[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 22-23 september 2025 en appreciatie van de wetenschappelijke vangstadviezen van de Raad voor het Onderzoek naar Zee (ICES) (Kamerstuk 21501-32-1726)

Landbouw- en Visserijraad

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D40365, datum: 2025-09-19, bijgewerkt: 2025-09-22 09:59, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1728 Landbouw- en Visserijraad.

Onderdeel van zaak 2025Z17351:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Met deze brief beantwoorden wij de vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-, VVD-, BBB- en PvdD-fracties in de Tweede Kamer die zijn gesteld tijdens het schriftelijk overleg van 15 september jl. over de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) van 22-23 september a.s.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA–fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben hun vragen en opmerkingen uiteengezet op de volgorde gehanteerd in de Kamerbrief (Kamerstuk 21501-32, nr. 1726). De inbreng richt zich op de visserij-gerelateerde onderwerpen op de agenda.

Visserij

Vaststelling voorwaarden van de steun van de Unie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het moeilijk om te reageren op het kabinetsstandpunt in deze gedachtewisseling, zolang de Kamerbrief waarin het standpunt wordt toegelicht nog niet is gedeeld. Deze leden vragen de demissionair minister en staatssecretaris daarom om zich terughoudend op te stellen in dit overleg. Kunnen de bewindspersonen op hoofdlijnen toelichten wat zij in zullen brengen in deze gedachtewisseling en toezeggen hierin geen toezeggingen te doen, totdat de Kamer de inbreng vooraf heeft kunnen beoordelen?

Antwoord

Ten aanzien van het gehele Meerjarig Financieel Kader (MFK)-pakket geldt een behandelvoorbehoud. Daarom zal de staatssecretaris zich in de komende Raad hierover terughoudend opstellen. De staatssecretaris zal wel van de gelegenheid gebruikmaken om Commissaris Kadis een aantal vragen te stellen over de voorstellen van de Commissie. Tevens zal hij zich uitspreken langs de lijn van het diversenpunt “Future support for EU fisheries” dat de staatssecretaris heeft ingebracht op de Landbouw- en Visserijraad van 18 maart 2025, waarin hij aandacht heeft gevraagd voor de verschillende uitdagingen die de visserij- en aquacultuursector kent.

Jaarlijkse consultaties vangstmogelijkheden voor 2026

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn kritisch op de wijze waarop de vangstmogelijkheden tot stand komen. De verschillende inzichten, ingegeven door de nationale belangen van verschillende landen, leiden tot een ongelijk speelveld en politiseren het proces. Dit leidt tot een onwenselijke en oneerlijke situatie, waarin de gezondheid van vispopulaties en de maritieme natuur uiteindelijk aan het kortste eind trekken. Deze leden vragen de demissionair minister om vast te houden aan de International Council for the Exploration of the Sea (ICES)-adviezen als leidende wetenschappelijke onderbouwing.

Is de demissionair minister van mening dat de Europese Unie (EU) in gesprek moet gaan met het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen om te komen tot heldere lange termijn afspraken over gedeelde bestanden?

Antwoord

Zoals eerder aan de Kamer is gemeld (Kamerstuk 21501-32, nr. 1710), zal de staatssecretaris zich ervoor inzetten om de vangstmogelijkheden vast te stellen in lijn met het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Bij het vaststellen van de hoogte van de totale vangstmogelijkheden deelt de staatssecretaris de mening dat wetenschappelijke vangstadviezen leidend moeten zijn bij het vaststellen van vangstmogelijkheden om duurzaamheid van de visserij te waarborgen. Niet alle adviezen zijn echter even eenduidig. Daarnaast is de staatssecretaris van mening dat naast ecologische doelstellingen ook de socio-economische doelstelling als een van de drie pijlers uit het GVB meegewogen moet worden bij besluitvorming om vissers perspectief te kunnen bieden, waar mogelijk.

In de jaarlijkse onderhandelingen met het VK en Noorwegen wordt per bestand gekeken hoe de gedeelde bestanden het beste beheerd kunnen worden. Bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden en beheerafspraken zal de staatssecretaris zich in blijven zetten voor heldere langetermijnafspraken, in lijn met de pijlers van het GVB, zoals ook hierboven benoemd. Wel blijft Nederland bij het maken van de afspraken afhankelijk van onderhandelingen met derde partijen.

Is de demissionair minister bereid om in haar inzet te pleiten om de gezondheid van vispopulaties en de maritieme natuur tot uitgangspunt te maken van nieuw te maken afspraken?

Antwoord

Zoals hierboven aangegeven vormen de wetenschappelijke vangstadviezen de basis voor de inzet van de staatssecretaris bij het vaststellen van vangstmogelijkheden, om de duurzaamheid van de visserij ook in de toekomst zeker te stellen. De staatssecretaris weegt bij deze vaststelling ook mogelijke socio-economische gevolgen hierbij af, om zo een balans op te zoeken tussen de drie pijlers van het GVB. Het GVB stelt dat visserijen naast langdurig duurzaam ook beheerd dienen te worden op een manier die strookt met sociaaleconomische doelstellingen.

Beheer aalscholvers

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benadrukken het belang van terughoudendheid bij het beheren van vogelpopulaties. Het beheren van dieren in het belang van commerciële activiteit is niet de bedoeling: dieren horen zoveel mogelijk met rust gelaten te worden. Daarom vragen deze leden om nooit in te stemmen met beheersmaatregelen zonder een onomstreden wetenschappelijke onderbouwing waaruit blijkt dat het proportioneel en noodzakelijk is om de natuur en biodiversiteit te waarborgen. Is daar in het geval van de aalscholverspopulatie nu sprake van? Deze leden vragen de demissionair minister om zich wat dit betreft uiterst terughoudend op te stellen.

Antwoord
Door Zweden is een diversenpunt ingebracht om tot een gezamenlijke Europese aanpak voor aalscholvers te komen. Dit is ingegeven doordat met name in het Oostzeegebied aalscholvers een impact op de visbestanden hebben. Deze situatie speelt op dit moment niet in Nederland. Desalniettemin is het goed dat nu aan de Commissie wordt verzocht om met een aanpak te komen. De staatssecretaris zal het verzoek van Zweden hiertoe steunen. Daarbij zal uiteraard aandacht moeten zijn voor onderzoek en wetenschappelijke onderbouwing.

Ministeriële lunch over slimmere en eenvoudigere visserijregelgeving

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie agenderen graag een diversenpunt onder dit agendapunt. Deze leden hebben zorgen over de dalende mosselkweekproductie, terwijl mosselen en schelpdierenkweek een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de noodzakelijke eiwittransitie naar duurzamere bronnen van proteïne in ons dieet. Heeft de demissionair minister deze zorgen ook? Wat is haar analyse van de dalende teelt van mosselen in Nederland? Deelt zij de mening dat mosselteelt een unieke en typisch Nederlandse bijdrage kan zijn voor een duurzamere voedselconsumptie?

