genereren.
Dank je wel.
De voorzitter:
Dank voor uw tweede termijn. We gaan luisteren naar mevrouw Nijhof, die
spreekt namens de PVV-fractie.
Ik meld even dat het amendement op stuk nr. 13 inmiddels gewijzigd is
ingediend. Daarin is de datum 1 mei opgenomen. Het heeft nu stuk nr.
23.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter. De PAS is destijds gesneuveld door de slechte
onderbouwing. Onder de PAS is er gebruikgemaakt van een drempelwaarde en
dat is een politieke keuze, die lastig goed juridisch te onderbouwen is.
Een rekenkundige ondergrens daarentegen vraagt om een wetenschappelijke
onderbouwing, een route die juridisch houdbaar is. Is het niet eens tijd
dat we in actie komen in plaats van eindeloos te vergaderen? De PVV is
ervan overtuigd dat het invoeren van de rekenkundige ondergrens
juridisch standhoudt. Laten we beginnen en bijsturen indien nodig.
Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de legalisatie van PAS-melders onvoldoende voortgang
boekt;
overwegende dat de minister zelfstandig een rekenkundige ondergrens van
1 mol kan invoeren;
constaterende dat maatschappelijke organisaties, zoals MOB, blijven
procederen, met grote lasten voor boeren en provincies;
verzoekt de regering per direct de rekenkundige ondergrens van 1 mol in
te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nijhof-Leeuw.
Zij krijgt nr. 27 (36755).
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar mevrouw Beckerman. Zij voert in tweede
termijn het woord namens de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank. Goedemiddag. Dank aan de minister voor de
beantwoording. Excuses dat ik niet het hele debat aanwezig kon zijn. Dat
komt doordat dit het tweede deel is van een debat dat vorige week
plaatsvond en doordat dit tweede deel gepland is terwijl ik een ander
commissiedebat had. Excuses dus.
Ik denk dat het ongemak van de Kamer zit bij het feit dat iedereen de
PAS-melders wil helpen, terwijl er tegelijkertijd grote zorgen zijn over
of dat wel kan zolang er geen pakket maatregelen is, geborgd dan wel
niet geborgd, dat daadwerkelijk juridisch stand gaat houden. Iedereen
wil natuurlijk het liefst zo snel mogelijk deze wet steunen, maar dat
kan alleen maar als we die maatregelen kennen. Tegelijkertijd is er
zorg, omdat het maatregelenpakket voor zover we dat nu kennen — het is
inmiddels anderhalve week geleden door het kennisconsortium onder
leiding van het PBL gepubliceerd — te duur is, te duur voor boeren, te
duur voor de overheid. Ook levert het weinig reductie op. Daarom begrijp
ik heel goed het verzoek van collega's om dit debat niet hier te laten
eindigen, maar te heropenen zodra we het pakket hebben. Dan kunnen we de
maatregelen beoordelen en pas dan kunnen we stemmen.
Voorzitter. In het debat heb ik mijn zorgen herhaald over dat de kosten
voor boeren hoog zullen zijn met het pakket dat we nu kennen. Die zorg
hangt samen met het feit dat de kosten hoog zullen blijven als je kiest
voor vooral technologische oplossingen in plaats van de mogelijkheid
voor boeren om op een duurzame manier om te schakelen en daar goed aan
te verdienen. Ik ga een motie indienen om het uiteindelijke MCEN-pakket,
het pakket van de ministeriële commissie, te gaan toetsen op die
inkomenseffecten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kennisconsortium over het MCEN-maatregelenpakket
heeft geoordeeld dat de kosten voor boeren zeer hoog zijn;
constaterende dat het kennisconsortium laat zien dat op basis van de
studie Jongeneel et al. de kosten ruim de helft van het jaarinkomen van
een melkveebedrijf zullen zijn;
verzoekt de regering voor het uiteindelijke maatregelenpakket een studie
naar inkomenseffecten te laten uitvoeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.
Zij krijgt nr. 28 (36755).
Mevrouw Beckerman (SP):
De kosten uit de studie van Jongeneel et al. zijn overigens gebaseerd op
de 25% reductie.
Voorzitter, daar laat ik het bij in deze termijn. Dank.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we luisteren naar het lid Kostić. Zij spreekt
haar tweede termijn uit namens de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank, voorzitter. Het gaat vandaag om een wet die zo ongeveer door
iedereen slecht wordt genoemd. De agrarische sector komt zelfs met de
zinsnede "een brevet van onvermogen". Hoe kan het dat we straks
misschien een wet aannemen die slecht is, die aan alle kanten juridisch
wankelt en die boeren waarschijnlijk nog meer in de problemen gaat
brengen? Ik heb in mijn eerste termijn al gezegd: ik snap het echt niet.
Ik hoop dat mijn collega's verstandiger zijn dan dit.
Ik heb net een debatje gehad met de minister; het gaat niet om een
verschil van mening over de vraag welke richting we op moeten. Wat we
moeten doen is al heel lang bekend en staat al in stapels rapporten. De
krimp van het aantal dieren in de veehouderij moet er namelijk komen. De
maatregelen die de minister treft, of wil treffen — ze treft eigenlijk
heel weinig maatregelen — zijn onvoldoende om dat goed te
bewerkstelligen. Dat betekent dat wij op voorhand al weten dat we in een
stikstofcrisis blijven zitten en dat het allemaal nog erger wordt. Wie
verliezen daarmee? De woningzoekenden, de burgers, de boeren, het milieu
en de dieren. En wie winnen ermee? De grote jongens van de
agro-industrie. Zij worden weer ontzien, want zij hoeven niets te
betalen. Waar wil minister Wiersma haar slechte plannen van betalen? Uit
de zakken van de gewone burgers. Minstens 21 miljard. Ik begrijp dat
echt niet.
Het gaat dus niet om een verschil van mening tussen de Partij voor de
Dieren en minister Wiersma. Het gaat ook om een stuk vertrouwen in de
kundigheid van de minister en zelfs in de betrouwbaarheid van de
minister. Ik heb het vaker gezegd: deze minister is op de vingers getikt
door een rechter. Die heeft heel duidelijk uitgesproken, wat vrij
uitzonderlijk is, dat de minister misbruik maakt van haar bevoegdheden.
Dat doet ze om de agro-industrie te beschermen.
De minister verdraait de feiten. Ze verdraait de woorden van onze
kennisinstellingen om maar haar eigen gang te kunnen blijven gaan. Dat
hebben we eerder in de kranten gezien, toen het PBL een nieuwsbericht
moest publiceren om de minister te corrigeren. Het PBL was helemaal niet
zo enthousiast over de plannen van de minister. En toch blijft de
minister ook vandaag nog voet bij stuk houden en zegt ze dat de
kennisinstellingen best enthousiast zijn over haar plannen.
Een voorbeeld. Net in het debat zei de minister trots dat doelsturing
een fantastisch plan was en dat het echt zou werken in de
stikstofcrisis. Kennisinstellingen zouden dat hebben bevestigd. Dat is
dus niet waar. De kennisinstellingen zeggen heel duidelijk dat
doelsturing onvoldoende gaat werken; dat is geen goed idee als je de
doelen wilt halen. Als je Nederland uit het slop wilt trekken, is
doelsturing dus geen goed idee. Wat je wel moet doen, werd nogmaals
benadrukt door de kennisinstellingen: je moet het aantal dieren in de
veehouderij laten inkrimpen. Dat gaat niet lukken met alleen maar
vrijwillige maatregelen, die de minister voor ogen heeft. Als de
minister zegt dat zij bereid is om alles te doen om de problemen op te
lossen en de boeren uit de problemen te halen, dan liegt ze ook.
Althans, ze vertelt niet de waarheid, want ze wil niet toe naar een
gezondere landbouw, naar een landbouw met minder dieren. Dat is het hele
kwalijke.
Voorzitter. Ik zal nog maar een keer benadrukken dat de Partij voor de
Dieren staat voor een gezonde landbouw, met respect voor dieren, natuur
en milieu, binnen de grenzen van wat onze aarde aankan. Zo'n soort
landbouw zou onze maatschappij juist meer geld opleveren. De huidige
landbouw, de vee-industrie an sich, kost ons elk jaar 8,5 miljard euro.
Elk jaar 8,5 miljard euro aan kosten! Een gezonde, biologische landbouw
met minder dieren en meer plantaardige producten kan juist meer
opleveren. Dat zijn de feiten.
