Kinderen in de asielopvang
Vreemdelingenbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D40518, datum: 2025-09-19, bijgewerkt: 2025-09-30 12:07, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-19637-3474).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie (Ooit BBB kamerlid)
- Beslisnota bij Kinderen in de asielopvang
- Inventarisatie leef- en verblijfsomstandigheden van kinderen en alleenstaande jongeren (amv) in de asielopvang van het COA
Onderdeel van kamerstukdossier 19637 -3474 Vreemdelingenbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z17390:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-09-23 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-09-23 16:30: Kinderen in de asielopvang (Commissiedebat), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-09-25 13:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-10-02 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2025-2026 |
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3474 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2025
Op 23 april jl. informeerde mijn ambtsvoorganger uw Kamer over de stand van zaken van de situatie van kinderen onder wie alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) in de asielopvang.1 In deze brief is ook aangekondigd dat het COA een verkenning was gestart naar deze doelgroep en dat op basis van de uitkomsten van deze verkenning uw Kamer zou worden geïnformeerd over de concrete acties om de situatie voor kinderen inclusief amv in de asielopvang te verbeteren. Dit laatste is nogmaals in het Commissiedebat Vreemdelingen- en Asielbeleid van 18 juni jl. aan uw Kamer toegezegd.2 In de brief zouden ook de eerder aangenomen moties van het lid Van Nispen (SP) c.s.3, 4, de daaraan verbonden toezegging5, en de motie van het lid Van Baarle (DENK)6, betrokken worden. In deze brief doe ik de hierboven genoemde toezeggingen gestand en geef ik daarmee ook reactie op de eerder ingediende brieven van de vaste commissie van de Eerste Kamer voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad7 en de gezamenlijke brief van 17 juli jl.8 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Inspectie van het Onderwijs, en de Inspectie Justitie en Veiligheid.
De brief is als volgt opgebouwd:
I. Algemene noot
II. Stand van zaken met betrekking tot de opvang van amv
III. COA inventarisatie: resultaten en acties
IV. Reactie op gezamenlijke brief Inspecties
V. Vervolg
I. Algemene noot
Stabiliteit, veiligheid en perspectief voor kinderen in de opvang zijn uitgangspunten die leidend zijn bij de inrichting van het opvanglandschap. Dit betekent dat de inzet onverminderd gericht blijft op het afbouwen van noodopvang en het realiseren van voldoende stabiele, reguliere opvangplekken, in samenwerking met gemeenten, schoolbesturen, jeugdhulp, zorg en andere ketenpartners.
Verschillende instanties, waaronder de Inspectie Justitie en Veiligheid, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Inspectie van het Onderwijs, de Kinderombudsman, UNICEF, Nidos, het Kinderrechtencollectief en de Werkgroep Kind in azc hebben in het afgelopen jaar hun zorgen geuit over de omstandigheden van kinderen in de noodopvang. Het Ministerie van Asiel en Migratie heeft in de periode rond het zomerreces overleg gevoerd met verschillende instanties en ketenpartners om te bezien welke maatregelen nodig en mogelijk zijn om de situatie van kinderen in de opvang te verbeteren. Daarbij heeft het Ministerie van Asiel en Migratie diverse noodopvanglocaties bezocht samen met het COA en de Inspectie Justitie en Veiligheid.
Om meer inzicht te krijgen in de situatie van kinderen in de asielopvang heeft het COA tussen 16 april en 16 mei van dit jaar een kwantitatieve verkenning uitgevoerd. Hiermee is in kaart gebracht in welke mate locaties voldoen aan de diverse standaarden om kinderen op te vangen en wat ervoor nodig is om verbeteringen hierin te realiseren. Hierbij is niet alleen gekeken naar voorzieningen en aangeboden activiteiten op de locaties, maar is ook gekeken naar de toegang tot onderwijs en zorg. Bij de interpretatie van de uitkomsten zijn een aantal kanttekeningen van belang. In de eerste plaats geldt voor een aantal voorzieningen, zoals huisvesting en specialistische zorg, dat er sprake is van een bredere schaarste in Nederland. Binnen deze context moeten de voorzieningen worden gerealiseerd, hetgeen niet altijd eenvoudig is. In de tweede plaats is de verkenning kwantitatief van aard. Dat betekent dat gekeken is naar de aanwezigheid en feitelijke toegang tot basisvoorzieningen, maar niet naar de kwaliteit van deze voorzieningen. Voorts kunnen resultaten beïnvloed zijn door locatie-gebonden factoren, zoals een recente opening of een specifieke functie (bijv. een hotel voor nareizigers of centrale ontvangstlocatie). Daarnaast is de verkenning uitgevoerd aan de hand van een vragenlijst met uitsluitend ja/nee-antwoorden, waarbij onderscheid is gemaakt tussen zogenoemde «harde» en «zachte» criteria.9 In het geval van toegang tot onderwijs en zorg geldt dat wanneer één minderjarige op de locatie geen feitelijke toegang had tot deze voorzieningen volgens de gehanteerde definitie, dan in de vragenlijst met «nee» werd geantwoord voor de hele locatie. Het kan dus voorkomen dat bijvoorbeeld in locaties waarin de vraag over toegang tot onderwijs binnen de wettelijke termijn met «nee» is beantwoord, er één minderjarige was die niet binnen de wettelijke termijn naar school ging terwijl de rest van de kinderen die daar verblijven wél (tijdig) naar school kon. Tot slot betreffen de resultaten alleen locaties in het beheer van het COA waar tijdens de inventarisatieperiode kinderen of amv aanwezig waren. Tijdelijke gemeentelijke locaties en duurzame gemeentelijke locaties zijn uitgesloten van deze inventarisatie.