Antwoord

De staatssecretaris deelt de zorgen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en onderkent dat mariene eiwitten, zoals mosselen, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan een duurzame en gezonde voedselproductie. Het belang van deze eiwitten blijkt onder meer uit de visie op voedsel uit zee en grote wateren, zoals deze in maart 2024 aan de Kamer is aangeboden. Met deze visie wordt duiding gegeven aan de toekomst voor voedselwinning op de lange termijn. De afgelopen decennia is de mosselproductie in de traditionele kweekgebieden (Oosterschelde en Waddenzee) aanzienlijk gedaald. Mede gelet hierop worden initiatieven ontwikkeld om te komen tot nieuwe kweekmogelijkheden voor schelpdieren in het algemeen en mosselen in het bijzonder in de Noordzee. Hiertoe is in 2022 onder meer de Blue Deal Schelpdieren gesloten. In samenspraak met de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) verkent de staatssecretaris mogelijkheden voor experimenten met mosselkweek in de Noordzeekustzone.

Dit onderwerp leent zich niet direct als onderwerp voor een diversenpunt tijdens een Raad. Ten algemene vraagt de staatssecretaris in diversie Europese gremia aandacht voor het belang van mariene eiwitten in het voedselbeleid.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ermee bekend dat mosselkwekers in de Oosterschelde deels over willen stappen naar zogenaamde ‘hangculturen’ om de dalende teelt van bodemmosselen te compenseren. Ziet de demissionair minister mogelijkheden om gebieden die zijn aangewezen voor mosselzaadinvang (MZI), waarbij gebruik wordt gemaakt van dezelfde touwgordijnen als bij hangculturen, ook beschikbaar te stellen voor mosselteelt met hangculturen? Deze leden brengen ter aandacht dat dit momenteel wordt bemoeilijkt door de richtlijn dat touwgordijnen bij MZI-locaties ’s winters worden neergehaald, wegens het risico dat de ankers waar zij tussen worden gespannen zouden kunnen losslaan. Is dit risico reëel volgens de demissionair minister en zo ja, waaruit blijkt dat? Is de demissionair minister bereid om, in het kader van slimmere visserijregelgeving, samen met de sector ervaring op te doen met hangculturen in MZI-locaties door enkele van deze gebieden als pilotlocaties aan te wijzen?

Antwoord

In 2008 is het mosselconvenant gesloten tussen de mosselsector, natuur- en milieuorganisaties en het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, waarbij afspraken zijn gemaakt over een gefaseerde afbouw van de bodemmosselzaadvisserij in de Waddenzee. In ruil voor deze sluiting van visgebieden wordt de mosselsector mogelijkheden geboden om het benodigde mosselzaad als grondstof voor de kweek in te vangen met mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s). Deze MZI’s worden in het voorjaar te water gelaten en dienen ingevolge waterstaats- en veiligheidseisen in het najaar weer uit het water gehaald te worden. Om de transitie voor de mosselsector mogelijk te maken, is het van groot belang dat de mogelijkheden voor invang van mosselzaad zo optimaal mogelijk worden benut. Dit is ook in het belang van de huidige mosselkweekbedrijven, die allen zijn georganiseerd in de Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur (PO Mosselcultuur). Afgezien van mogelijke veiligheidseisen, waarvoor de staatssecretaris van IenW verantwoordelijkheid draagt, is de staatssecretaris van mening dat eventueel gebruik van MZI’s voor kweekactiviteiten niet ten koste mag gaan van het oorspronkelijke doel: het invangen van mosselzaad ten behoeve van de mosselkweek. Bijkomstigheid hierbij is dat de huidige zoektocht naar nieuwe kansrijke MZI-locaties – om de overeengekomen gefaseerde sluiting van bodemzaadgebieden in de Waddenzee te compenseren – moeizaam blijkt te zijn door de aanwezigheid van archeologische wrakken in de Waddenzeebodem. Gelet hierop is het noodzakelijk dat de huidige MZI-locaties maximaal worden gebruikt voor de invang van mosselzaad. Desalniettemin ben ik in gesprek met de sector om de mogelijkheden van dergelijke pilots te onderzoeken.

Appreciatie wetenschappelijke vangstadviezen

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven het belang van voorzorg voor vangstquota voor vissoorten waar weinig over bekend is. Echter gaan deze leden niet mee in de analyse van de demissionair staatssecretaris dat er “zorgvuldig per situatie beoordeeld [moet] worden” om te onderzoeken welke vangst acceptabel is voor dit soort vissoorten. Dit achten deze leden in strijd met het voorzorgsprincipe. Erkent de demissionair staatssecretaris dat het uit voorzorg reduceren van vangstmogelijkheden het uitgangspunt moet zijn voor vissoorten waar weinig over bekend is? Hoe verwacht de demissionair staatssecretaris per situatie te beoordelen wat een gepaste vangst is? Hoe weegt de demissionair staatssecretaris het belang van gezonde vispopulaties en het beschermen van de maritieme natuur af tegen de commerciële belangen van de visserijsector?

Antwoord

De wetenschappelijke vangstadviezen vormen de basis voor de inzet van de staatssecretaris bij het vaststellen van vangstmogelijkheden, om de duurzaamheid van de visserij ook in de toekomst zeker te stellen. Hierbij worden ook de socio-economische gevolgen gewogen om zo een balans te vinden tussen de drie pijlers van het GVB. Het GVB stelt dat visserijen naast langdurig duurzaam ook beheerd dienen te worden op een manier die strookt met sociaaleconomische doelstellingen.

In het wetenschappelijk advies wordt ook rekening gehouden met het voorzorgsprincipe. Zo bepaalt de mate van beschikbaarheid van gegevens over een visbestand in welke categorie een bestand wordt geplaatst door ICES.

In de richtlijnen van ICES is opgenomen dat elke drie jaar een automatische korting wordt toegepast in het advies op bestanden waar minder gegevens voor beschikbaar zijn (categorie 5 en 6)1. Daarnaast past ICES maatwerk toe in gegevensarme bestanden die niet tot deze categorieën behoren2. Ik steun de aanpak van ICES om maatwerk toe te passen en zie dit als aanpak voor alle bestanden waar ICES adviezen voor opstelt, ook voor de categorieën waarop dit nog niet van toepassing is. Maatwerk moet gebaseerd zijn op de best beschikbare wetenschappelijke kennis en daarmee gedegen door ICES worden meegewogen in het opstellen van de adviezen. Trends op basis van deze wetenschappelijke data worden weergegeven in de adviezen. Niet alleen de automatische reductie is een invulling van het voorzorgsprincipe, ook in de adviezen waarop maatwerk wordt toegepast, is er ruimte voor ICES om het voorzorgsprincipe toe te passen in de advisering. Uiteindelijk beslist de Raad, samen met de Commissie, over de toepassing van het voorzorgsprincipe bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden of de inzet in de onderhandelingen met derde landen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad en de appreciatie van de ICES-adviezen. Deze leden hebben daarover de volgende opmerkingen en vragen.

Agendapunt 2: Jaarlijkse consultaties vangstmogelijkheden 2026 (EU-VK, EU-Noorwegen, IJsland). De leden van de VVD-fractie vragen de staatssecretaris hoe hij in de lopende onderhandelingen met het VK, Noorwegen en IJsland de Nederlandse positie verdedigt en hoe wordt voorkomen dat herverdeling van quota leidt tot structurele achteruitgang van de Nederlandse vloot.