Dat brengt mij tot de enige motie die ik kan indienen in dit debat. Ik
probeerde het in de eerste termijn, omdat ik dacht: dat is wel zo
eerlijk tegenover de minister. Ik zie met deze minister gewoon geen
andere wegen meer. Ik wil ook Nederland van het slot halen, maar ik
geloof er niet meer in dat deze minister dat kan, zeker niet aangezien
zij platweg heeft gelogen en misbruik heeft gemaakt van haar
bevoegdheden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Nederlandse landbouw voor ingrijpende hervormingen
staat die een grote impact zullen hebben en dat het een grote
verantwoordelijkheid van de minister is om daar draagvlak voor te
creëren;
constaterende dat minister Wiersma beloftes aan boeren heeft gedaan
waarvan zij wist dat ze die niet kon waarmaken;
constaterende dat minister Wiersma volgens de rechter misbruik maakt van
haar bevoegdheden;
constaterende dat minister Wiersma niet de waarheid heeft verteld over
de steun van experts van haar plannen, en dat experts zich genoodzaakt
voelden de minister publiekelijk te corrigeren;
constaterende dat minister Wiersma sinds haar aantreden niet heeft laten
zien dat ze problemen echt wil oplossen, maar met haar beleid
Nederlanders op kosten jaagt en ons land op slot houdt;
zegt het vertrouwen in minister Wiersma op,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.
Zij krijgt nr. 29 (36755).
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng in de tweede termijn. Mevrouw Bromet gaat nu
spreken namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. GroenLinks-PvdA gaat niet voor deze wet stemmen. Dat doen we
niet omdat we het gevoel hebben dat het geen goede wet is, maar dat doen
we omdat we alle rapporten die over deze wet geschreven zijn heel goed
gelezen hebben: het advies van de Raad van State, het advies van de
eigen Kamercommissie die zich over deze wet gebogen heeft, het advies
van de heer Backes en dat van andere experts die we uitgenodigd hebben
om een beoordeling over deze wet te schrijven. Ze zijn allemaal zeer
kritisch. De Kamerleden zijn kritisch, zelfs de Kamerleden die voor de
wet gaan stemmen. Dat werd net al gememoreerd. Dat vind ik heel erg. Dat
is niet omdat ik denk dat de wet inhoudelijk nou zo veel gaat doen. De
wet gaat niet werken. Daar ben ik van overtuigd. De wet zal onderuit
geschoffeld worden door de rechter. Dat vind ik eigenlijk het
allerergste.
Of het nou gaat over extern salderen, intern salderen of technologische
innovaties op de Rav-lijst, elke keer moet een rechter zeggen: het gaat
niet, het kan niet. En elke keer worden mensen teleurgesteld die er hun
hoop op hadden gevestigd dat dit de oplossing van het probleem was. Dat
gaat ook met deze wet gebeuren. Kamerfracties zeggen letterlijk: we
vinden dit een slechte wet, maar we willen de PAS-melders niet in de
steek laten. Maar niemand wil de PAS-melders in de steek laten. Er is
maar één manier om de PAS-melders te helpen en dat is met
stikstofreductie. Die gaat er deze week komen. Tenminste, als we de
minister mogen geloven. Ik heb al heel veel mensen gesproken, ook van
maatschappelijke organisaties die een aantal weken geleden boos van
tafel gelopen zijn. Dat zijn niet de minsten. Dat zijn niet alleen
Natuurmonumenten en de natuurclubs. Ook VNO-NCW en Bouwend Nederland
geloven er niet in dat dit kabinet met maatregelen komt die de stikstof
reduceren. Dat is diep triest, vooral voor het vertrouwen in de
overheid. De rechters zullen deze oplossing namelijk van tafel vegen en
de PAS-melders zullen opnieuw met lege handen staan.
Voorzitter. Ik heb in het debat gevraagd hoe het staat met de derogatie.
Dat is de uitzondering die Nederland heeft waardoor het meer mest mag
uitrijden. Dat is een van de oplossingen die deze minister kiest voor de
problemen in de agrarische sector. Dus niet minder stikstof en mest,
maar meer stikstof en mest. Ik heb ook begrepen dat er enkele weken
geleden al een brief aan het kabinet is gestuurd waarin ook de Commissie
zegt: wij willen graag in gesprek met de Nederlandse regering over het
teveel aan mest. Ik vind het heel kwalijk dat de minister net doet of
die brief nog niet gekomen is en dat zij alleen maar zegt: ik ga met ze
in gesprek. Graag daarop straks nog een reactie.
Voorzitter. De minister leeft in een eigen werkelijkheid, die losstaat
van wat er in de maatschappij aan de hand is, die losstaat van wat de
meerderheid van de Kamer wil en die losstaat van wat experts zeggen. Ze
gelooft alleen zichzelf en zadelt daar het land mee op. Dat vind ik echt
verschrikkelijk. Morgen hebben wij een procedurevergadering. Ik heb al
eerder gezegd dat ik vind dat deze minister op haar lauweren mag rusten.
Wij gaan voorstellen om zo veel mogelijk controversieel te verklaren. Ik
doe wederom een verzoek aan de collega's om dat te steunen.
Ik heb een paar moties gemaakt. De eerste motie is geïnspireerd op het
vastgestelde geamendeerde verkiezingsprogramma van de VVD, dus ik hoop
ook op steun van de VVD.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de kalverhouderij vooral gericht is op de export;
overwegende dat de kalverhouderij grotendeels voorkomt nabij
stikstofgevoelige natuur;
overwegende dat mogelijkheden voor sturing op de omvang van de
kalverhouderij beperkt zijn omdat er voor deze sector geen dierrechten
bestaan;
verzoekt de regering om dierrechten te introduceren in de kalverhouderij
en te sturen op krimp van de sector, waarbij de omvang van de
melkveehouderij de maatstaf is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet, Grinwis, Holman en
Podt.
Zij krijgt nr. 30 (36755).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat verre veetransporten onnodig zijn en veel leed
veroorzaken;
overwegende dat diertransporten een groot risico vormen bij het
verspreiden van dierziekten en het binnenhalen van zieke dieren, die
ziektes als varkenspest en mond- en klauwzeer kunnen veroorzaken;
verzoekt de regering om diertransporten langer dan zes uur te
verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.
Zij krijgt nr. 31 (36755).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nooit sprake kan zijn van geborgd natuurherstel als
een overheid enkel uitgaat van vrijwilligheid;
overwegende dat er relatief brede steun in de Kamer is voor
doelsturing;
overwegende dat deze alleen kan bijdragen aan geborgd natuurherstel als
ook de effectiviteit van doelsturing is geborgd;
verzoekt de regering alleen tot doelsturing over te gaan als monitoring
en handhaving op orde zijn en als de resultaten geborgd zijn,
bijvoorbeeld in de vorm van het intrekken van dier- of productierechten,
of in het uiterste geval van vergunningen, als doelen niet bereikt
worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.
Zij krijgt nr. 32 (36755).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de stilstand op het stikstofdossier schadelijk is voor
de natuur, ondernemers, burgers en de rechtsstaat;
overwegende dat de Raad van State in de Greenpeacezaak heeft geoordeeld
dat de Staat onrechtmatig handelt;
overwegende dat rechtsstatelijk handelen de minimale ambitie van een
kabinet zou moeten zijn;
overwegende dat dit kabinet niet de ambitie heeft om bij de eigen
bronmaatregelen, noch bij doelen op bedrijfsniveau, als uitgangspunt te
hebben dat deze moeten optellen tot wettelijke doelen;
verzoekt de regering een bronmaatregelenpakket en doelen op
bedrijfsniveau af te stemmen op wat juridisch ten minste geboden
is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Podt.
Zij krijgt nr. 33 (36755).
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dan krijgt u nog een vraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een vraag over de vorige motie, de voorlaatste, over doelsturing. Ik
snap de motie. Ik deel ook de strekking. Alleen deel ik niet de laatste
woorden, namelijk dat het intrekken van vergunningen als eventuele
sanctie in het vooruitzicht wordt gesteld. Tot nu toe werd over de
consequenties van doelsturing gesproken over twee soorten maatregelen:
ten eerste beprijzing en ten tweede, als je het doel niet bereikt, het
innemen van dierrechten dan wel fosfaatrechten. Waarom die laatste
toevoeging in de motie? Is mevrouw Bromet bereid om die te schrappen?