In het vervolg van deze brief ga ik eerst, conform de motie van het lid Podt (D66), in op de huidige stand van zaken met betrekking tot de opvang van amv. Hierna ga ik in op de resultaten van de kwantitatieve verkenning van het COA en de acties die daaruit voortvloeien. Daarbij ga ik ook in op de reeds gestarte trajecten om de situatie voor kinderen in de asielopvang te verbeteren.
II. Stand van zaken met betrekking tot de opvang van amv
De afhankelijkheid van noodopvangvoorzieningen blijft onverminderd groot. Alhoewel de kwaliteit van sommige noodopvanglocaties niet onderdoet voor die van reguliere opvanglocaties, is deze situatie onwenselijk, in het bijzonder voor kinderen waaronder amv. Een groot deel van de kinderen verblijft in de noodopvang. De druk op amv opvanglocaties is tevens groot, zowel bij het COA als bij het Nidos. Een van de oorzaken van de capaciteitsdruk is de moeizame doorstroom van amv naar vervolghuisvesting. Deze doorstroom kent verschillende belemmeringen. Wanneer een amv een vergunning krijgt, zou deze jongere moeten doorstromen naar één van de (kleinschalige) opvanglocaties van Nidos. Dit is echter niet altijd mogelijk en momenteel bestaat er een wachtlijst voor de kleinschalige opvangplekken van Nidos. De reden voor deze wachtlijst is ten eerste een tekort aan kleinschalige opvanglocaties bij Nidos. Nidos is doorlopend in gesprek met gemeenten om tot nieuwe opvanglocaties te komen. Daarnaast worden plekken binnen de opvangplekken van Nidos bezet gehouden door jongeren die zouden moeten uitstromen naar reguliere vervolghuisvesting, maar voor wie geen woning beschikbaar is. Daarnaast zorgt het gebrek aan reguliere opvangcapaciteit (voor volwassen asielzoekers) voor stagnatie van uitstroom binnen het COA van amv die meerderjarig worden terwijl zij nog in afwachting zijn van het besluit op de asielaanvraag en naar een reguliere opvangplek dienen door te stromen. In samenwerking met alle ketenpartners en betrokken ministeries monitort het Ministerie van Asiel en Migratie de ontwikkelingen in de instroom en de bezettingscijfers nauwgezet.
III. COA inventarisatie
De kwantitatieve verkenning is door het COA uitgevoerd op alle locaties waar kinderen worden opgevangen.10 Deze inventarisatie is uitgevoerd aan de hand van een vragenlijst met uitsluitend ja/nee-antwoorden, waarbij onderscheid is gemaakt tussen zogenoemde harde en zachte criteria. Harde criteria betreffen wettelijke verplichtingen waar het COA of samenwerkingspartners aan moeten voldoen of verplichtingen voortkomend uit de opdracht van het COA, deze zijn:
1. Toegang tot onderwijs (kinderen gaan zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 3 maanden11 na aankomst in Nederland naar school).