Antwoord

De Commissie onderhandelt namens de lidstaten met derde landen over de vangstmogelijkheden op basis van een door de lidstaten goedgekeurd onderhandelingsmandaat. Gedurende de onderhandelingen worden de lidstaten op de hoogte gehouden door de Commissie in zogenoemde ‘Coördinatievergaderingen’. Lidstaten hebben hierbij de mogelijkheid hun inbreng te geven. Nederland wijst op het belang van een eerlijke verdeling van de visbestanden op basis van historische vangstaandelen met het oog op een stabiele en beheerbare visserij. Het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen zijn zeer belangrijke partners van de EU op tal van belangrijke visserijdossiers. Met IJsland wordt dit jaar gesproken over wederzijdse visserijmogelijkheden.

Daarnaast vragen deze leden aandacht voor de juridische onduidelijkheid rond de 5 procent-regel in de meerjarenplannen. Hoe zet Nederland zich in om hierover helderheid te verkrijgen, zodat vissers niet jaar op jaar met onzekerheid blijven zitten?

Antwoord

De afgelopen jaren heeft de Raad verschillende malen verzocht om deze regel uit de meerjarenplannen te schrappen, wegens de soms disproportionele uitwerking op de vangstmogelijkheden en de juridische onduidelijkheid over de toepassing ervan. De Commissie heeft hiervoor een voorstel ingediend bij de Raad en het Europees Parlement. Helaas heeft het Europees Parlement vorig jaar besloten om dit verzoek niet in behandeling te nemen. Samen met andere lidstaten zal de staatssecretaris zich ook tijdens deze onderhandelingsperiode zich blijven inzetten om artikelen uit de meerjarenplannen niet onafhankelijk van elkaar te bezien, maar in samenhang. Op grond van de meerjarenplannen kan de Raad andere maatregelen nemen met het oog op het herstel van een bestand, om volledige sluiting van een visserij te voorkomen. Het kabinet vindt het wenselijk dat bij het vaststellen van vangstmogelijkheden oog blijft voor sociaaleconomische gevolgen.

Agendapunt 6: Ministeriële lunch – slimmere en eenvoudigere visserijregelgeving. De leden van de VVD-fractie steunen de inzet om de aanlandplicht te herzien. In de huidige vorm leidt deze plicht tot inefficiëntie, voedselverspilling en onnodige lasten voor vissers. Deze leden vragen de staatssecretaris hoe hij er in Brussel voor gaat zorgen dat er daadwerkelijk ruimte komt voor praktisch uitvoerbare alternatieven die de ecologische doelstellingen wél halen, maar zonder dat dit leidt tot disproportionele administratieve lasten voor vissers. Ook vragen deze leden hoe de economische gevolgen van de huidige aanlandplicht worden ingebracht in de Europese discussie.

Antwoord

De staatssecretaris onderschrijft het doel van de aanlandplicht, namelijk het tegengaan van voedselverspilling en selectiever vissen. Maar de aanlandplicht is niet uitvoerbaar en handhaafbaar, blijkt uit een recente onafhankelijke studie die in opdracht van de Commissie is uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de aanlandplicht. De Commissie en de lidstaten zijn zich op dit moment aan het beraden op de toekomst van de aanlandplicht. Het kabinet ziet daarbij mogelijkheden in de vorm van een registratieplicht, omdat een computergestuurd vangstregistratiesysteem leidt tot verbeterde betrouwbaarheid, transparantie en uitvoerbaarheid van vangstregistratie op zee. Het is noodzakelijk om verder te onderzoeken of het met zo een alternatief mogelijk is om de oorspronkelijke doelstellingen van de aanlandplicht te verwezenlijken. Op dit moment wordt hier met het Fully Documented Fisheries project door Nederland onderzoek naar gedaan. Met het doorontwikkelingen van deze technologie wordt een geautomatiseerde vangstregistratie zonder tussenkomst van vissers (logboeken) of waarnemers aan boord mogelijk. Dit biedt vissers en visserijbeheerders voordelen en kan een alternatief bieden voor de huidige aanlandplicht.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de staatssecretaris inzet op vereenvoudiging van de Europese visserijregelgeving. Deze leden benadrukken dat het daarbij niet alleen gaat om beleidsvoornemens, maar vooral om merkbare verlichting in de praktijk. Deze leden vragen daarom welke concrete knelpunten Nederland in Brussel op tafel legt en hoe wordt geborgd dat vissers daadwerkelijk minder tijd kwijt zijn aan administratie en regels.

Antwoord

De inzet van de staatssecretaris is er inderdaad op gericht dat de vereenvoudiging ook echt leidt tot merkbare verlichting in de praktijk. Het kabinet is blij dat het Deens voorzitterschap dit ook belangrijk vindt en hiervoor de ministeriële lunch heeft georganiseerd. Belangrijke prioriteiten die daadwerkelijk moeten leiden tot verlichting in de praktijk zijn onder andere het wegnemen van belemmeringen voor innovatie en toepassing van nieuwe technieken, een alternatief voor de aanlandplicht en herziening van de meerjarenplannen.

Diversenpunt Zweden: beheersmaatregelen aalscholvers. De leden van de VVD-fractie nemen kennis van het Zweedse voorstel om predatie door aalscholvers op de Europese agenda te zetten. Ook in Nederland ervaren vissers schade door aalscholvers. Deze leden vragen de staatssecretaris of Nederland bereid is om, naast onderzoek, ook praktische en effectievere beheersmaatregelen te bepleiten, en daarbij desnoods aanpassing van de Vogelrichtlijn te onderzoeken.

Antwoord

Nederland zal het Zweedse voorstel ondersteunen waarbij de Commissie wordt gevraagd om tot een gezamenlijke Europese aanpak voor de aalscholver te komen. Of dit tot een aanpassing van de Vogelrichtlijn zou moeten leiden, is voor dit moment te vroeg om te beoordelen. De Commissie wordt tijdens de komende Raad met het Zweedse voorstel verzocht voor verdere uitwerking met voorstellen te komen.

Daarnaast merken deze leden op dat met de huidige status al beheersmaatregelen mogelijk zijn wanneer schade wordt ondervonden, bijvoorbeeld via vergunningverlening door provincies, maar dat dit in de praktijk nauwelijks wordt toegepast. Deze leden vragen de staatssecretaris waar dit volgens hem aan ligt en of er mogelijkheden zijn om provincies te ondersteunen of te stimuleren dit instrument effectiever te benutten.

Antwoord

De huidige aantallen aalscholvers in Nederland hebben niet een zodanige impact op de visstand dat bestanden hiermee direct worden beïnvloed. Daarmee ontbreekt dus de urgentie, noodzaak en onderbouwing om de populatie te beheersen door bijvoorbeeld het aanvragen van een vergunning voor afschot. Als lokaal op kleine geïsoleerd liggende wateren met weinig schuilmogelijkheden voor vissen wel sprake is van een impact op de visstand en de natuurwaarden, dan kan hiervoor vergunning worden aangevraagd. Tot dusver wordt er echter in dergelijke omstandigheden voor gekozen om meer structuur en schuilmogelijkheden in het water aan te brengen, bijvoorbeeld door takkenstructuren onder water aan te leggen, waardoor de aalscholver minder effectief en dus met minder impact kan jagen.