Anders moet ik tegen de motie stemmen. Dat zou jammer zijn.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Die doelsturing is nog helemaal geen gelopen race. Je ziet ook dat het
Planbureau voor de Leefomgeving in de reviews ernstige twijfels heeft
bij het borgen van die doelsturing. Ik heb twee jaar geleden bij de
begrotingsbehandeling LNV betoogd onder welke voorwaarden
GroenLinks-PvdA zou willen nadenken over doelsturing. Ik ben heel bang
dat doelsturing voor sommige partijen in dit huis een excuus is om niets
te hoeven doen. De enige manier om echte milieudoelen te halen en echt
een transitie van de landbouw voor elkaar te krijgen, in weerwil van
sommige ondernemers die daar helemaal geen zin in hebben, is het
hanteren van strenge straffen. Voor ons is het intrekken van
vergunningen daarbij geen taboe. Wij moeten hier nog heel lang over gaan
praten. Doelsturing is niet dé oplossing. Je zou op deelniveau kunnen
nadenken over doelsturing, zoals ik toen bij die begrotingsbehandeling
betoogd heb, maar daar horen ook generieke maatregelen bij. Bedrijven
die zich niet aan de regels houden en die de maatschappij schade
berokkenen, mogen wat ons betreft gewoon aangepakt worden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nog eenmaal, voorzitter. Het moet ook proportioneel zijn. Als je een
bepaald reductiedoel niet haalt en het is er evident aan te wijten dat
je te weinig hebt gedaan, dan vind ik dat de consequentie best mag zijn
dat je minder koeien mag houden. Dat is logisch, maar de consequentie om
een vergunning in te trekken is in eerste instantie niet proportioneel,
en in tweede instantie volgens mij ook niet. Als dat zo blijft, dan ga
ik helaas tegenstemmen, ook al ben ik het eens met de strekking van de
motie.
Je kunt overigens met doelsturing op korte termijn wel degelijk heel
veel resultaten behalen. Denk maar aan het sturen op het ureumgehalte in
de melk. Dat zijn heel concrete kritische prestatie-indicatoren, waaraan
heel veel veehouders al gewend zijn. Iedere paar dagen krijgen ze
daarmee te maken in hun melkfabriek. Op korte termijn is er dus heel
veel haalbaar, maar de borging aan de achterkant moeten we inderdaad
heel goed regelen. Daar hebben we op dit moment geen systeem voor. Dat
ben ik helemaal met mevrouw Bromet eens, maar ik roep haar op om na te
denken over de proportionaliteit in het laatste deel van het dictum.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nadenken doen we altijd, alleen beginnen we de discussie over
doelsturing eigenlijk pas net en de heer Grinwis zoomt nu heel erg in op
één stok achter de deur. Voor ons is die niet per se heilig, maar ik heb
hiermee willen aangeven dat het niet vrijblijvend is.
Nogmaals, ik denk dat sommige partijen die doelsturing als oplossing
zien ook denken dat het allemaal niet zo'n vaart zal lopen. Ik denk
echter dat de veranderingen waar de veehouderij in Nederland voor staat
immens zijn. Ik denk dat wij dat als Tweede Kamer en straks als nieuwe
regering in goede banen moeten leiden en dat er consequenties moeten
worden getrokken als daar verzet ontstaat. Wanneer dat is en op welk
punt, is allemaal onderwerp van gesprek. Ik vind het eigenlijk wel fijn
dat u deze vragen gesteld heeft, want het is voor ons helemaal geen
gelopen race dat wij tekenen bij het kruisje als het gaat om
doelsturing. Dat is het absoluut niet.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Bromet zei in haar inleiding dat GroenLinks-PvdA niet voor deze
wet gaat stemmen. Nou vraag ik me heel erg af waarom er een derde
termijn wordt aangevraagd door mevrouw Bromet als er eigenlijk al
besloten is dat er niet voor de wet wordt gestemd. Dat lijkt toch op een
soort vertraging willen toepassen? Ik vind dit een beetje raar. Als je
al hebt besloten om tegen te stemmen, dan zie ik niet in waarom er per
se een derde termijn moet komen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb er weinig vertrouwen in dat er een pakket aan maatregelen komt
dat deze wet doeltreffend maakt, maar je weet maar nooit. We weten het
dus niet. We weten niet waar het kabinet mee komt. Misschien zijn het
wel al die maatregelen waarvoor ik de afgelopen zes jaar gepleit heb,
waarvoor deskundigen gepleit hebben en waarvoor allerlei
maatschappelijke organisaties plannen hebben gemaakt. Ik denk dat zo'n
beetje iedereen in Nederland zo langzamerhand een plan heeft gemaakt om
de stikstof in Nederland te reduceren. Het halve kabinet zit in de
ministeriële commissie, dus je zou verwachten dat daar wel wat uitkomt.
Ik heb er nu weinig vertrouwen in, maar misschien word ik verrast. Ik
zou het er sowieso graag over willen hebben, ook om andere partijen
ervan te overtuigen niet voor deze wet te stemmen. Als zo'n pakket aan
maatregelen ondermaats is, wat ik dus verwacht, dan verwacht ik ook
partijen die nu al "het is een slechte wet, maar we gaan toch maar
voorstemmen" zeggen, aan onze kant te krijgen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Bromet zei gewoon letterlijk: GroenLinks-PvdA gaat niet voor
deze wet stemmen. Dat was aan het begin van haar termijn. Eerder wordt
er wel een derde termijn aangevraagd, waardoor het misschien lijkt of
GroenLinks nog wat wil wikken en wegen of nog overtuigd raakt. Er zijn
partijen die dat misschien wel een goed idee vinden. Maar ik blijf het
raar vinden om een derde termijn aan te vragen en dan hier te zeggen: we
gaan toch tegenstemmen. Moet je luisteren, het is ons werk hoor. We
worden ervoor betaald en we zijn gekozen door de kiezers, dus we zijn
hier elke dag. Maar ik moet eerlijk zeggen dat zo'n derde termijn
aanvragen als je toch hebt besloten tegen de wet te stemmen een klein
beetje op een toneelstukje lijkt.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Helemaal niet. Ik heb in mijn eerste termijn enorm veel inhoudelijke
kritiek geleverd op deze wet. Ik ben enorm ingegaan op de haken en ogen
die deze wet allemaal behelst. Ik vind dat je wetgeving heel serieus
moet nemen. Er is door de minister steeds maar weer verwezen naar "een
pakket van maatregelen" dat als een donderwolk hier boven de zaal hangt,
waarvan niemand weet wat erin zit. Ik kan me zo voorstellen dat als het
heel erg tegenvalt er ook fracties zijn die zich laten overtuigen, want
we zitten hier ook om elkaar te overtuigen. Mevrouw Van der Plas zal
zich niet laten overtuigen, want die heeft al besloten om voor de wet te
stemmen, dus dan had ze ook niet naar dit debat hoeven gaan als we haar
redenatie volgen. Ik vind het debat mooi, ook om aan de buitenwereld te
laten zien waar wij voor staan, wat onze ideologieën zijn, wat we denken
dat wel werkt, wat we denken dat niet werkt en hoe een rechtsstaat zou
moeten functioneren.
De heer Meulenkamp (VVD):
Ik proef ook nog wel enige twijfel in uw antwoorden. Als het pakket u
wél overtuigt, overweegt u dan toch nog voor te stemmen?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat ligt ook aan de aanname van de amendementen. D66 heeft op zich een
prima amendement ingediend, waarmee de kritiek van alle experts,
namelijk dat je éérst maatregelen moet treffen voordat je met zulke
wetten komt, wordt ondervangen. Als dat amendement wordt aangenomen en
het pakket aan maatregelen dusdanig is dat iedereen denkt "nou hè, nu
gaan we eindelijk eens een keertje dit probleem aanpakken", dan wil ik
daar ook best over nadenken. Dus dat is de ruimte die ik nu zou willen
geven. Of ik het van deze minister verwacht, is een ander verhaal. Ik
heb in het debat voor de zomer — dat heb ik in de eerste termijn ook al
gezegd — een motie van wantrouwen ingediend tegen de minister. Die staat
nog steeds, zeker gezien alles wat er is gebeurd deze zomer.