2. Toegang tot eerstelijnszorg (kinderen hebben toegang tot huisartsenzorg).
3. Aanbod van spel en recreatie activiteiten (aanwezigheid van wekelijks activiteitenaanbod voor kinderen (per leeftijdsgroep))
4. Aanwezigheid van een Aandachtsfunctionaris Huiselijk Geweld en Kindermishandeling op locatie
5. Aanwezigheid van een Contactpersoon Kinderen op locatie.
De zachte criteria zijn gebaseerd op interne beleidskaders. Deze betreffen:
1. Privacy (kinderen overnachten met hun gezin in een eigen afgesloten ruimte/amv overnacht in een afgesloten ruimte).
2. Aanwezigheid van kookfaciliteiten (kinderen/gezinnen zijn in de gelegenheid om zelfstandig of in samenwerking met een cateraar te koken).
3. Speelmogelijkheden (kinderen hebben een binnen- en buitenruimte en spelmateriaal per leeftijdsgroep tot hun beschikking).
4. Voorlichting (kinderen ontvangen voorlichting over veiligheid en het leven en wonen op locatie).
5. Participatie (kinderen kunnen meedenken over zaken die relevant zijn voor hun welzijn).
Resultaten
In bijgevoegde infographic zijn de resultaten van de verkenning weergegeven. Uit de resultaten komt naar voren dat opvanglocaties gemiddeld beter scoren op de harde criteria (80%) dan op de zachte criteria (63%). Hiermee kan geconstateerd worden dat de aanwezigheid van en feitelijke toegang tot basisvoorzieningen op de meeste bevraagde opvanglocaties grotendeels op orde zijn. Daarnaast laten de resultaten zien dat noodopvanglocaties gemiddeld lager scoren op het geheel (66%) dan azc’s (77%). Noodopvanglocaties kennen meer variatie in kwaliteit en afwijking van normen. Daarnaast scoren locaties waarin amv verblijven gemiddeld hoger (77%) dan locaties waarin kinderen in gezinnen verblijven (68%). Dit is mede te verklaren door de gespecialiseerde begeleiding die op deze locaties aanwezig is voor amv. Hieronder ga ik verder in op de resultaten per criteriacategorie.
Harde criteria
Uit de inventarisatie blijkt zoals eerder vermeld dat locaties over het algemeen hoger scoren op de harde criteria dan op de zachte criteria. De toegang tot eerstelijnszorg is in alle locaties volledig geborgd (100%) en de toegang tot onderwijs is met een gemiddelde score van 84% grotendeels op orde. Voor de overige 16% van de locaties, met name als het gaat om locaties waar amv verblijven, geldt dat niet alle minderjarigen binnen de termijn van drie maanden toegang hebben gehad tot onderwijs op de gehanteerde peildata. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de eerder gemaakte nuancering, namelijk dat zodra één kind op locatie niet tijdig toegang verkreeg tot het onderwijs, dan voor de hele locatie werd aangemerkt dat toegang tot onderwijs niet tijdig en daarmee niet op orde was. Het is dan op basis van de inventarisatie niet duidelijk hoeveel minderjarigen nog geen toegang hadden tot het onderwijs en met hoeveel maanden de drie maanden termijn was overschreden op de gehanteerde peildata. Wel is het beleid van het COA erop gericht dat er geen kinderen/jongeren geplaatst worden op locaties waar langdurig/structureel in het geheel geen onderwijs door gemeenten aangeboden kan worden. Het aanbod aan spel- en recreatieve activiteiten is op 79% van de locaties geborgd, waarbij het met 96% het best gedekt is in locaties waar amv verblijven, gevolgd door azc’s (88%), noodopvang (70%) en locaties met kinderen in gezinnen (69%). De aanwezigheid van de Aandachtsfunctionaris Huiselijk geweld en Kindermishandeling is met 69% het laagst scorende harde criterium. Met name in locaties waar amv verblijven is dit percentage het laagst (59%), gevolgd door noodopvang (60%), en azc’s (79%). Dit verschil hangt samen met het tijdelijke karakter van noodopvang en de benodigde opleiding voor een aandachtsfunctionaris HGKM. Het verschil tussen locaties met gezinnen en locaties met alleenstaande minderjarigen vraagt nader onderzoek. Een vergelijkbaar beeld geldt voor de aanwezigheid van de functie Contactpersoon Kinderen: de borging hiervan is het best geregeld in azc’s (81%), gevolgd door noodopvang (68%) en locaties waar amv verblijven (61%). Deze rol is vaker aanwezig op azc’s en locaties met gezinnen dan in noodopvang en locaties met alleenstaande minderjarigen, waar het aandachtsgebied breder in het team van amv-locaties is belegd en de korte looptijd van noodopvang structurele invulling bemoeilijkt.