II. Appreciatie ICES-adviezen. De leden van de VVD-fractie onderstrepen het belang van duurzaam beheer van de visbestanden, in lijn met de doelstellingen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Tegelijk vragen deze leden aandacht voor de stabiliteit en voorspelbaarheid van de vangstmogelijkheden. De recente adviezen van ICES, met forse schommelingen en aanzienlijke verlagingen, leiden tot grote onzekerheid in de sector. Deze leden vragen de staatssecretaris hoe hij zich in Europees verband inzet om te zorgen voor tijdige en stabiele adviezen, zodat ondernemers niet worden geconfronteerd met late of sterk wisselende uitkomsten (zoals het uitstel bij tong en kabeljauw).

Antwoord

De staatssecretaris deelt de mening van de leden van de VVD-fractie dat het van belang is om binnen de kaders van duurzame visserij te streven naar zoveel mogelijk stabiliteit en voorspelbaarheid in de vangstmogelijkheden. Daarom zet de staatssecretaris in op bijvoorbeeld meerjaren-TACs (totale toegestane vangsten). Tevens zet hij zich in om waar mogelijk bestanden te beheren conform een langetermijnbeheerplan. Een langetermijnbeheerplan kan ertoe leiden dat deze benadering meer stabiliteit in de vangstmogelijkheden creëert, doordat jaarlijkse fluctuaties worden gedempt. De staatssecretaris blijft zich ook inzetten om toe te zien op de kwaliteit van de ICES vangstadviezen, zoals toegezegd naar aanleiding van de motie-Van der Plas (Kamerstuk 21501-32, nr. 1684). Hoewel het spijtig is dat de vangstadviezen voor tong en kabeljauw vertraagd zijn, acht de staatssecretaris het van belang dat opgemerkte zorgpunten worden ingebracht en opgepakt en er gewerkt wordt aan de totstandkoming van gedegen adviezen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de komende Landbouw- en Visserijraad. Deze leden willen enkele punten nadrukkelijk onder de aandacht brengen.  

  
De leden van de BBB-fractie blijven benadrukken dat het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) eenvoudiger, uitvoerbaarder en voorspelbaarder moet worden voor boeren. Uit de Gecombineerde opgave en aanmelding 2025 (Kamerstuk 28625, nr. 376) blijkt opnieuw dat de eco-regeling te complex en te krap is gefinancierd. Boeren tonen massaal bereidheid om te vergroenen, maar zien zich geconfronteerd met dalende tarieven en een wirwar aan regels. Deze leden vinden dat de norm moet zijn dat boeren hun aanvraag zelfstandig kunnen invullen zonder dure adviseurs.  

  
De leden van de BBB-fractie constateren dat tijdens de Landbouw- en Visserijraad de voortgang van handelsakkoorden met onder meer Mercosur en Mexico wordt besproken. Deze leden zijn hier uiterst kritisch op. Handelsafspraken mogen nooit leiden tot oneerlijke concurrentie voor onze boeren en vissers. Het kan niet zo zijn dat Europese producenten moeten voldoen aan de strengste dierenwelzijns-, milieu- en voedselveiligheidsnormen, terwijl producten van buiten de Europese Unie (EU) die standaarden niet hoeven te halen en tóch onze markt overspoelen. Dat is een ongelijk speelveld dat onze sector kapotmaakt. Deze leden roepen de minister daarom op om het principe van gelijke standaarden voor import onwrikbaar te verdedigen en daarbij duidelijk te maken dat Nederlandse boeren en vissers niet de rekening mogen betalen voor geopolitieke deals.  

De leden van de BBB-fractie constateren dat ook in bredere zin er reden is tot zorg. Uit recente cijfers van de Directorate-General for Agriculture and Rural Development (DG AGRI) blijkt dat de EU-agrovoedingsimporten in mei 2025 €17 miljard bedroegen: een stijging van 15 procent ten opzichte van mei 2024, vooral door hoge prijzen voor cacao en koffie. Over de eerste vijf maanden van dit jaar stegen de importen met €11,5 miljard (plus 16 procent) (European Commission, 4 september 2025, ‘EU agri-food trade remains stable in May’)(EU agri-food trade remains stable in May - European Commission). Deze leden vragen de minister hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot de Europese inzet op voedselzekerheid en marktstabiliteit.  

Antwoord

De EU is en blijft één van de belangrijkste voedselproducenten en voedselexporteurs ter wereld. De door de Commissie uitgebrachte cijfers in mei 2025 sluiten daar ook op aan. De totale waarde van EU landbouwexport in de eerste vijf maanden van 2025 bedraagt € 99,6 mrd en de waarden van de import in diezelfde periode bedraagt € 81,5 mrd, wat het EU surplus op € 18,1 mrd brengt. Deze surplus is wel lager dan in de vergelijkbare periode in 2024, wat vooral te wijten is aan de sterk gestegen prijzen voor cacao en koffie; producten die niet in de EU geproduceerd worden. De Commissie geeft in de eind juli gepubliceerde short term outlook voor de landbouwmarkten aan dat ondanks wereldwijde onzekerheden en geopolitieke spanningen de landbouwmarkten van de EU over het algemeen veerkrachtig blijven. Net als de Commissie acht de minister het wel van belang de ontwikkelingen op de markten zorgvuldig te blijven volgen, waarbij de minister aandacht blijft vragen voor een gelijk speelveld. Tijdens de Raad zal de Commissie naar verwachting een toelichting geven op de op 3 september jl. door de Commissie aan de Raad aangeboden Raadsbesluiten ter ondertekening en sluiting van de modernisering van het EU-Mexico Global Agreement uit 2000 en het akkoord met Mercosur. De kamer ontvangt dit najaar, voorafgaand aan besluitvorming in de Raad, de kabinetsappreciatie van het Mercosur-akkoord, met daarin de voorgenomen positie van Nederland in de Raad. Ook voor het akkoord met Mexico wordt een kabinetsappreciatie opgesteld.

  
De leden van de BBB-fractie lezen voorts dat er tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal worden gesproken over regels inzake de beschikbaarheid van voorraden in noodsituaties en ernstige crises en de veiligheid. Deze leden willen benadrukken dat voedselzekerheid een strategisch belang van de hoogste orde is. De recente ervaringen met geopolitieke spanningen en verstoringen in handelsketens laten zien dat Europa onvoldoende voorbereid is op crisissituaties. Deze leden vinden dat de EU een gezamenlijke strategie moet ontwikkelen om basisvoedsel en agrarische grondstoffen op peil te houden, zodat burgers en boeren niet de dupe worden van tekorten. Daarbij rijst voor deze leden de vraag of er in het kader van voedselzekerheid in uiterste gevallen ruimte moet zijn om (tijdelijk) af te wijken van bepaalde milieuregels, mits dit zorgvuldig, tijdelijk en proportioneel gebeurt. Een balans tussen natuurdoelen en voedselzekerheid is noodzakelijk: voedsel voor de bevolking mag in geen geval in gevaar komen. Deelt de minister deze mening? Is de minister bereid om dit in te brengen in de Landbouw- en Visserijraad?  

  

Antwoord

Voedselzekerheid is een strategisch belang dat het kabinet nadrukkelijk onderkent. Het kabinet hecht waarde aan een evenwichtige afweging van voedselzekerheid met andere doelstellingen. In dat kader heeft Nederland, in uitvoering van de motie Van der Plas d.d. 27 maart 2025 (30252–194), bepleit dat bij nieuwe EU-voorstellen de impact op voedselzekerheid nadrukkelijk wordt meegenomen. Dit zal het kabinet ook in de toekomst blijven doen.