De voorzitter:
Dank voor uw tweede termijn. We gaan luisteren naar mevrouw Podt en zij
voert het woord namens de fractie van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. In de Verenigde Staten heeft men een uitdrukking voor
hartverwarmende boodschappen van medeleven zonder echt oplossingen te
bieden: thoughts and prayers. Daar moest ik deze twee debatdagen veel
aan denken. Het leidt geen enkele twijfel dat in deze Kamer de wens om
de PAS-melders te helpen groot is. Het leidt ook geen enkele twijfel dat
de enige manier om dat te doen — en ik zeg het nog één keer — een
geborgd pakket aan maatregelen is voor minder stikstof. Minder stikstof
zorgt voor lucht voor de natuur, zorgt ervoor dat we weer huizen kunnen
bouwen, dat boeren en andere ondernemers verder kunnen en dus ook dat er
eindelijk, eindelijk een doorbraak komt voor de PAS-melders.
Als die twee zaken dan zo breed gedeeld zijn, namelijk dat we de
PAS-melders willen helpen en dat het pakket daarvoor noodzakelijk is, is
het wel lastig te begrijpen dat we hier weer staan te praten over dode
mussen en lege dozen in relatie tot een wet die zo belangrijk is voor
deze mensen die al veel te lang wachten op een oplossing.
Voorzitter. Ik zei het al: ik ben een optimist. Als ik zie hoeveel
beweging er is in de samenleving en in deze Kamer om het probleem van de
PAS-melders, de natuur en woningzoekenden echt op te lossen, dan stemt
me dat positief. Dan zie ik dat deze beweging uiteindelijk maar één kant
op gaat: naar een diervriendelijker, duurzamer en gezonder
landbouwsysteem. Dan nemen we geen geitenpaadjes zoals eerder met de PAS
en zoals dat met deze wet weer dreigt te gebeuren, maar dan gaan we voor
een échte doorbraak.
We zullen moeten zien wat er volgende week ligt. Eerlijk gezegd ben ik
er gezien de ervaringen met het kabinet van BBB en de VVD tot nu toe
minder optimistisch over. Al iets te vaak hebben we te maken met
minimale voorstellen, met alle effecten op het ondernemings- en
vestigingsklimaat van dien. Tegen vooral de VVD zeg ik: stop met
toekijken, kom aan boord van de grote meerderheid die bereid is lastige,
maar nodige besluiten te nemen, zodat we eindelijk meer kunnen bieden
aan de PAS-melders dan thoughts and prayers.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we toe aan de laatste spreker in de tweede
termijn van de Kamer en dat is de heer Flach namens de Staatkundig
Gereformeerde Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. We hebben een langer dan verwacht debat achter de rug,
waarin zo'n beetje alles langskwam wat te maken had met het stikstof- en
mestbeleid. Dat zorgde ervoor dat we het commissiedebat dat
oorspronkelijk vandaag gepland stond dus niet hoefden te missen, want we
hebben alles gewoon hier kwijt gekund. Maar ik wil het met twee
elementen terugbrengen tot de essentie van de wet. Het eerste is dat wij
kunnen steunen dat de deadline van de legalisatiedatum is opgeschoven.
Het andere deel is dat wij grote zorgen hadden bij het vervangen van het
woord "legalisatie" in "maatwerk", maar ik ben blij dat de minister dat
ook inziet en erkent. Met "oordeel Kamer" op het amendement betekent het
dat dat deel in de wet gerepareerd wordt. Uiteindelijk betekent dat dat
de SGP met deze wet zal instemmen.
Ik wil nog een paar dingen zeggen. Wat betreft de inzet van
stikstofruimte uit de opkoopregelingen voor het afhouden van handhaving
— daar hebben we twee keer over gedebatteerd — verwijst de minister naar
een natuurtool en geeft ze aan dat provincies de afwijzing kunnen
onderbouwen door te verwijzen naar de emissiereductie als gevolg van de
opkoopregelingen. Ik blijf dat wat vaag vinden. Ik kreeg een paar weken
geleden vanuit de provincies het signaal dat het echt lastig was om hier
concreet een beroep op te doen. Zijn hier inmiddels nadere afspraken
over gemaakt met de provincies? De minister zei in haar beantwoording
dat ze de provincies daarbij wilde helpen, maar ik hoor vanuit de
provincies echt de roep om daarmee concreet aan de slag te gaan. Kunnen
de provincies gewoon aanspraak maken op die beschikbare stikstofruimte?
Daarom heb ik de motie van mevrouw Van der Plas over dit punt
medeondertekend.
We hebben ook een stevig debat gehad over het maatregelenpakket. Ik heb
daar zelf eigenlijk niet aan meegedaan, omdat dat wat mij betreft ook op
een ander moment mag. Hoe je hier ook over denkt, als het echt zin wil
hebben, moeten we ook antwoord hebben op de vraag wanneer er dan genoeg
stikstofreductie is. De grote adder onder het gras is namelijk dat in
natuurdoelanalyses generiek wordt gesteld dat extra overschrijding van
de KDW tot verslechtering van de natuur leidt. Als we bij deze algemene
veronderstelling blijven, gaat het jaren duren voordat er weer
vergunningen kunnen worden afgegeven. Komt ook daar een antwoord op in
de brief van deze week? En waar blijft de gevraagde herziening van de
natuurdoelanalyses?
Zoals gezegd is het voor ons niet nodig om het maatregelenpakket te
kennen en goed te keuren om voor de wet te stemmen. Over het legaliseren
van PAS-knelgevallen mag geen misverstand bestaan. Het maatregelenpakket
moet zo nodig worden aangepast, niet de wet.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat was de tweede termijn van de Kamer. We gaan even
schorsen. Dat doen we tot 16.25 uur, zodat de minister zich even kan
buigen over de twaalf ingediende moties. Daarna krijgen we de
appreciaties daarop. Om 16.25 uur vervolgen we dus het debat en krijgen
we de tweede termijn van de zijde van de regering. We zijn
geschorst.
De vergadering wordt van 16.08 uur tot 16.28 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de
behandeling van de Wijziging van de Omgevingswet inzake maatwerkaanpak
PAS-projecten. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de
regering. Ik geef het woord aan de minister van LVVN.
Minister Wiersma:
Ik heb moties en een aantal vragen liggen. Ik begin met de moties.
De motie op stuk nr. 21 vraagt de ruimte voor de beëindigingsregeling
ook te gebruiken voor de PAS-melders. We hebben daar volgens mij eerder
een brief over gestuurd, waarin de PAS-melders geprioriteerd zijn. Dat
heeft natuurlijk ook voor ons een hoge prioriteit, dus die motie geef ik
oordeel Kamer.
Mevrouw Podt (D66):
Even een vraag aan de minister. Op zich vind ik dit een heel sympathieke
motie, maar ik vroeg me heel even af: als je dit wil doen, dan moet je
toch wel eerst een additionaliteitstoets doen?
Minister Wiersma:
Dat wordt bij vrijgekomen stikstofruimte altijd gedaan. Die wordt
getoetst aan de additionaliteit en afhankelijk daarvan wordt die ruimte
in de verschillende stikstofbanken geplaatst.
Dan heb ik nog een motie, op stuk nr. 22, van mevrouw Vedder,
medeondertekend door Grinwis, Flach en Holman. Die verzoekt de regering
om in het legalisatieprogramma een clausule op te nemen om ondernemers
die door onrechtmatig overheidshandelen in de problemen zijn gekomen,
zoals de interimmers, op eenzelfde manier als de PAS-melders van een
oplossing te voorzien. Ik begrijp de wens van de Kamer ten aanzien van
deze ondernemers, zeker waar dat door onrechtmatig handelen van de
overheid veroorzaakt is, maar de groep interimmers is heel groot. Met de
expliciete toevoeging dat het verwijtbaar is aan de overheid — die
voorbeelden kennen we allemaal — en dat ik daarbij uiteraard ook
gebonden ben aan staatssteunkaders, wil ik met de provincies in gesprek
gaan over hoe we dit zouden kunnen uitvoeren, want ik kan het niet
alleen doen. Ik heb de provincies daarbij nodig. Maar daar waar het door
onrechtmatig handelen van de overheid komt dat deze groepen in de
problemen zijn gekomen, wil ik ze helpen een oplossing te vinden. In dat
kader geef ik de motie oordeel Kamer.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
In de eerste termijn heb ik mijn zorg uitgesproken over de lijst die dan
zou komen, waardoor de interimmers ook bekend zouden worden, en over het
feit dat het gaat om een veelvoud aan PAS-melders. We praten hier over
duizenden bedrijven. Kan de minister een oordeel of een appreciatie
geven over wat hiervan dan ook het risico is? Ik wil dat wel goed mee
kunnen nemen in mijn afweging. Ik begrijp deze motie heel goed; dit is
ook wat BBB wil. Maar als het ertoe leidt dat duizenden bedrijven bij
wijze van spreken ook op straat komen te liggen en vervolgens MOB achter
zich aan krijgen, die dan allemaal handhavingsverzoeken gaat doen en
bedrijven voor de rechter gaat slepen, dan vind ik dat nogal wat.