Zachte criteria
Als het gaat om de zachte criteria is de voorlichting aan kinderen over veiligheid en het wonen en leven op locatie met 43% het minst goed geborgd. Daarin is er een groot verschil tussen de locaties waarin amv verblijven (63%) en de locaties waarin kinderen in gezinnen verblijven (31%). Dit verschil wordt deels verklaard omdat in de inventarisatie is uitgevraagd of kinderen zelf voorlichting ontvangen. Bij kinderen in gezinnen loopt dit vaak via ouders, terwijl alleenstaande minderjarigen dit vaker zelf ontvangen. De participatie van minderjarigen op locatie is het best gedekt in locaties waar amv verblijven (96%). Ook voor deze criteria geldt dat er een groot verschil is met locaties waarin kinderen met gezinnen verblijven (43%). Dit verschil is te verklaren omdat betrokkenheid bij kinderen in gezinnen vaak via de ouders loopt en bij alleenstaanden altijd direct met de jongere. Het verschil tussen azc’s (71%) en noodopvang (54%) komt door de mate van stabiliteit op locatie, die bepalend is voor het organiseren van participatie, zoals een jongerenraad. Verder blijkt uit de verkenning dat locaties waar amv verblijven het laagst scoren op de criteria «privacy» (37%). Dit is te verklaren omdat jongeren in amv locaties hun slaapkamer delen (gescheiden naar geslacht en de indeling is beperkt tot maximaal twee personen per slaapkamer). Azc’s en noodopvang scoren op deze criteria nagenoeg hetzelfde, 69% en 70% respectievelijk. Desondanks geldt voor 88% van de locaties waarin kinderen in gezinnen verblijven dat privacy in de vorm van een eigen kamer voor het gezin wel geborgd is. Verder is de aanwezigheid van eigen kookfaciliteiten het best gedekt in azc’s (97%), in tegenstelling tot noodopvang (66%). Veel noodopvanglocaties hebben geen keuken of de benodigde faciliteiten waardoor bewoners niet zelf maaltijden kunnen verzorgen. Ze ontvangen daar geen eetgeld zoals gebruikelijk en de cateraar verbonden aan de locatie verzorgt alle maaltijden. Tot slot zijn de speelmogelijkheden in 85% van de opvanglocaties waarin amv en kinderen in gezinnen verblijven geborgd, met een relatief klein verschil tussen locaties waarin amv verblijven (91%) en locaties waarin kinderen in gezinnen verblijven (82%). Dit is mede te verklaren doordat speelmogelijkheden onderdeel zijn van de «amv-methodiek»12 die gehanteerd wordt in locaties waarin amv verblijven. Tegelijkertijd beschikken azc’s vaker over binnen- en buitenruimtes waarin activiteiten kunnen worden georganiseerd, in tegenstelling tot noodopvanglocaties, waar faciliteiten zoals geschikte binnen- en buitenruimtes minder vaak beschikbaar zijn.
Acties
De uitkomsten van de inventarisatie bieden verschillende aanknopingspunten om, binnen de bestaande mogelijkheden van het huidige opvanglandschap, de situatie voor kinderen in de opvang op een aantal punten te verbeteren. Om dit te realiseren is nauwe samenwerking nodig met provincies, gemeenten, onderwijsinstellingen, uitvoerende organisaties en het Rijk. Wat kinderen in de asielopvang immers het meest nodig hebben is stabiliteit: een opvangplek waar zij kunnen aarden, relaties kunnen opbouwen en waarin de continuïteit van het onderwijs, zorg en begeleiding geborgd is. Daarbij zet het COA zich er voor in dat kinderen niet worden geplaatst op opvanglocaties waar hun veiligheid niet kan worden geborgd. Tevens onderzoeken AenM en het COA of het mogelijk is om gezinnen met kinderen en amv met voorrang te plaatsen op locaties waar de toegang tot onderwijs gegarandeerd is. Hieronder ga ik verder in op de acties voor de komende tijd. Deze zijn onderverdeeld in acties op de korte termijn en trajecten die reeds in gang zijn gezet. Met onderstaande toelichting geef ik ook reactie op de eerder genoemde brief van de inspecties, waarin aandacht wordt gevraagd voor de afbouw van noodopvanglocaties, de borging van continuïteit van het onderwijs, zorg en begeleiding van minderjarigen en het creëren van inzicht in de schoolgang van minderjarigen in de opvang.
Acties op de korte termijn
1. Alle locaties met kinderen organiseren binnen de mogelijkheden een wekelijks passend aanbod van spel- en recreatieactiviteiten.
