[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Drempelcriterium en planning beleidskader Focus (2026-2030)

Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Brief regering

Nummer: 2025D40455, datum: 2025-09-19, bijgewerkt: 2025-09-26 13:59, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36180 -174 Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Onderdeel van zaak 2025Z17372:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

In de Kamerbrief van 27 juni jl. heeft de toenmalig minister Veldkamp aangekondigd op korte termijn terug te komen op het drempelcriterium en het maatwerk binnen het nieuwe beleidskader Focus 2026–2030.1 Met deze brief geef ik invulling aan die toezegging. Daarnaast geef ik, conform een toezegging aan het lid Bamenga2, een overzicht van de planning van de verschillende instrumenten binnen het kader. Zo kom ik ook tegemoet aan het verzoek dat is gedaan door het lid Hirsch tijdens het Notaoverleg Toegang tot abortus is een mensenrecht van 8 september jl. om zo spoedig als mogelijk de Kamer te informeren over de huidige stand van zaken van het Focus-kader. Dit verzoek is vervolgens namens de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp ingediend.3 Tenslotte kom ik in deze brief terug op de motie van de leden De Korte en Ceder over een belangrijkere rol voor maatschappelijke organisaties in het nieuwe subsidiekader voor ontwikkelingshulp4 en de motie van de leden Hirsch en De Korte over het ook versterken van maatschappelijke organisaties die werken aan goed bestuur.5

Drempelcriterium

In de Kamerbrief van 11 november 2024 is een verhoging van het drempelcriterium van 25% naar 50% niet-BZ-inkomsten aangekondigd voor maatschappelijke organisaties die middelen wensen te ontvangen uit het Focus-beleidskader (2026-2030), met ruimte voor maatwerk.6 Het kabinet beoogt hiermee de onafhankelijkheid van maatschappelijke organisaties van overheidsfinanciering te stimuleren.

Op basis van de zorgen geuit in verschillende debatten en een aantal aangenomen moties in de Tweede Kamer is het voorgestelde drempelcriterium van 50% nogmaals goed onder de loep genomen. Het drempelcriterium wordt nu zodanig aangepast dat maatschappelijke organisaties onafhankelijker worden van BZ-financiering zónder buiten de boot te vallen voor financiering. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan de zorgen waarop motie Hirsch c.s.7 en motie Boswijk c.s.8 zijn gebaseerd. Ook wordt invulling gegeven aan de toezegging aan het lid Kamminga.9 We kijken weliswaar nog steeds naar de periode van de afgelopen drie jaar, maar op een andere manier dan eerst was voorgesteld.

Het voorgestelde 50%-drempelcriterium wordt omgevormd naar een maximaal te ontvangen subsidiebedrag. Dit komt erop neer dat een organisatie niet meer aan BZ-inkomsten uit het Focus-kader kan ontvangen dan het aan niet-BZ-inkomsten ontvangt.

Bij de berekening van de niet-BZ-inkomsten wordt gekeken naar de gemiddelde inkomsten in de afgelopen drie jaar. Onder BZ-inkomsten vallen subsidies en bijdragen die een organisatie heeft ontvangen van BZ. Hieronder valt ook geld van Nederlandse ambassades, van door BZ-gemandateerde organisaties (zoals Nuffic en RVO) en geld dat in een alliantieconstructie via de penvoerder verkregen is. Geld dat penvoerders zelf direct hebben doorgegeven aan andere organisaties binnen een alliantieconstructie valt niet onder BZ-inkomsten. Daarnaast blijft een drempelcriterium van minimaal 25% niet-BZ-inkomsten van toepassing, net zoals onder veel andere subsidiebeleidskaders.

Ter verduidelijking volgt een rekenvoorbeeld:

Een fictieve organisatie had in de jaren 2022-2024 een totaal gemiddeld jaarinkomen van EUR 20 miljoen, waarvan gemiddeld 12 miljoen BZ-inkomsten en gemiddeld 8 miljoen niet-BZ-inkomsten. Bij een drempelcriterium van 50% zou dit betekenen dat de organisatie niet voor een subsidie uit het nieuwe beleidskader in aanmerking zou komen. De BZ-inkomsten zijn immers hoger dan 50%. Onder het nieuwe criterium komt deze organisatie nu wel voor subsidie in aanmerking, voor een maximumbedrag van EUR 8 miljoen per jaar, een bedrag gelijk aan de niet BZ-inkomsten. Het totaal maximaal te ontvangen subsidiebedrag komt daarmee uit op EUR 40 miljoen voor de periode van vijf jaar.

Organisaties krijgen op deze manier de tijd en ruimte om zich aan te passen aan meer onafhankelijkheid en aan een eventueel toekomstig drempelcriterium van 50% niet-BZ-inkomsten voor andere (toekomstige) beleidskaders. Zo vormt dit criterium een opbouwpad. Later dit jaar zal een onderzoek worden gedeeld met de Kamer over een verhoging van het drempelcriterium van 25% niet-BZ-inkomsten naar 50% voor andere thematische subsidiebeleidskaders en de invoering van een drempelcriterium voor andere subsidieaanvragen.