De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast om een appreciatie van het Commissievoorstel om de bestaande EU-schoolregeling te beëindigen en te vervangen door een breder pakket aan maatregelen binnen het Nationaal en Regionaal Partnerschapsfonds. Kan de minister toelichten of dit soort programma’s daadwerkelijk voldoende bijdragen aan gezond consumptiegedrag bij jongeren en kennis over voedselproductie, of dat hiermee juist een beproefd instrument verloren gaat?  

 

Antwoord

In het Commissievoorstel is aangegeven dat de schoolregeling voor schoolfruit, -groenten en -melk blijft bestaan. Voorstel is om deze regeling vanaf 2028 onder te brengen in het Nationale en Regionale Partnerschapsplannen (NRPP). Het huidige EU-budget dat momenteel aan lidstaten is toegekend voor de schoolregeling zal dan komen te vervallen. In plaats daarvan is het aan iedere lidstaat individueel om te bepalen hoeveel middelen uit het NRPP-fonds worden bestemd voor de schoolregeling. Daarbij moet er volgens het voorstel ook minimaal 30% nationaal budget worden ingezet. Zoals aangegeven in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 4145) kan het kabinet zich vinden in het voorstel om de schoolregeling voor schoolfruit, -groenten en -melk te continueren. Dit sluit aan bij de bredere inzet van het kabinet op promotie en afzetbevordering, voedseleducatie en een gezondere schoolomgeving. De voorgestelde inhoudelijke wijzigingen sluiten overwegend goed aan bij de huidige Nederlandse strategie en uitvoering. Wel vindt het kabinet het belangrijk dat er voldoende flexibiliteit en financiële mogelijkheden blijven voor een invulling van de schoolregeling die past bij de nationale context.

De leden van de BBB-fractie maken zich grote zorgen over de sectorale voorstellen voor het GLB in het Meerjarig Financieel kader (MFK) na 2027. Het voorstel van de Europese Commissie (EC) om het tweepijlersysteem en de Goede Landbouw- en Milieuconditie (GLMC)-verplichtingen af te schaffen en te vervangen door één geïntegreerd ‘Single Plan’ betekent een forse verschraling van het beleid. Volgens de EC daalt de inkomenssteun met 20 tot 30 procent in constante prijzen, terwijl boeren juist stabiliteit en voorspelbaarheid nodig hebben. Ministers uit België, Oostenrijk en Letland hebben al gewaarschuwd dat dit voorstel leidt tot systemische ontwrichting, verwarring voor boeren, verlies van plattelandsfinanciering en een ongelijk speelveld tussen lidstaten. Ook in het Europees Parlement klonk stevige kritiek, omdat het totale MFK stijgt terwijl juist op landbouw wordt bezuinigd.  

De leden van de BBB-fractie zijn het hiermee eens en benadrukken dat Nederland zich moet aansluiten bij de landen die pleiten voor behoud van een robuust GLB-budget. Deze leden vragen de minister bovendien hoe zij de risico’s beoordeelt van sterk uiteenlopende uitbetalingen, controles en voorwaarden tussen lidstaten. Dat leidt tot fragmentatie van beleid en oneerlijke concurrentie.

Antwoord

Ik begrijp de zorgen van de leden van de BBB-fractie. Inzet van het kabinet is dat de middelen die uiteindelijk beschikbaar komen in het MFK voor landbouw en visserij in verhouding staan tot de beoogde doelen en eisen die aan de lidstaten worden gesteld. Het kabinet zal tijdens de MFK-onderhandelingen de effecten op de inkomenspositie voor boeren en vissers meewegen en zal ook aandacht hebben voor voedselzekerheid en het belang daarvan voor de weerbaarheid van de EU. Binnen het NRP-fonds stelt de Europese Commissie voor € 296 miljard te reserveren voor landbouw en visserij en is er € 237 miljard vrije bestedingsruimte die op nationaal niveau zal moeten worden verdeeld over verschillende sectoren en beleidsterreinen waaronder landbouw. Ook krijgen lidstaten met dit voorstel meer ruimte om Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)-interventies stimulerend te maken op het gebied van bodem, water, natuur en milieu. Met dit voorstel wordt daarmee nieuwe flexibiliteit ingebouwd om in te kunnen spelen op de lokale omstandigheden. Dat vind ik positief. Tegelijkertijd mag deze flexibiliteit niet leiden tot een ongelijk speelveld en daar zal ik tijdens de onderhandelingen aandacht voor vragen. Daarbij zal ik ook het belang van innovatie, kennis en generatievernieuwing voor een toekomstbestendige landbouw en visserij blijven onderstrepen.

Verder vragen deze leden hoe de minister aankijkt tegen het verdwijnen van de GLMC-standaarden en de vervanging door ‘boerenrentmeesterschap’. Is dit in de praktijk uitvoerbaar en controleerbaar?  

Antwoord

Het vervangen van de GLMC-standaarden door boerenrentmeesterschap lijkt de praktische uitvoerbaarheid en controleerbaarheid niet te verminderen. Lidstaten krijgen bovendien met dit voorstel meer ruimte om GLB interventies stimulerend te maken op het gebied van bodem, water, natuur en milieu. Met dit voorstel wordt daarmee beleidsmatig nieuwe flexibiliteit ingebouwd om in te kunnen spelen op de lokale omstandigheden.

De leden van de BBB-fractie constateren het volgende ten aanzien van het belang van generatievernieuwing. De European Council for Young Farmers (CEJA) heeft erop gewezen dat het huidige voorstel onvoldoende garanties biedt voor jonge boeren (De Boerderij, 25 juli 2025, ‘Europese jonge boeren teleurgesteld: plannen maar geen geld’) (https://www.boerderij.nl/europese-jonge-boeren-teleurgesteld-plannen-maar-geen-geld). Deze leden vinden dat er meer concrete financiële ruimte moet komen om jonge boeren te ondersteunen, zodat zij perspectief hebben om bij te dragen aan de groene transitie én de voedselvoorziening. 

De leden van de BBB-fractie benadrukken dat de Nederlandse visserij gebaat is bij zekerheid en eerlijkheid. De jaarlijkse onzekerheid over quota is funest voor vissers die moeten plannen en investeren. Deze leden vragen daarom of de staatssecretaris bereid is zich wederom hard te maken voor meerjarige vangstafspraken binnen de EU, maar ook met het VK en Noorwegen. 

Antwoord
De staatssecretaris is een groot voorstander van het vaststellen van meerjaren-TACs, waarbij dezelfde vangstmogelijkheden voor een aantal jaren worden vastgesteld. Dit leidt tot grotere voorspelbaarheid in de vangstmogelijkheden en hiermee kan de bedrijfsvoering voor vissers makkelijker worden. De Commissie onderzoekt momenteel samen met ICES de mogelijkheden hiertoe bij EU-bestanden, en in toenemende mate worden hier voorstellen voor gedaan. De staatssecretaris houdt deze ontwikkelingen nauwlettend in de gaten en zal ervoor blijven pleiten om dit proces op termijn verder uit te rollen naar de gesprekken met derde landen, om zo eventuele toepassing bij gedeelde bestanden onder de aandacht te brengen.