Minister Wiersma:
Ik deel deze zorg. We hebben hier laatst ook al over gesproken. Die zorg
deel ik. We hebben de interimmers niet in beeld, een enkeling
daargelaten. Ik kan me voorstellen dat zo'n interimmer zich vooral op
eigen initiatief zal melden, omdat hij wellicht van mening is dat hij
ook gebaat is bij het programma dat er straks ligt. Dan zullen zij zelf
de stap naar voren doen om te kijken of de provincie hen kan helpen met
een oplossing. Ik begrijp de zorg, maar nogmaals, we concludeerden in de
eerste termijn al dat deze groep op zich niet in beeld is te brengen. Er
is onderzoek naar gedaan. Ja, het zijn er in potentie heel veel. Er zijn
ook een hele hoop van deze bedrijven die op dit moment geen problemen
met hun bedrijfsvoering ervaren. Die zullen waarschijnlijk ook niet
boven komen drijven. Ik denk dat met name de groep die zelf aan de bel
gaat trekken dan in beeld komt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Zou ik de minister dan in ieder geval mogen vragen om te zorgen dat de
bedrijven die zich melden duidelijke informatie krijgen over wat het
gevolg daarvan kan zijn? Zoals ik vorige keer al zei: ik weet niet of al
die bedrijven wel scherp op het netvlies hebben dat ze dan qua
rechtszaken ten prooi kunnen vallen aan Johan Vollenbroek en andere
mensen van MOB.
Minister Wiersma:
Ik vat dit zo op dat de communicatie die hierover gedeeld gaat worden
zorgvuldig moet zijn, waarbij dit punt van mevrouw Van der Plas
geadresseerd wordt. Ik kan dat meenemen. Ik denk dat we ons goed ervan
bewust moeten zijn dat we dat ook in de communicatie meenemen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mag ik dit dan opvatten als een interpretatie bij deze motie? Ik kijk
ook even naar mevrouw Vedder, want het is natuurlijk haar motie. Maar
het helpt ons wel om onze afweging te maken.
Minister Wiersma:
Als ik zorgvuldigheid in de communicatie onderdeel kan laten zijn van de
interpretatie van deze motie, dan … Ja, ik zoek ook even. Ik denk dat ik
'm over kan nemen. Maar hoe dat zich motietechnisch verhoudt tot de
motie van mevrouw Vedder? Ik vind het even lastig in te schatten hoe dat
werkt.
De voorzitter:
Maar goed, de motie is oordeel Kamer. De minister heeft al gezegd dat ze
er rekening mee gaat houden bij de communicatie. Dus of dat nou wel of
niet formeel een interpretatie van de motie is, maakt volgens mij niet
zo veel uit. Ik kijk ook even naar mevrouw Vedder. Volgens mij maakt het
haar ook niet zo veel uit.
Minister Wiersma:
Nou, dan zijn we er.
De motie op stuk nr. 24 gaat over Regio Foodvalley en het aanwijzen
ervan als experimenteerregio. Ik vind de insteek van de heer Holman
positief — dat is zonet ook wel gebleken — omdat ik de regio ken. Het
dictum is wel heel lang. Ik kan niet alles overzien wat het behelst. Ik
kan op dit moment ook geen toezeggingen doen over financiële claims, dus
dat is op dit moment ingewikkeld. Kijk, we zouden dit als
experimenteerregio … Als ik het mee kan nemen in de uitwerking en de
gesprekken die ik op dit moment al voer, ook in het kader van de 600
miljoen die daar voor een gedeelte ingezet wordt, dus met die
interpretatie, dan zou ik 'm oordeel Kamer kunnen geven. Maar als hier
echt een claim onder zit om nieuwe middelen toe te kennen, dan moet ik
'm ontraden.
De heer Holman (NSC):
De dekking is natuurlijk altijd wel een punt, maar er is zo veel geld in
potentie beschikbaar gesteld bij de Voorjaarsnota. Volgende week gaat u
ook 2,6 miljard beschikbaar stellen. Er is dus gewoon ruimte. Ik wil de
minister heel goed de ruimte geven om zelf even te kijken wat een
passende dekking is. Ik ben blij dat ze het met ons eens is over de
uitvoering van de motie en dat we juist de regio die vooroploopt ruimte
moeten geven om te experimenteren. Dus dank voor het oordeel Kamer
geven. We komen er wel uit hoe we het gaan dekken.
Minister Wiersma:
Ik gaf wel een duidelijke interpretatie, maar het is goed dat we daaruit
gaan komen.
Dan heb ik nog een motie. Het zijn …
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Daar wil ik toch wel iets op zeggen, want het is wel een beetje vaag van
de heer Holman als hij zegt: dan zien we wel hoe we eruit gaan komen.
Zoals het er nu staat, is het wel gewoon een financiële claim. Dus óf de
heer Holman gaat akkoord met de interpretatie van de minister en de
motie krijgt oordeel Kamer, óf hij zegt dat hij er niet mee akkoord
gaat. Zo is het wel een lastige voor ons om te bepalen of we hiervoor of
hiertegen stemmen.
De heer Holman (NSC):
Volgens mij gaat de voorzitter over de appreciatie en niet een
collega-Kamerlid.
De voorzitter:
Ik ga niet over de appreciatie; die geeft de minister.
Minister Wiersma:
Ja.
De voorzitter:
Maar mevrouw Van der Plas stelt een vraag en ik geef u de gelegenheid om
daarop te antwoorden.
De heer Holman (NSC):
We zijn het eens over de uitvoering van de motie. Er is een dekking
voor. Dit voorstel doet een beroep op de middelen die al beschikbaar
zijn gesteld in de Voorjaarsnota en die volgende week beschikbaar zijn.
Ook bij de volgende motie doen we een beroep op de 30 miljoen voor
agrarisch natuurbeheer. Die post staat nog open om besteed te worden en
wij doen een suggestie om die te besteden. Zo moet je dat zien.
Minister Wiersma:
Ik heb dus gezegd dat ik heel intensief met deze regio in gesprek ben en
dat ik dan ga kijken hoe ik de door de heer Holman gewenste punten
daarin mee kan nemen en kan inbedden, ook met de financiering die daar
reeds loopt en is toegezegd. Nieuw geld kan niet. Maar goed, daar was de
heer Holman mee akkoord gegaan.
De voorzitter:
Hij knikt instemmend.
Minister Wiersma:
Oké.
De voorzitter:
Hij knikt dus instemmend bij de interpretatie van de minister van deze
motie en heeft een suggestie voor de dekking.
Minister Wiersma:
Ja, goed. Dan zijn we bij volgende motie, de motie op stuk nr. 25. Ik
ben ook erg enthousiast over het Markemodel, want ik denk dat zij echt
voor- en koplopers zijn in de hele doelsturingssystematiek. Ik heb daar
dus een hele positieve grondhouding tegenover, maar de motie gaat wel te
snel. Ik kan niet zomaar deze budgetten beschikbaar stellen. Hier zit
een financiële claim onder en ik heb ook al in mijn reactie van zojuist
gezegd dat ik vind dat de doelsturing niet vanuit de middelen voor het
agrarisch natuur- en landschapsbeheer gedekt zou moeten worden. Ik moet
deze motie dus ontraden.
Dan is er nog een motie, de motie op stuk nr. 26, over het vastleggen
van het gebiedsdoel van de Regio Foodvalley. Dat is juridisch gezien
zeer complex. Dat vereist echt een heel gedegen voorbereiding. Het staat
ook haaks op de route waarlangs we doelsturing nu hebben ingericht, met
bedrijfsspecifieke emissiedoelen waarbij de ondernemer zelf mag kiezen
hoe hij aan die doelen wil werken en voldoen. Daar staat het opleggen
van een gebiedsemissiedoel haaks op. Er zit ook een financiële claim
onder. Daarom moet ik deze motie ontraden.