2. Meer locaties hebben een Contactpersoon Kinderen (CPK) en een opgeleide Aandachtsfunctionaris Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HGKM).
3. Het COA ontwikkelt een uniform landelijk voorlichtingsaanbod om kinderen en jongeren voor te lichten.
4. Het COA blijft de verbeteringen en de leefomstandigheden van kinderen periodiek monitoren om de kwaliteit van de opvang en begeleiding van kinderen en alleenstaande jongeren structureel te blijven verbeteren.
Het COA is reeds aan de slag om de bovenstaande acties te implementeren. De bredere inzet op het afbouwen van de afhankelijkheid van de noodopvang, tijdige toegang tot onderwijs en zorg wordt in de beleidsreactie op de gezamenlijke brief van de Inspecties nader toegelicht.
Beleidsreactie gezamenlijke brief Inspecties
1. Afhankelijkheid van de noodopvang verminderen en beperken verhuisbewegingen
Een belangrijke stap om stabiliteit te creëren in de asielopvang is de afbouw van (tijdelijke) noodopvang. Het COA verwacht in het kader van de eerste cyclus van de Spreidingswet 75.000 plekken te kunnen realiseren, waarvan voor ca. 70.000 meerjarige (financiële) afspraken kunnen worden gemaakt met gemeenten. De gerealiseerde plekken zullen er rechtstreeks aan bijdragen dat asielzoekers die nu in dure noodopvang verblijven elders kunnen worden opgevangen. Bij Voorjaarsnota 2025 zijn de beschikbare middelen voor de opvang van asielzoekers voor 2025 en 2026 bijgesteld op basis van de MPP. Voor latere jaren zijn thans beperkt middelen beschikbaar voor het COA. Met de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel beoogt het kabinet de asielketen per direct te ontlasten en de instroom van asielzoekers in Nederland te verminderen. Hiermee verwacht het kabinet op den duur mindere opvangplekken nodig te hebben. Ik zet mij ervoor in om op het gebruikelijke besluitvormingsmoment opnieuw te bekijken welke middelen er meerjarig nodig zijn voor opvang en begeleiding. Om binnen de huidige budgettaire kaders meerjarig 70.000 plekken vast te leggen en dure noodopvang te kunnen afschalen, conform de motie Boomsma (Kamerstuk 19 637, nr. 3414), vindt dit plaats onder de voorwaarde dat deze plekken contractueel opzegbaar zijn dan wel gebruikt kunnen worden voor de huisvesting van statushouders en andere doelgroepen. Hierdoor blijft het financieel risico beperkt.
Daarnaast is een belangrijk knelpunt dat een aanzienlijk deel van de asielopvangcapaciteit in gebruik is door statushouders die niet tijdig worden gehuisvest in een gemeente, vanwege de schaarste op de woningmarkt. In samenhang met de voorgenomen wetswijzigingen ten aanzien van het schrappen van de taakstelling, het verbod op voorrang voor statushouders alsook het intrekken van de Spreidingswet, heeft het kabinet een samenhangend pakket aan maatregelen aangekondigd. Dit pakket heeft tot doel de asielketen op de langere termijn te ontlasten door bij te dragen aan de doorstroom van statushouders uit de asielopvang. Ook bevat het maatregelen om onder andere meer huisvestingsmogelijkheden voor statushouders te realiseren en te zorgen voor voldoende en stabiel aanbod van betaalbare asielopvang. Uw Kamer is op 11 juli jl. over deze maatregelen geïnformeerd.
De huidige stand van het opvanglandschap met het tekort aan opvangplekken zorgt ervoor dat asielzoekers worden geplaatst waar er in het land op dat moment bedden beschikbaar zijn om vervolgens, indien er plekken beschikbaar zijn, in een reguliere locatie geplaatst te worden. Deze situatie geldt ook voor kinderen en amv. Met het realiseren van meer reguliere opvangplekken en bevorderen van doorstroom van statushouders naar huisvesting, kan de noodopvang worden afgebouwd. Hiermee kunnen we ervoor zorgen dat kinderen, onder wie amv, zo min mogelijk verhuizen als gevolg van het plaatsen in en sluiten van tijdelijke noodopvang. Verhuizingen vinden op dit moment echter ook plaats als gevolg van een volgende stap in het asielproces. Met de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen, die op dit moment wordt geïmplementeerd, wordt de asielprocedure losgekoppeld van de opvang en kunnen proces-gerelateerde verhuisbewegingen verminderd worden.