De leden van de BBB-fractie stellen vast dat Noorwegen in eerdere jaren eenzijdig hogere quota heeft vastgesteld, wat leidt tot oneerlijke concurrentie. Deze leden vinden dat wetenschappelijk advies van ICES leidend moet zijn en vraagt de staatssecretaris om in EU verband stevig op te treden tegen deze praktijken van Noorwegen. Anders worden onze eigen vissers zeer benadeeld, doordat er dan op lange termijn overbevissing optreed. 

Antwoord

Alle Coastal States (de kuststaten langs de Noord-Oost-Atlantische Oceaan), waaronder dus ook Noorwegen, onderschrijven het ICES-advies. Echter, met uitzondering van de EU, eigenen de andere Coastal States zich een hoger deel toe dan de historische aandelen. Daardoor vindt een hogere bevissing plaats dan het wetenschappelijk advies. De staatssecretaris steunt de Commissie en roept de Commissie bij elke gelegenheid op om hierover een stevige positie in te nemen. Dit standpunt wordt door alle betrokken lidstaten ingenomen en is sowieso ook al het eigen uitgangspunt van de Commissie bij de onderhandelingen. Het heeft evenwel nog niet mogen geleid tot een constructievere houding van de betreffende Coastal States.

Deze leden van de BBB-fractie willen graag dat er bij het GVB voldoende ruimte blijft voor nationale keuzes en dat vissers niet opnieuw verstrikt raken in extra Brusselse regels. Vereenvoudiging moet merkbaar zijn op het water, niet alleen op papier. 

De leden van de BBB-fractie zien dat vissers en kustgemeenschappen steeds vaker de dupe worden van de toenemende aalscholverpopulatie. Ook neemt de biodiversiteit in veel sloten af, wat leidt tot problemen lijdt met de Kaderrichtlijn Water. Deze leden vragen de staatssecretaris of hij erkent dat de huidige bescherming knelpunten oplevert en of Nederland pleit voor een Europees beheersplan dat de schade voor visserij en aquacultuur beperkt. 

Antwoord

De huidige aantallen aalscholvers in Nederland hebben niet een zodanige impact op de visstand dat bestanden hiermee direct worden beïnvloed. Daarmee ontbreekt dus de onderbouwing om de populatie te beheersen. Desalniettemin vindt de staatssecretaris het van belang dat dit onderwerp op Europees niveau voortvarend wordt opgepakt. Nederland zal daarom het Zweedse verzoek om tot een gezamenlijke Europese aanpak te komen, ondersteunen.

De leden van de BBB-fractie vinden dat sociaaleconomische belangen van vissers en hun gemeenschappen volwaardig moeten meewegen. Innovatieve pilots en praktijkoplossingen verdienen een plek in het beleid. Deelt de staatssecretaris deze mening?

Antwoord

De sociaaleconomische belangen van vissers en de visserijgemeenschappen hebben de aandacht van het kabinet en wegen volwaardig mee. De staatssecretaris ondersteunt vissers en gemeenschappen via beleid en onderzoeken die hij heeft uitgezet, zoals het Visserij Ontwikkel Plan (VOP). Hiermee steunt het kabinet de visclusters bij de aanpassingen die zij moeten doen als gevolg van een kleinere, meer duurzame en diverse aanvoersector en bij het behoud en ontwikkeling van het sociaal-cultureel erfgoed van de visserijgemeenschappen. Tevens heeft de staatssecretaris met het VOP middelen beschikbaar gesteld voor het visserijonderwijs. Om op de lange termijn te kunnen overleven en duurzaam te produceren is een innovatieve sector cruciaal. Daarom stelt de staatssecretaris jaarlijks zowel Europese als nationale middelen beschikbaar om innovatie binnen de visserij te blijven ondersteunen.

De leden van de BBB-fractie willen graag dat er binnen de Europese Gemeenschap GVB aandacht komt voor een aanpassing van de Haagse Preferenties, zodat er een gelijk speelveld ontstaat met Ierland. Het kan niet zo zijn dat Ierland onevenredig veel quota krijgt ten opzichte van andere EU-landen, waaronder Nederland vanwege de Brexit. 

De leden van de BBB-fractie vragen speciale aandacht voor de makreelquota. Het VK, de Faeröer en Noorwegen vissen hier momenteel onevenredig veel op. Dit brengt het bestand onder veilige waardes en leidt ertoe dat Europese vissers straks gedwongen worden om minder te vissen. Deze leden dringen erop aan dat dit bestand, samen met de tonijnquota, grote prioriteit krijgt in de onderhandelingen. 

Antwoord

Over tonijn-quota wordt niet in deze fora met de Coastal States onderhandeld. Wat betreft de verdeling en overbenutting van de makreelquota door de andere Coastal States, en dientengevolge het risico van lagere vangsten door de EU-lidstaten, deelt de staatssecretaris deze zorgen. Hij zal deze dan ook waar aan de orde benoemen. Er is geen reden om aan te nemen dat dit niet ook de hoogste prioriteit bij de andere lidstaten en de Commissie heeft.

De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast de staatssecretaris of hij in EU-verband opnieuw aandacht wil vragen bij de EC over de situatie rond de Real Time Closed Area’s (RTC’s). De EC heeft eerder beloofd aanpassingen te doen in de wet- en regelgeving, maar tot op heden is er niets gebeurd. Ondanks meerdere Kamervragen en brandbrieven blijven vissers vastzitten aan verouderde regels die hen onevenredig hard treffen. 

Antwoord

Zoals de staatssecretaris eerder aan de Kamer heeft laten weten, is hij zich bewust van de knelpunten die de Real Time Closures (RTCs) opleveren en de impact die zij hebben op de praktijk van de vissers (Kamerstuk 21501-32, nr. 1721). De staatssecretaris heeft deze problematiek onder de aandacht gebracht bij Eurocommissaris Kadis. De Eurocommissaris heeft aangegeven eerst een onderbouwing vanuit de lidstaten nodig te hebben voordat een evaluatie van de wetgeving kan plaatsvinden. De sector, de NVWA en Wageningen Marine Research worden door de staatssecretaris betrokken bij het opstellen van deze onderbouwing. Daarnaast is afstemming met andere lidstaten van belang, omdat uiteindelijk een gedragen voorstel essentieel is. Wanneer verdere formele stappen in de procedure aan de orde zijn, zal de staatssecretaris hierover de Kamer informeren.

De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen over signalen vanuit de sector over onevenredig harde controles door Denemarken op Nederlandse vissers. Er is sprake van vrijwel wekelijkse, zeer strenge controles, waarbij straffen en boetes disproportioneel hoog zijn. Dit krijgt volgens vissers de vormen van een heksenjacht. Deze leden vragen de staatssecretaris of hij in EU-verband en richting andere lidstaten kan aandringen op proportionele en eerlijke controles. 

Antwoord

Voor toezicht en handhaving van de visserij zijn lidstaten gebonden aan de regels van de Controleverordening en zijn controles gebaseerd op risicoanalyses. Bij een overtreding is de lidstaat verantwoordelijk voor de sanctionering van de geconstateerde overtreding. Hierbij zijn het nationale straf- en bestuursrecht van de lidstaat waar de overtreding is begaan, vigerend. Op Europees niveau is hierover afgesproken dat de maatregelen proportioneel moeten zijn aan de overtreding en niet discriminatoir mogen zijn. De Commissie en het Communautair Bureau voor Visserijcontrole (EFCA) zien toe op de wijze waarop lidstaten hieraan uitvoering geven. Nederland zal in Europees verband het belang van proportionele en eerlijke controles onder de aandacht blijven brengen.