De heer Holman (NSC):
Het ging net heel snel. Ik wil eigenlijk terug naar de voorgaande motie.
De minister zegt: ik sta er heel sympathiek tegenover. Je wilt het
eigenlijk en dan ga je 'm juist op dekking niet appreciëren terwijl er
middelen zijn om dat te gaan doen. Het hoeft niet exact zoals hier
staat. Als de minister en ik het eens zijn over dat dit zou moeten, dan
moet je daar toch een oplossing voor kunnen zoeken? Kan de minister 'm
zo appreciëren dat de motie wél voor de minister aanvaardbaar is?
Minister Wiersma:
Ik heb op dit moment niet allerlei vrij besteedbar miljoenen over
waarmee ik dit toe kan zeggen. Er zit wel degelijk een financiële claim
onder. Sterker nog, er zit ook een structurele financiële claim onder.
Ik kan het gewoon op dit moment niet toezeggen, ondanks dat ik heel
enthousiast ben over het Markemodel. Ik zou in er de toekomst, als er
bij financiële besluitvorming budgetten zijn, best samen naar willen
kijken met de heer Holman. Dat is echt een handreiking, al weet ik niet
hoeveel debatten we nog gaan voeren met elkaar. Ik sta hier absoluut
heel positief tegenover, maar ik kan op dit moment niet dit soort claims
honoreren.
De heer Holman (NSC):
Het duurt nog veertien dagen voor we stemmen. Zou de minister dan via
haar p.a. met mij, met ons willen kijken hoe we het zo vorm kunnen geven
dat de intentie van de motie uitgevoerd gaat worden, hoe je dat zo goed
mogelijk kan inbedden?
Minister Wiersma:
Ik kan op dit moment geen toezeggingen doen over financiële claims en de
tekst van de motie verandert hier niet mee.
De voorzitter:
Meneer Holman, u kunt ook overwegen om het tweede verzoek uit de motie
te halen. Dat moet u zelf maar bekijken. Als u een gewijzigde versie
indient, dan komt daar een nieuw oordeel op van de minister voorafgaand
aan de stemmingen.
De minister vervolgt haar betoog. We gaan naar de motie op stuk nr.
27.
Minister Wiersma:
Ja. Dat is de motie van mevrouw Nijhof. Die verzoekt mij om per direct
de rekenkundige ondergrens van 1 mol in te voeren. Het kabinet wil ook
graag een rekenkundige ondergrens invoeren. Ik heb afgelopen week ook
gesproken met medeoverheden. Die willen dit ook. Tegelijkertijd zijn er
echt nog een aantal stappen nodig. Op welke manier gaan we dit
interpreteren? Hoe kunnen de provincies dat goed toepassen? Daar heb ik
binnenkort weer een overleg over met de provincies. Daarbij is er ook
een roep uit de Kamer geweest om 'm in te brengen in een lopende zaak.
Daar werken we op dit moment ook aan, zodat die direct kan worden
ingebracht in een hoger beroep in de bestuursrechtspraak. Parallel
daaraan werk ik aan implementatie. Het heeft dus echt tijd nodig. Als ik
'm mag lezen als "zo snel als mogelijk", wil ik 'm wel oordeel Kamer
geven, met de kanttekening dat er natuurlijk ook moties zijn aangenomen
die juist vragen om eerst de zaak af te wachten. Het is aan uw Kamer om
daar een oordeel over te vellen.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik heb in de beantwoording van de minister iets gehoord over overleggen.
Ik hoor iedere keer het ene en het andere overleg voorbijkomen. Dat
betekent dat het op zijn vroegst aan het eind van het jaar en misschien
zelfs nog wel later komt. Dat is niet de interpretatie van onze
motie.
Minister Wiersma:
De rekenkundige ondergrens nu rücksichtslos invoeren, zonder dat we het
beleid daaromheen klaar hebben, lijkt me onverstandig. Dan zou ik de
motie moeten ontraden. Maar op "zo snel mogelijk" zeg ik: ja, zeker!
De voorzitter:
Dan is de motie op stuk nr. 27 in deze vorm ontraden.
Minister Wiersma:
De motie op stuk nr. 28 gaat over de inkomens van boeren. Die motie is
van het lid Beckerman. Zij vraagt om voor het uiteindelijke
maatregelenpakket een studie naar inkomenseffecten te laten uitvoeren.
Ik wil deze motie oordeel Kamer geven, wél slechts voor zover er nog
geen beoordeling heeft plaatsgevonden op onderdelen, want er is al naar
een aantal onderdelen gekeken. Als we die niet opnieuw gaan doen, dan
krijgt de motie oordeel Kamer, want dit vind ik natuurlijk ook van het
grootste belang. Dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman knikt instemmend.
Minister Wiersma:
Ja, dat zag ik ook. Fijn.
Over de motie op stuk nr. 29 hoef ik niets te vinden. Ik kan wel zeggen:
oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 30 vraagt om in de kalverhouderij dierrechten te
introduceren die sturen op krimp van deze sector, waarbij de omvang van
de melkveehouderij de maatstaf is. Het invoeren van rechten is echt heel
complex. Het is een langdurig proces. Het aankondigen van dit soort
stelsels zorgt voor anticiperend gedrag, terwijl we ook andere manieren
zien om van deze sector een bijdrage te vragen voor onder andere
doelsturing. Ik moet deze motie op dit moment ontraden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat, van dat speculeren. Ik heb achtereenvolgende
bewindspersonen achter de schermen altijd op het hart gedrukt om dit te
gaan doen, maar dat heeft niet geholpen; vandaar deze motie in alle
openbaarheid. Je kunt natuurlijk een peildatum in het verleden
gebruiken, als je dit doet. De minister wil dit echter niet. Ze gaat
andere manieren verzinnen. Ik ben benieuwd welke manieren dat zijn. Mijn
vraag is eigenlijk wat er gebeurt als deze motie wordt aangenomen.
Minister Wiersma:
Dan kom ik met een appreciatie op de motie. Ik wil graag benadrukken dat
een peildatum in het verleden juridisch gezien niet kan. Dit hebben we
ook gezien met de introductie van het fosfaatrechtenstelsel in de
melkveehouderij. Toen het melkquotum werd losgelaten, bleek al vrij snel
daarna dat het Europese fosfaatplafond, dat toen nog 172,9 miljoen
kilogram fosfaat op jaarbasis was — overigens wordt dat dit jaar 135 —
zou worden overschreden. Toen is er in de zuivelsector bekeken of je dan
een gemiddelde kunt doen over een voorafgaand jaar. Ook werd bekeken of
je een peildatum in het verleden kunt kiezen. Dat is juridisch gezien
niet mogelijk, dus dat wil ik betwisten. Je moet dan echt eerst het
beleid hebben afgekondigd. Zo werkt het in de praktijk. Ik kan mevrouw
Bromet ervan verzekeren dat er destijds bij de implementatie van het
fosfaatrechtstelsel echt uitvoerig onderzoek gedaan is naar de vraag hoe
je kunt voorkomen dat bedrijven die niet gegroeid zijn, ook richting de
afschaffing van het melkquotum, hard geraakt worden door dat stelsel. In
de praktijk was dat helaas niet mogelijk.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat het makkelijk zou gaan, zou ik zeker niet zeggen. Ik herinner me de
pijnlijke situatie nog van boeren die om allerlei redenen bijvoorbeeld
op hun peildatum een lege stal hadden en heel erg in de problemen
kwamen. Maar dat kan natuurlijk geen reden zijn om dan maar niks te doen
en die enorme kalverhouderij, met name in de buurt van de Veluwe, in
stand te houden. Ik ben dus heel benieuwd wat de minister dan voor
maatregelen wil treffen om de kalverhouderij te stoppen.
Minister Wiersma:
Vooropgesteld, ik ben niet van plan om de kalverhouderij te stoppen.
Volgens mij is dat een sector die gewoon bestaansrecht heeft. Ik heb wel
gezegd dat we via de Europese Transportverordening de
langeafstandstransporten willen gaan aanpassen. Dat brengt me ook op de
motie op stuk nr. 31 van mevrouw Bromet. Het zijn Europese regels en we
hebben gewoon te maken met de Europese vrije handel. Die sector valt
daar op dit moment ook onder. Ik moet de motie over de diertransporten
ook ontraden, omdat dat niet op nationaal niveau geregeld kan worden.