2. Toegang tot onderwijs en inzicht in schoolgang van kinderen
Naast de maatregelen om voldoende stabiele reguliere opvang te organiseren is er aandacht voor tijdige en passende toegang tot onderwijs voor leer- en kwalificatieplichtige minderjarigen die verblijven in asielopvanglocaties.
Scholen, gemeenten en provincies slagen er vaak in om minderjarigen snel toegang tot onderwijs te geven. Maar door de soms snelle opschaling van opvangvoorzieningen en de plotselinge komst van leer- en kwalificatieplichtige kinderen kunnen scholen niet altijd meteen in een (volledig) aanbod voorzien. Dit kan ertoe leiden dat voor sommige minderjarige asielzoekers onderwijs niet binnen drie maanden na aankomst in Nederland is geregeld, of dat het onderwijsaanbod minder goed aansluit op hun ontwikkeling. Medewerkers van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) waren al vóór de inventarisatie van het COA in contact met de locaties met problemen met de toeleiding naar onderwijs. Zij adviseren en ondersteunen gemeenten en scholen in het vinden en implementeren van oplossingen. Ook netwerkorganisatie LOWAN ondersteunt scholen bij het organiseren van onderwijs aan nieuwkomers, in opdracht van OCW.
Bij het sluiten van overeenkomsten met gemeenten voor het openen van een nieuwe opvanglocatie, wijst het COA altijd op de verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies om onderwijs tijdig te realiseren. Dit houdt in dat alle kinderen zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen drie maanden nadat zij zijn aangekomen in Nederland onderwijs kunnen volgen. Eventuele verhuisbewegingen hebben geen invloed op deze termijn.
In de uiterste situatie, als alle reguliere mogelijkheden ontoereikend blijken te zijn door bijvoorbeeld een plots hoge instroom van leerlingen of personeelstekort, kan een gemeente op basis van de Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs toestemming vragen aan de Minister van OCW om een tijdelijke nieuwkomersvoorziening (hierna: tnv) te starten. In een tnv krijgt het schoolbestuur tijdelijk de ruimte het onderwijs anders in te richten op het gebied van onderwijstijd, curriculum, bevoegdheden en onderwijshuisvesting. Een regulier onderwijsaanbod is echter altijd te verkiezen boven een tijdelijke plek in een tnv. Sinds de wet van start is gegaan zijn er in totaal 16 tnv’s gestart. Vrijwel alle tnv’s zijn na de afgelopen zomervakantie overgegaan op een regulier onderwijsaanbod.
Los van de initiële toegang tot onderwijs, blijven verhuisbewegingen in de asielketen een aandachtspunt ten aanzien van de continuïteit van het onderwijs. In de situatie dat een kind vaak van opvanglocatie wisselt, moet er telkens een nieuwe school worden gevonden en komt het regelmatig voor dat dit tijd kost en kinderen tijdelijk in het geheel geen onderwijs ontvangen. Meer schoolwisselingen hebben ook effect op welbevinden van leerlingen en goede begeleiding en het op tijd signaleren van eventuele problemen. Dit onderstreept het belang van het afbouwen van de afhankelijkheid van noodopvang en zo veel mogelijk inzetten op reguliere locaties, zodat kinderen minder hoeven te verhuizen en zij hiermee meer continuïteit ervaren in hun onderwijs en algehele ontwikkeling. Desalniettemin kan een verhuisbeweging niet altijd voorkomen worden.
Het COA, het Nidos, het Ministerie van Asiel en Migratie en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikken niet over cijfers over hoeveel kinderen in de asielopvang niet naar school gaan. In de opvangketen zijn het COA en gemeenten verantwoordelijk voor een juiste en tijdige registratie in de basisregistratie personen (BRP). DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) heeft toegang tot een selectie van de gegevens van kinderen in de leerplichtige leeftijd uit de BRP. Het Besluit BRP schrijft voor dat asielzoekers die in de opvang verblijven en nog geen zes maanden in Nederland zijn, nog niet ingeschreven kunnen worden in de BRP. Asielzoekers worden pas in de BRP ingeschreven wanneer de identiteit is vastgesteld en de verwachting is dat een inwilliging volgt.Zolang dit nog niet het geval is, komen hun gegevens niet op deze manier bij DUO terecht. Wanneer een asielzoeker zonder BRP-registratie wordt ingeschreven op een school, wordt voor deze leerling een onderwijsnummer uitgegeven door DUO. Van asielzoekers die niet staan ingeschreven op een school en die niet in de BRP staan ingeschreven hebben DUO en OCW geen gegevens.