De leden van de BBB-fractie willen verder vragen of de staatssecretaris in gesprek wil gaan met de directeur van Wagening Marine Research (WMR) over de Aalbeheerordening in Europees verband. De huidige manier waarop aal in het verre verleden werd gemeten is niet meer in lijn met moderne wetenschappelijke methoden. Wat ertoe leidt dat er telkens nul vangstadviezen worden afgegeven, terwijl de aalpopulatie volgens vissers en wetenschappers wel toeneemt. Deze leden vragen de staatssecretaris om in EU-verband aandacht te vragen voor een herziening van de aalbeheerverordening, en om andere lidstaten nadrukkelijk op te roepen meer te doen voor de bescherming van de aal. Dat betekent: harder optreden tegen de illegale vangst van glasaal voor export naar China, en zorgen voor betere doorgangen voor de aal bij barrierés. 

Antwoord

Over de stand van zaken met betrekking tot de aal is de Kamer geïnformeerd per brief van 19 december 2024 (Kamerstuk 29 664, nr. 211). De Kamer is toen geïnformeerd naar aanleiding van de resultaten van de driejaarlijkse evaluatie van de stand van de aal en de getroffen beheermaatregelen met betrekking tot de aal, zoals die kort daarvoor aan de Commissie was toegezonden. Hieruit bleek dat de schattingen van de bestandsindicatoren over de afgelopen drie jaren een voorzichtig stijgende lijn laten zien. En dat sprake is van een lichte toename van uittrekkende paairijpe aal (schieraal) en van een teruggang van de sterfte door menselijk handelen (atropogene sterfte). Dat is goed nieuws. Dit betekent echter niet dat deze ontwikkeling direct terug te zien is in vangstadviezen, omdat deze zien op de hoeveelheid glasaal zoals die jaarlijks voor Europese kusten arriveren. Een lichte verbetering in de volwassen aal en de voor voortplanting wegtrekkende aal is niet direct zichtbaar in de hoeveelheid glasaal die voor de Europese kusten verschijnt.

De staatssecretaris heeft in eerdergenoemde brief van 19 december 2024 naar aanleiding van de evaluatie aangegeven dat hij erop zal inzetten dat er uiteindelijk een aanpassing van de sturingsdoelen in de Aalverordening komt. Inzet daarbij is om toe te werken naar een aanpak waarbij niet langer wordt gestuurd op de lastig vast te stellen biomassa zonder menselijk handelen, maar dit te vervangen door een eenvoudiger en meer eenduidig vast te stellen sturingsdoelstelling. Dit voorkomt dat lidstaten verschillende berekeningsmethoden hanteren zoals op dit moment bij de biomassa-berekening het geval is. Inzet is om tot een doelstelling en berekeningswijze te komen waarmee de progressie in het herstel van de aalstand in alle lidstaten op dezelfde wijze wordt vastgesteld. Hier zal Nederland zich ook in de komende periode in alle contacten in Europa onverminderd voor blijven inzetten. Ook de aanpak van illegale handel van glasaal naar buiten de EU heeft daarbij aandacht, waarbij overigens moet worden aangetekend dat op dit punt in de afgelopen jaren al voortgang is geboekt en verschillende internationale stroperslijnen succesvol zijn aangepakt. In de verschillende overleggen in Europees verband wordt de Nederlandse inzet, uit voornoemde brief aan de Kamer van 19 december 2024, steeds onder de aandacht gebracht. Een gesprek met de directeur van Wageningen Marine Research kan daar naar verwachting weinig aan toevoegen, omdat dit in Europees verband moet worden opgepakt.

De leden van de BBB-fractie vragen de staatssecretaris ook in verband met de rivierkreeft te onderzoeken of er extra Europese financiële middelen beschikbaar zijn voor de bestrijding. Ook vragen deze leden of de staatssecretaris in Europees verband beter kan optreden en ervaringen kan uitwisselen met zijn collega’s in andere lidstaten over hoe zij deze aanpak vormgeven. 

Antwoord

Bestrijden van rivierkreeften, door middel van het wegvangen, is geen effectieve maatregel. Bestrijding moet intensief en continu worden uitgevoerd om effectief te zijn, daarmee is deze maatregel erg duur. Bestrijding alleen is daarom geen oplossing, maar kan wel onderdeel zijn van een maatregelenpakket om de uitheemse rivierkreeften te kunnen beheersen. In het verleden hebben provincies Programme for the Environment and Climate Action (LIFE)-subsidies aangevraagd voor pilots rondom de beheersing van invasieve exoten. Ik zal onderzoeken welke Europese financiële middelen mogelijk gebruikt kunnen worden voor beheersmaatregelen tegen uitheemse rivierkreeften of voor onderzoek naar beheersmaatregelen.

Op ambtelijk niveau wordt met andere lidstaten al kennis uitgewisseld over beheersing van uitheemse rivierkreeften. Echter, deze lidstaten hebben tot nu toe geen nieuwe of andere inzichten over de beheersing dan wij. Dit komt onder meer doordat het Nederlandse watersysteem een ander karakter heeft dan in de rest van Europa. Hierdoor is de invloed van uitheemse rivierkreeften veelal minder of in ieder geval anders dan in Nederland. Nederland lijkt veel meer last te hebben van de uitheemse rivierkreeften en loopt daarom ook voorop in de kennisontwikkeling rond maatregelen. Ik zeg echter graag toe dat ik in Europees verband de aanpak van uitheemse rivierkreeften zal bespreken. Mocht hieruit toch blijken dat een samenwerkingsverband van meerwaarde is, dan ga ik die samenwerking graag aan.

Deze leden vragen daarnaast hoe de minister gaat borgen dat er een eerlijk budgettair evenwicht blijft bestaan tussen landbouw en visserij binnen het nieuwe MFK. 

Antwoord

In het voorstel van de Europese Commissie wordt € 296 miljard gereserveerd voor landbouw en visserij. Daarnaast is er binnen het NRP-fonds € 237 miljard vrije bestedingsruimte die op nationaal niveau zal moeten worden verdeeld over verschillende sectoren en beleidsterreinen, waaronder landbouw en visserij. Nederlandse inzet is om te borgen dat de middelen die uiteindelijk beschikbaar komen in het nieuwe MFK in verhouding staan tot de beoogde doelen en eisen die aan de lidstaten worden gesteld, bijvoorbeeld op het gebied van milieu en natuur. Ook zal het kabinet tijdens de onderhandelingen de effecten op de inkomenspositie voor boeren en vissers in ogenschouw nemen. De daadwerkelijke verdeling van de middelen tussen landbouw en visserij en andere sectoren zal ten tijde van het opstellen van het Nederlandse NRP-plan en in overleg met de betreffende belangenorganisaties worden overeengekomen.

De leden van de BBB-fractie benadrukken dat demersale en pelagische visserij verschillende uitdagingen kennen. Eén uniforme regel is vaak onwerkbaar. Hoe zorgt de minister ervoor dat er maatwerk komt voor de verschillende soorten visserij? 

