Antwoord op vragen van het lid El Abassi over het bericht dat Douwe Bob een kortgeding aanspant tegen VVD-leider Dilan Yesilgöz om Jodenhaat-tweet
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D40423, datum: 2025-09-19, bijgewerkt: 2025-09-22 14:50, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20252026-35).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z15054:
- Gericht aan: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: I. el Abassi, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2025-2026 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
35
Vragen van het lid El Abassi (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat Douwe Bob een kortgeding aanspant tegen VVD-leider Dilan Yesilgöz om Jodenhaat-tweet (ingezonden 7 augustus 2025).
Antwoord van Minister Van Oosten (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 19 september 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2907.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat zanger Douwe Bob een kort geding heeft aangespannen tegen VVD-leider Dilan Yeşilgöz vanwege een uitlating op X, waarin zij hem beschuldigt van antisemitisme?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw oordeel over het feit dat een voormalig Minister van Justitie en Veiligheid en huidig politiek leider van een regeringspartij iemand publiekelijk beschuldigt van Jodenhaat, zonder dat daar een rechterlijk oordeel of feitelijke onderbouwing aan ten grondslag ligt?
Antwoord 2
Als Minister spreek ik mij niet uit over individuele casussen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat dergelijke uitspraken kunnen worden gekwalificeerd als smaad en laster, gelet op artikel 261 en 262 van het Wetboek van Strafrecht?
Antwoord 3
Of uitspraken gekwalificeerd kunnen worden als smaad en laster is niet aan mij maar aan het Openbaar Ministerie en – uiteindelijk – aan de rechter.
Vraag 4
Bent u bereid het Openbaar Ministerie (OM) aan te sporen tot een toetsing of zelfs strafrechtelijk onderzoek, mede gelet op de precedentwerking die dit kan hebben op het maatschappelijk en politiek debat?
Antwoord 4
Nee, het OM opereert zelfstandig. Bovendien is smaad een klachtdelict, dus het OM komt pas in actie als er ook daadwerkelijk om vervolging wordt gevraagd door het slachtoffer.2
Vraag 5
Deelt u de mening dat het ondermijnt aan het vertrouwen in de rechtsstaat wanneer politici zonder bewijs individuen publiekelijk beschuldigen van antisemitisme, met alle gevolgen van dien voor hun reputatie en veiligheid?
Antwoord 5
Wanneer mensen menen slachtoffer te zijn van het al dan niet met opzet beschuldigd worden van iets dat men niet kan bewijzen, zijn er mogelijkheden tot aangifte, mocht men er onderling niet uit (willen) komen. Alhoewel politici een voorbeeldfunctie hebben, wil dit nog niet per se zeggen dat dit de rechtsstaat ondermijnt.
Vraag 6
Welke waarborgen bestaan er momenteel om ervoor te zorgen dat ook politieke ambtsdragers zich aan de juridische en ethische grenzen houden van hun publieke uitlatingen, zeker wanneer zij spreken over antisemitisme of andere vormen van discriminatie?
Antwoord 6
De vrijheid van meningsuiting geldt voor alle burgers en dus ook voor politiek ambtsdragers. Voor leden van de Staten-Generaal geldt bovendien parlementaire onschendbaarheid waardoor de rechter hen niet kan vervolgen voor uitspraken tijdens een parlementaire vergadering (artikel 71 Grondwet). Indien er geen sprake is van de parlementaire setting, dan geldt dus het algemene recht van vrijheid van meningsuiting. Voor politici geldt dat zij een ruime uitingsvrijheid hebben omdat zij standpunten over de inrichting van de samenleving moeten kunnen uitdragen. Dit recht is niet oneindig. Uit jurisprudentie van het EHRM volgt evenwel ook dat politici vanwege hun belangrijke maatschappelijke functie moeten vermijden dat hun publieke uitingen intolerantie tegen bepaalde groepen voeden.
Mensen die menen slachtoffer te zijn van smaad, laster, discriminatie enzovoorts kunnen hiervan aangifte doen en vervolging is mogelijk. De uiteindelijke beoordeling of er sprake is van een strafbaar feit is aan het OM en uiteindelijk aan de rechter. De juridische waarborgen zijn dus voorhanden. Daarnaast kan er melding worden gemaakt van vermeende (online) discriminatie bij de daarvoor bedoelde meldinstanties, zoals de Antidiscriminatievoorzieningen of Meld.Online Discriminatie. Het kabinet heeft in de afgelopen jaren actie ondernomen om de meldings- en aangiftebereidheid voor sommige vormen van grensoverschrijdende meningsuiting (bijvoorbeeld discriminatie) te verhogen door de drempels hiertoe te verlagen.