Het is primair wenselijk om de registratie nog beter te laten verlopen, maar gelet op de druk op de asielketen en het aantal verhuizingen, wordt bezien welke mogelijkheden er zijn om kinderen (nog) beter in beeld te krijgen en te volgen. OCW, A&M en het COA erkennen het belang van deze gegevens. Daarom verkennen het COA en OCW op welke wijze kinderen die bij het COA bekend zijn en nog geen BRP-inschrijving hebben beter inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Daarnaast volgt OCW in nauwe samenwerking met leerplichtambtenaren ook welke leer- en kwalificatieplichtige jongeren in beeld zijn bij een gemeente, maar nog geen onderwijsinschrijving hebben. Alleen kan hierbij geen uitsplitsing worden gemaakt naar asielzoekers, omdat deze gegevens niet door leerplichtambtenaren worden geregistreerd. Momenteel loopt een verkenning naar mogelijkheden om data van het COA en OCW beter op elkaar aan te laten sluiten.
3. Toegang tot gezondheidszorg
De toegang tot medische zorg voor asielzoekers, inclusief kinderen en amv, loopt net als voor andere inwoners in Nederland via de eerste lijn. Voor een laagdrempelige toegang tot de eerste lijn is op of in de nabijheid van iedere opvanglocatie een huisartsenpraktijk van GZA ingericht. Een opvangcentrum kan niet worden geopend voordat de toegang tot de eerste lijn is geborgd. Naast een huisarts maken een doktersassistent, praktijkondersteuner en een praktijkondersteuner GGZ deel uit van deze praktijk. Asielzoekers kunnen direct bij deze huisartsenpraktijk terecht via het inloopspreekuur dan wel via een gemaakte afspraken. Het maken van een afspraak kan rechtstreeks bij de huisartsenpraktijk maar ook via de zogeheten Praktijklijn die 24/7 bereikbaar is. Voor eventuele spoed kan 112 worden gebeld. Mocht verdere of medisch-specialistische zorg nodig zijn dan kan de huisarts doorverwijzen. Voor deze specialistische zorg wordt gebruik gemaakt van dezelfde zorginstellingen die ook beschikbaar zijn voor andere inwoners van Nederland.
Met GGD-GHOR heeft het COA een contract afgesloten voor de publieke en jeugdgezondheidszorg. Onder de jeugdgezondheidszorg valt ook het Rijksvaccinatieprogramma. Afspraak is dat kinderen binnen 6 weken na aankomst in Nederland een intake krijgen. Door het inrichten van een zogeheten registratieschil lukt het om de kinderen in de opvang goed in beeld te hebben en de intake binnen de termijn te laten plaatsvinden. Ook bij verhuizingen blijven de kinderen goed in beeld.
De verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp is belegd bij gemeenten. De Jeugdwet maakt hierbij geen onderscheid in vreemdelingrechtelijke status. Dit betekent dat ook asielzoekerskinderen op grond van de Jeugdwet in aanmerking komen voor jeugdhulp van de gemeenten. Het COA organiseert multidisciplinaire overleggen specifiek voor kinderen op COA-locaties, waar met toestemming van ouders de problematiek van het kind besproken kan worden met de lokale huisarts en/of JGZ-arts. Ondanks dat de toegang tot de zorg in algemene zin geborgd is, zijn er toch nog steeds voldoende uitdagingen die er in de praktijk voor zorgen dat de zorg ook (tijdig) kan worden geboden. Verschillende rapporten, onder andere van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, wijzen daar ook op. Een deel van die uitdagingen spelen niet alleen voor asielzoekers maar meer algemeen in de zorg. Zo zijn wachttijden in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), de jeugdhulp en het tekort aan huisartsen een breder maatschappelijk vraagstuk. Aangezien asielzoekers gebruik maken van dezelfde zorg(instellingen) speelt dit vraagstuk ook voor hen.
Net als bij het onderwijs blijven voor de continuïteit van de zorg met name de verhuisbewegingen een punt van aandacht. Om de continuïteit van de zorg zo veel mogelijk te borgen hebben het COA, de GGD en de GZA ten aanzien van verhuizingen afspraken vastgesteld in een ketenrichtlijn continuïteit van zorg. Doel van deze richtlijn is het bieden van doorlopende kwalitatief goede zorg en het voorkomen van medische risico’s bij verhuizing voor bewoners van COA locaties.