Bij de herziening van de Transportverordening op Europees niveau is onze
inzet er wel op gericht om de langeafstandstransporten te verkorten. Dat
is dus de inzet. Ik kan dat nationaal gezien niet doen. Ik ga er ook
niet voor zorgen dat de kalversector stopt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voorzitter, het is op zich wel een beetje een rare motie. Daarom spreek
ik u ook aan, voorzitter. Dit heeft namelijk niks met het wetsvoorstel
te maken. Je kunt in een debat dat twee dagen duurt een keer zeggen:
diertransporten vinden we ook niet oké en dat moet minder en minder
lang. Dan is het formeel onderdeel van de beraadslaging. Maar het is
natuurlijk geen motie die bij dit wetsvoorstel hoort. Ik kijk even naar
de voorzitter. Moet die motie dan …
De voorzitter:
De motie is ingediend. Er is een oordeel gegeven. Er zijn in deze
wetsbehandeling heel veel onderwerpen aan de orde geweest waarvan ik me
afvroeg of ze wel rechtstreeks verband hebben met het wetsvoorstel.
Laten we dat nu gewoon … Die motie is ingediend en er is een oordeel.
Dus die komt gewoon in stemming.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nu is die motie ingediend en heeft zij een oordeel, inderdaad. Maar dan
doe ik een beroep op u als voorzitter, maar ook op de andere voorzitters
en ondervoorzitters, om bij debatten dan wel goed te kijken … Wij hebben
ook wel eens meegemaakt dat er bij een debat werd gezegd dat een motie
niet mocht worden ingediend omdat die motie niets met dat debat te maken
had.
De voorzitter:
Ja, maar dat geldt misschien ook wel voor andere moties die net zijn
ingediend. Het lijkt me zeker bij dit onderwerp moeilijk om met een
schaartje te knippen. Maar ik zal de volgende keer mijn best doen door
nog beter op te letten.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het is ook onderdeel geweest van het debat, want de heer Holman had een
heel verhaal over de Transportverordening en de kalverhouderij. Ik vind
het dus rechtvaardig om deze in te dienen.
De voorzitter:
Dat is gebleken, want u heeft 'm ingediend. Er is een oordeel, dus we
gaan er gewoon over stemmen. Maar het punt van mevrouw Van der Plas is
helder. Maar dat is bij wetgeving echt wel ingewikkeld, zeker als een
wet samenhangt met een heel complex aan issues. Dus ik snap uw punt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dit geeft een vrijbrief aan 150 Kamerleden om in welk debat dan ook —
het kan dan ook een debat zijn over, weet ik het, scheepswrakken ofzo —
gewoon even diertransporten in Europa te noemen en te zeggen: het is
onderdeel van de beraadslaging, dus ik dien een motie in. Laten we hier
wel een klein beetje mee oppassen.
De voorzitter:
Ik snap uw punt, maar de minister geeft zelf aan dat zij via de route
van diertransporten iets kan doen op het terrein van de kalverhouderij.
Andere instrumenten heeft zij niet. In die zin is er een inhoudelijke
link. Die heeft de minister ook benoemd. We gaan door met de minister en
haar betoog.
Minister Wiersma:
Ik geef antwoord op alle vragen natuurlijk, maar ik kon zelf de
verbinding met het wetsvoorstel niet helemaal volgen. Maar dat
terzijde.
Mevrouw Bromet heeft ook een motie ingediend over doelsturing en de
borging, monitoring en handhaving. Deze motie, op stuk nr. 32, geef ik
het oordeel ontijdig. Er staat ook in: in het uiterste geval
vergunningen intrekken. Ik heb daar zelf als minister grote moeite mee.
Volgens mij is dat geen sanctie en hoeft dat ook niet. Dat gaat voor mij
echt te ver.
In algemene zin wil ik het volgende zeggen. Ik kom volgend jaar met een
voorstel voor de doelsturingswet naar uw Kamer. Dat heb ik u toegezegd.
Het PBL heeft een reflectie gegeven op het onderdeel stikstof van de
doelsturing, maar de doelsturing gaat veel verder dan dat. Doelsturing
gaat ook over waterkwaliteit en broeikasgasemissies. Ik vind het echt
prematuur om dit soort consequenties en verregaande manieren van borging
nu al te verbinden aan een pakket dat zo enorm technisch is en de
grootste beleidswijziging in decennia is die er op het gebied van
landbouwbeleid heeft plaatsgevonden. We moeten namelijk heel goed met
elkaar het debat voeren over hoe de doelstelling eruitziet en wat dan
proportioneel is voor een bepaalde vorm van doelsturing.
Er wordt ondertussen hard gewerkt aan de uitvoering van het MCEN-pakket,
ook conform hetgeen in de brief van 25 april is aangegeven. Maar dit
gaat wel veel verder dan dat. Ik geef dus het oordeel "ontijdig".
Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 33. Die verzoekt de regering om een
bronmaatregelenpakket en doelen op bedrijfsniveau af te stemmen op wat
juridisch ten minste geboden is. Dit gaat erom dat de doelsturing
opgeteld moet worden tot de wettelijke doelen. Deze moet ik echt
ontraden, want ik denk dat het PBL in de appreciatie van het aprilpakket
heel terecht het volgende heeft gezegd. De doelsturing op zich is een
heel krachtig instrument; er is veel potentie op bedrijfsniveau om
stappen te zetten. Alleen, als je de doelstelling te hoog maakt, dan
maak je het stuk, want dan kan het niet. We hebben gezegd dat het
bedrijfsspecifieke, haalbare doelen moeten zijn. Het is ook niet alleen
het reduceren van stikstof op bedrijven van boeren. We hebben gezegd:
het moet over alle sectoren. We hebben gezegd: herstel van natuur gaat
niet alleen door het reduceren van stikstof. Er komt een vrijwillige
beëindigingsregeling aan en er komt een extensiveringsregeling aan.
Uiteindelijk moeten alle maatregelen van de overheid optellen tot het
uiteindelijke wettelijke doel, maar het kan niet zo zijn dat als er een
doelgat is, dat maar opgeplust wordt bij de doelen van de bedrijven. Dat
betekent namelijk dat als je geïnvesteerd hebt in een innovatie — dat is
iets wat je één keer kunt doen — en als dan ineens bij de overheid
blijkt dat er toch nog een doelgat is, er nog iets bij komt. We moeten
gewoon stabiele doelen hebben. In de aprilbrief staat ook dat die doelen
tussentijds niet worden bijgestuurd. Er wordt uitgegaan van haalbare
bedrijfsdoelen. Dat zal ondernemers ook uitnodigen om daar werk van te
maken.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dus de overweging — ik lees die even voor — "overwegende dat dit kabinet
niet de ambitie heeft om bij de eigen bronmaatregelen, noch bij doelen
op bedrijfsniveau, als uitgangspunt te hebben dat deze moeten optellen
tot wettelijke doelen" klopt niet? Ik hoor de minister, als ik het goed
beluister, nu namelijk zeggen dat de wettelijke doelen wel gehaald
worden in het samenstel van alle maatregelen, dus de maatregelen die het
Rijk neemt en de maatregelen op bedrijfsniveau.
Minister Wiersma:
Ja, ik kan er natuurlijk niet op vooruitlopen, maar monitoring is daar
een belangrijk onderdeel van. Wij kunnen programma's altijd weer
bijsturen. Uiteindelijk is het natuurlijk zo dat je niet een wettelijk
doel gaat vastleggen. We hebben dat in de aprilbrief aangekondigd en
hebben ook gezegd dat we met het uit wet halen van de KDW's — de AMvB
ligt er — zijn overgegaan naar emissiebeleid; in plaats daarvan worden
emissiedoelen vastgelegd. Althans, dat is het voornemen. Dat is nu in
consultatie. Natuurlijk doe je dat zo dat je uiteindelijk een programma
ontwikkelt dat daarop gericht is. Maar het kan niet zo zijn dat het
doelgat dat overblijft, wordt opgeteld bij de doelsturing, de
bedrijfsdoelen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat begrijp ik, maar het ging mij er ook om dat ik graag van de minister
wil horen dat zij zich gaat houden aan de eisen van de rechtbank in de
Greenpeacezaak, dus misschien kan ze daar dan nog een keertje
duidelijkheid over geven. Dan zal ik overwegen om deze motie in te
trekken.