Maatwerk

Voor specialistische organisaties wordt een uitzondering gemaakt op het 25% drempelcriterium alsook op het hierboven toegelichte maximum aan te vragen subsidiebedrag. Zo wordt uitvoering gegeven aan motie Kamminga.10 Op basis van motie Hirsch is deze uitzondering ook van toepassing op kleine, zuidelijke organisaties.11 Om te bepalen of een organisatie in aanmerking komt voor maatwerk worden onderstaande criteria toegepast.

  1. In het nieuwe beleidskader wordt een specialistische organisatie als volgt gedefinieerd: Het is een maatschappelijke organisatie die zich, ten opzichte van andere maatschappelijke organisaties werkzaam op hetzelfde beleidsterrein, onderscheidt wat betreft focus, aard en omvang van kennis en ervaring. Dit betekent:

    1. De organisatie was in de afgelopen periode van minimaal 15 aaneengesloten jaren (peildatum 1 juni 2025) actief op het kernthema waarop het instrument waarvoor middelen worden aangevraagd betrekking heeft. Dit kan worden aangetoond middels een trackrecord;

    2. De organisatie heeft zich gespecialiseerd in het bovengenoemde kernthema. Dit kan worden aangetoond doordat tenminste 80% van de jaarlijkse programmafinanciering over de laatste vijf jaar werd besteed aan activiteiten of interventies op dit kernthema, op basis van een door een accountant gecontroleerde opgave.

  2. Onder een kleine zuidelijke organisatie wordt een organisatie verstaan die (i) is opgericht en statutair gevestigd in een lage- of middeninkomensland volgens de OESO-DAC indeling, en (ii) een personeelsbudget12 heeft van maximaal EUR 500.000 per jaar. Dit moet blijken uit het meest recente financiële jaarverslag.

Planning Focus-instrumenten

Conform de toezegging aan het lid Bamenga en het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp wordt hieronder een overzicht gegeven van de planning voor de totstandkoming van de instrumenten. Hierin wordt duidelijk in welk kwartaal voorstellen worden uitgevraagd, ingediend en toegekend.

Instrument Uitvraag

Indienen

voorstel

Toekenning

middelen

Bestrijden hiv/aids epidemie Q4 2025 Q4 2025 Q2 2026
Tegengaan schadelijke praktijken Q4 2025 Q4 2025 Q1 2026
Bevorderen schone en eerlijke handel Q1 2026 Q1 2026 Q2 2026
Stimuleren vrouwelijk ondernemerschap Q4 2025 Q4 2025 Q2 2026
Tegengaan geweld tegen vrouwen en steun aan vrouwenrechtenverdedigers Q4 2025 Q4 2025 Q2 2026
Vrouwen, Vrede en Veiligheid Q4 2025 Q4 2025 Q2 2026
Beschermen en promoten van mensenrechten en fundamentele vrijheden Q4 2025 Q1 2026 Q2 2026
Stimuleren Nederlandse particuliere initiatieven Q3 2025 Q3 2025 Q1 2026

Motie van de leden De Korte en Ceder

De instrumenten binnen het Focus-kader zijn gericht op het versterken van maatschappelijke organisaties. Dit geldt ook voor het instrument voor het bevorderen van schone en eerlijke handel. Zoals beschreven in de Kamerbrief over het nieuwe beleidskader van 27 juni jl., kunnen maatschappelijke organisaties met behulp van dit instrument met hun goede kennis van de Europese markt lokale organisaties verbinden met Nederlandse bedrijven en hun toeleveranciers.13 Een multi-stakeholderaanpak staat immers centraal in de ontwikkelingshulpprogramma’s die zich richten op duurzaam ondernemen en ketentransparantie. Maatschappelijke organisaties behoren tot de partijen in deze aanpak, en brengen waardevolle kennis en ervaring mee. Hiermee wordt reeds invulling gegeven aan de gewijzigde motie van de leden De Korte en Ceder.14

Motie van de leden Hirsch en De Korte

In de motie van de leden Hirsch en De Korte wordt de regering verzocht om ook maatschappelijke organisaties die werken aan goed bestuur te versterken. Hiertoe wordt op dit moment programmering uitgewerkt.

Met de in deze brief gedeelde informatie verwacht het kabinet meer duidelijkheid verschaft te hebben over de toegang tot middelen voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties op een aantal specifieke beleidsterreinen.

Staatssecretaris Buitenlandse Handel

en Ontwikkelingshulp,

Aukje de Vries


  1. Kamerstuk 36 180 nr. 168↩︎

  2. WGO 30 juni 2025, TZ aan lid Bamenga m.b.t. duidelijkheid over een stapsgewijze planning↩︎

  3. Kenmerk 36 180 nr. 172/2025D38672↩︎

  4. Kamerstuk 36 180 nr. 166↩︎

  5. Kamerstuk 36 725-XVII nr. 35↩︎

  6. Kamerstuk 36 600-XVII nr. 13↩︎

  7. Kamerstuk 36 600-XVII nr. 58↩︎

  8. Kamerstuk 36 600-XVII nr. 69↩︎

  9. TZ202501-134↩︎

  10. Kamerstuk 36600-XVII nr. 26↩︎

  11. Kamerstuk 36600-XVII nr. 60↩︎

  12. Uitgaven aan werknemers in loondienst↩︎

  13. Kamerstuk 36 180 nr. 168↩︎

  14. Kamerstuk 36 180 nr. 166↩︎