IV. Afsluitende noot en vervolg
De verkenning laat zien dat de aanwezigheid van en feitelijke toegang tot basisvoorzieningen op de meeste (nood)opvanglocaties waar kinderen verblijven grotendeels op orde zijn. Desalniettemin zie ik de noodzaak voor verbetering. In deze brief heb ik de uitkomsten van de inventarisatie van het COA toegelicht en uiteengezet welke acties en trajecten op dit moment worden gevolgd om, binnen de mogelijkheden van het huidige opvanglandschap, de situatie van kinderen inclusief amv in de asielopvang zo veel mogelijk te verbeteren. Hiermee geef ik uitvoering aan de toezegging TZ202509-002 die ik eerder aan uw Kamer heb gedaan. Met bovenstaande acties en trajecten geef ik ook uitvoering aan de eerder genoemde motie van het lid Van Baarle over maatregelen om het welzijn van kinderen in de opvang te verbeteren, de motie van het lid Van Nispen c.s. over goede opvang van kinderen in de asielopvang prioriteit geven en de daaraan verbonden toezegging TZ202502-072 om in deze brief over het aanbod van voorzieningen en onderwijs voor kinderen op noodopvanglocaties ook in te gaan op de stand van zaken van de uitvoering van de motie die verzoekt kinderen op te vangen op locaties waar voorzieningen voor kinderen zijn. Tot slot heb ik met deze brief reactie gegeven op de brieven van de vaste commissie van de Eerste Kamer voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad.
Het COA en de betrokken ministeries en organisaties zullen de voortgang op de acties en trajecten die zijn toegelicht in deze brief evenals de bredere situatie van kinderen in de opvang nauwlettend blijven monitoren. Tegelijkertijd werken het COA en betrokken ministeries en organisaties voortvarend aan de verbeteringen die direct bijdragen aan het dagelijks leven van kinderen in de opvang. Met de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel beoogt het kabinet de asielketen per direct te ontlasten en de instroom van asielzoekers in Nederland te verminderen. Alleen door gezamenlijke inzet van het Ministerie van Asiel en Migratie en betrokken departementen, ketenpartners, gemeenten, en maatschappelijke partners kan worden gezorgd voor een opvang die recht doet aan de rechten en het welzijn van kinderen. Het kabinet acht dit van het grootste belang en zal uw Kamer periodiek blijven informeren over de voortgang.
De Minister voor Asiel en Migratie,
M.C.G. Keijzer
Kamerstuk 19 627, nr. 3400↩︎
TZ202509-002.↩︎
Kamerstuk 19 637, nr. 3355↩︎
kamerstuk 36 600-XX, nr. 29.↩︎
TZ202502-072.↩︎
Kamerstuk, 19 637, nr. 3373.↩︎
Commissiebrief van 2 juli 2024 met kenmerk 174898.19U met vragen inzake toezegging T03726 en de gewijzigde motie-Van Meenen (D66) c.s. over een herziene inrichting van de asielprocedure en de asielketen; commissiebrief van 11 februari 2025 met kenmerk 175481U met vragen n.a.v. de Actualisering van de uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen, in het bijzonder over de gewijzigde motie-Van Meenen (D66) c.s. over een herziene inrichting van de asielprocedure en de asielketen.↩︎
Inspectie Justitie en Veiligheid (2025) «Brief Verbetermaatregelen noodopvang: situatie kinderen onveranderd zorgelijk».↩︎
Voor elke locatie is berekend op hoeveel van de relevante vragen met «ja» is geantwoord. «Harde» criteria, die verplicht zijn op basis van wetgeving of opdrachten van JenV (AenM), wegen zwaarder dan «zachte» criteria uit het beleid en de Meerjarenstrategie van COA. Bij het berekenen van de totaalscore zijn «zachte» criteria meegewogen met een lagere weging (0,5). Hierdoor spreken we van een gewogen totaalscore. Deze score geeft aan op welk deel van de criteria met «ja» is geantwoord en in hoeverre wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verblijf- en leefomstandigheden van het COA.↩︎
De vragenlijst is uitgezet bij alle 292 opvanglocaties die in beheer zijn van het COA. Alle locaties waar minderjarigen verblijven hebben de vragenlijst ingevuld.↩︎
Dit is bepaald in de Opvangrichtlijn. Met ingang van het Migratiepact wordt deze termijn verkort naar 2 maanden.↩︎
De amv-methodiek verwijst naar de methoden en werkwijzen die het COA gebruikt voor de begeleiding van amv, in samenwerking met Nidos en gedragsdeskundigen. Het doel van de methodiek is dat jongeren zelfredzaam zijn, regie over hun leven hebben en voorbereid zijn op hun toekomst.↩︎