Antwoord

De staatssecretaris is zich ervan bewust dat de demersale en de pelagische visserijen verschillende typen visserijen zijn waarvoor naar gelang hun aard ook andere overwegingen meegenomen dienen te worden. Waar dit aan de orde en ook mogelijk is, streeft hij naar zoveel mogelijk specifiek op die visserijen toegeschreven beleid en maatregelen, met ook oog voor het vermijden van detaillistische regelgeving.

Deze leden van de BBB-fractie vragen hoe het staat met de plannen rond Fully Documented Fisheries en hoe de minister ervoor zorgt dat vissers niet worden opgezadeld met disproportionele lasten of kosten. 

Antwoord

Op dit moment wordt er met het Fully Documented Fisheries project wetenschappelijk onderzoek gedaan naar mogelijkheden van automatische vangstregistratie. Schepen kunnen op vrijwillige basis meedoen aan dit project. Met het doorontwikkelingen van deze technologie wordt een geautomatiseerde vangstregistratie zonder tussenkomst van vissers (logboeken) of waarnemers aan boord mogelijk. Dit biedt vissers en visserijbeheerders voordelen en kan een alternatief bieden voor de huidige aanlandplicht.

De leden van de BBB-fractie benadrukken tot slot dat innovatie en pilots in de sector direct moeten worden vertaald naar werkbaar beleid. Deze leden willen dat goede ideeën uit de praktijk niet stranden in Brusselse bureaucratie, maar echt hun weg vinden naar regelgeving. 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 september en hebben hier nog een aantal vragen over.

Visserij

De leden van de PvdD-fractie constateren dat het kabinet zich op het gebied van visserij voornamelijk inzet voor het verruimen van de mogelijkheden voor Nederlandse vissers om meer te kunnen vissen. Deze leden vinden dit kortzichtig, omdat de oceanen steeds meer onder druk komen te staan, door overbevissing, bijvangsten, aantasting van kwetsbare ecosystemen en de achteruitgang van de biodiversiteit. Deze leden lezen dat de staatssecretaris met “relevante stakeholders” in gesprek is over de vangstadviezen. Kan de staatssecretaris aangeven welke stakeholders dat zijn? Gaat hij hierover ook in gesprek met organisaties die de belangen van de dieren of de natuur vertegenwoordigen, zoals de Dierencoalitie of de Vissenbescherming? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De Noordzee is een van de best gemanagete zeeën ter wereld, waarbij vangstonderhandelingen zijn gebaseerd op wetenschappelijke onderbouwde adviezen gericht op de maximaal duurzame vangsten. Bij de vangstonderhandelingen is de inzet gericht op een duurzaam beheer van visbestanden. Daarbij is de insteek in te zetten op de maximale duurzame vangsten en daar waar dit nodig blijkt ook op het beperken van vangsten ten opzichte van het jaar daarvoor. Wetenschappelijke adviezen bieden hiervoor de basis. De staatssecretaris bespreekt de vangstadviezen met zowel vertegenwoordigers van de sector als relevante (koepel-)milieuorganisaties zoals Stichting de Noordzee en het Marine Stewardship Council. De staatssecretaris overlegt in het kader van jaarlijkse onderhandelingen over de vangstquota niet met dierenwelzijnsorganisaties.

De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de Kamer ook moties heeft aangenomen die juist vragen om verbeterd welzijn van onderwaterdieren. Kan de staatssecretaris aangeven wat de laatste stand van zaken is omtrent de motie van de leden Kostić en Holman over zich inzetten voor een Europees importverbod op garnalen met afgeknipte ogen (Kamerstuk 21501-32, nr. 1640)? Is de staatssecretaris bereid om zich bij de aankomende Landbouw- en Visserijraad in te zetten voor een Europees importverbod, zoals de motie verzoekt, aangezien deze Raad voor een belangrijk deel over visserij gaat? Zo nee, waarom niet? Kan de staatssecretaris aangeven in welke mate nog garnalen met afgeknipte ogen worden verkocht in Nederlandse supermarkten en andere afzetkanalen? Op welke manier gaat hij ervoor zorgen dat hier een einde aan komt?

Antwoord

In reactie op de betreffende motie is de Kamer per brief van 25 juni 2024 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1660) en aansluitend in de Kamerbrief van 22 november 2024 (Kamerstuk 29 664 en 28 286, nr. 210) geïnformeerd over de mogelijkheden om te komen tot een Europees importverbod. Daarin is aangegeven dat, om tot een importverbod te kunnen komen, er eerst een verbod in de EU moet komen om de handeling te verbieden. Pas als dat is gerealiseerd, kan worden overgegaan tot een traject om tot een EU importverbod te komen.

Voor zover de staatssecretaris bekend is, zijn er op dit moment geen andere lidstaten die over zouden willen gaan tot een importverbod. Met betrekking tot de verkoop van deze dieren in Nederlandse supermarkten heeft de staatssecretaris eerder aangegeven dat verkoop van deze dieren hier niet plaatsvindt. De praktijk waarnaar wordt verwezen, vindt alleen plaats bij moederdieren in de kwekerijen die veelal in zuidoost Azië zijn gesitueerd.

Aalscholvers

De leden van de PvdD-fractie lezen dat vissers stellen “last te hebben” van aalscholvers en dat zij willen dat deze dieren worden gedood. Onderschrijft de staatssecretaris dat de vissen in de oceaan niet toebehoren aan de vissers, maar een belangrijk onderdeel zijn van het mariene ecosysteem en dat andere dieren, zoals aalscholvers, gewoon vis mogen vangen en eten? Zo nee, waarom niet? Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel aalscholvers de afgelopen vijf jaar in Nederland zijn gedood door de mens? Hoeveel hiervan vanwege concurrentie met vissers? Is de staatssecretaris bereid zich bij de Landbouw- en Visserijraad uit te spreken tegen het doden van aalscholvers? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De staatssecretaris is van mening dat vis in zee en in overige wateren op een duurzame wijze kan worden benut ten behoeve van menselijke consumptie en voor dit doel kan worden gevangen. Hij draagt de visserijsector die hier haar broodwinning aan ontleent een warm hart toe. Dit laat onverlet dat vis ook benut wordt door visetende vogels en zoogdieren en door andere vissoorten. Natuurlijke predatie en duurzame visvangst kunnen prima naast elkaar bestaan. Als echter sprake is van een zodanige impact van een predator op visbestanden dat dit een negatieve invloed op deze bestanden heeft, kan het noodzakelijk zijn om beheersmaatregelen te treffen. Het verzoek van Zweden zoals dat nu voorligt in de komende Raad, roept de Commissie op om voor de aalscholver tot een gezamenlijke Europese aanpak te komen. Nederland ondersteunt deze inzet van Zweden. De huidige aantallen aalscholvers in Nederland hebben niet een zodanige impact op de visstand dat bestanden hiermee direct worden beïnvloed. Daarmee ontbreekt dus de urgentie, noodzaak en onderbouwing om de populatie te beheersen. Doding van aalscholvers heeft niet plaatsgevonden in de afgelopen jaren in Nederland.

Hoogachtend,

Femke Marije Wiersma

Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Jean Rummenie

Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur


  1. https://ices-library.figshare.com/articles/report/ICES_Implementation_of_Advice_for_Data-limited_Stocks_in_2012_in_its_2012_Advice/19255148↩︎

  2. ICES technical guidance for harvest control rules and stock assessments for stocks in categories 2 and 3 (figshare.com)↩︎