Minister Wiersma:
De Greenpeacezaak gaat natuurlijk nog uit van het oude systeem, waarbij
de KDW's in de wet zitten en waarbij we een reductiepercentage hebben op
basis van de KDW's, waarvan iedereen weet dat het bewegende doelen zijn
en dat je daar geen beleid op kan maken. We hebben de keuze gemaakt om
naar emissiebeleid te gaan. Er zijn heel veel experts die zeggen: dat
hadden we eerder moeten doen. Dit kabinet heeft daarvoor gekozen. Dat
betekent dat ook de doelen die nu in de AMvB voor het uit de wet halen
van de KDW's in consultatie gegaan zijn, gericht zijn op emissiebeleid
en niet gebaseerd zijn op een percentage, KDW, in de wet. We weten
allemaal dat die KDW's weer naar inzichten zouden kunnen veranderen. Dat
kan in positieve zin zijn — dat is ook gebeurd, in 2023 — en dat kan ook
in negatieve zin zijn. Daar kun je dus geen beleid op maken, dus het
programma zal uiteindelijk gestoeld zijn op de emissiedoelen die we in
de AMvB hebben opgenomen.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, tot slot.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Daar was ik al bang voor, want dan gaat de minister toch weer terug naar
allerlei systemen en hangt zij een redenatie op waarbij het aan het
systeem dat Nederland heeft ingevoerd te wijten is dat Greenpeace die
zaak gewonnen heeft, terwijl het er simpelweg over gaat dat de natuur in
Nederland niet in goede staat is, dat dat komt door een overmaat aan
stikstof en dat je die moet reduceren. Maar dat is iets wat kennelijk
nog niet helemaal doorgedrongen is tot deze minister. Dat vind ik
ontzettend jammer.
Minister Wiersma:
Stikstofreductie moet. Dat is belangrijk. Maar stikstofreductie is geen
natuurherstel. Er zijn gebieden, bijvoorbeeld Korenburgerveen, waar de
KDW fors wordt overschreden; dat hoeft mevrouw Bromet mij niet te
vertellen, want ik ken dit dossier heel goed, tot op detailniveau. Ik
vind zo'n aantijging, waarbij wordt gedaan alsof ik dat niet snap, echt
compleet onterecht. Ik denk namelijk dat ik zeer bovengemiddeld op de
hoogte ben van de feiten, cijfers en data in dit dossier. Maar goed, dat
terzijde.
Voorzitter. Dit waren de moties.
Mevrouw Bromet had ook nog een vraag. Ik wil daar nog even op
terugkomen. Zojuist zei ik in het interruptiedebat met mevrouw Bromet
dat ik geen eerder bericht had gehad. Ik heb wel een
ontvangstbevestiging gehad, maar ik verwachtte dat mevrouw Bromet
bedoelde: heeft er een gesprek plaatsgevonden en is er bericht geweest
over de inhoudelijke derogatieaanvraag? Dat is niet het geval. Ik heb
een ontvangstbevestiging gehad dat de aanvraag er ligt, dat ze ernaar
gaan kijken en dat we binnenkort het gesprek erover zullen openen.
Daarnaast heb ik, zoals ik al aangaf, voor de aanvraag de betrokken
Commissaris een bericht gestuurd dat de aanvraag eraan kwam. Inhoudelijk
heb ik er dus nog geen contact over gehad. Dat gaat op korte termijn wél
plaatsvinden.
Ik had nog een vraag van de heer Flach, over de natuurtool. Ik moet
zeggen dat ik even aan het ontrafelen ben wat er precies gevraagd werd,
want wat hier staat, is met de hand geschreven. De vraag ging over de
stikstofruimte door de opkoopregelingen bij provincies: "Het is lastig
om daar concreet een beroep op te doen. Worden hier nadere afspraken
over gemaakt?" Ik herken dat het lastig is om dit in beeld te brengen.
We zijn met de provincies goed in gesprek over de hele onderbouwing. Er
wordt dus gewerkt aan die natuurtool. In het eerdere debat heb ik al
toegezegd dat aan het einde van het jaar de eerste versie daarvan
beschikbaar moet zijn. Ik zal die ook delen met uw Kamer.
De SGP had nog een vraag: "Wanneer is er genoeg stikstofreductie? In de
NDA's wordt namelijk generiek gesteld dat overschrijding van de KDW tot
verslechtering van de natuur leidt. Blijft dat uitgangspunt staan en, zo
ja, blijft het probleem? Komt dat in een brief deze week?" Even
vooropgesteld: mijn collega, staatssecretaris Rummenie, is hiermee
bezig. Ik weet dat de heer Flach dat weet. Het is niet zo dat in de
NDA's generiek wordt gesteld dat overschrijding van de KDW tot
verslechtering leidt. Het is alleen zo dat, op het moment dat de
daadwerkelijke staat van een habitattype niet bekend is vanwege
kennisleemtes, en dat komt nog wel voor, een voortdurende overschrijding
van de KDW kan leiden tot een "nee, tenzij". De staatssecretaris is
natuurlijk heel goed bezig om te kijken hoe we de daadwerkelijke staat
van de natuur overal in beeld kunnen krijgen, want ik snap dat dat een
ongewenste situatie is. Maar er zijn ook gebieden waar de KDW fors wordt
overschreden die toch in een goede staat zijn. Op dat moment worden die
ook gewoon als "in goede staat" beoordeeld.
Er was ook nog een vraag van het lid Grinwis over hoe het staat met de
motie over de melkveehouderij om met een reductiepakket te komen. Het
antwoord daarop is dat de G7-partijen, zoals zij zichzelf noemen, werken
aan een plan om de melkveehouders te stimuleren om in 2030 de emissies
flink te reduceren. Op dit moment lopen daar gesprekken over met mijn
departement, maar dat heeft nog niet tot een concreet plan geleid. Ik
interpreteer de vraag van de heer Grinwis als een aansporing om alle
partijen er nog eens aan te herinneren dat er wat druk op gezet moet
worden. Dat zal ik dan ook doen.
De SGP had nog een laatste vraag, namelijk waar de gevraagde herziening
van de natuurdoelanalyses blijft. De herziening van de handleiding van
de NDA's wordt in dit najaar gepresenteerd. Daar is collega Rummenie,
zoals ik al zei, verantwoordelijk voor. Die komt daar dit najaar
mee.
De voorzitter:
Toch nog een vraag van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Heel kort. Dank aan de minister. Inderdaad, de stille hint bij dat punt
over de uitvoering van de motie was dat die G7, de
melkveehouderijorganisaties, de handschoen oppakken. Ze hebben namelijk
aangegeven dat ze dat graag willen. Maar zou de minister ook willen
aangeven dat dit inderdaad een belangrijke bijdrage kan leveren aan de
generieke emissiereductie die we in Nederland willen realiseren en dat
het van belang is dat iedereen meedoet? Zoals we allemaal wel zullen
weten, is de ene organisatie daar iets enthousiaster over dan de
andere.
Minister Wiersma:
Ja. Ik herken het beeld dat de heer Grinwis hier schetst volledig. U
kunt ervan op aan dat ik, zodra ik deze zaal uitloop, even een opdracht
uitzet om hier volgende week over bijgepraat te worden. We zullen daar
wat vaart achter zetten.
Dit waren de antwoorden op de aan mij gestelde vragen.
De voorzitter:
Hartelijk dank aan de minister. Het amendement dat is ingediend door de
heer Grinwis en mevrouw Vedder heeft nu nr. 23 gekregen. Er staat nu dat
het programma er op 1 mei zou moeten zijn in plaats van op 1 april. Ik
moet nog even zeggen dat de minister ook dat amendement oordeel Kamer
geeft. Dat heeft ze volgens mij al aangegeven in het debat.
Minister Wiersma:
Ja. Ik had er nog wel een interpretatie bij. Als dat met
voorjaarsbesluitvorming van doen heeft, dan heb ik wel de hulp van de
Kamer nodig. Als ik daarop kan rekenen, geef ik de motie oordeel
Kamer.
De voorzitter:
Heel goed. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling in
twee termijnen.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan stemmen in de week na Prinsjesdag. Of er nog een derde termijn
komt, zal op een nader te bepalen moment beslecht worden. Dat zien we
dus nog, maar voor vandaag zijn we klaar met dit debat. Ik dank de
leden, de minister en de ondersteuning. We gaan schorsen tot 18.30 uur,
want dan is er een nieuw debat.
De vergadering wordt van 17.05 uur tot 18.30 uur geschorst.